de pook van de dichter zalft
vindt de verwonde lijven.
Het mag in kinderschoenen
zolang de maat maar klopt
het meer ijs breekt.
Het woord draagt
het woord geeft.
Is het tot waar de keel stropt
tot waar het sop de knieën raakt?
De waarheid kruipt op de tafel
wil de brok uit de pan
raakt daar de snaar
soms als blonken helle ogen
soms als zong een lied.
Daar verliest de sleutel de stook
spuugt uit de tafelresten
blaast de adem van een kind
als pookt het op, de woorden.
Zeg me waarom de waarheid kruipt
de snaar de tafel op
het kind aanschuift
het gloeien zoekt het sop.
Waar de dichter de krassen vindt
mag de pook heet als koel.
Zolang een tafel vier poten draagt
zal er de pan rusten
de brokken zijn, het kind, de fascinatie.