Lezen

de kunst van de liefde aflevering 1

TEASER FADE IN: ENT. KLASLOKAAL – DAG- VERLEDEN  ELAINE zit in de klas. De leerkracht deelt blaadjes uit. LEERKRACHT Dit zijn de contactgegevens van jullie pennenvriend in Frankrijk. Als je vanmiddag thuiskomt stuur je meteen een mailtje. Dit doe je elke dag tot het einde van de maand. (in Frans) Iedereen begrepen? De bel gaat. De kinderen lopen uit het klaslokaal. ENT. HUIS JONGE ELAINE – DAG Elaine zit aan de computer. JONGE ELAINE Mama, kan je me helpen? LUNA komt er bij staan. JONGE ELAINE (V.O.) “(in Frans) Dag Simon, Mijn naam is Elaine. Ik ben 11 jaar oud. Ik woon in Rubia. Dat is een koninkrijk tussen Nederland, Frankrijk, Luxemburg en Duitsland. Ons symbool is de Fenix. Ik stak een tekening ervan in de bijlage. We wonen dicht bij de koninklijke familie” FADE-OUT: EINDE TEASER SCENE 1 FADE IN: EXT. HUIS OUDERS LUNA – NACHT- VERLEDEN Een taxi staat voor het huis. Luna’s vader RICHARD doet de deur open. RICHARD Luna? LUNA Pap. KRISTINA (O.S.) Wie staat er aan de deur, Richard? De mama van Luna KRISTINA komt erbij staan en kijkt Luna hooghartig aan. LUNA Mam. KRISTINA Sorry, we praten niet met vreemdelingen. Kristina wil de deur dichtdoen. RICHARD Kristina! Het is onze dochter. KRISTINA Jòuw dochter rende weg van huis en liet 4 jaar niets meer van zich horen. Luna heeft tranen in haar ogen. LUNA Het spijt me echt mama. Ik weet dat wat ik gedaan heb verkeerd is maar ik wil opnieuw beginnen. Ik wist niet waar ik anders naartoe kon. RICHARD Je kan in je oude kamer slapen. KRISTINA Dat kan ze niet. We gebruiken het nu als bergruimte. RICHARD Er staat niet zoveel in. Het kan gemakkelijk ergens anders geplaatst worden. KRISTINA Dan moet jij dat maar doen. Kristina loopt naar binnen. LUNA Dank je papa, we staan voor eeuwig bij je in het krijt. RICHARD We? Luna loopt naar de auto en haalt er haar slapende zoontje, JONATHAN uit. De vader betaald de taxichauffeur. Ze gaan naar binnen. INT. HUIS OUDERS LUNA - NIGHT Luna legt haar kindje op de zitbank. Haar mouw kruipt omhoog en blauwe plekken worden zichtbaar. Ze doet haar mouw vlug naar beneden. RICHARD Wie is dat? LUNA Dit is Jonathan. Ik kreeg hem 2 jaar geleden. Hij is zeer levensluchtig maar valt als een blok in slaap in de auto. RICHARD jij was vroeger ook zo. Kristina komt terug in de kamer. Ze neemt Jonathan van de bank in haar armen. KRISTINA je kamer is klaar. RICHARD ik dacht dat ik dat moest doen? KRISTINA ik kan mijn kleinkind toch niet op de zetel laten slapen? Kristina neemt Jonathan mee naar de slaapkamer. KRISTINA Kom kleintje, ik ben je Oma.   FADE-OUT: EINDE SCENE 1 SCENE 2 FADE IN: EXT. BEGRAAFPLAATS - DAG Het grafzerk van Richard en Kristina komt in beeld. Elaine legt bloemen bij het graf en gaat dan naast Luna staan die in een rolwagen zit. Ze doen allebei een gebed en Elaine duwt Luna naar de uitgang. LUNA bedankt om me naar hier te begeleiden. ELAINE Ik had het je toch beloofd, mama. Bovendien is het al een eeuw geleden dat ik het graf van Oma en Opa heb bezocht. Ze hebben zoveel voor ons gedaan, hen een keer bloemetjes brengen is het minste dat ik voor hen kan doen. En ik had nu toch een uurtje vrij. LUNA Waaraan heb ik zo’n goede dochter verdiend? Maar ik wil niet dat ik je teveel vermoei met mijn grillen. Je doet al 2, soms 3 jobs dat ik niet nog eens je vrije tijd moet afnemen. Elaine gaat op haar hurken zitten op ooghoogte van Luna. ELAINE Mama, dat doe je toch niet! Je weet dat je me nooit tot last kan zijn. Elaine gaat rechtop staan en duwt Luna verder. LUNA Waar werk je nu eigenlijk ’s nachts en ’s morgens? ELAINE Ah, ik wil je eigenlijk daarvoor nog bedanken. Dankzij jou goede connecties heb ik een goed betaalde schoonmaak job in het paleis kunnen veroveren. INT. APPARTEMENTSGEBOUW LIFT- DAG Ze komen aan in het appartementsgebouw en nemen de lift naar boven. LUNA Een schoonmaak job in het paleis? Is dat niet te lastig? Het paleis is gigantisch! INT. APPARTEMENT ELAINE/LUNA- DAG Ze gaan het appartement binnen. Ze begroeten Jules die het ontbijt heeft klaargezet. Elaine brengt haar mama naar de ontbijttafel en gaat ernaast zitten. ELAINE Mama, ik moet niet het hele kasteel schoonmaken. We krijgen elk onze vleugel. Bovendien is de job een verademing naast mijn ander werk. Er is niemand die me op mijn vingers kijkt of aan mijn oren zaagt. LUNA En heb je de koninklijke familie al ontmoet? ELAINE Ik betwijfel of iemand met een royaal leven voor 8u uit zijn bed komt. Bovendien kom ik als ‘groentje’ niet eens in de buurt van de vertrekken van de hoogheden. Ik mag er niet op hopen dat ik er de prins op het witte paard zal tegenkomen. FADE-OUT: EINDE SCENE 2 SCENE 3 FADE IN: ENT. AANKOMSTHAL LUCHTHAVEN - DAG TRISTAN komt aan in de inkomhal van de luchthaven. Hij doet zijn zonnebril af, kijkt opzij en glimlacht. ENT. VIPRUIMTE LUCHTHAVEN- DAG Rond een kamer staan fans met spanborden. De bodyguards houden hen op afstand. Tristan wordt er doorgelaten. De prins, DOMINIC zit in een zeteltje iets te drinken. Ze omhelzen elkaar. TRISTAN Dat is lang geleden! Kwam je niet een dag na mij terug thuis? DOMINIC Dat is zo naar de pers gecommuniceerd zodat ze me niet zouden opwachten. Blijkbaar heeft iemand ons plannetje gelekt. De prins kijkt alsof hij het verschrikkelijk vindt. TRISTAN Kom, kom, uwe hoogheid nu je terug bent zal je hier moeten aan wennen. DOMINIC Om eerlijk te zijn had ik helemaal nog geen zin om terug te komen. TRISTAN Ik ken dat gevoel. DOMINIC Waarom ben je dan teruggekomen? Niemand dwingt jou om een koninkrijk te leiden. TRISTAN Nana fluisterde me dat een zekere prins me wel eens nodig zou kunnen hebben bij zijn terugkeer. DOMINIC Dat is heel nobel van je. TRISTAN En mijn geld was op. DOMINIC Daarom dat je voor de positie van mijn kamerheer hebt gesolliciteerd. TRISTAN Prins- Assistent DOMINIC Ik dacht dat broers elkaar onvoorwaardelijk helpen. TRISTAN Broers in hart, maar niet met dezelfde status en financiën. DOMINIC Ik ben zeker dat Nana, je zo veel bonussen heeft, dat je na 1 maand al op pensioen kan. TRISTAN Ik weet het, maar geef toe, wie is er beter voor de job dan ik? Wie kent als geen ander jou en de Beau Monde het best? DOMINIC Als je er op staat. Begin dan maar door mijn afleiding te zijn. TRISTAN Afleiding? Tristan gaat verkleed als prins, met een zonnebril en hoed op door de mensenmassa. De prins komt later uit de kamer en volgt hen zonder de aandacht te trekken van anderen. FADE-OUT: EINDE SCENE 3 SCENE 4 FADE IN: INT. BEDIENDEVERTREKKEN PALEIS - NACHT Elaine doet haar werkkledij aan. MIRANDA de huishoudster geeft haar instructies. ELAINE Goede morgen! MIRANDA Anne is ziek, dus jij neemt haar vertrekken over. Ik ben in de buurt als je vragen hebt. FADE IN: INT. PORTRETTENHAL PALEIS- NACHT Elaine kuist de vertrekken. Ze heeft muziek in haar oren en neuriet mee. Ze staat af en toe stil bij de schilderijen die ze tegenkomt. ELAINE Jij kijkt nogal zuur zeg! De schilder deed anders een magnifieke job om je op doek te krijgen. FADE IN: INT. KUNSTWERKENHAL ‘DE LEEUW’ PALEIS – NACHT Elaine heeft veel bewondering voor de kunstwerken die in de hal staan/hangen. Ze blijft stilstaan bij een schilderij van een man met een brandende fakkel en vrouwengezicht. ELAINE “Elaine van (in Pools) De Leeuw” FADE IN: INT. SALON NAAST SLAAPKAMER NANA – NACHT Dominic stap de kamer binnen, NANA zit in de zetel met een kopje thee. NANA Goede morgen kleinzoon! Kan je niet slapen? DOMINIC Eindelijk heb ik rust en toch kan ik niet slapen. Het zal wel de jetlag zijn. Waarom ben jij zo vroeg op? NANA Op mijn leeftijd heb je niet veel slaap meer nodig. Zin in een kopje thee, of iets straffers? DOMINIC Nee dank je, ik denk dat ik maar weer naar mijn slaapkamer ga om nog een paar uurtjes rust te vinden voor ik weer uit de veren moet. NANA Veel succes! FADE IN: INT. GANG NAAST SALON – NACHT Dominic komt de hang op, waar hij Elaine ziet, die aan het kuisen en zingen is. Zij heeft hem niet gezien. De prins kijkt naar haar. DOMINIC (tegen zichzelf) Alsof ik met die herrie zou kunnen slapen! Elaine klimt op een ladder om het plafond te kuisen. Ze valt bijna naar beneden. De prins houdt haar tegen door een hand op haar kont te leggen. ELAINE Bedankt. Elaine kijkt achter zich en ziet dat het een man is. ELAINE Zou je nu mijn kont willen loslaten? Dominic neemt meteen zijn hand weg. DOMINIC Ik wou je alleen maar helpen. ELAINE Dank je, maar nu kan je verder gaan met je job, zodat ik kan verder gaan met de mijne. DOMINIC Dat gaat moeilijk als je zoveel herrie maakt. ELAINE Excuseer? Wie denk je wel dat je bent? (tegen zichzelf) Eerst zijn hand op mijn kont leggen en nu mijn zangkunst beledigen. De huishoudster, Miranda komt poolshoogte nemen. MIRANDA Lukt het een beetje Elaine? ELAINE Het ging prima, tot meneer hier me stoorde. DOMINIC je viel bijna van de ladder, ik heb je gered. ELAINE Dat heeft je nog niet het recht om je hand op mijn kont te leggen of mijn zangstem te beledigen. De huishoudster schrikt als ze ziet dat Dominic voor hen staat. MIRANDA Uwe hoogheid! (al ratelend)  Neemt u ons niet kwalijk. Elaine is nog niet zo lang in dienst. Ze kuist meestal niet zo dicht bij de koninklijke suites. Als u haar wilt ontslaan DOMINIC (CONT’D) Dat is niet nodig, zolang ze maar haar excuses aanbiedt. Nana komt uit de aangrenzende kamer. De huishoudster krijgt bijna een hartaanval en wuift zichzelf koelte toe. MIRANDA Uwe hoogheid!? Onze oprechte excuses om u te storen. NANA Niemand heeft me gestoord, mevrouw Miranda, ik kwam net de kamer uit. Wie moet zijn excuses aan wie aanbieden? MIRANDA Elaine was onbeleefd tegen de prins, uwe hoogheid. NANA Je naam is ook Elaine? Wat een toeval. Elaine kijkt naar de grond en bloost. ELAINE Ik ben naar u vernoemd uwe hoogheid. (tegen Dominic, bozer) Mijn excuses voor mijn gedrag uwe hoogheid. DOMINIC Het is al goed. NANA En nu bied jij je excuses aan ‘RuRu’ DOMINIC (zeer gegeneerd) Nana!? NANA Je hand op een vrouw haar derrière plaatsen en haar zangkunst beledigen, is niet netjes Dominic, zo heb ik je niet opgevoed. DOMINIC Mijn excuses, juffrouw Elaine. NANA Dat lijkt er