Teksten

Rebel op rust

'Problemen' en 'plomberen' zijn anagrammen. Dat dat beslist geen toeval is, heb ik gisteren mogen ervaren. Vrouwlief had bij een bakker een paar dorpen verderop een notenbrood gekocht. Het zag er best appetijtelijk uit. Niet te flubberig maar lekker vast en ook niet te veel nootjes bevattend. Omdat het me zo enthousiasmeerde besmeerde ik er bijgevolg enkele tellen later een boterham van. Lekker dik, met boter. Daarbovenop legde ik een sneetje belegen kaas. Zuivel op zuivel is werk van de duivel, zei men in de middeleeuwen. Onbescheiden, zondig en zelfs reden genoeg om iemand van hekserij te beschuldigen en gretig op de brandstapel te gooien in die tijd. Kortom, met de spilzieke zal het slecht aflopen. Daar moest ik bij mijn eerste hap aan denken. Lachend, het lot tartend. En ja, wat later kauwde ik op een hazelnootje en voelde ik ineens die akelig herkenbare 'knak'. Een beetje alsof je kaak breekt. Meteen daarna liet ik mijn niet eens half gemalen mondinhoud in m'n rechterhand belanden en begon ik te inspecteren. Geen fijn karwei. Ergens tussen de nootjessmurrie blonk een zilverkleurig plombeerseltje. Mijn lenige en altijd weer uiterst nieuwsgierige tong ging instinctief op archeologisch onderzoek in de vermoedelijke omgeving van de ruïnes. Onderkaak, links. Ze zocht en vond twee messcherpe uitsteeksels met daaronder een lugubere spelonk die enorm gevoelig was voor temperatuurschommelingen. Bijzonder pijnlijk. Zeker toen ik probeerde uit te leggen wat mij zonet was overkomen, al had iedereen al lang gezien wat er min of meer gebeurd was, want ze bekeken me weer op die typische manier, met opgetrokken neus. Blikken die ik herkende uit de tijd dat er tijdens een wandeling eens een kraai op m'n kop had gekakt. Of een kauw. Dat weet ik eigenlijk niet meer zo goed. Hoe dan ook, bij elke poging tot spreken leek het alsof iemand met twee pas geslepen Rambo-messen in mijn tong sneed. Verschrikkelijk. Na een paar zinnen dacht ik dat mijn tong gehalveerd was. Ik moest alles wat ik zei trouwens herhalen, want ik lalde blijkbaar zomaar wat. Mijn tong voelde als een gigantische vleeslap zonder gevoel, een dikke saignante biefstuk.  Om de pijn te beperken, zou ik mijn woorden moeten wikken en wegen, mijn spreken beperken tot een strikt minimum. Een hele nieuwe insteek. Dat wauwelde ik nog achterna. 'Als ik jou was, zou ik vanaf nu heel goed nadenken voor ik iets zeg.'  Dat zei ze dus, mijn vrouw. Ongeveer zoals een paar maanden geleden, toen ze terugkwam van de kapper met een experimentele haarsnit en vroeg wat ik ervan vond. Eerlijk. Slechts een paar keer had ik ingetogen gegiecheld als een schoolmeisje, dus eigenlijk helemaal niet ingetogen genoeg. Mijn mening kreeg ze. Iets té eerlijk misschien. Twee dagen had ze achteraf niet meer gesproken. Twee dagen. Deze keer was de manier waarop ze het zei alleszins veel minder dreigend en onheilspellend. Enige vorm van medelijden was er nochtans amper bij. Het leek zelfs op leedvermaak. 'Je zal zien dat het over twee dagen al heel wat beter zal gaan. Bel maar naar de tandarts voor een afspraak. En nee, dat doe je zelf. Ze zullen je wel verstaan als je langzaam genoeg spreekt.' Dus verbeet en verbijt ik de pijn en maak ik er het beste van. Meer nog: maak ik van de nood een deugd. Maak ik me nuttig. Leer ik eruit. Dat spreken zilver is en zwijgen goud bijvoorbeeld. Dat luisteren soms veelzeggend kan zijn, echt luisteren. Niet in de zin van gehoorzamen, maar van aanhoren. Als een relativerende rebel op rust, me volledig bewust zijnde van de tijdelijkheid van dit euvel en de vergankelijkheid van het bestaan op zich. 

