Wie dan wiegt niet zijn leed
zijn gekreukte pech
zijn leeglopende leven?
In de verwrongen woordenzuil
verkrampt de noodzaak tot verdoken garens
de schimmelgeur raast door de roosters van pijn.
Het lijf roest nooit.
De slag van het veld dwingt voort
duwt het hoofd neer
wil het hart doen ploffen
tot waar stopt elk bereik.
De zuil vloert uit tot de damp de oren verlaat
danst nevel in versleten ogen.
Wijk dan niet
wijk dan niet.
Wieg dan je leven weer vol.
In de dampende soep vind je de letters.
Klop die op tot kraken je vingers.
Leer hoe weerbarstig je bent
hoe drijvende letters kleven.
Waar de pech het effen laken kreukt
de noodzaak je emmer vol dweilt
klampt het leven je verdoken terug
tot nieuwe zoete zwavelstokken.
Word gewaar je bereikte geur
wieg je dan weer vol licht.
Het lijf roest nooit.