meer op. Ik stel voor dat we deze hardwerkende mensen hun job laten doen. Goedendag Miranda, Elaine. FADE-OUT: EINDE SCENE 4 SCENE 5 FADE IN: INT. SLAAPKAMER DOMINIC – OCHTEND Tristan doet de gordijnen open in de kamer van de prins. Dominic bedekt zijn ogen met zijn handen. TRISTAN Goede morgen, schone slaper! DOMINIC Hoe laat is het? TRISTAN Het is zeven uur. DOMINIC Zeven uur!? Wie staat nu in vredesnaam op zo’n uur op? TRISTAN Een prins met een dagschema. DOMINIC ik had gehoopt dat moeder me wat voor de 1ste weken zou sparen! TRISTAN Dat doet ze ook, er staan enkel deze morgen een vergadering en deze namiddag een bedrijfsbezoek op. DOMINIC Wanneer begint die vergadering? TRISTAN Negen uur stipt. DOMINIC Dan kan ik nog wat blijven liggen. Ik kan de slaap gebruiken. TRISTAN Slechte nachtrust gehad? DOMINIC Je zou voor minder; als Nana je opnieuw ‘Ruru’ noemt. Tristan schiet in de lach. DOMINIC Zal ik je vanaf nu ook terug ‘Popo’ noemen? TRISTAN Liever niet, wat is er gebeurd? DOMINIC Een dienstertje viel bijna van de ladder en ik heb haar gered. TRISTAN Dat klink heldhaftig, niet echt een reden om je ‘Ruru’ te noemen. DOMINIC ik hield mijn hand per ongeluk op een nogal ongelukkige plaats en ze werd kwaad. Nana vond dat ik mijn excuses moest aanbieden. TRISTAN Dat meisje klinkt als een vurig ding. DOMINIC Toen ze wist dat ik de prins was, stond ze er toch nogal schaapachtig bij. Maar ik hoop ze niet nog eens tegen te komen. Het is heel langgeleden dat ik nog eens een uitbrander gehad heb. TRISTAN Van Nana of van een jonge vrouw? DOMINIC Beide. TRISTAN Dan zou ik nu opstaan, Nick, tenzij je nog een preek wil. DOMINIC Ga jij me nu de les spellen, ‘Popo’? Dominic gooit een kussen naar Tristan. Tristan vangt het kussen op en legt het weg. TRISTAN Ik zou niet durven. Je moeder daarentegen (pauze) ze wacht op je bij het ontbijt. De prins strompelt uit bed. DOMINIC Waarom heb je dat niet eerst gezegd!? TRISTAN Ik zei toch dat ze een schema had opgesteld? Zal ik je helpen? FADE IN: INT. EETZAAL – OCHTEND De eetzaal is leeg wanneer Dominic en Tristan binnenkomen. DOMINIC Ze is er niet. Heb je tegen me gelogen, Tristan? Tristan vraagt het aan een bediende. TRISTAN Ze is al op haar afspraak. DOMINIC Kon je me niet wat meer opjagen? TRISTAN Bang voor een 2de uitbrander? DOMINIC de koningin geeft geen uitbranders, ze pakt het veel subtieler aan. TRISTAN Dan zou ik maar braaf ontbijten en je klaarmaken voor de vergadering. FADE IN: INT. BEDIENDEVERTREKKEN PALEIS – OCHTEND Elaine zet al het kuisgrief weg en doet haar werkkledij af. Een bediende komt aangelopen. BEDIENDE Elaine? Je zou nog even naar de keuken moeten gaan. FADE IN: INT. KEUKEN PALEIS – OCHTEND Elaine vraagt aan de koks waarom ze daar moet zijn. Zij wijzen naar een ontbijt dat voor haar klaarstaat. Er ligt een kaartje bij. NANA (V.O.) “Beste Elaine, ik bied namens mijn kleinzoon nog eens mijn excuses aan. Ik hoop dat je dit ontbijtje aanvaart als zoenoffer. Voel je niet gegeneerd! Elaine’s moeten voor elkaar zorgen.” Elaine neemt het ontbijt mee naar buiten. FADE-OUT: EINDE SCENE 5 SCENE 6 FADE IN: MONTAGE- TUSSEN BEDRIJF WAAR ELAINE WERKT EN ACTIVITEITEN DOMINIC A)           WINKELSTRAAT -- Elaine koopt koffie en ontbijt voor collega’s.   B)           BUREEL BEDRIJF ELAINE — Elaine zet de koppen koffie en ontbijtzakjes op de juiste bureau.   C)           BUREAU ELAINE – Elaine gaat aan haar bureau zitten en krijgt mappen om te verwerken. Ze werkt en werkt,… er komen steeds meer mappen bij.   D)           VERGADERRUIMTE PALEIS – Dominic zit aan het hoofd van de tafel te luisteren naar de ministers.   E)           EETZAAL PALEIS – CECILIA zit al in de eetzaal. Tristan komt als eerste binnen en kust de wang van zijn moeder en fluistert iets in haar oor. Dominic komt binnen en begroet zijn moeder terughoudend. CECILIA Ik ben blij dat je me kan vergezellen voor de lunch. Dominic kijkt naar Tristan van ‘zie je wel dat ze subtiele uitbranders geeft’. CECILIA Hoe was de vergadering? F)            BUREAU ELAINE – Elaine neemt haar boterhamdoos om te eten maar zodra ze een wortel in haar mond steekt wordt ze gevraagd om een dossier af te werken. Ze legt haar boterhamdoos opzij en gaat weer aan het werk.   G)           PRODUCTIERUIMTE BEDRIJF ELAINE – Dominic, Tristan en de pers krijgen door de DIRECTEUR een rondleiding door het bedrijf. EINDE MONTAGE FADE IN: INT- BUREAU ELAINE- DAG Elaine krijgt telefoon van JULES, de oppas van Luna ELAINE (in telefoon) Geen paniek Jules, ik zal vragen of ik vroeger kan stoppen met werken. Elaine dient een afwezigheidsblaadje in bij de verantwoordelijken DANA en BAVO. Ze wil net eten. Ze komen bij haar bank staan. BAVO Elaine (pauze) ik zie dat je wat vroeger wil vertrekken. Ik vrees dat, dat niet zal gaan. Er is nog zóveel werk. ELAINE Ik zal morgen vroeger komen om het af te werken. DANA Misschien kan je tijd winnen door pas te eten als al je werk af is. ELAINE Ik hou het in mijn achterhoofd. Elaine stopt met eten. ELAINE En kan ik dan wat vroeger weg? BAVO Dat mag je (pauze)… Bavo komt zeer dicht bij Elaine en duwt zijn lichaam tegen het hare, de andere verantwoordelijke staat er om te lachen. BAVO …als je vanavond bij mij komt om alles af te werken. Elaine begint meteen terug te typen. ELAINE Dat zal niet nodig zijn. Ik ben bijna klaar met het ‘Buyssendossier’. Dana buigt zich voorover om te kijken en stoot expres een beker koffie om, op de werkmap. DANA Oeps, wat ben ik toch onhandig! ik vrees dat je toch terug zal moeten komen. ELAINE Is niet nodig, ik zal wel blijven tot het einde van de werkdag. Bavo legt zijn hand op haar dij en komt weer dichter bij. BAVO Elaine, Elaine, Elaine,… Dominic neemt Bavo’s arm in een houdgreep en duwt hem naar achteren. Tristan en de directeur staan achter hem. BAVO Auw! Wat doe je!? Iedereen schrikt als ze zien dat de man die zijn arm vasthoudt de prins is. Dana’s gezicht wordt bleek. DANA Uwe hoogheid. Dominic negeert haar en richt zich tot Elaine. DOMINIC Elaine, je hebt me nooit verteld dat je hier werkt. Dominic laat Bavo’s arm los en richt zich tot de directeur. DOMINIC Wist u dat Elaine ook in het paleis werkt? Het is bewonderingswaardig. (naar Elaine) Elaine, wil je ons vergezellen op de rondleiding? Dan kan je me vertellen wat je hier zoal doet. DANA Meneer de directeur, Elaine heeft nog veel werk en ze heeft al gevraagd om vroeger weg te mogen vandaag. Ik kan misschien meegaan. DOMINIC (CONT’D) Ik zal zorgen dat Elaine morgenochtend niet hoeft te werken in het paleis zodat ze hier haar werk kan inhalen, als dat voor u goed is meneer de directeur? DIRECTEUR Zeker, uwe hoogheid. FADE-OUT: EINDE SCENE 6 SCENE 7 FADE IN: INT- PALEIS, BUREAU CECILIA – DAG Cecilia zit in haar bureau, ze is aan het videobellen. NATHAN, een bediende, komt binnen met mappen. Cecilia onderbreekt haar gesprek. CECILIA Nathan, hoe verlopen de voorbereiding van het ‘welkomfeest’? NATHAN Goed, uwe hoogheid. CECILIA Wil je nog de zusjes Vandenabele uitnodigen? Ze zijn allebei al verloofd maar hebben goede connecties. Nathan noteert het. CECILIA Bedankt. FADE IN: MONTAGE- RONDLEIDING DOMINIC DOOR DIRECTEUR EN ELAINE A)           BUREAUS – Dominic vraagt iets aan Elaine en ze kijkt eerst angstig naar haar directeur maar weet dan veel te zeggen over de job.   B)           TEKENATELIER – Elaine en de directeur geven uitleg.   C)           VERGADERRUIMTE – Er wordt een presentatie gegeven.   EINDE MONTAGE FADE IN: INT- INKOMHAL BEDRIJF- DAG Tristan staat met Elaine te praten terwijl Dominic de directeur even apart neemt. Na hun gesprek vertrekken Tristan en Dominic. De directeur richt zich tot Elaine. DIRECTEUR Elaine, je kan nu gaan en morgen mag je, de bureau in het lokaal naast mij innemen. ELAINE Waarom meneer de directeur? Heb ik iets verkeerds gedaan? DIRECTEUR Integendeel Elaine; met zo’n rijke kennis over ons bedrijf heb ik je tot mijn persoonlijke assistent gepromoveerd. ELAINE Dank u wel! FADE IN: EXT- PLEIN VOOR HET BEDRIJF- DAG Elaine loopt naar buiten om op de bus te wachten. De auto van Dominic rijdt voorbij en stopt. Tristan vraagt of ze een lift naar huis nodig heeft. Elaine stapt in. Dominic zit naast haar. FADE IN: INT- AUTO- DAG ELAINE Bedankt om me een lift te geven. DOMINIC Het was zijn idee. TRISTAN Waar naartoe?, Juffrouw Elaine. ELAINE Holstraat 1, meneer. TRISTAN Komt in orde! En zeg maar Tristan. DOMINIC Jij bent toch een vreemde vrouw Elaine. ELAINE Hoezo? DOMINIC Deze morgen zette je me meteen op mijn plaats omdat ik ‘per ongelijk’ je (slik) derriére aanraakte maar daarstraks toen je collega je betastte zei je niets. ELAINE Nogmaals het spijt me, ik weet niet wat er mij deze morgen bezielde. Ik ben normaal niet zo vrijpostig tegen mijn meerdere. Ik kan het me niet permitteren om mijn job kwijt te raken. DOMINIC Heb je zo hard het geld nodig, dat je je laat pesten door die 2 slijmballen? Elaine draait zich gefrustreerd naar Dominic toe. ELAINE We leven niet allemaal in een paleis met gouden lepels, uwe hoogheid. DOMINIC (op luchtige toon) We eten niet met gouden lepels in het paleis en dat kan jij weten. De auto stopt voor haar appartement. ELAINE Bedankt om me een lift naar huis te geven, Tristan, (koel) uwe hoogheid. Elaine stapt uit de auto, maar laat haar tasje achter. DOMINIC (aan Tristan) Wat heb ik nu weer verkeerd gezegd? (al morrend tegen zichzelf) zeg maar Tristan… Tristan kijkt in de achteruitkijkspiegel en glimlacht. Hij ziet dat Elaine haar tasje vergeten is. TRISTAN Volgens mij is Elaine haar tasje vergeten.   FADE IN: INT- APPARTEMENT ELAINE/LUNA- DAG Elaine komt binnen in het appartement. Ze laat de deur open als ze ziet dat haar mama uit bed is en rent naar haar toe om haar te helpen. ELAINE Mama! Wat doe je uit bed? Je moet wachten tot ik er ben om je te helpen. LUNA Het is goed, liefje. Ik wou gewoon een glas water nemen. Elaine helpt haar mama tot in de zetel en gaat dan om een glas water. Haar mama krijgt een epileptische aanval. Elaine laat het glas vallen en wil haar mama opvangen.  Een mannenhand verschijnt die Elaine helpt.     EINDE AFLEVERING 1          

