Huilen als een dodelijk verwond dier,
tiert buiten heel alleen, dwars en gemeen
een storm van woede, een woeste brij
van luchtlagen samengedrukt
onze oorschelpen en zenuwen testend
hoe lang hij het voor het zeggen krijgt.
Gemene kreng, gemene vent
laat ons met rust, rust aan jou.
Zo ongevraagd en ongewild
jou prillen na april,
jou willen na awel,
meer beu dan koude pap
op een donderdagochtend
in een verlaten mijnstadje
aan de oevers van de New River.
Storm, waai weg!