Met het saucijzenbroodje op een schoteltje schuift u aan in de rij bij de kassa van het koffiehoekje van het warenhuis in de Kleine Stad. Niemand ziet dat u straks etend hoopt dat het zware bruine vest binnenkomt en over de stoel naast u gaat hangen, daar wordt gelaten en vergeten. De hand erin hebben lukt niet.
Aan het eind van de dag kijkt de jongeman met het opgeschoren hoofd vragend rond en gaat op de nog warme stoel naast het vest zitten met het oog op de grote ronde klok. Nu kunnen zijn gedachten met gemak terug naar de ochtend, toen hij de grijs-roze trui met het winkellogo aantrok, naar de vrouwen van ongeveer dezelfde leeftijd, naar het tafeltje waaraan ze gingen zitten dat hij met het vochtig geel doekje grondig schoonwreef. Ze besteedden geen aandacht aan zijn nauwkeurig werk, noch aan zijn Damascus-bruine ogen, zij spraken met elkaar. Beschermd door wat hij gelooft eet hij nooit saucijzenbroodjes.