De wandeling van vuilnisbelt tot Overpelt is uitgesteld. Het zieke kind wil echt niet mee.
De sponsortocht zou lopen. Langs de wilgen. Over glas en kakelverse eieren.
Ergens zit men stil, te wachten op die kentering. Doch. Het bankje is vrij kort.
Echt. Het is onmogelijk languit te liggen als geschoren wortelen.
Niet achter, nog veel minder naast elkaar. Alles is te smal, dermate hard.
Ik kan je ook niet vasthouden, mijn schat.
Jij weet waarom de sterren zich niet aaien, wolken zich niet kneden laten.
Wekenlang. Een eeuw misschien. Geduldig kon ik dromen van zuivere tijden.
Eerst begreep ik niets, geen raap. Ik vroeg iets aan de wilgen, aan de barsten in het glas.
Overal werd er gezwegen. Alles wilde schuilen. In de grond of in een nest.
Nu kan ik hier. Soms eens. Een koekoek horen. Kijk. Hij zit ginds op die tak, misschien in Overpelt.
En toch. Jawel. Helaas. De eieren. Ze koelen stilaan af. De vossen blijven weg.
De vuilnisbelt alleen. Ook hij. Kan mij niet meer verrassen.
uit de reeks 'Reizen met Ricky'