Gedichten hangen in de lucht
en komen niet veel verder.
Woorden spoken door mijn hoofd
maar op papier geen letter.
Dagenlang op jou gewacht
om iets van jou te horen.
Maar je stelt me niet gerust
waar je ook mag lopen.
Dagen worden weken
en die weken vullen maanden.
Ik vergeet weer hoe je klinkt
zou ‘t je willen vragen.
Slapeloze nachten
door het onbegrensd smachten.
Jij die verder afdwaalt
om dan plots weer te verschijnen.
Niet wetende wat “missen” is
zal ‘k het toch zo blijven noemen?
In minuten kom je op me af
toch blijft de afstand groeien.
En tijdens jouw afwezigheid
kon ik eens openbloeien.
Wordt stilaan een persoontje
dat ook zonder jouw fungeert.
Een geluk bij een ongeluk
dat zijn we steeds geweest.

