Als kind ging ik vertrouwd om met de subtiele magie des levens. Ik hanteerde mijn hooggevoeligheid constructief en speels. Maar ergens in mijn groeiproces ben ik gaan denken dat mijn gevoelige aard een last was in plaats van een zegen. Hoe vaak heb ik er wel niet naar verlangd om onverschilliger te zijn. Er werd mij dan ook dikwijls gezegd dat ik het mij allemaal niet zo erg moest aantrekken. En ik wou dat ook echt kunnen. Het overweldigende voelen probeerde ik te vervangen door te overdenken. Ik dacht afstand te kunnen nemen van de dingen door ze te analyseren. Maar in feite nam ik alleen maar afstand van mijn authentieke zelf.
Op een bepaald moment wees alles erop dat ik te ver was afgedwaald. Ziekte bracht me tot stilstand. Ik ben zo vaak kwaad geweest omdat ik het niet begreep. De verantwoordelijkheid voor mijn lijden lag natuurlijk bij mezelf. Ik werd streng voor mezelf. Ik deed altijd wel iets verkeerd. Het was nooit goed genoeg. Het kleine meisje in mij moest niet huilen, ze moest flink zijn.
Ze moest diëten, sporten, mediteren, minder denken en beter ademen. En als ze haar best niet deed, dan was het haar eigen schuld dat ze gebukt ging onder de pijn. Dan moest ze het maar opnieuw proberen en nog meer haar best doen.
Ik ben nu op een punt gekomen dat ik niet meer mijn best wil doen. Het is mooi wat ik allemaal geleerd en bereikt heb, maar ik besef dat ik gerust wat milder kan zijn voor mezelf. Dat ik mezelf graag kan zien te midden van mijn geploeter. Ik wil mijn eigenliefde niet sparen voor wanneer ik zogezegd iets bereikt heb. Hier en nu is alles meer dan goed. Het is perfect zelfs. Dat besef komt in verschillende gedaantes bij mij binnen gesijpeld. Kleine dingen met grote symboliek openbaren zich aan mij. Ik zie ongetwijfeld veel over het hoofd, maar wat ik zie maakt echt indruk. Die indruk wil ik in deze tekst vastleggen.
De dingen en situaties rondom mij, weerspiegelen wie ik ben. Als ik ergens ongevoelig en oppervlakkig mee omga, dan is dat tevens de manier waarop ik mezelf behandel. Het was een stervend vogeltje dat me hier onlangs aan herinnerde.
Al te vaak heb ik me uit zelfbescherming verscholen achter negatie en ontkenning. Uit angst natuurlijk. Angst om diepgaand te voelen en ingenomen te worden door dat gevoel. Zo draaide ik ook mijn rug toen ik zag dat mijn zachte vriend Loki zichzelf aankondigde met een vogeltje in zijn bek. In een oogopslag zag ik dat het nog leefde, maar de dood nabij was. Ik wenste dat hij het snel zou doden, wat hij niet deed. Terwijl Loki afgeleid werd door een snack uit de keukenkast, bedacht ik wat te doen met het weerloze wezen op mijn tapijt. Ik wou dat ik op mijn knieën was gaan zitten en het vogeltje in mijn handen had genomen. In de plaats daarvan greep ik naar het vuilblik waar ik het naar adem snakkende diertje voorzichtig op veegde. Ondanks mijn afkeer en tegenzin, bekeek ik het in detail. De verwondingen moesten intern zijn, aangezien er langs de buitenkant niets te zien was. Het hield zijn oogjes gesloten en het kleine bekje ging langzaam open en dicht. Misschien moest ik het uit zijn lijden verlossen en op één of andere manier doden? Een mogelijkheid die ik snel weer liet varen. Uiteindelijk legde ik het vuilblik met het vogeltje in een doos die ik met een handdoek bedekte en ergens in een verre hoek plaatste. Pas laat op de avond dacht ik terug aan het vogeltje. Zou het nog leven? Maar ik ging niet kijken.
Ik liet het kleine dier aan zijn lot over, mezelf sussend dat dit de natuurlijke gang van zaken was. Het vogeltje stierf moederziel alleen. Wanneer ik de handdoek van de doos haalde, bewogen er enkele donsveren op zijn hoofdje door de luchtverplaatsing, wat me op een confronterende manier vertederde. Het was pas de dag nadien dat er een opening kwam in mijn gevoelswereld. Opeens herkende ik mezelf in het vogeltje.
Gewikkeld in het nieuwe deken dat mijn moeder mij had gegeven, ging ik tussen de bomen zitten. Het deken pluisde enorm en al gauw hingen er overal losse stukjes wol. De manier waarop de wol in de wind flapperde, deed me denken aan de donsveren van het vogeltje. Het besef dat ik met mezelf omging zoals ik het vogeltje had behandeld, schoot als een bliksemschicht door mijn lijf. Het verdriet begon te stromen en ik voelde zoveel spijt.
Ik weet en voel al langer dat kleine handelingen een grote energetische waarde kunnen bevatten. Ik wou dat ik me over mijn angst heen had gezet en het vogeltje liefdevol in mijn handen had genomen toen het lag te sterven. Ik wou dat ik het lieve geruststellende woorden had toegefluisterd. Ik wou dat ik meer compassie en liefde had getoond. Al was het maar heel even. Fysiek gezien had dit alles geen verschil gemaakt, maar gevoelsmatig (en dat is waar het allemaal om draait) zou ik authentieker gehandeld hebben.
In zulke kleine subtiele dingen huist spiritualiteit en verbondenheid. De schoonheid van mystieke ervaringen komt je nooit recht in het gezicht gevlogen, ze vraagt om een fijngevoelige kijk op de dingen. En de fijngevoeligheid die mij eigen is, wil ik niet verloochenen. Ik wil (mijn) kwetsbaarheid niet langer de rug toekeren. Voortaan ga ik op mijn knieën en zet ik de tijd stil voor de broze dingen van het leven. Ik wil mijn innerlijk kind niet aan haar lot overlaten en uit zelfbescherming veinzen dat ik een harde tante ben. Ik vergeef mezelf voor de hardheid tegenover mezelf en het vogeltje. Eigenliefde laaft zich sowieso aan een oneindige bron van vergiffenis. Uit respect en dankbaarheid wil ik de inzichten en bijbehorende gevoelens die het vogeltje mij bracht niet weg rationaliseren of vergeten. Want niets dat gevoel opwekt is onbenullig.
Ps: En ja, ik overweeg om Loki een kattebelletje om te doen ;)