Ik blaas mijn gedachten de wolken in, totdat ze oplossen in een heleboel regendruppels.
Met één oog dichtgeknepen, kijk ik naar dit tafereel.
Mijn verwondering is zo groot dat ik samen met mijn zwaarmoedigheid en blijdschap, hand in hand, huppel.
Ik lach, en die lach wordt weerspiegeld door gans het bureel.
Eenmaal de klok 17u aanduidt,
rep ik me naar buiten, op weg naar mijn dagelijkse buit.
Met mijn verrekijker, jaag ik me op pad.
Ik spot elke buizerd, putter, reiger en mees.
De zon gaat onder en het donker komt opzetten.
Mijn avontuur plotsklaps zo voorbij, zo rap.
Toch van verwondering lach ik me nog net niet hees.
En ik weet morgen ben ik hier weer, zonder me dan ook te beletten.
Voor gedichtenweek