pluimen
alsof men een pluim wild trok uit mijn hoed, zo voelde het voor me daarnet
kon ik gisteren zijn die voluit zon, die ster op aarde, in volle glorie leefde ik
al genoot ik voortreffelijk, in mijn vel blonk ik fel en mijn feestbol stond op
onderweg stak ik de pluimen, verdeelde die deftig, mooi veels werd het best
trots liep ik over straten en pleinen, in kleurrijke outfit ontstak ik mee vuur
mijn hoed zag die ander net niet, edoch onder pluimige bol straalde ik hel
graag buiten de lijnen kleurde ik wijs, ik er vrolijk, dat mocht iedereen zien
een beetje zelfs wekte de leeuw zich in me, alsof niets me er nog deren kon
op het dageinde liep ik gezwind over straat, het duister werd er mijn vriend
mijn leven geurde naar bloemen en verrijkten naast meer pluimen mijn bol
eens thuis genoot ik nog na, net voor middernacht kwam ik tot rust, legde ik
af die hoed, pluimen, bloemen bogen rijkelijk door, iets begreep ik ineens
één pluim miste mijn hoed, het had gekund als verloor ik die net onderweg
of dit was, wist ik niet, in ouder worden, verloren meerdere zielen pluimen
intussen wees de klok middernacht, mijn heuglijke dag net voorbij, niet ik
liet los, tot ik begreep, iemand trok me wild, het was pluim die me vergat