Liesbeth
40 1

De Poolse winkel (uit Coronacursiefjes)

                                                                       (zaterdag 2 mei 2020 – 7765 doden in België)   Wat heb ik nodig vandaag? Brood, spuitwater … Ik moet erom lachen. We zitten al negen weken opgesloten en wat heb ik nodig? Brood en water? Dan toch maar een flesje wijn voor mezelf en cola voor zoonlief. Oh ja, en kip! Dan maak ik chicken tandoori morgen. Ik vis een stoffen tas uit de kast, pluk mijn handtas van de tafel en rommel door de inhoud: sleutel, bankkaart, bonuskaart en gsm.  Het zonlicht schijnt door het broebelglas van de voordeur en valt op de verweerde tegels in de gang. Ik blijf even staan met het slot in de rechterhand. Ademen, hou ik mezelf voor. Blijven ademen! Ik trek de voordeur open en stap de wereld in. Ik trek de deur achter mij in het slot en het is alsof ik er vanaf nu helemaal alleen voor sta. Xena Warrior Princess tegen de buitenwereld. In de Driekoningenstraat is het zoals nooit anders over de koppen lopen. Vanaf volgende maandag worden de maatregelen versoepeld, maar het is duidelijk dat veel mensen daar niet op wachten. Ik stap naar de plaatselijke Albert Heijn. Wanneer ik de rij wachtenden zie, draai ik honderdtachtig graden en wandel terug de winkelstraat in.  De Poolse winkel is open. Buiten zit een brede man in bestofte werkbroek en knabbelt op een koek. Ik ga hem voorbij en loer naar binnen.     ‘Proszę wejść!’ De verkoopster wenkt me met een breed gebaar. ‘Kom binnen, kom binnen!’ Ze is heel groot, heeft lang zwart haar en rood gestifte lippen. ‘Zorry, mien niederlandsz,’ ze rolt met haar ogen en maakt een hulpeloos gebaar.    ‘That’s ok,’ probeer ik.  Ik kijk rond en zie niet wat ik zoek.    ‘Excuseer, hebt u spuitwater?’ De vrouw sorteert intussen pakjes sigaretten aan de kassa met haar rug naar de winkeltoog.    ‘Mevrouw?’ Ze draait zich om en tovert haar mooiste lach op haar gezicht.    ‘Huh?’    ‘Sorry, ik zie alleen plat water. Ik zou graag een fles spuitwater hebben.    ‘Cola? U?’    ‘Nee, water alsjeblieft.’ Ik glimlach en wijs op het mineraalwater dat wat verder op de grond staat.    ‘Aaaaah, wody!’ Ze knikt en neemt een fles. Ik schud van nee.    ‘Hebt u misschien ook spuitwater?’ Ze bevriest met de fles water in haar handen en kijkt me aan alsof ik van de maan kom.    ‘Gas?’ probeer ik.    ‘Aaaaah, gazu! woda gazowana! Thies is woda mineralna!’ Ze komt achter de kassa uit en plukt een fles uit een rek.    ‘Woda gazowana!’ roept ze triomfantelijk en ik geloof haar. Ze staat daar met de fles in de ene hand en wijst ernaar met de andere, terwijl de tip van haar rechtervoet sierlijk naar voor wijst. Een reuzin met rood gestifte lippen en een fles water. Het lijkt een reclamespot.  Ik bedank haar zo vriendelijk als ik kan, betaal en loop de winkel uit.    ‘Do zobaczenia,’ zegt de bestofte broek wanneer ik langskom en hij steekt zijn duim op. Ik doe stoer hetzelfde en loop verder.

Kristin Huyghe
7 0

Dag oma (uit Coronacursiefjes)

                                                                            (Pasen, 12 april 2020 – 3935 doden in België)   Het mini mensje zit op de vensterbank. Hij heeft een kort broekje aan en uit de linker pijp krult de rand van een pamper. In z’n armpjes knelt hij een pluchen konijn en hij blaast een kus van zijn handje.    ‘Dag oma!’ Hij roept het heel luid. Zijn ouders moedigen hem aan.    ‘Laat je konijn eens zien aan oma,’ zegt de moeder.  Het kind duwt het konijn tegen de ruit en laat het met wilde gebaren hardop zoentjes geven.    ‘Kus, kus, oma kusje!’ Hij kirt en lacht uitgelaten. Achter het raam zie ik een grijze dos haar en de reflectie van de avondzon in een brillenglas. Een magere arm zwaait heen en weer in een veel te ruime mouw. De dame legt haar hoofd tegen de ruit en drukt een kus op haar gesloten vingers die ze daarna wegslingert in de richting van het kind. Die gilt opgewekt terug, trekt rare snuiten en laat het konijn nog meer gekke sprongen maken. Hij wipt op en neer op de smalle vensterbank.    ‘Nog even, mama,’ hoor ik de moeder roepen door het glas. ‘Nog even volhouden.’ Ze houdt het kind stevig vast.  Ik blijf staan aan de overkant.  De oude vrouw heeft het moeilijk. Ze wappert met een witte zakdoek, zet haar bril af en droogt haar wangen.    ‘Niet wenen, mama.’ De moeder kijkt vertwijfeld van het kind naar haar man.    ‘Mama,’ zegt hij luid en gebaart een knuffel om zijn woorden kracht bij te zetten. ‘Morgen komen we terug. We komen elke dag. En binnenkort komen we als het weer mag gewoon op bezoek zoals vroeger.’ Ik zie de zilveren haardos over en weer schudden van ja en ik voel het verdriet branden in mijn ziel. Het verdriet van de oma die in haar gevangenis zit en niet meer buiten mag, en dat van haar kinderen die buiten zitten en niet meer binnen mogen. We zijn allemaal gijzelaars, gevangenen van de tijd.    ‘Kusje oma,’ roept het heldere stemmetje van het kind, terwijl hij met zijn lippen een afdruk maakt op de ruit.    ‘Jakkes, bah, schat,’ hoor ik de mama nog zeggen. Het kindje schaterlacht zijn kleine tandjes bloot.  Dan verdwijn ik om de hoek.

Kristin Huyghe
11 0

De jongen van de Aldi (uit Coronacursiefjes)

                                                                            (maandag 6 april 2020 – 2044 doden in België) Het is kwart voor drie. Ik fiets voorbij de Aldi. Oef, niet te veel volk. Ik zet de fiets op slot en ga naar binnen. Een blonde jongen staat klaar met een busje ontsmettingsmiddel. Ik schat hem niet ouder dan drieëntwintig en hij heeft een angstige blik in de ogen.    ‘Ontsmettingsgel, mevrouw?’     ‘Graag en dankjewel!’ Intussen veegt hij met een doekje de handgreep van het winkelkarretje schoon.    ‘Gaat het, jongen?’ Mijn vraag is oprecht. Beelden van mijn eerste jobs spoelen door mijn gedachten. Stel je voor, denk ik.    ‘Het moet wel, hè mevrouw!’ Hij klinkt moedig, maar de ondertoon ontgaat me niet.    ‘Ben je bang?’    ‘Ja, mevrouw.’     ‘Wat een job, he jongen! De ganse dag karren ontsmetten, je moet het maar doen. Respect!’  De jongen kijkt op en zijn ogen twinkelen.    ‘Dank u, mevrouw.’    ‘Ik moet jou bedanken. Ik ken jou niet, maar je doet het toch maar.’ Misschien is het mijn verbeelding, maar de jongen ziet er een beetje vrolijker uit.    Ik rol het karretje voor me uit de winkel binnen. Een man met mondmasker verspert me de weg. Hij heeft zijn kar dwars gezet in het gangpad voor de toonbank met brood en kan blijkbaar niet beslissen wat hij zal meenemen.    ‘Excuseer, mijnheer?’  De man kijkt op. Hij heeft een monowenkbrauw.    ‘Wa?’    ‘Excuseer, ik zou graag voorbijgaan.’ probeer ik.    ‘Godvergodvergodver. Madame is gehaast. Awel, ik ben ook gehaast.’ Het masker maakt vreemde sprongetjes terwijl hij de woorden uitspuwt. Zijn wenkbrauw danst van links naar rechts en blijft ergens halverwege hangen. Hij grijpt de kar met zijn gehandschoende handen beet en draait die bruut een kwartslag.    ‘Denkte dat ge nu door kunt met uw dik gat?’ Ik wiel voorbij en heb tientallen antwoorden in mijn hoofd, maar ik doe het niet. Soms zijn ze het niet waard, meisje, zei mijn moeder vroeger als ik weer in vuur en vlam stond wanneer iemand mij het bloed vanonder de nagels haalde. Totaal negeren heeft meer effect dan op zoiets te antwoorden. Ik kijk even naar boven en bedank mijn moeder voor al haar wijsheid, terwijl ik inwendig kook van woede. Ik laad een paar zaken in de kar die ik de volgende twee dagen echt nodig heb. Ik probeer het te beperken tot het minimum.  Achter mij is er plots een tumult van jewelste.    ‘Godverdomse kutwijf!’ Het echoot tussen de rekken. Ik draai me om. Een vrouw met hoofddoek staat bijna neus aan neus met de man met het mondmasker. Gek hoe ze heel eventjes op elkaar lijken. Daar gaat de social distancing, denk ik en draai me terug om. Het gekibbel, gekijf en geroep stijgt crescendo achter mijn rug. Oef, ik ben er nog goed vanaf gekomen als ik het zo hoor.  Heb ik toiletpapier nodig? Neuh, ik kom wel terug of beter nog, ik vind wel een andere winkel.  Ik betaal aan de kassa. Achter mijn rug hoor ik een glazen pot sneuvelen. En nog één. Weg van hier.  Ik lever mijn kar in bij de lieve jongen en steek mijn duim op. Dat doet hij prompt ook. De buitenlucht is nog nooit zo zuiver geweest. Toch adem ik niet te diep in. Je weet maar nooit.