Danny Vandenberk
4 1

Alleen met z'n twee

'Brr, guur windje buiten. Je voelt zo dat de herfst is begonnen. Gelukkig heb ik daarstraks de verwarming al aangezet en is het hier behaaglijk warm. Gezellig!' Raf hing z'n jas aan de kapstok, wreef in z'n handen en gaf daarna z'n vrouwtje een zoen op haar rechterwang, terwijl hij haar schouders lichtjes masseerde. Zij las de krant en gaf verder geen kick. 'Zal ik voor jou eens een lekker kopje koffie zetten, schat?' fluisterde hij in haar oor. 'Met dat laatste stukje kersentaart van bij bakker Vervoort dat nog over is van gisteren? Geen moeite hoor, ik sta toch nog recht en jij zit hier zo knusjes.' 'Dat mag. Al wil ik wel zeggen dat het klepje van de afzuigkap nog geen enkele keer heeft geklapperd vanavond. Dat duidt erop dat het nagenoeg windstil is buiten, want bij het minste zuchtje gaat dat ding wild tekeer. De herfst begint trouwens pas over drie dagen. Dan is het pas de eenentwintigste september. En de thermostaat heb ik exact om vijf uur opgezet, net op het moment dat de wandklok vijf keer sloeg. Daarom dat ik het zo goed weet. Ik vind het hier nog een beetje frisjes, komt misschien door de koude rilling na die kus van daarnet. Zet de verwarming nog maar een graadje hoger, als je wil. En liever thee eigenlijk. Er zijn nog twee stukjes kriekentaart, hoor. Je kan gerust voor jezelf ook een stukje nemen. Ik zeg wel degelijk kriekentaart en geen kersentaart, omdat het ook daadwerkelijk kriekentaart is. Het verschil tussen kersen en krieken heb ik je al minstens honderd keer uitgelegd, maar je zal het nooit leren, denk ik. De taart komt overigens van Wijkmans, niet van Vervoort. Wijkmans, je weet wel, die op de hoek van de Vaartstraat, naast het postkantoor.' Citroenthee waarschijnlijk, jij betweterige zure mossel met je rotte kersen en krieken, dacht Raf. En daarbij: hooguit vijf of zes keer.  'Citroenthee?' 'Nee, doe maar rozenbottel.' Tuurlijk, die heeft een wrange nasmaak. Typisch. Net als ons huwelijk al 39 jaar, na de wittebroodsweken, al waren dat eerder drie dagen taaie zemelenkoeken en een paar sneetjes vervallen volkorenbrood. Een laaaang weekend. Ik had destijds beter nee geantwoord op de vraag 'Neemt u Erna Maria Yolanda Peeters tot uw wettige echtgenote?' en heel hard weggelopen.  'Dan loop ik even naar de supermarkt, Erna. Want die is op.' 'Welnee, gekkie, er staat nog een pakje in de schuif naast de koelkast, waar de suikerklontjes en de koekjes liggen.' 'Klopt!' zei Raf. 'Ik heb de afzuigkap gisteren gerepareerd. Vandaar dat je het klepje niet meer hoort. Goed, hé! Ik had het, voor alle duidelijkheid, over de meteorologische herfst. Die begint al op 1 september. De astronomische begint dit jaar overigens pas op 22 september. Net even opgezocht op de smartphone. Je hebt dan wél weer gelijk over de taart, die komt inderdaad van bij Wijkmans, nu je het zegt, al ligt die niet naast het postkantoor. Het krantenwinkeltje Van Lena Deruyter ligt daar nog tussen. En ik ben toch wel heel zeker over de verwarming: ik heb ze opgezet.' 'Officieel al op 21 september. Ik had eigenlijk liever twee klontjes in mijn thee gehad. En nee, ik heb ze opgezet.' 'Er zitten er twee in. En de verwarming ... Ikke.' 'Ik ben er honderd procent zeker van. Ik mag hier dood neervallen als het niet zo is.' Beloven, ja, dacht Raf. Hij had plots geen zin meer in welles-nietesspelletjes en oeverloze discussies.  'Om het even over iets anders te hebben. Over een paar weken vieren we onze huwelijksverjaardag. Geven we een feestje voor de familie en de buren of doen we helemaal niks?' 'Is het alweer zover? Dat moet onze eenenveertigste al zijn.' 'Nee, veertigste.' 'Eenenveertigste. Weet je wat? We doen geen feestje en geven elkaar een cadeautje in de plaats. Een verrassing.' En zo gebeurde het dat Raf en Erna hun huwelijksverjaardag gezellig samen vierden. Ze hielden woord en gaven elkaar een origineel geschenkje. Al vermoedde Erna dat Raf pas iets gekocht had nadat hij wist dat zij iets voor hém had gekocht. Anders had ze nooit iets gekregen, dacht ze. Ook ik, als schrijver dezes, stel me de vraag: kocht zij vooraf voor Raf of hij erna voor Erna?

