Welk een genoeglijke uurtjes heb ik tot nu toe al beleefd aan de biografie van Geert van Oorschot. Er zit vaart in, er passeert een hele reeks dode schrijvers/dichters/redacteurs/recensenten de revue waarvan je denkt: allemaal aanzetten tot wederom waarschijnlijk wonderlijke biografieën - het is gespekt met zo mag ik verhopen waarheidskundige details (dat is welzeker, auteur/biograaf Arjen Fortuin tekent hier voor een titanenwerk) en vooral ook: er wordt - althans in deze fase van het boek, zo ongeveer middenin - kwistig rondgestrooid met citaten van de uitgever zelve uit brieven en telegrammen allerhande (het telegram! ik hing gisteren anderhalf uur aan de lijn van een ouderwetse telefoon - ik kan alleen maar hopen dat deze beeldcultuur-jeugd dat genoegen op een dag ook nog eens mag smaken). Het is een boek zonder maren die zich opwerpen, twijfels of ongerijmdheden die zich in het riet zouden verbergen. Het is bovenal een inspirerend boek.
Maar kom, voor zij die graag 'maren': de biograaf maakt door het belichten van bepaalde fasen en contacten (en soms expliciete terzijdes) natuurlijk een keuze: als hij daarbij patronen ontwaart (Van Oorschot als ruziemaker, als op de kleintjes lettende commerçant, als ... ) dan zou je weleens kunnen durven denken: echt? echt? Selecteren is ook propageren - maar zoals gezegd: ik neem aan dat deze keuzes niet uit de lucht komen vallen / al ontbreekt er dan ook wat vergelijkingsmateriaal (hoe zat dat bij andere uitgevers? hoe was die hun relatie met hun poulains, dichters, schrijvers?) Maar dat is maar een kleine maar, geen bezwaar om ongestoord te kunnen genieten van dit boek - mooi uitgegeven bovendien, al zou ik weleens willen weten op welk papier het nu is gedrukt.
Het fijne aan dit boek - althans, zoals ik het nu ervaar - is niet hoe Geert van Oorschot tot leven wordt geroepen - al zijn de citaten zoals gezegd wel een cadeautje van over het graf, ze geven inzage in temperament en strategie van een man die hoewel gedreven toch ook blijkbaar regelmatig redelijk 'stoemelings' succes oogstte. Het is eerder hoe er ook iets van zijn geest in de lezer lijkt te varen. Passie, gedrevenheid, voortvarendheid, durf. Maar ook: ergernis. En zodoende kan ik alleen maar met de grootste vreugde constateren dat ook ik opnieuw mijn ergernis terug heb. Ik erger me weer dood aan alles en iedereen, niet het minst aan mezelf. En welk een prachtcadeau is dat! Want door praktische modaliteiten en welwillende liefdesomstandigheden leek ik de laatste maanden wel meer dood dan levend. Maar dank god - of Fortuin of Van Oorschot - dus voor dit boek. Want is het niet bij een bijkanse regelmaat van ongeveer elke pagina dat ik denk: het verleden is springlevend, hoezeer toch zijn bedenkingen, oprispingen en kanttekeningen over macht en onmacht van literatuur van alle tijden.
Hoe Van Oorschot halsstarrig probeert een goed tijdschrift uit te geven (geniaal toch, zo'n satelliet rond een uitgeverij om te wegen op het publieke debat - vandaag reiken de ambities niet verder dan de omzet en het aankopen van wat kutkunst). Zo'n Hermans die verzucht dat het tijdschrift in kwestie geen aandacht heeft voor de actuele literaire ontwikkelingen (wat zouden die ontwikkelingen van vandaag dan wel mogen wezen, vraag ik me af). Hoe de uitgever zich ergert aan slappe literaire kost en lamlendige positioneringen ... Ik leef op bij zoveel voortvarendheid, bezieling, energie. Het is een misprijzen dat bij Van Oorschot altijd gepaard gaat met de hoop op beterschap.
En zo dwaal ik tijdens het lezen af in mijn eigen geestesbibliotheek van ongerijmdheden. Bekijk die dorheid die ons tegenwoordig overspoelt - zo van die gesubsidieerde 'wat nemen we onszelf toch ernstig' literaire magazines waar je met de beste wil van de wereld geen leven in kan schoppen. Zo van die in de publieke ruimte oprijzende figuren die je eigenlijk gewoon in een pennenzak kan steken: ze hebben dezelfde goede opleiding gehad, ze lezen dezelfde boeken, ze gaan naar dezelfde conferenties, en ze vertellen dezelfde lauwe prut - zelfs hun vertelstramienen zijn aan elkaar ontleend. Zo van die columnisten die zich druk maken over het kapitalisme in een kapitalistisch medium - op hun bananenschillen stormen ze de berg af - maar zeg hun niet dat het richting ravijn is. Het is een zichzelf repeterende draaikolk die me alleen nog maar doet kokhalzen. En terwijl ik bijna stik in mijn ergernis, voel ik me zo ook weer wat vrijuit ademen. Een politiek geworteld magazine met literaire bijdragen! Waarom zou het ook vandaag niet kunnen? Ik zie bijvoorbeeld vrucht in een communisme light (Van Oorschot draait zich om in zijn graf): kapitalistische uitwassen behoeven correcties, en daarmee val je heus niet het hele systeem aan. Armoede, overbevolking en hoge huurprijzen: het zijn serieuze onderwerpen die licht kunnen gebracht worden. Het zijn onderwerpen die door de schrijvers van vandaag vakkundig vermeden worden, omdat ze er gewoon geen weet van hebben, niet willen doorgaan voor een zeur (iedereen weet/kent het al) of zich vooral politiek neutraal willen positioneren. Kortom: het zijn onderwerpen die voor het rapen liggen, ze wachten alleen nog op de juiste schrijver(s).