Kristin Huyghe
7 0

Oma (uit Coronacursiefjes)

                                                    (donderdag 12 maart 2020 – 3 doden in België)      ‘Dag mijnheer.’ Met uitgestrekte hand staat ze krakend op uit haar oude zetel.    ‘Dag oma.’ Hij drukt de hand van de vrouw. De lip van de jongen trilt.     ‘Ik ben het, oma! Matthias.’ De vrouw kijkt hem aan. Een grijze lok valt over haar voorhoofd.     ‘Wie bent u alweer?’ De jongen legt zijn andere hand op haar schouder.    ‘Matthias, oma. De zoon van Werner, uw zoon.’    ‘Ach!’ De ogen van de vrouw lichten op, zoeken die van hem.    ‘Bent u de zoon van Werner?’ Ze heeft zijn hand nog niet losgelaten en grijpt ze nu met beide handen beet. Ze bekijkt hem van kop tot teen. Dan krullen haar mondhoeken omhoog en een zweem van herkenning flitst over haar gezicht.    ‘Natuurlijk! Matthias zeker?’    ‘Ja, oma.’ Hij kust haar zacht op de wang.    ‘Werner is er niet, he?’    ‘Nee, oma. Papa is drie jaar geleden overleden.’ De vrouw slaat een hand voor de mond.    ‘Ach,’ zegt ze ‘Da’s waar. Onze Werner is er niet meer.’ Ze neemt de bril van haar neus, tast in de zak van haar gebreide vest en haalt een katoenen zakdoek boven. Ze dept haar ogen terwijl ze zucht.    ‘Onze Werner toch. Ach, ach!’ De jongen slaat zijn armen rond haar schouders en trekt haar teder tegen zich aan. Ze snikt een beetje tegen zijn borstkas.    ‘Lieve oma toch,’ fluistert hij. Hij streelt haar zijden haar. ‘Ik zie u graag, he!’   Ze maakt zich los uit de omhelzing.    ‘Ik u ook he, jongen. Ik u ook.’ Ze snuit haar neus, steekt de zakdoek weg en zet haar bril recht.    ‘Gaan we naar de foto’s kijken?’ Ze vraagt het met een kinderlijk stemmetje en ze glimlacht.    ‘Graag oma.’ Het fotoritueel is belangrijk voor haar. Ze neemt een fotoalbum uit de lade van de kast en gaat op de rand van het bed zitten.     ‘Kom,’ zegt ze en klopt op de bedsprei naast haar ‘Zet u.’  Even rusten haar handen op het boek dat op haar knieën ligt. Het heeft iets plechtigs. Dan slaat ze het open. Met een benige wijsvinger wijst ze naar een foto.    ‘Kijk,’ zegt ze ‘Dat is Werner, mijn zoon.’ Matthias trekt zijn oma dichter tegen zich aan. Hij voelt haar knokige schouderblad.    ‘Ja, oma, dat is papa.’    ‘En u bent?’    ‘Matthias, oma.’    ‘Juist, jongen.’ Ze duwt haar bril met haar rechterwijsvinger hoog op haar neus, kijkt hem even aan en glimlacht. ‘Matthias, ik ben blij dat je er bent’. Ze bladert langzaam doorheen het fotoalbum en vertelt bedachtzaam honderduit. Hij zit naast haar en luistert geduldig, zijn arm nog steeds rond haar smalle schouders geklemd. Af en toe legt ze haar hoofd tegen zijn borst.    ‘Ach,’ zegt ze dan.     ‘Oma, vanaf morgen mag ik je niet meer komen bezoeken.’ Zijn stem breekt. Hoe kan hij dit uitleggen? Hoe kan hij haar duidelijk maken dat ze hem een tijd niet meer zal zien? Verdomd virus.    ‘Kijk hier, jongen! Kerstmis met Werner. Is dat geen mooie foto? Kijk eens hoe hij lacht! Zie eens hoe gelukkig hij toen was!’ Matthias knikt en drukt een kus in oma’s zilveren haardos.  

Kristin Huyghe
12 1

De date

‘De date’ V:          Hey, hallo… M:         Euh, ...hallo zeker? V:          Ja, ik ben dit ook niet gewend hoor. Voor mij ook de eerste keer. M:         De eerste keer? V:          Ja, maar ik dacht bij mezelf, kom Sofie, doe eens zot en stap uit je comfortzone. M:         Aha… V:          Ik ben al te lang braaf geweest, altijd maar veiligheid opzoeken, nooit eens iets nieuws proberen,… Tijd voor verandering! M:         Mmm, interessant. Altijd braaf en voorzichtig, dat ken ik niet. V:          Ah nee? Ik wel, ik zet normaal gezien alleen maar een stapje de wereld in, wanneer ik tegen alle risico’s beschermd ben, … alsof ik in zo’n sumoworstelpak zit.  Je kent dat wel; als je dan omvalt kom je sowieso zacht terecht. Maar dan bij wijze van spreken, hé. M:         Ja, ha ha, maar…, nu zie je er toch niet uit als een sumoworstelaar. Mooi figuurtje, sexy hielen. V:          Merci, ik heb mijn best gedaan. Ik ben wel tien keer van outfit gewisseld. Ik dacht eerst om een rood kleedje aan te doen, maar ja, rood én een diepe decolleté, dat geeft toch snel de verkeerde indruk. Uiteindelijk heb ik dan een paar foto’s gewhatsappt naar een vriendin en die heeft het zwarte kleedje gekozen. Daar doe je nooit iets fout mee, zei ze. Wat denk jij? M:         Och, ik heb daar geen verstand van, maar als het aan mij lag, had je best dat rode kleedje mogen aantrekken. Daar zou ik geen nee tegen zeggen. V:          Zie je wel, toch weer de verkeerde keuze…. Ik zou ook nooit meer deze schoenen aantrekken. Achteraf bekeken zijn stiletto’s niet zo handig om mee naar een park te komen. Onderweg naar hier heb ik al het halve park opgeruimd. Om de paar meter moest ik er papiertjes afhalen. Ik heb er zelfs een colablikje mee opgeprikt. Verre van glamoureus. M:         Da’s lachen; maar je komt er wel mee weg hoor. V:          Vind je? M:         Ja, hoor. Mooie blauwe ogen heb je trouwens. V:          Oh, bedankt. Maar, om eerlijk te zijn… ze zijn eigenlijk bruin. Ik heb van die gekleurde lenzen in. M:         Aha, een geheim ontrafeld. Nog meer geheimen? V:          Euh, ja, …deze borsten zijn ook niet helemaal echt…Push up BH. M:         Wat een teleurstelling; maar iedereen heeft zijn geheimpjes zeker… Kom, vertel, waarom is zo’n aantrekkelijke dame zo onzeker? V:          Goh, het grote cliché? Een neurotisch betuttelende moeder en een over beschermende vader? M:         Tja, met een dochter kan je nooit voorzichtig genoeg zijn zeker? Achter elke boom schuilt de grote boze wolf. V:          Misschien, maar in ieder geval, nu ben ik vrij. Mijn moeder is een tijd geleden gestorven. Uitgegleden op een ijsplek toen ze in haar kamerjas en op pantoffels de post uit de brievenbus ging halen. Altijd zo voorzichtig geweest en dan zo aan je einde komen. M:         Da’s hard. V:          En mijn vader is voor een nieuwe vrouw gegaan. Die had uiteindelijk toch ook genoeg van de betutteling en woont nu in Saint-Tropez. Elke dag zon, Picon, bermuda’s en Docksides. M:         Oké, ik begrijp het. En dan nu jij nog. V:          Ja, nu is het me-time. Tijd voor Sofie 2.0. Gedaan met die eenzame glazen wijn in de zetel, met nog maar eens een herhaling van Friends als gezelschap. Tijd voor een happy end! M:         Heb ik even geluk, ik hou wel van happy endings… V:          Ah, euh ja….. euh … M:         Grapje….Gezellig zo in het zonnetje. V:          Ja, dat is waar, een wit wijntje zou er wel bij passen, of een frisse pint. M:         Vertel mij wat. V:          Of een Cavaatje. Dat lust ik altijd, jammer dat ik er niet aan gedacht heb om een fles mee te brengen. Het is tenslotte een date hé. M:         Een date? V:          Ja…, ik moet zeggen. Ik was eerst wel heel zenuwachtig, zo’n eerste keer een blind date, maar voorlopig valt het reuze mee. In mijn hoofd speelde zich een heel ander scenario af. M:         Euh, heb ik dat goed begrepen, zei je nu een date? Ik weet niet of ik het zo zou noemen hoor; eerder… een toevallige ontmoeting met mogelijkheden? V:          Toevallig? In ons bericht stond toch om twee uur op het bankje tegenover het beeld van de naakte dame? M:         Nee schatje, ik denk dat je je vergist. V:          Een vergissing? M:         Wij hebben geen date. Oei, time is up,  daar komt mijn vrouw aangewandeld met de kinderwagen. V:          Wat zeg je, je vrouw? M:         Ja, …kans verkeken, toch geen happy end vandaag. Ik denk trouwens dat je het verkeerde bankje hebt gekozen. Volgens mij heb je een date met die man daar tegenover. Diegene die daar alsmaar meer ineengedoken op zijn bankje zit. Ik zag hem al een paar keer ongerust op zijn horloge kijken.   Jessy Hamvas

