Ik vond de zoetheid in het witte licht
Van een broeihete ijskast
Omgeven door speeltjes die leefden
In een verleden en toekomst
Waar beertjes zaten in het brood
En vlinders dartelden olifanten groot
Ik vond de zuurheid in het gele licht
Toen de ijskast begon te smelten
En fonteintjes keukenmieren deden laven
Aan jenever met citroenijs
Van een kofschip dat niet wou drijven
In de zwaarte van het heden
Ik vond de zachtheid in het groene licht
Toen marsmannetjes stonden te wachten
Met witte mondmaskertjes op de lijnbus
En ze vergaten te vragen
De eindhalte van hun avontuur
In vond de rust in het zwarte licht
Omdat niemand daar knipperde
De was daar droogde en weekte zonder draden
Een eengemaakte geur van de ontplofte zomer
Na de staatsgreep op de lente
Die we nog steeds niet konden aanvaarden