Een zomerbries blaast de wegenkaart, platgedrukt tussen de handen van mijn moeder op de warme donkere motorkap, tot een heuvel. Ik druk me dieper in de stugge beige kussens van de achterbank. De radiostem vertelt een nieuwsbericht over een gekanteld ferryschip, voor de kust van Zeebrugge. Ik draai de autoruit enkele centimeters open met de raamslinger en ruik de geur van benzine. Onze brandstoftank stroomt vol. Mijn vader tikt het benzinehandvat af en klikt de slang terug aan de pomp. Mijn moeder kijkt stuurs, geeft instructies en trekt streng met haar vinger een denkbeeldige lijn over de kaart van A naar B. Mijn vader schudt van nee. Onze felgekleurde koelbox zit naast mij. Hij lekt en maakt een donkere vlek in de bekleding. Ik zucht: Wanneer zijn we weg?
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.