Ik ben het kleedhokje nog niet uit of de weeë geur van chloor en frieten draait mijn maag al in een knoop. Ik slik de koffiekoek van vanochtend weer door en wankel me een weg over de glibberige zwembadtegels. Het geroffel van de regen op het glazen dak zwelt aan in een verwoede poging de kinderstemmen daaronder te smoren. Tevergeefs. De natuur delft wel vaker het onderspit in parken als deze. De bruine bladeren van de tropische planten zijn daar stil getuige van, hun wortels onder de tegelvloer gekneld als Chinese vrouwenvoetjes.
Naarstig nippen mama en papa al aan een moezelwijn bij de bar. Het afval op tafel verraadt de reeds verorberde kaaskroketten. Voedsel is een mooie uitvlucht om geen woorden in de mond te moeten nemen. Moezelwijnen om wat niet gezegd wordt door te spoelen. Ik plof neer op een van de witte strandstoelen die ze bezet houden. Ilse zit naast me, mokkend ingeduffeld in twee strandlakens. Ze wou eigenlijk al niet mee gaan zwemmen. De buik was te groot en de bikini te klein. Mijn verwoede pogingen om haar van dat idee af te brengen bleven onbeantwoord.
Ook de jongste was met haar kinderkleren het spreken ontgroeid.
Ik zak onderuit en maak oogcontact met de clown in het plonsbad. Er spuit water uit zijn oren en een troep kinderen hangt huilerig aan de glijbaan die zijn buik met de bodem van het badje verbindt. Zijn belachelijk brede grijns trekt de knoop in mijn maag wat strakker. Ik wend mijn blik af. Ondertussen komt ook Daan aangelopen, enthousiast gesticulerend dat de golven in het grote bad weer begonnen zijn. Ik hoor nu pas de sirene galmen die hen aankondigt. “Eerst nog een familiefoto” oppert vader. Zuchtend komt Daan naast mama staan. Papa houdt de camera omgekeerd voor zich uit en telt af.
Op de achtergrond grijnst de clown meewarig mee.