Danny Vandenberk
0 0

Geen blad voor de mond

Wees blij dat je Eva Vandenbos niet kent. Ze is afkomstig uit het Antwerpse. Een wondermooie dame, maar als ze gedronken heeft ... Wel, dan wordt ze heel brutaal en soms ongepast in haar communicatie. Achteraf heeft ze nooit spijt, wel een houten kop. Ach, eigenlijk is het gewoon een takkewijf uit Boom met een groot blad. Je kan haar overigens niet kennen. Om de simpele reden dat ze alleen in mijn hoofd bestaat. Echtgenotes vinden het meestal niet erg dat hun mannen over andere vrouwen fantaseren, zolang het niet te concreet wordt en vooral abstract en aldus onbereikbaar blijft.  Zo beschreef ik Eva als een ongelooflijk knappe vrouw met een voor mij ideaal lichaam. Ik nam daarbij geen blad voor de mond en terwijl ik haar belangrijkste lichaamsdelen minutieus en nog net niet likkebaardend beschreef, zag ik de blik van mijn wederhelft verwilderen. Opgejaagde agressiviteit, trillende neusvleugels, gebalde vuisten, kokend bloed, dat soort dingen. Tot ze doorhad dat het (weer maar eens) een excuus was om woordspelig te zijn, het de schuld van mijn verbeelding was en ik het ideaalbeeld eigenhandig aan diggelen sloeg door Eva's kwalijke eigenschappen onverbloemd te omschrijven.  Geen blad voor de mond nemen. Door intimi word ik er weleens van beticht. Ik doe het niet met opzet en vind het ook geen ernstig vergrijp, zeggen wat je denkt. Soms grof en kort door de bocht, dan weer complimenteus en 'lief', soms helder, dan chaotisch, soms plezierig, dan weer zwart. Maar wel eerlijk. Vrijuit zeggen wat je vindt hoeft lang niet altijd synoniem te zijn met iemand zonder omwegen vertellen wat hij allemaal fout heeft gedaan. De uitdrukking zelf heeft ook die dubbele connotatie. Is geen blad voor de mond nemen nu bot en tactloos, of net moedig, betrouwbaar en bijgevolg een toe te juichen eigenschap? En welk blad moet je niet voor de mond nemen, of net wel? Dat intrigeerde me, dus ging ik op onderzoek uit.  Volgens verschillende bronnen kan het zowel over een boomblad als over een blad papier gaan en bijna allemaal sleuren ze er de theaterwereld bij. Lang geleden, voor er maskers werden gebruikt, verscholen toneelspelers zich achter vijgenbladeren om stoute dingen te zeggen, bijvoorbeeld als ze onaangename waarheden benoemden of als ze de spot dreven met anderen. Zo konden ze niet herkend worden en bleven hun uitspraken zonder gevolgen. Wie geen blad voor de mond nam was niet bang voor kritiek. Een lefbek, geen lafbek.  Anderen gaan ervan uit dat de bladeren als afdekking dienden om bepaalde dingen niet te hoeven zeggen of om geluiden te dempen. Vreemd, maar niet onmogelijk. Weer anderen gooien de hele boombladtheorie aan de kant en hebben het over een blad papier. Als je opmerkingen van een blad papier afleest en dus 'een blad voor de mond neemt', heb je tijdens het schrijven van tevoren nagedacht over wat je wilde zeggen en hoe dat zou overkomen, waardoor je dus diplomatischer bent. Wie uit zijn hoofd spreekt, zal minder voorzichtig zijn.  Interessant allemaal, maar wat mij frappeert is vooral dat vijgenblad. Steeds weer dat vijgenblad. Het doet me eerlijk gezegd opnieuw denken aan Eva. Niet die van Boom of Aartselaar, maar die van het Aards Paradijs. Samen met Adam gebruikte ze vijgenbladeren om hun geslachtsdelen te bedekken. Maar stel nu dat Adam op een gegeven moment wel héél erg oprecht was, als je begrijpt wat ik bedoel, en Eva op dat moment geen blad voor de mond nam ...  Dat plaatst alles toch wel even in een andere context. Best wel leerzaam, dat etymologische gedoe. Hoe dieper je graaft, hoe dichter je bij de waarheid komt. 'De pijp aan Maarten geven', waar zou dat eigenlijk vandaan komen? 