jessy hamvas
26 1

Het Bankje van Comfort

A: (Diepe zucht) Man het is verschrikkelijk druk daarbinnen… (zucht) “ Thomas doe dit, Thomas doe dat niet, Thomas luister als ik tegen je praat “. Laat me toch gewoon met rust… Brrrr... deze bank is ijskoud...   B: Wat lijkt het probleem te zijn jonge heer, is de bank écht zo koud?   A: Oh u heeft me gehoord? Het spijt me meneer, dat was niet mijn bedoeling, i-ik wilde u niet storen   B: Storen? Een oude man als ik? Onzin, maak je geen zorgen joeng...  er is niks waar je me mee kunt storen   A: Bent u zeker? Met alle respect, u lijkt een beetje oud…   B: Oud? Jazeker. Fragiel?  Wel, vroeger was ik.. de meest gevoelige persoon   A: Vroeger?   B: Wel, laten we zeggen dat de jaren 20 een.. vreemde tijd was   A: De jaren 20? U bedoelt toch niet...   B: Oh jawel, de tijd van de pandemie   A: Sorry meneer, ik wist niet dat u-             B: Zo oud was?   A: Ja..   B: Dat is toch niet erg...  hoelang is het geleden, zo’n vijftig jaar nu?   A: Bent u het meeste vergeten dan?   B: Ik zou wel willen, maar ik ben bang dat het niet zo gemakkelijk is.. er zijn nu eenmaal veel dingen die niet vergeten mogen worden   A: Ja, ik denk.. dat ik dat wel kan begrijpen   B: Maar genoeg over mij, vertel eens, waar was je zo gefrustreerd over?   A: Oh het is gewoon… ik en mijn mama die waren aan het shoppen voor kerstavond... En.. ik werd het beu dat ze me bleef rondbevelen en vooral dat ene irritante liedje dat ze de hele tijd blijven spelen.. hoe heet het weer?              B: “ All I want for Christmas is you” ?   A: Ja, voila.. hoe wist u dat?   B: Joeng, ze hebben dat nummer al voor mijn tijd gespeeld.   A: Dat geloof ik niet   B: Oh maar het is zo, ik ben bloedserieus. In die tijd moesten we ons haasten om het toiletpapier te halen, voordat ze allemaal op waren... allemaal terwijl we dat ene, grijsgedraaide liedje moest aanhoren   A: Wacht, waarom toiletpapier? Hahaha   B: Joeng, ik stel mij die vraag al vijftig jaar... zelfs filosofen hebben geen flauw idee   A: Ik durf te wedden dat je veel aircomaskers moest dragen   B: Oh nee, veel erger, die bestonden pas 10 jaar nadat het afgelopen was.. voor de zieke mensen of als je erge astma had, maar daarvoor hé… moesten we ordinaire, ongefilterde mondmaskers dragen...   A: Wow, amai dat moest zo erg zijn... hoe heeft u al dat lijden overleefd?   B: Maar je hoeft niet zo beleefd te zijn jongen, zeg maar ‘je’   B: Ah oké sorry   B: Weet je nog wat ik eerder zei, over kwetsbaar zijn?   A: Ja?   B: Toen ik jong was, was ik zo gevoelig, vooral als kind.. als de leraar om welke reden dan ook boos op mij werd, barstte ik bijna uit in tranen   A: En nu? Wat als iemand je bijvoorbeeld.. een irritante bejaarde zou noemen?   B: Als iemand dat nu tegen mij zei hé, dan zou ik hem zo hard slaan met mijn wandelstok als ik kan, dat zou die wel een les leren.   A: Hahahah, dat zou ik graag willen zien.   B: Ja dat geloof ik wel, maar mijn punt is ... Ik had mijn problemen en zwakheden, raad eens wat ik deed? Ik overwon ze.   A: Hoe?   B: Ik was rond jouw leeftijd.. 15 tot 16 jaar oud,- toen er iets vreselijks gebeurde.. iets dat mij en mijn broer zwak, schuldig, gebroken... liet voelen... Maar.. ik wist dat het niet zomaar zou verdwijnen, dus wil je weten wat ik deed?   A: Ja   B: Ik ging er frontaal mee om, ik erkende het, accepteerde het, ik ging uit mijn comfortzone en vond een.. nieuwe ik.  Ik was bang, zo bang dat ik niet kon slapen.. maar ik bleef vasthouden.. aan de twee dingen, die ik nog had   A: Je huisrobot en je PlayStation 8?   B: Ah die waren er toen nog niet   A: Oh aww   B: Hoop... en moed, zo is het me gelukt.  Daarna  voelde ik me.. niet langer schuldig of gebroken, ik voelde me zelfs... alsof ik mijn plicht had vervuld   A: Dus wat je zegt is, om een probleem op te lossen, moet je moedig zijn en je angsten loslaten?   B: Nee mijn jongen, om iets op te lossen accepteer je je angst, je zwakheden en werk je aan wat je niet zo goed kunt, de zone van discomfort, van ongemak... Als je daar eenmaal binnen bent weet je niet waar je terecht gaat komen... maar je zult er hoe dan ook sterker uit komen   A: Wauw... dat klinkt zo..  wijs   B: Wijsheid komt met leeftijd, zou ik zeggen, maar nu ik erover nadenk.. is het eerder leeftijd.. dat komt met wijsheid   A: Dus wat was je reactie toen, je weet wel..  het gebeurde?   B: In het begin was ik.. op zijn zachtst gezegd geschokt... niemand zag het aankomen, allée tenminste had niemand verwacht dat het zo erg zou zijn als het ging zijn.. en we kwamen allemaal.. in een nieuwe ongemakkelijke zone terecht   A: Zoals bij het dragen van ongefilterde aircomondmaskers?   B: Niet per se dat, de plotselinge verandering in de manier van leven, liet ons verward en vol vragen achter... en twijfel   A: Ja dat kan ik helemaal zien, je moest je dood verveeld hebben..   B: Oh ja zeker, we spendeerden het grootste deel van onze tijd binnen met tv kijken of spelletjes spelen, we werkten zelfs vanuit thuis   A: Maar mijn mama werkt altijd vanuit thuis, het is niet echt zo erg toch?   B: Wel, onze wifi was.. beperkt, dus we moesten allemaal in dezelfde kamer zitten.. ik, mijn broer, mijn mama en papa... allemaal terwijl we tegelijkertijd moesten bellen   A: Oh nee.. dat klinkt verschrikkelijk   B: Oh dat was het inderdaad... maar nu ik terugkijk... mis ik die tijden echt.. ik zie mijn broer tegenwoordig zelden en, mijn mama en papa... Je weet wel, ik bezoek ze nog steeds.. maar dan in de vorm van een steen.. die niet terugpraat... als je begrijpt wat ik bedoel   A: Ja... jawel.. ik, het spijt me voor je verlies.. ik zou niet weten wat ik moest doen als dat met mijn ouders zou overkomen   B: Maar ik denk van wel, nu toch   A: Hmm? O ja! J-je hebt gelijk, wow.. ik... ik weet niet wat ik moet zeggen..   B: In mijn tijd zou ik zeggen: Deel iets gratis met iemand die het meer nodig heeft dan jij en dan krijg je er iets voor terug   A: Wat heb jij dan nu teruggekregen?   B: Entertainment   A: Weet je, dit gesprek gaf me zo'n warm gevoel.. dit bankje voelt nu veel comfortabeler haha   B: Dat kan ik geloven, jong.. hetzelfde geldt voor mij

IngmarVDKH
1 0

Boelaerpark, 13u

Twee personages op een bank, één iemand komt erbij zitten, zegt niets in het begin. Oude man: Amai, dit zonnetje nemen ze ons in ieder geval al niet meer af. Meisje neemt één oortje uit haar oor. Jonge vrouw: Sorry, zei u iets? Oude man: Ja, dat het hier wel goed zitten is in ons park, als de zon van de partij is. Jonge vrouw: Het is inderdaad een mooie dag, na die regendagen van voorbije week. Oude man: Zeg, is dat niet lastig altijd die muziek in je oren? Jonge vrouw: Nee, waarom? Oude man: Ik vind het zo onnozel voor u dat je in plaats van de rustige natuur alleen maar doef doef doef lawaai hoort. Jonge vrouw: Dat is geen lawaai, dat is relaxerende zenmuziek. Ik kom speciaal hier mijn broodje opeten voor de rust. In de eetruimte van de hogeschool is er te veel volk. Die “doef doef doef” helpt mij dus. En daarbij, het geluid van auto’s daar op de weg, dat is ook niet bepaald rust hé. Oude man: Je hebt gelijk dat er nu wel wat meer auto’s rondrijden en dat ze niet echt stiller zijn geworden in vergelijking met vroeger. Jonge vrouw: Dat geluid, ça va dan nog het is vooral de CO2 die eruit komt. Oude man: CO2, CO2, ik heb schrik dat ze me aanrijden als ik oversteek.  Uitlaatgassen! Vroeger waren we daar allemaal niet zo mee bezig. Lucht is lucht. Jonge vrouw: Door die mentaliteit zitten we nu juist met het probleem. Lucht is niet zomaar lucht. Oude man: Jawel, lucht is lucht, en weer is weer. Koude zomers en warme winters, dat was er vroeger ook allemaal. Ik vind dat ze nogal overdrijven op dat Nieuws de laatste tijd. De mensen hebben geen historisch besef meer. Jonge vrouw: Maar enfin, het is niet omdat je oud bent, dat je de grote problemen van nu moet negeren. Oude man: Wie zit hier alles te negeren met die oortjes, juffrouw? Jonge vrouw: Juffrouw, juffrouw, ik ben geen 16 hé. Dat hokje van die ‘juffrouw’ moet dan betekenen dat ik naïef ben ofzo? Oude man: Dat heb ik niet gezegd! Jonge vrouw: …maar wel gedacht! Jullie oude mannen zeggen zogezegd nooit niets maar willen wel alles beslissen. Oude man: Ik denk dat ik niet veel beslis hier, in dit parkje of ergens anders. Jonge vrouw: Vroeger wel. Oude man: Hoe bedoel je? Jonge vrouw: Als jullie vroeger wat meer zonnepanelen ofzo hadden gelegd hadden we nu niet zo moeten stressen. Oude man: Denk jij dat de Oliecrisis of de jaren 80 simpel waren? Och, stress en problemen zijn er altijd al geweest. Denken jullie echt dat jullie de eerste generatie zijn met problemen? Jonge vrouw: De eerste misschien niet, maar misschien wel de laatste! Oude man: En nu beginnen we ineens met hyperbolen! Jonge vrouw: Hyperbolen? Oude man: Overdrijven om zo je gelijk maar te kunnen bewijzen. Jonge vrouw: Ik moet niet overdrijven want ik heb gewoon gelijk. Wij hebben er vakken over op de hogeschool, dat het niet goed gaat. En nu zou ik graag mijn broodje verder willen opeten. Ik moet direct weg. Oude man: Broodje met kip zie ik, dat is ook niet goed voor het klimaat hé. Jonge vrouw: Ja, nee, ok, dat weet ik. Ik moet van de dokter minstens een paar keer per week mager vlees eten. Oude man: Zo jong en al naar de artsen. Die zijn nergens goed voor. Het enige wat ze doen is pillen voorschrijven. Pillen om op te staan, pillen om te slapen en pillen om naar de wc te gaan. Oud worden is nergens goed voor. Ik ben al blij dat er nog eens iemand luistert. Stilte Jonge vrouw: Mag ik dan eens iets vragen? Oude man: Vragen staat vrij, juffrouw. Jonge vrouw: Heeft u dan geen kinderen waar u bang voor bent? En hun toekomst? Oude man: Och, kinderen, daar ben ik nooit aan begonnen. Ik wou wel, maar de juiste tegen komen was niet simpel, nog zo’n een probleem dat de wereld niet uit is denk ik. Jonge vrouw: Ok, maar er zijn toch wel jongere mensen die je graag ziet? Oude man: Met die corona zie ik niemand meer. Onze Jonas en Koen, de kinderen van mijn overleden zus, die hoorde ik soms nog wel. Maar nu, met al dat gezoom, dat is niets meer voor mij. Jonge vrouw: Maar die familie van u, die gaan toch al die problemen nog krijgen met de opwarming van het klimaat. Dat moet u toch iets kunnen schelen? Oude man: Waar ik mee bezig ben dat is hoe ze van Vlaanderen terug iets fatsoenlijks gaan maken. Iets waar je trots op kan zijn. Jonge vrouw: Je kan toch trots zijn op nieuwe windmolens of zo? Oude man: Je begrijpt me verkeerd, vroeger werden er echte projecten aangelegd. De autostrades waar wij met onze wagens over konden rijden, heel het land door tot in Echternach toe. Dat is toch iets heel anders dan van die mottige blauwe panelen op een dak laten leggen door Polen. En het is niet alleen de infrastructuur, het is ook wie in dat land leeft. En wie dat daar echt in thuishoort. Jonge vrouw: Dus eerst het klimaatprobleem ontkennen en nu ook al een racist. Ik ben blij dat ik mijn broodje op heb. Oude man: Ah, dat mag ook al niet meer gezegd worden dat alle grenzen openstaan. Jonge vrouw: Iets zeggen, wil niet zeggen dat het klopt. En nu moet ik echt vertrekken, meneer. Oude man: Allez, blijf nog even. Jij bent de eerste waar ik mee heb gepraat in een week. Jonge vrouw: Ik heb afgesproken met een vriendin, ik heb juist al een berichtje gestuurd dat ik ben vertrokken. Oude man: Typisch de jeugd: veel grote woorden maar als ze eens echt iemand kunnen helpen, dan kunnen ze niet rap genoeg weg zijn. Jonge vrouw: Meneer, ik ken u niets eens, ik heb hier alleen maar vijf minuten naast u gezeten omdat ik mijn broodje wou opeten. Ik vind dat ik al lang genoeg naar uw negativiteit heb geluisterd. Oude man: Wacht maar tot je mijn leeftijd hebt, voor elk probleem moet je bellen en hopen dat er iemand komt. Dat uw horizon zo klein is geworden dat je al gewoon blij bent dat je een zonnetje ziet. En dat ruziemaken met een juffrouw in het park het hoogtepunt is van uw dag. Jonge vrouw: Ik had niet zo moeten roepen meneer, ik vind het echt wel erg en zo voor u. Dag hé. Oude man: Ja, allez, prettige dag dan nog hé.

bartdg
43 4

Kerstdialoog

# SCENE 1VERTELLER: HET WAS EEN DONKERE DECEMBERAVOND. JEZUS WAS NET GEBOREN EN DE DRIE KONINGEN KWAMEN AANKLOPPEN, ZEIDEN "WE HEBBEN EEN PAKKETJE VOOR EEN ZEKERE JEZUS" EN TRAPTEN HET TOEN WEER AF. JOZEF WAS DE KONINGEN UIT AAN HET WUIVEN EN MARIA VOEDDE HET HEILIG KIND. THANS, DAT PROBEERDE ZE. JEZUS: MENS, JE ZIET TOCH DAT IK GENOEG HEB!MARIA: JOZEF ZEI DAT JE GOED MOEST ETEN.JEZUS: DAT BESLIS IK WEL. HAAL DIE TIET NU MAAR WEG.MARIA:  MAG IK JE VASTHOUDEN?JEZUS: NEE.MARIA: WIL JE EEN DEKENTJE?JEZUS: IS HET SATIJN? ANDERS NIET.MARIA: IK KAN JE DICHTER BIJ HET VUUR ZETTEN.JEZUS: NEE DANKJEWEL. DE HEILIGE GEEST ZAL ME WEL WARM HOUDEN. WAAR IS DIE OUWE NU? TOCH NIET MET- HEY! DA ZIJN WEL MIJN CADEAUS!MARIA: KIND TOCH, JE MAG WEL RESPECT TONEN!JEZUS: PARDON? IK BEN DE ZOON VAN GOD, TOON MIJ MAAR WAT RESPECT, ALS JE NAAR DE HEMEL WIL.MARIA: *HUILT* #SCENE 2VERTELLER: EEN VERWAANDE JEZUS LIET MARIA WENEN, EN ALGAUW KWAM JOZEF BINNENGEWANDELD MET ZO ZIJN EIGEN PROBLEMEN. JOZEF: O MARIA, WAAROM WEENT GIJ? EN BELANGRIJKER, WAT IN  DAVID'S NAAM IS MIRRE EIGENLIJK?MARIA: GEEN IDEE, ZET HET MAAR  MET DE ANDERE GIFTEN LANGS HET ZOUT.JOZEF: EN WAAR STAAT DIE?MIARIA: LANGS DE LAMSBOUTEN.JOZEF: EN WAAR STAAN DIE?JEZUS: KOMT HIJ TOCH NOG OPDAGEN, DE FARIZEEËR. DOE DE DEUR DICHT, JE BENT TOCH NIET IN EEN KERK GEBOREN?JOZEF: EXCUSEER MIJ, O HEILIG ROTKIND.JEZUS: AH, GAAN WE ZO BEGINNEN?VERTELLER: OP DAT MOMENT KWAM ER EEN ENGEL TEVOORSCHIJN. ZO UIT HET NIETS. ENGEL: MANNEKES!JOZEF: WIE IS DAT NU WEER? NOG ÉÉN ONUITGENODIGDE BEZOEKER, EN IK STAMP IEDEREEN MET ZIJN KLIKKEN EN KLAKKEN BUITEN. EN WAAR STAAN DIE VERDOMDE LAMSBOUTEN NU?ENGEL: DAAR! NAAST HET BLOEM. ZAL IK HET WEL MET EEN VINGERKNIP OP ZIJN PLAATS TOVEREN. MAAR NU BELANGRIJKER DINGEN. GOD IS AL DIEP TELEURGESTELD IN JOU, JEZUS. JE MOET HET GOEDE VOORBEELD GEVEN, NIET EEN TRUT UIT MY SWEET SIXTEEN UITHANGEN.JEZUS: WAAROM LAAT GOD ME GEBOREN WORDEN IN EEN STAL BIJ DIE TWEE FIGUREN? EN WAAROM KAN IK NIET MEE MET DE DRIE KONINGEN? DAT ZOU EEN RELIGIE STARTEN VEEL GEMAKKELIJKER MAKEN.ENGEL: WELKE DRIE KONINGEN? DIE MOET IK NET GEMIST HEBBEN.JOZEF: DIE MET HUN.. GAARNE ZOU IK HUN BESCHRIJVEN, MAAR IK BEN BANG DAT IK RACISTISCH OVERKOM.JEZUS: ZWIJG DAN MAAR.ENGEL: IK ZAG ALLEEN MAAR DRIE VERKLEDE KINDEREN.JEZUS: WAAROM HEBBEN ZE DAN GOUD, WIEROOK EN MIRRE MEEGEBRACHT?ENGEL: OH NEE.. VERTELLER: ER WERD OP DE DEUR GEKLOPT EN  EEN ROMEINSE SOLDAAT KWAM BINNENGEMARCHEERD. JOZEF: NOG IEMAND? NU IS HET GENOEG GEWEEST! VERTELLER: JOZEF GING MET EEN GEHEVEN BORSTEL RICHTING DE ROMEIN MAAR DE DIE TROK ZIJN ZWAARD. JOZEF BEGON SPONTAAN DE VLOER TE BOENEN EN FLOOT EEN DEUNTJE. ROMEIN: HEEFT IEMAND HIER MIJN GOUD, WIEROOK EN MIRRE GEZIEN? DRIE KINDEREN HADDEN HET GESTOLEN EN IK ZAG ZE NAAR HIER LOPEN.MARIA: DAT LIGT NAAST HET BLOEM. JOZEF, HAAL HET EENS.JOZEF: VERDOMME!ENGEL: OEI, DIE KOMT DRIEËNDERTIG JAAR TE VROEG.JEZUS: HELA! IK HEB DIE CADEAUS WEL GEKREGEN, ZE ZIJN VAN MIJ.ROMEIN: NU TERUGGEVEN, OF IK MAAK HIER IEDEREEN KAPOT!JEZUS: DOE DIE ANDERE MAAR KAPOT, EN BRENG ME NAAR JE LEIDER. IK BEN NAMELIJK DE ZOON VAN GOD.MARIA: NEE, NEEM HET KIND MAAR MEE, SAMEN MET JE SPULLEN. IK HEB VAN BEIDE GENOEG. HAD IK MAAR EEN DOCHTER GEKREGEN.JOZEF: WAAR LIGT HET BLOEM OOK ALWEER?ENGEL: EN NU IS HET GENOEG! IK KIJK ROND EN IK ZIE GEEN FAMILIE. IK ZIE GEEN GROEP MENSEN DAT ELKAAR STEUNT EN IN ELKAAR GELOOFT. IK ZIE EEN GROEP LUILAKKEN EN VERWENDE KINDEREN DAT VECHTEN. EN VOOR WAT?  IK BEN DIEP TELEURGESTELD IN JULLIE. GOD IS DIEP TELEURGESTELD IN JULLIE. CIAOKES BYEKES! #SCENE 3VERTELLER: ALLES WERD DONKER. EN TOEN JOZEF, MARIA EN JEZUS WEER WAKKER WERDEN, WAREN DE ENGEL EN DE ROMEIN VERDWENEN. NET ALS DE CADEAUS. NET ALS DE SOEP LANGS HET ZOUT.JEZUS: DAAR ZIJN WE DAN; GEEN HEMEL, GEEN CADEAUS, NIET GEZEGEND MAAR OPGESCHEEPT MET ELKAAR.MARIA: ZELFS DE SOEP IS WEG. HET IS ALLEMAAL MIJN SCHULD.JOZEF: ALS IK NU WIST WAAR HET ZOUT LAG WAS DIT NOOIT GEBEURD.JEZUS: NEE, HET IS EIGENLIJK MIJN SCHULD. ALS IK NIET ZO VERWAAND WAS GEWEEST..   VERTELLER: EN TOEN JEZUS DIE WOORDEN ZEI, KLIKTE ER IETS IN ZIJN HOOFD. HIJ WIST WAT HIJ OP AARDE DEED. EEN AARDIGE PRESTATIE, ZO EEN MOEILIJKE VRAAG AL OP JE GEBOORTE KUNNEN ANTWOORDEN. DE SPIRITUELE DOORBRAAK WAS HET EQUIVALENT VAN TIEN ZELFHULPBOEKEN EN EEN FOLDER OVER IKIGAI TOEPASSEN. JEZUS: HOE KAN IK HET TERUG GOED MAKEN? VERTELLER: TOEN BEDACHT MARIA DAT ZE DE ZOON VAN GOD HAD GEBAARD. EN DAT HIJ NAAR DE WERELD GESTUURD WAS, NIET OM TE LEIDEN, MAAR OM TE DIENEN. MARIA: JOZEF HEEFT ARTROSE, KUN JE HEM NIET GENEZEN?JEZUS: IK ZAL BIDDEN VOOR HEM.MARIA: EN IK HEB LAST VAN HAARUITVAL.JEZUS: GEEN ZORGEN DUTSKE, KOMT GOED.MARIA: EN DE EZEL, HIJ MANKT TEGENWOORDIG ZO ERG.JEZUS: ZEG, NU NIET GAAN OVERDRIJVEN! STRAKS MOET IK JE WATER NOG IN WIJN VERANDEREN! VERTELLER: JOZEF HAD DIE AVOND GEEN REVELATIE. ACH JA, DAAR HAD HIJ ZIJN THERAPEUT VOOR. VERTELLER: EN ZO GESCHIEDDE HET.  ALLE DRIE BELOOFDEN ZE SAMEN TE WERKEN. JEZUS WERD NEDERIG, MARIA NAM ALLES WAT MINDER PERSOONLIJK EN JOZEF LEERDE VERDER KIJKEN DAN ZIJN NEUS LANG WAS. TOEN ZE DE VOLGENDE OCHTEND WAKKER WERDEN EN JOZEF ZIJN SCHOENEN AAN WOU DOEN, VOELDE HIJ DAT ER IETS IN ZAT. JOZEF: WAT IS DAT NU WEER? VERTELLER: DE HEILIGE GEEST HAD EEN CADEAU GEZET IN ELK VAN HUN SCHOENEN. BIJ MARIA ZAT GOUD, BIJ JOZEF WIEROOK EN IN HET KLEINE SCHOENTJE VAN JEZUS ZAT DE MIRRE. MARIA: WE HEBBEN ONZE CADEAUS TERUG!JEZUS: NOG BETER, WE HEBBEN ELKAAR TERUG. JOZEF, ZET DIE CADEAUS MAAR LANGS HET BROOD! VERTELLER: EINDE  

Stelselmatig
17 0

De oude man en het bankje

A is een tachtig jarige Antwerps sprekende man B is een veertig jarige vrouw die voor het eerst op dat bankje gaat zitten.   A: Stoort het als ik er eventjes bij komen zitten, mevrouw? B: Natuurlijk niet mijnheer, plaats genoeg. ’t Is mijn bank niet, he. A: Nee, da’s waar, maar ik vraag dat altijd. Er zijn mensen die liever alleen zitten. B: Echt? A: Ja, dat gebeurt wel. B: Straf. A: Wat een dag, he! B: ’t Zonnetje doet deugd na die lange winter. A: Ja, ’t is goed nu. Ik kom elke dag efkes op deze bank zitten, weer of geen weer. B: Dan moet dit voor u wel een speciale bank zijn. A: Dat is ze wel zeker, ja. Hier op deze bank heb ik zestig jaar geleden mijn vrouw leren kennen. B: Echt? A: Ja, ongelofelijk, he? Zestig jaar geleden. Ik zag ze zitten en we zijn beginnen babbelen. B: Letterlijk en figuurlijk dan. A: Hoe bedoelt u? B: Zien zitten? A: Haha, ja, just! Goed gezien! Een beeld van een meiske was dat toen. Met grote blauwe ogen en van dat lang blond haar dat over haar schouders krulde. Ik was op slag verkocht. Stoort het dat ik erbij kom zitten, heb ik gevraagd. Nee mijnheer, natuurlijk niet, zei ze. En van het een kwam het ander … B: Amai, dat is romantisch. A: Het was alsof wij elkaar al heel ons leven kenden. Uren hebben wij gebabbeld. B: Dat moest zo zijn dan, dat kan niet anders A: Pas op! Gemakkelijk was dat niet in die tijd, he! Ze kwam uit een heel katholiek gezin en haar vader heeft lang tegen gewrongen. B: Mijn grootmoeder heeft mij daar ook verhalen over verteld. Mensen konden in die tijd niet altijd doen wat ze graag wilden doen, he? A: Nee, dat is zo. Maar pas op. Nu zijn er weer andere dingen die niet juist zijn. B: Ook waar. A: In elk geval, we waren smoorverliefd. Waar zij ging, ging ik. We waren niet te stoppen. En dat is altijd zo gebleven. B: Dat is prachtig. A: Hier se! Hier hebben we toen een hartje gekerfd, ziet ge het? Hier vanachter op de bank, L & E. B: Ik zie het. Wat een schoon verhaal, mijnheer. Dat is toch wel heel speciaal, zo lang samen zijn. A: Leo, zeg maar Leo. En u heb ik hier nog nooit gezien, denk ik. B: Nee, dit is de eerste keer dat ik hier eens kom zitten. A: Dat ontspant een mens. Ge moet dat meer doen. B: En uw vrouw, komt die soms mee? A: Mijn vrouw is overleden. B: Oh, excuseer, dat is heel erg. A: Maar ze is hier nog altijd. Ge moet me niet verkeerd verstaan. B: Uw vrouw? A: Elke avond rond deze tijd staat ze daar, se. Ziet ge ’t? Tussen die rododendron en die ouwe eik. Recht voor ons. B: Ik zie niks. A: Seffens is ze daar en dan zwaait ze naar mij. Met een grote lach op haar gezicht. B: Dat is straf. A: Ik heb al geprobeerd om tot daar te gaan om ze eens goed vast te pakken, maar op ’t moment dat ik rechtsta, draait ze zich om en is ze weg. Nu blijf ik zitten en ik zwaai. Nog een minuut, sè. Ik kan er mijn klok gelijk op zetten. B: Hoe lang geleden is uw vrouw overleden? A: Zeven jaar. Zeven jaar geleden al. We waren bijna vierenvijftig jaar samen. Dat begint, he! Maar ge kent dat wel … Wacht! Voilà, daar is ze, sè. Ons Emma! B: Waar? A: Daar, recht voor ons! Zie ze zwaaien! Hallo, Emma! Allez, zwaait efkes mee, dat zal haar plezier doen. B: Naar waar? A: Vlak voor ons, ziet ge’ t niet? B: Niet echt. A: Jawel, jawel, zie eens goed. Daar, waar mijne vinger naar wijst, just neffe die vuilbak. B: Daar naast het prieel? A: G’ hebt het. Wat lacht ze toch schoon! Ziedis! Die oogskes die zo schitteren, pure saffier. Dag schat! Ge ziet er goed uit! B: Is ze er nog? A: Ja, ze vind dat tof zenne, dat gij hier mee zit te zwaaien. Z’ heeft nog nooit zo ne smile op haar gezicht gehad. Tot morgen, schat! B: Ze is weg, denk ik. A: Ja, z’ is weg. ’ t Duurt nooit lang, maar ‘k heb ze toch maar weeral gezien vandaag. Merci madame, g’ hebt een ouwe man gelukkig gemaakt. B: Zeg maar Laura, Leo. A: Laura? Schone naam, eentje om te onthouden. Het was me een waar genoegen. Misschien zie ik u nog wel eens terug op deze bank. B: Misschien wel, Leo. Dan kom ik goeiendag zeggen aan Emma. A: Dat zou tof zijn! ’t Is een schoneke, he, mijn Emma. En een goeike! Die vergeet da ni zenne! Allez, na zen ik weg … een stukske eten. Dag Laura.

Kristin Huyghe
19 1

Het Bankje

A= Een man die ernstig ziek is geweest. Hij is recent ontslagen uit het ziekenhuis en is nu eindelijk aan de beterhand. Hij heeft op deze manier geleerd dat je moet leven in het moment.  Daarom spreekt hij erg veel een erg rechtuit. B= Een ‘gewone’ vrouw, een beetje een grijs en terughoudend persoon die normaal nooit zomaar een gesprek zou aanknopen.  Ze is het niet gewend een compliment te krijgen en weet niet goed hoe ze hier mee om moet gaan.  Ze slalomt het hele gesprek tussen meegaan in het gesprek en afwerend reageren.    B zit al op de bank. A komt iets later aan en zet zich naast haar.                                                      --------------------------------   A:        Prachtig weertje.  Nee? B:         Mmm. A:        Helderblauwe lucht, de zon die eerder verlegen schijnt vandaag.  En dat heerlijke briesje dat flirt met de dualiteit van:  ‘Doe ik nu die jas uit en verdraag ik het kippenvel?’ of  ‘Hou ik die jas aan en verdraag ik de zweetparel die over mijn flank naar beneden baant?’  Als u begrijpt wat ik bedoel? B:         (afwezig) Mmm, ja. A:        Maar als ik echt eerlijk ben, en vanaf heden ben ik dat permanent, vind ik u nog veel prachtiger dan heel dat zomers zonnetje en briesje bij elkaar. B:         Excuseer, spreekt u tegen mij mijnheer? A:        Ziet u nog iemand anders hier zitten misschien? B:         Nee, ik dacht dat u met iemand aan het bellen was. A:        Zie ik eruit als iemand die de hele dag in het publiek loopt te bellen? B:         Euh …, eigenlijk wel ja. A:        Wel, dat raadt u dan mis. B:         Dat zou kunnen.  Ik ben wel eens meer mis. A:        Ik gaf u net een compliment.  Heeft u het gehoord? B:         Ja. A:        Maar u verkiest om niet te reageren? B:         Dat klopt. A:        Waarom? Als ik zo vrij mag zijn. B:         Omdat ik niet helemaal zeker ben of u het wel meent. A:        Mevrouw, ik ben recent tot het inzien gekomen dat mijn tijd op deze zanderige  aardkluit veel te kort is om onwaarheden te spuien.  Daar kom je werkelijk nergens mee. B:         Hoe bedoelt u ‘recent’? A:        (zucht) Nu u het toch vraagt, ik was ziek, heel ziek. B:         Maar nu niet meer? A:        Ik heb gevochten, ben neergeslagen, door het stof gesleept en terug opgestaan. En na een eindeloos aantal dergelijke rondes heb ik uiteindelijk nipt gewonnen. B:        Goed voor u. A:        En u?  U ziet er, vergeef me m’n rechtdoorzeese tred, een beetje … ja ... verdrietig uit. B:         Dat is ook zo. A:        Mevrouw, geloof me, het leven is te kort om verdrietig te zijn. B:         Heeft u dat ook recent ingezien of komt dat van een keukentegel? A:        Ai, touché. B:         Sorry, ik wou u niet … .  (zucht)  Als u het dan toch moet weten.  Ik ben eigenlijk al verdrietig zo lang ik het me kan herinneren. A:        Maar dat is vreselijk.  Dat houdt toch geen mens vol? B:         Voor mij is het … normaal, denk ik. A:        Maar mevrouw, waarom bent u dan toch zo verdrietig? B:         Mijnheer luister, ik zit hier gewoon op een bank en u stelt me allerlei vragen.  Wat moet ik daar … A:        (onderbreekt)  Als u liever niet met me spreekt is dat ook goed hoor.  Dan draai ik me gewoon terug naar het verlegen zonnetje en laat ik u in u verdriet berusten.  Zegt u het maar. B:         In mijn verdriet berusten?  Bent u psychiater misschien?  Krijg ik zo dadelijk uw kaartje?  En een rekening?  Of is de eerste consultatie op kosten van het huis? A:        U beledigt mij.  Ik ben gewoon … begaan. B:         (zucht) Sorry, nogmaals. Ik wou u niet zo …  Vergeef me, ik ben een beetje moe. A:        Niet nodig.  Het is uw verdriet dat spreekt.  U moet het aanpakken mevrouw, bij de wortels vastgrijpen en uit de grond trekken. B:         Mijn verdriet heeft geen duidelijke reden, het is er gewoon.  Net zoals u eerlijkheid: permanent. A:        Ik weet zeker dat, als u mij de kans geeft, ik u … B:         (onderbreekt hem) Zegt u dit tegen alle vrouwen die u op een bankje tegen komt? A:        Nee, helemaal niet.  Dit is trouwens de eerste keer in meer dan een jaar tijd dat ik nog eens op een bankje zit. B:         Sorry. A:        U hoeft zich niet de hele tijd te excuseren. Het is uw schuld niet.  Het is gewoon, in een ziekenhuisbed kom je moeilijker mensen tegen om een doordeweeks praatje mee te slaan.  Laat staan zo een prachtige vrouw als u. B:         Dit praatje is alles behalve doordeweeks mijnheer.  En u, als u dan echt geen psychiater bent, dan moet u zo ongeveer het prototype van een charmeur zijn. A:        Ik?  Een charmeur?!  (lacht) Helemaal niet, ik observeer gewoon en ik benoem de dingen zoals ze zijn. B:         Ah?  Een wetenschapper dus? A:        Nee, eerder een realist met de ziel van een eeuwige romanticus. B:         (lacht voorzichtig)  U weet het wel mooi te stellen. A:        Mijn woorden zijn misschien mooi, maar u … ik val in herhaling: ‘U bent prachtig.’ B:         Ja, dat zei u inderdaad al.  En ik dank u.  Ik zou bijna geloven dat u het meent.  Maar vergis u niet, ik ben niet naïef. A:        Hoe bedoelt u? B:         U komt net uit het ziekenhuis.  Ik ben waarschijnlijk één van de eerste vrouwen die sindsdien uw pad kruist.  Natuurlijk vindt u mij prachtig.  U zou momenteel zelfs een gebochelde heks met het jicht in haar benen en een snor onder haar met steenpuisten geteisterde haakneus, prachtig noemen. A:        (lacht) U weet het wel mooi te stellen. B:         (lacht ook) Het zal weer het verdriet zijn dat spreekt zeker? A:        Ik zeg u niets, maar euh, mijn observatievermogen maakt momenteel een vette aantekening met rode bic. B:         Ah ja?  En wat noteert u dan misschien? A:        Ik citeer;  Feit, dubbelpunt,  steller dezes heeft op vijf minuten tijd twee maal met overdonderend succes een elegante lach ontlokt uit de prachtige mond van zijn huidige gesprekspartner. B:         (lacht) A:        Doorhaling, backspace, correctie:  drie maal. B:         Ja, ik geef het toe.  U bent hier goed in.  Ik ken u niet, maar u lijkt oprecht te zijn. A:        Nogmaals, ik heb geen tijd en geen boodschap aan onwaarheden. B:         Klopt, dat zei u al.  Sorry. A:        Waarom zegt u eigenlijk de hele tijd ‘sorry’?  Is dat ook een aspect van uw permanente verdriet? B:         Ik weet het niet.  Zou kunnen. A:        Mijn moeder zei altijd:  ‘Sorry is een duur woord.  Ge moet u alleen excuseren als ge echt iets hebt misdaan. Anders gaan we failliet voor dat ge het weet.’ B:         Zei ze dat echt of hebt ge dat hier ter plaatse verzonnen? A:        Euh …een beetje van allebei geloof ik. B:         (lacht) Betrap ik u hier op een onwaarheid? A:        Ja lap … nu zit ik vast.   Om een … euh …  lach op uw gezicht te krijgen, wil ik mijn heilige principes voor één keertje een beetje buigen. B:         Ik voel me vereerd. A:        Terecht.   Eventjes stil.   B:         Ik moet gaan nu. A:        Nu al? B:         Ik wil u bedanken voor deze niet alledaagse babbel.  Het was inderdaad te lang geleden dat ik nog eens elegant gelachen heb. A:        Nu voel ik me op mijn beurt vereerd. B:         (lacht) A:        Wat brengt de dag u verder? Tenminste, als ik nogmaals rechtdoorzee mag zijn. B:         Dat mag u.  Ik ga de kinderen van school halen. En ik moet nog langs de kramiek. A:        Om dagelijks brood te kopen en die eeuwig hongerige monden te voeden? B:         Zoiets ja. A:        Gaat u door het park? B:         Ja. A:        Vindt u het ok als ik u vergezel? B:         Dat kan.  Moet u ook die richting uit? A:        Nee, helemaal niet.  Maar ik moet of wil momenteel nergens anders zijn. B:         Dat is de realist of de romanticus die spreekt? A:        Het park doorkruisen, dat moet zo een 10 minuutje wandelen zijn, niet? B:         Euh ja, zoiets. A:        Ik waag mij, met uw goedkeuring uiteraard, aan een nobele poging om binnen die 10 minuten de spreekwoordelijke badstop van uw verdriet te vinden, die vervolgens met een ferme ruk uit te trekken zodat de tranenvloed kan wegvloeien om zo meer ruimte te gunnen aan die prachtige, elegante lach van u. B:         Dat gaat niet gemakkelijk zijn.  U bent gewaarschuwd. A:        Mag ik desondanks toch proberen? B:         (zucht) Ik weet het niet. A:        Ik meen het hoor. B:         Dat merk ik. … Ok dan, maar ik moet echt door nu. A:        10 minuten en counting.  Mag ik u mijn ondersteunende arm aanbieden? B:         Biedt u die aan elke vrouw aan? A:        Als u nog veel dergelijke vragen gaat stellen, ga ik kostbare tijd verliezen hè.  Trouwens de kramiek gaat subiet sluiten en uw kinderen wachten. B:         Sorry.   A en B staan recht en vertrekken door het park. Het bankje blijft verlaten, maar tevreden achter.

Wim Dufraing
7 0
Tip

Het Bankje

Op het bankje ziten een oudere man (A) en een jonge dame (B). Zitten naast elkaar, voor zich uit kijkend. Er vallen regelmatig rustige stiltes. … A – Interessant, heel interessant. B – Wat vindt u interessant? A – Die beelden. Het lijkt wel of ze ’s nachts theekransjes en dansfeesten houden. Wie weet wat nog meer. B – Hoezo dan? A – Ze zijn stil de hele dag. Schone schijn voor al die bezoekers. Ze moesten eens weten, die toeristen. …. A – Kijk, zag u dat beeld van die vrouw als u terug wandelt. Schijnbaar altijd in dezelfde houding maar als u goed keek, kon u zien dat ze zweette. B – Dat is de ochtenddauw die er nog op zit. A – Neen hoor, ze heeft vast een zwoele nacht gehad, daarvan zweet ze. B – Zwoel van dat kransje? Was de thee te heet misschien? A – Fantasie, juffrouw, een béétje fantasie, dat maakt het makkelijker. B – U houdt van hete thee dan? A – Ja natuurlijk wel. Alleen wordt die, net zoals soep, nooit zo heet gedronken als die wordt opgediend. B – (lacht)  Mijnheer heeft ervaring. A - (lacht terug) Wel ja, juffrouw. En u bent dan tóch een grapjas. B – U maakte toch ook een grapje, mag ik hopen? A – Ja hoor. Maakt u zich geen zorgen. Trouwens, ik ben toch al ingenomen. B – Nu maakt u mij nieuwsgierig! (B bekijkt A even) A – De allermooiste vrouw en ze wil mij hebben. Hoeveel geluk kan een man hebben? U lijkt wat op haar. (A kijkt vluchtig naar B) B – Is dat dan een compliment voor mij? A – Ja zeker! B – Oh! Dank u wel. … A – Dat beeld, dat daar schuin links voor ons staat, dat is prachtig. De zee. Die vrouw is er helemaal de verpersoonlijking van. Dat heeft de beeldhouwer goed gedaan. B – Daar kwam ik gisteren langs. Hoezo ziet u dat erin? A – De zee, de ene keer onstuimig, de andere keer koppig stil, of glad en gehoorzaam… B – Is dat uw idee over ‘de vrouw’? (half schertsend) A – Dat is de natuur en daar houd ik het meest van. … B – Komt u hier eigenlijk vaak? A – Bijna elke dag. Mijn Annie komt soms mee. B – Mag ik u wat vragen? A – Ja hoor. Wat wil je weten? Mag ik ‘je’ zeggen? B – U mag ‘je’ zeggen. Wat ik vragen wilde, hebt u kinderen? A – Ja, ik heb een jongen en een meisje. B – Werken uw zoon en dochter? A – Hoezo!? Ze gaan nog naar school. Ik moet wél op tijd weer weg om ze op te halen. B – Oh, neemt u me niet kwalijk. A – Geeft niets hoor. Vandaag ben ik vrij van mijn werk en dan kom ik graag overdag naar het park. B – Welk werk doet u? A – Ik was ooit zeeman, matroos. Mensenlief, wat heb ik veel van de wereld gezien. Maar ja, toen trouwde ik, ik was al dertig en toen er kinderen kwamen wilde ik zelf veel bij hen zijn. Nu werk ik… uhm, hoe zal ik dat uitleggen… tja. Weet je, het doet er ook niet toe. Vandaag ben ik in elk geval vrij. B – Inderdaad. Nu zit u hier. Ik ben blij dat ik u hier zie. A – Hoezo? Waarom dan? B – Uhm… Ja, normaal fiets ik gewoon recht door het park op weg naar de stad of naar huis. Maar ik wilde even nog wat buiten blijven, en ik hoor u praten over die beelden. A – Jij kent dit park dus? B – Ja, ik ben in Antwerpen geboren en opgegroeid. Ik woon hier nog steeds. A – Mooi! Ken jij het park goed? B – Tja, het is te zeggen, ik ken mijn weg hier, maar ik ken niet al die kunst hoor. Alleen enkele beelden. En in de zomer kom ik wel eens naar Jazz Middelheim luisteren. A – Wat fijn! Dat doe ik ook wel graag, als het niet te druk is tenminste. B – Helemaal zoals ik het ook graag heb. Niet te druk. … B – Kent u álle beelden en andere kunstwerken hier? A – Ik ken dit park als mijn broekzak en zeker de permanente beelden. Al sinds ik hier woon, lang geleden, toen ik met Annie trouwde. Ja, ik ben de liefde gevolgd en zij heeft geleid. B – Dat lijkt alsof u… A – (weer licht verward) Langs welke ingang kwam je binnen? B – Langs het bootje. A – Oh, de Misconceivable. Het bootje doet me mijmeren. B – Waar denkt u dan aan? A – De eeuwige twijfel. Steeds over andere dingen die het leven me gratis gaf. B – Dat klinkt minstens zo interessant als een beeldenverhaal. A – Wil je dat echt horen? B – Alleen als u echt wil vertellen. Ik heb wel even tijd. A – (meer in zichzelf pratend) Jonge mensen die tijd hebben, waar gaan we dat schrijven? De gebeurtenissen des levens. Ik was heel lang zeeman, heb de zeven zeeën bevaren. Woeste baren en glad stil water. De liters zoutwater die ik per ongeluk ingeslikt heb… B – Hoe lang was u zeeman? A – (glimlacht) Dat was toen ik piepjong was. In elke stad een ander liefje. In elke stad andere geuren en smaken. Overal was het anders. Andere kleuren, zelfs andere geluiden. B – Zoals? A – Zoals wat? B – Welke geluiden zoal? A – Van de santouri, de conga’s, percussie, de luit en de lier en … B – Leerde u zelf ooit een instrument bespelen? A – Ik kocht ooit een lier, het was een koopje in Griekenland, Kreta. Kijk, zoals dit beeld van Orpheus, waarvan ik met mijn gsm een foto nam. B – Dat is wel mooi. Ik ken iemand die… A – Kan je de muziek al horen? Zo’n mooi geluid! … A – Probeer alstublieft. B – Ja, jaja! Heel zuiver, één klank, er komt steeds een klank bij, de muziek zweept op en… A – Je hebt het helemaal begrepen! Je ziet wat je voelt. … B – Voorzichtig nu maar. Zo opspringen van de bank. A – Ik sta nog recht. Ik heb zin om te wandelen langs die beelden. Vergezel mij alsjeblieft. B – Het zou voor mij een hele eer zijn, om de verhalen uit uw mond te horen. (staat op en draait zich helemaal naar A toe) … A – Leentje! Jou had ik hier niet verwacht. Ik wandelde en … B – Dag opa, was u weer aan het gidsen voor toevallige passanten? A – Ja, maar ze is weg. Ik praatte hier met een jonge dame… Ik zie haar niet meer. … B – Kom, we wandelen langzaam terug naar oma. Ze zal wel ongerust zijn nu. Het wordt ook frisser. Ik was toch net op weg naar uw thuis. A – Ja, die oma. Altijd voor anderen bezig. Jij lijkt zo hard op haar. Ze zou warme hutsepot maken vanmiddag. Je blijft toch lunchen? B – Ja hoor. Vertelt u dan aan tafel verder? A – Verder vertellen? Waarover dan? