Ik herinner me het dorp nog goed, waar ik ooit kind was en daarna nooit meer.
Toen de Carrefours nog gewoon GB's waren waar ge, na sluitingstijd onder het afdak op de parking, voor 20 frank nog een winkelkarreke kon kopen en fantaseren over hoeveel meer plezier ge daar mee zou kunnen hebben als 't platte land niet zo plat was.
Hoe ge toen en ginder nog vertelde thuis dat ge ‘n neger had zien zitten vanachter op de bus en hoe ge ni wist dat ge daar iets kéí fout mee had gezegd en geen benul had van wat voor beladen connotaties dit droeg en draagt.
En da toen ons kernijn ontsnapte, dat de buren efkes later vertelden da ze een kernijn gevangen hadden op hun tennisvelden achter onzen hof en dat dan maar bij de hunne zette. En hoe ge dat direct terugkreeg, zonder veel meer uitleg verder. De cavia…, die begon van puur geluk, voor 't eerst sinds de ontsnapping, terug te eten en te drinken bij de reünie, na eerst 'n aantal rondjes het hok rond te crossen, het konijn achterna.
Alles slijt, bedenk ik me, terwijl ik me de namen probeer te herinneren van de twee speelkameraadjes die dood brandden in de schapenstal in één van de velden waartussen onze woonwijk gebouwd werd.
Vermoedelijk na een kampvuurtje dat ze probeerden maken in ons kamp dat we daar met enkele buurjongens, allen ergens rond de tien jaar oud, van hooibalen maakten.
De paniek in de straten toen de jongens kwijt bleken en hoe de zoekende gemeenschap toen, ongeveer iedereen op het zelfde ogenblik de link legde tussen de brandweer die de schapenstal kwam blussen en het kwijt zijn van…,
hoe heetten die jongens nou ook weer??? Hmmh…
En hoe dezelfde gemeenschap toen machteloos het moment aanschouwde wanneer de paniek van de zoekende moeders omsloeg in iets anders, iets dat hen deed stoppen met zoeken en deed instorten.
Hoe het roepen van de namen van de jongens (Was het nou ‘Davy’, misschien…, één van de twee?) overging in het krijsen van onverstaanbare oergeluiden.
“Niet…, neeje, NEE!!!”, als ik het me juist herinner, was het enige dat ik meende te kunnen verstaan.
Zulke dingen gebeuren, leerde ik. En ook dat het leven verder gaat, terwijl er met buurjongens kampen gebouwd worden, maar niet meer met hooibalen…, want die lagen in de schapenstal.
Ik leerde dat de hoeven van Rosa, de ezel in de wei ergens achter onzen hof, náást die tennisvelden, naar verbrand haar roken, wanneer ze een hoefbeurt kreeg, of heet dat 'pedicure' bij ezelinnen?
Ze schroeien dan de hoeven aan de randjes, of zoiets, denk ik.
Pas nog later leerde ik dat haar en nagels, snavels en veren, en hoeven dus ook, eigenlijk allen hetzelfde materiaal, ‘keratine’ bevatten en dacht ik terug aan toen en aan fantastische koppige Rosa, die ook stierf.
Haar weide en het bergje daar middenin bleken uiteindelijk een ideaal parcours om met onze fietsen te crossen. Winkelkarretjes rijden niet goed op gras!
Curieus eigenlijk hoe herinneringen zich zo willekeurig aandienen en andere niet. Of bestaat een herinnering pas vanaf wanneer ze zich opdringt?!
En alles was een spelleke, of een wedstrijd. Pissen op de schrikdraad…, of om ter verst, bellekentrek of vanalles tegen gevels of door ruiten mikken, maïsrijden, snoepkes stelen en niet veel later sigaretten en seksboekskes.
Die sigaretten oproken in 't park of op school in de kelder onder 't podium van de turnzaal en zo 't brandalarm laten afgaan, hetgeen ons bevestigde in ons gangster-zijn, met de daarbij horende Omerta toen de meesters Jef, Stef en Jan uit onmacht, en juf Lieve ook, praktijken gebruikten die kinderen stimuleerden om te klikken zodoende zelf geen straf te krijgen.
Grappig en triest eigenlijk dat zulke jeugdherinneringen opduiken wanneer je bijvoorbeeld een film over een concentratiekamp zit te kijken!
Ik las eens dat we volwassen zouden worden wanneer we het spelen afleren, maar ik denk dat mijn kindertijd eindigde toen ik begon de dingen te proberen begrijpen. Maar het spelen afleren?!
Ik zou niet weten hoe…
En volwassen worden al helemaal niet! -michA-