Danny Vandenberk
10 0

Windeieren

Zondagavond. Het moment waarop de stress omtrent de nakende school- en werkweek begint aan te wakkeren. En wat gaan we dan in godsnaam weer eten? Een zware verantwoordelijkheid die week in week uit op mijn frêle schoudertjes rust. Aha! Jeroen Meus op de televisie. Daar krijg ik altijd honger en inspiratie van. Vooral dat laatste is nu even van belang, temeer omdat ik daarstraks frieten gegeten heb. Met een spiegeleitje eroverheen gepleurd. Nog nooit gedaan? Beslist eens proberen dan. Bijzonder lekker én het houdt een hele tijd tegen.  Kijk, Jeroen haalt ook weer eitjes uit zijn koelkast. Even het geluid wat harder zetten, want het blijft altijd bijzonder grappig om horen als hij luidop zegt dat hij de dooier van het eiwit scheidt.  Niet dus. Is ook niet nodig, want hij scheidt het niet. Het gaat integraal, zij het zonder de schaal, in de broccolipuree. Perfect. Morgen broccolipuree dus. Met een eitje erbij, voor de smeuïgheid.  Hopla, daar gaat m'n aandachtscurve weer. Helemaal naar beneden op de x-as en de y-as. Of de ei-as. Voor ik het weet zit ik op m'n smartphone, broedend op ideeën. Eens hij opgewarmd is, surf ik wat rond, op zoek naar weetjes over eieren.  O jeetje, beste lezer, weet jij wat 'ova venti' zijn? In mijn luie, voortdurend naar gemakkelijkheidsoplossingen zoekende brein denk ik onmiddellijk aan 'oude mannen', maar in werkelijkheid zijn het 'windeieren' in het Latijn.  Windeieren dus. Instinctief leg ik de link met het financiële. Met een uitdrukking over mensen die, de vruchten plukkend van hun inspanningen, rijkdom vergaren. Zoals in: de verkoop van zijn bedrijf Omega Pharma heeft Marc Coucke geen windeieren gelegd. Of: het praten met een pluchen windhond - excuseer: bobtail - heeft Gert Verhulst geen windeieren gelegd. Op die manier.  Pas daarna ga ik me afvragen vanwaar die term eigenlijk komt. Zoek ik even op. Uit de natuur dus. Lijkt me logisch. Als kippen (of andere vogels) te weinig calcium binnenkrijgen, leggen ze niet levensvatbare eieren. Eieren met inhoud, maar met een veel te dunne schaal of zelfs helemaal geen schaal. Waardeloze eieren in feite.  Ach, ik kan het maar beter toegeven: toen ik erachter kwam dat 'ova venti' windeieren zijn, dacht ik meteen terug aan oude mannen met flatulentie in een te losse onderbroek. Heeft u last van uw prostaat, meneer? Nee, eerder van protjes. En bijgevolg ook van windeieren. Smakelijk.

