Ik weet het nog heel goed, die eerste keer. De zon scheen en ik stond daar, bijna tegen de grijze omwalling, een beetje angstig om me heen koekeloerend, met mijn ontbloot plassertje in de hand. Er ontsnapte pas iets als de kust veilig was. Instinctmatig nam ik wat meer afstand, tegen het spetteren. Na een paar seconden kwam het zelfvertrouwen. Genoeg om plassenderwijs een donkergrijs kasteel te tekenen. Stralen maar! Niet te lang wachten om die allerhoogste toren te tekenen, want dan zou het niet meer lukken.
Toen kwam het. Waarschijnlijk was het al veel vaker gebeurd, maar nu beleefde ik het heel bewust. Een paar seconden voor het einde van de constructiewerken in de kasteelbouw, of met een variant aan verbeeldingskracht het beëindigen van de brandweerbezigheden ... Een rilling! Over heel mijn lichaam. Dat was vreemd, heel vreemd. Ik stopte het brandweerslangetje weer weg in mijn donkerblauwe bermuda en ging ergens in een schaduwrijk hoekje wat zitten nadenken.
Nog nooit had ik iemand over iets gelijkaardigs horen vertellen. Dit was geheid iets unieks. Dat kon bijna niet anders. Wie weet ben ik wel de uitverkorene, dacht ik plots. Misschien heb ik wel magische krachten! Ik keek naar het boompje een paar meter verderop (het was niet veel hoger dan ik), sloot m’n ogen, balde m’n rechtervuist en zei hardop: ‘Ik wil dat je nu meteen groeit ... tot in de hemel!’
Na een paar seconden opende ik mijn hand en strekte mijn vingers zo ver ik kon, zoals Tita Tovenaar dat altijd deed. Hoopvol gingen mijn oogjes weer open. Heel ver zelfs. Niks gebeurde er. Helemaal niks.
Ik liep naar huis en dronk minstens een halve liter water ineens, rechtstreeks uit het kraantje aan de buitenmuur. Op m’n knieën. Ik kon bijna niet meer wachten om opnieuw te gaan plassen en me helemaal te focussen op de beverige bijna-afsluiter. En ja, ik was amper weer de straat overgestoken of ik had plasdrang. Rondkijken, broekje wat naar beneden, plasser in stelling, nog eens om me heen turen en … laten lopen. Telkens toch weer zalig, ook dat. Kastelen waren niet meer van tel, bluswerken evenmin. Ik moest me focussen op dat ene moment: de siddering. Als ze al kwam, want misschien had ik me alles wel ingebeeld. Dat kon. Mijn fantasie hield me wel vaker voor het lapje. En opeens, net toen ik dacht dat het echt zo was, een scoreloos gelijkspel, een teleurstellende brilscore met nul komma nul resultaat … Rilling! Feller nog dan die van een half uurtje geleden.
Nu voelde het bijna als een stroomstoot. Alsof ik opgeladen werd. Als het dan al geen magische krachten waren, dan toch iets bovennatuurlijks. Die rillingen maken me onoverwinnelijk, oordeelde ik. Niet dat ik me proefondervindelijk onder de eerste de beste auto wilde gooien, zo stoer en zeker van m’n zaak was ik niet. Nee, zo spectaculair zou het wellicht niet zijn. Ik had ook helemaal niets heldhaftigs. Integendeel. Een bang jongetje, dat was ik.
Dagen met talrijke plasbeurten gingen voorbij. Ik bleef gefocust op de rillingen. Het moment van de afsluitende rilling kon ik bijna tot op de seconde voorspellen.
En dan, een paar dagen later, tijdens zo’n huivering … Flits! Elektrische hersenkronkel in mijn hoofd. Uit het niets. Het leek geen eigen gedachte maar een inzicht dat me werd aangereikt, al wist ik niet door wie of wat. Een goddelijke ingeving, of iets dergelijks, waardoor ik ervan overtuigd was dat de sidderingen ervoor zouden zorgen dat ik voor altijd zou blijven leven.
Jarenlang heb ik dat geloofd en eraan gedacht tijdens het plassen. Nu nog soms, al heeft de wetenschap en een gegroeid realiteitsbesef mijn kinderlijke wensdroom helemaal weggespoeld.
Voor de volledigheid geef ik even mee dat die medische wetenschap op dit moment geen eensluidende verklaring heeft voor de plasbeving. Een eerste hypothese gaat uit van een koudegevoel en veronderstelt dat de combinatie van de frissere lucht aan onze onderste regionen en het verlaten van warme vloeistof uit ons lichaam een soort onbedwingbare rilling veroorzaakt. Volgens een tweede hypothese ligt het aan een storing in ons autonome zenuwstelsel, het controlecentrum dat instaat voor het proces van urineren, maar ook voor onze ademhaling, spijsvertering en bloeddruk. Een vreemde bijwerking van het plassen is dat onze bloeddruk daalt, waardoor verschillende onderdelen van dat controlecentrum op hetzelfde moment in werking treden en dat levert een kortsluiting op in ons systeem, waardoor we gaan rillen. Mannen zouden er vaker mee te kampen hebben dan vrouwen, omdat ze veelal rechtstaand plassen, waardoor de bloeddrukdaling versterkt zou worden. Volgens medici is er geen reden tot ongerustheid, het is een zeldzaam productiefoutje in ons lichaam, een eigenaardigheid.
Jammer maar helaas, geen eeuwig leven. Mijn mening daaromtrent is trouwens allang bijgesteld. Als ik al voor altijd zou kunnen leven, zou ik dat zeker niet alleen willen doen, maar samen met al mijn geliefden en bekenden. Hopelijk leven en beven we nog lang en gelukkig.