Op plechtige toon begint hij te wouwelen:
De keukentafel is mijn beste vriendin.
Ze bedenkt straatnamen.
Koffie, vuil water, droeg een peignoir.
Snooker op de BBC.
De televisie is kinderachtig.
Ik heb zin om te doen alsof het normaal is.
De chronologie speelt zich af op mijn sterfbed.
Ik denk aan lingerie.
Iedereen verveelde zich.
De menigte knikt nadrukkelijk.
Na al het gezeur lagen de eindeloze verhalen in de beerput.
Ik begreep er niet veel van.