Danny Vandenberk
3 1

GOESTING

'Ik heb goesting.'  Dat was exact wat ze zei toen ze binnenkwam. Haar jas gooide ze gezwind over een van de krukken aan ons keukentoogje.  De omstandigheden waren ernaar. Ik had net de verwarming een graadje hoger gezet, de kinderen waren allemaal naar school, de hond zat buiten in de tuin te ravotten en zowel de keukentafel als de hoeksalon waren mooi opgeruimd en uitnodigend beschikbaar. Net als het traditionele bed natuurlijk, en ik uiteraard. Een en ander kon ze waarschijnlijk afleiden uit mijn gelaatsuitdrukking. Daar hoef je beslist geen professor in de non-verbale communicatie voor te zijn: mijn ogen waren ineens dubbel zo groot geworden, mijn tong had plots behoefte aan buitenlucht en ik piepte een lachje van opwinding.  'In een Amerikaanse hamburger met cocktailsaus, vetzak.' Alweer te mooi om waar te zijn. Of te onwaar om mooi te zijn. Hoe dan ook, haar vervolgzin op 'ik heb goesting' was een flinke tegenvaller, ondanks de aanwezigheid van een waarheidsgetrouw oordeel en een woorddeel dat in het Engels volledig in de context van haar openingszin paste. Enkele minuten later stond ik dus bij onze plaatselijke frietchinees bovenstaande snack te bestellen, alsmede een hot dog met gebakken ajuin voor mezelf, want ik had natuurlijk ook zin, zelfs in de vorm van een hongertje.  Luttele seconden nadat ik mijn bestelling geplaatst had, werd ik onverwachts geflankeerd door twee lachende appetijtelijke en vermoedelijk hongerige dames die ik meteen herkende als uiterst sympathieke ex-schooljuffen van onze jongste dochter. Ze profiteerden, naar eigen zeggen, van de middagpauze om samen gezellig een vettige hap naar binnen te werken. 'Jij ook hier?' was nochtans het eerste wat ze zeiden. Mijn antwoord kwam er met wat vertraging.  'Mijn vrouw had goesting. En dan komt die bij mij ook automatisch,' zei ik glimlachend. Quasi ogenblikkelijk besefte ik dat ik iets min of meer dubbelzinnigs had gezegd. Dan heb je natuurlijk de moeilijke keuze: of je laat het zo en dan word je achteraf uitgelachen, of je begint te verduidelijken en te vergoelijken en dan word je eveneens uitgelachen én verdacht van een zieke of verdorven geest, zeker als je 't, zoals bij mij maar al te vaak gebeurde in het verleden, door nieuwe dubbelzinnigheden nog veel erger maakt. Ik koos dus voor het eerste. Koel gebleven, al voelde ik mijn gezicht rood worden. Zeker toen ik hun glimlachjes opmerkte. In stilte wisselden ze blikken. Blikjes frisdrank die een van de twee net uit de ijskast had geplukt, en een blik van onderlinge verstandhouding, nog net niet knipogend naar elkaar. Hoe het ondertussen met onze dochter ging, nu ze al aan een tweede jaar in de grote school begonnen was, vroegen ze dan maar, de ietwat ongemakkelijke stilte verbrekend. En dat het zo'n goedlachse, leergierige en vooral lieve meid was. 'Dat is ze nog steeds,' vulde ik vol vaderlijke trots aan. Na nog wat vijven en zessen over hoe onze dochter meestal negenen en tienen scoorde, gingen ze buiten mijn gezichtsveld aan een tafeltje zitten.  Een paar tellen later hoorde ik ze om het hoekje giechelen en na een uitbundiger lachsalvo meende ik duidelijk het woord 'goesting' te horen, al kan het ook mijn innerlijke stem geweest zijn. 

