Hunkerend naar de geur van regenwater
Om warmte en zon te verdrijven
uit hun verdroogde neusgaten
en door hitte verdampte lijven
Ze weten ze zweten niet meer
Ze moeten haast braken
Hun plassen doet zeer
Hun spieren die kraken
Zonnespinnen achtervolgen hun schaduw
De trage wissel van het seizoen
Zaagschubadders raspen zo sluw
Alleen muggen hier niets te doen
Als mestkevers laven aan nachtelijk vocht
Rozemarijn tegen spierpijn
Aloe koortswerend en water voor dorst
Nooit muggen, dat enige is fijn
In hoeken en kanten, ver afgelegen
Een kalme oase schittert zo luid
Voor nomaden een zegen
Een airco paleis met geitenhuid