Internationale Vrouwendag 2024. Hier in onze relatief veilige Westerse cocon schudden we verbijsterd het hoofd als we zien hoe vrouwen in de wijde wereld nog altijd als vierderangsburgers worden behandeld en monddood worden gemaakt. Als ze opkomen voor hun rechten staat hun fysieke integriteit op het spel, vaak zelfs hun leven. In oorlogszones worden ze door horden Rambonobo’s verkracht, vernederd, verminkt, vermoord.
Flashback naar mijn jeugd. Mijn beide (oudere) zussen stapten op hun veertiende de fabriekspoort binnen. Over de mogelijkheid om verder naar school te gaan werd niet eens gesproken: het kwam niet in de hoofden op, daar midden tot eind jaren zestig. Al zeker niet in het arbeidersmilieu waarin ik opgroeide. Dik tien jaar later ging ik, mannelijk nakomertje, naar de universiteit. Ook dat stond niet ter discussie.
Zoiets is nu gelukkig ondenkbaar. Maar we zijn er nog niet.
Ik keek de voorbije dagen naar ‘Het Onbekende’. Ook nu verbijsterd. Hoe grote mannelijke ego’s het laken naar zich toetrekken. Hoe ze denken alles onder controle te hebben, het varkentje wel even te zullen wassen, om vervolgens met de staart tussen de benen het spel te moeten verlaten. Het bezorgde me enig leedvermaak, moet ik toegeven. Wat me nog het meeste stoorde, was hoe die getypecaste mannetjesputters (een ex-militair docent, een politieman) de ‘gesprekken’ in de auto domineerden met stoere machopraat en dito grappen, en dat de vrouwen op de achterbank dit in stilte lieten gebeuren en op de duur — ietwat onwennig, dat wel — zelfs meegingen in dat gedrag. Ik hoop zo hard dat ze zich daar bewust van waren, of achteraf zijn geworden. Dat ze zich hebben voorgenomen een volgende keer sterker te zijn. En misschien die spierbundels eens aan te spreken op hun toxische masculiniteit.
We zijn er nog niet, nee. Ook niet in het Westen. Zelfs niet in de hoofden van onze geëmancipeerde jaren twintig.