Danny Vandenberk
7 0

Commotie in Hyde Park

Een uit de hand gelopen hobby, zo noemde hij het plastisch. Hij probeerde te minderen. Hoe harder hij dat deed, hoe meer hij overliep. Alle begin is moeilijk. Vreselijk. Hoe was het zover kunnen komen? De scheiding, ja, die kutscheiding was de oorzaak. Daarna kwamen eenzaamheid, en verveling. Wie deed hij er trouwens kwaad mee? Niemand, toch? 't Is heus niet zo dat je er blind van wordt. Maar gelukkig evenmin. Hoe meer hij het deed, hoe mislukter hij zich begon te voelen.  Surfen. Urenlang. Plankzeilen naar porno. Een verslaving zoals een andere, had die hufter van een psychiater gezegd. Er bestaan pilletjes voor. Probleem opgelost. En daarna verslaafd worden aan die pillen? Niks van. Wilskracht is blijvender. Sterker. Het moest lukken. Omdat het moest. En omdat hij er stilaan gek van werd. Het sluimerde al lang niet meer. Domineren deed het. Gelukkig waren er nog die weekendjes met Sam, zijn zoontje. Weg van de verleiding. Om de veertien dagen had het leven zin. En hij even niet. Of wel?  Moeilijk. Gaan winkelen, naar Sams tennisclub voor een zaterdagse training of een zondagse wedstrijd, bioscoopje, McDonald's ... Waar het verzetten der gedachten aanvankelijk bijna als vanzelf ging, thuis, in de weekendroutine, verliep het tegenwoordig steeds stroever. De sleur doorbreken, dat had de hufter gezegd. Mentaal opladen en tegelijkertijd het hoofd vrijmaken van ... tja.  Zo was hij dit weekend samen met zoonlief op city trip in Londen. Om eens iets anders te doen dan gebruikelijk. Toen ze aan het wandelen waren in Hyde Park kwam er een vogel nogal dicht bij hen zitten.  ‘Kijk, een zwaluw, die zie je hier niet al te vaak,’ fluisterde papa toen hij haar opmerkte. 'Zwaluwen zijn snelle vogels die veel kwetteren. Trekvogels zijn het, ze willen zijn waar het heet is. Ze nestelen zich graag in vochtige holtes. Ja. Ik weet alles over vogelen. Volgens veel mensen brengen zwaluwen geruk, geluk bedoel ik. Dat lijkt me een mietje. Mythe.' ‘Kom, zwaluw!’ zei Sam, die maar weinig begreep van wat zijn papa allemaal vertelde. 'Kom, zwaluw!' probeerde hij nog eens, maar de zwaluw kwam niet dichter. ‘Dat is een Engelse zwaluw, jongen. Die moet je in het Engels aanspreken. Ik zal het zelf eens proberen’, zei z'n papa opgewonden. ‘Cum swallower!’ hijgde hij enthousiast. 'Cum swallower!' Fluisteren werd zeggen werd roepen.  Die twee politiemannen moeten boos zijn op die koppige vogel, vond Sam. Niet op papa die zo zijn best doet. 

Danny Vandenberk
10 1

Panorama

Hier zitten we dan. Boven op de berg. De berg die we samen overwonnen. Lang geleden was een molshoop al te veel. Toen ik alleen was en toch niet. In de verte daar beneden, de stad. Ik ging het helemaal maken. Het leven was van mij. Ik wilde bruisend, spannend, fun! Niet dat saaie gedoe van school, 's avonds met z'n allen voor de tv, 's zaterdags naar ballet en 's zondags naar oma. Saai, saai, saai. Ik wilde weg, groots. Ik wilde. Wild. Wild wilde ik. Met tientallen waren ze, soms met honderden. Allemaal vrienden. Gefeest dat ik heb, gesnoven, gedronken, me laten nemen op toiletten, in goedkope hotelletjes, in de donkerste hoekjes van de grote stad. Jarenlang. De stad daar beneden. De stad die nog steeds mooi is. Dat is niet veranderd. Al die lichtjes. Die verte die ooit zo dichtbij was. Kijk hoe mama geniet. Dat trekje aan haar linkermondhoek. Herken ik uit mijn kindertijd. Als ik mijn kleine zusje aangekleed had. Of geholpen had met het plooien van de was. Ik had geen keuze. Ze hadden gezegd dat ik een mes onder het bed moest bewaren. Voor noodgevallen. Er lopen zoveel freaks rond. Gestoorde gekken. Ze ... de andere meisjes die werkten voor Carlo. Carlo zelf wist van niks. Niks mes, zou hij zeggen. Meisjes genoeg. Het was hij of ik. Hij wilde me doen stikken. Zijkant hals. Steken en goed doortrekken. Naar voren, zo zei Tilly. Vroeger vertrouwde ik iedereen, toen alleen Tilly. Ik deed exact wat ze zei. Klant, ongewassen dikkerd met stoppelbaard en slechte adem, dood. Alles vol bloed. Carlo woest. Ziedend. Nooit wilde hij me nog zien. Niet in zijn buurt, niet in de straat, niet in de stad. Of hij zou me kapot maken. Op dezelfde manier. Tilly weende, draaide zich daarna om en liep van me weg. Zoals iedereen.  De enigen die je vergeven op deze wereld zijn je ouders. Mama makkelijk, papa uiteindelijk ook. Zijn arm om me heen. Ik ben terug dat kleine meisje. 'God is mijn licht', de betekenis van mijn naam. Nora. Zoveel lichtjes daar beneden, maar ze zijn vals.  Niet meer nadenken. Gewoon genieten van het uitzicht. Hier en nu, tussen mijn ouders.

