Natuurlijk geloofden we niet dat het een stuk van een raket was. Elke dag passeerden we die roestige draak in zijn voortuin op weg naar school, zes jaar lang. Toen we jong waren, stopten we af en toe om naar zijn verhalen te luisteren.
Hij had het ding gevonden in de vlakte. Niemand weet wat hij daar deed. Stap voor stap had hij het gevaarte naar zijn tuin gerold. Ik vroeg aan mijn ouders of dat waar was. Papa zei dat ik er niks van mocht geloven. Toen hij naar zijn werk was vertrokken, fluisterde mama dat ze het beeld nog zo voor zich zag. Ze was een kind en speelde op straat toen plots een metalen monster op hen kwam afgerold. Krijsend waren de kinderen in de berm gedoken voor ze die rare oude man opmerkten die het ding voor zich uit duwde.
Toen we groter werden en niet meer op de tippen van onze tenen hoefden te staan om over het hek in de tuin te kijken, gooiden we keitjes die een eng geluid maakten wanneer ze op het metaal afketsten. We lieten de man bazelen over de raket die was neergestort voor ze de aarde had verlaten en de lichamen die hij binnenin had aangetroffen. Nog later sloegen we zelfs geen acht meer op het ding.
Pas op de allerlaatste schooldag hield ik nog eens halt om te kijken. De man was al lang overleden en het huis stond te verkommeren. Een dikke laag mos had het stalen karkas overdekt. Wie het huis zou kopen, zou zich misschien niet eens afvragen waar die groene berg in de tuin vandaan kwam.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.