Danny Vandenberk
10 0
Tip

De schrik van de schrijver

Mensen die mij graag lezen, vragen zich weleens af of alles wat ik schrijf autobiografisch is.  Sta me toe dat ik heel even filosofisch word. De kwaliteit van je leven hangt af van de kwaliteit van je gedachten. Die hoeven heus niet altijd even verheven of hoogstaand te zijn, maar hoe positiever je denkt over jezelf, hoe leuker de wereld om je heen lijkt en hoe fijner je ervaringen worden. Misschien bepalen je eigen gedachten wel welke wereld je aantreft. Misschien is de wereld die je elke dag waarneemt gewoon de echo van hoe je denkt.  Tot zover de theorie. Het leven is zo afwisselend en onvoorspelbaar dat het fantastisch fijn en even later onrechtvaardig en keihard kan zijn. Dat is het hele aardappelen eten. Soms kan je van het ene moment op het andere in de puree raken en dan prakt de praktijk heel de theorie door mekaar. Wel, het leven van de schrijver is ook niet altijd een lolletje. De lezer hoeft daar niet per se van op de hoogte te zijn. De fan tast in het duister, maar de fantast in het duister ben ik. Ik overdrijf. Ik verdrijf doorgaans donkere gedachten. Doorgaans mag je letterlijk nemen. Een mens moet doorgaan. Altijd. Het kan heel bevredigend zijn om rechttoe rechtaan te schrijven over jezelf en over je leven. Dat doe ik dan ook heel frequent en met heel veel plezier. Als schrijver heb je nochtans de keuze. Of je schrijft over je leven zoals het is, of je vermijdt en leukt de boel wat op, of je wentelt jezelf in de negativiteit en maakt alles nog wat erger dan het in werkelijkheid is, of je vlucht in de fantasie. Dat zijn op z’n minst vier keuzes. Zoals een schilder over een palet beschikt om zijn verf te mengen, kan je als schrijver met enkele pennenstreken je eigen wereld creëren door bijvoorbeeld naar hartenlust te mengen met die vier keuzemogelijkheden. Ik zeg maar wat.  Dat vluchten in je fantasie doe je best niet overhaast of halsoverkop. Je verzint eer je begint. Niet panikerend, niet in het wild weglopend, maar stappend, anders ‘loop’ je het risico dat hetgeen je bedenkt van een bedenkelijk niveau is. Beredeneerd vluchten, dat is het. Er is immers geen dreiging. Je zit aan je schrijftafel en je ontsnapt terwijl je ontspant. Dat kan mentaal of met taal. Ik kan mezelf immers zo in taal verliezen dat het mentale als vanzelf op de achtergrond verzeild raakt. Ik ben een player. Niet met gevoelens, maar met taal. Schrijven is spelen. Met gedachten, met woorden ... Soms zo intens dat je min of meer in extase bent. Schrijven is vrijheid. Jezelf verliezen, spelen en vliegen, terwijl je schijnbaar saai op een stoel zit. Schrijven is dubbel, want terwijl je innerlijk volop leeft en beleeft, lijkt de wereld rondom je aan je voorbij te gaan en kan het aanvoelen alsof je iets mist, als je uit de trance van het schrijven komt en je merkt dat alles en iedereen een heel kleine beetje geëvolueerd is. Alsof het ware leven aan je voorbijgaat. Dat maakt me angstig. En de keuze tussen schrijven en niet schrijven enorm moeilijk. Passie voor het schrijven en passie voor het leven ... Ook al ben ik een man van uitersten, ik bewandel de gulden middenweg. En tussendoor beschrijf ik ‘m.         

Danny Vandenberk
105 6

Publicaties

Ik ben, mijn pen is

Eitjes in de bedpan

Oprecht voor de raap

Mandus (in 's helsnaam)

Kleine stukjes geluk

Heerlijk eerlijk

Prijzen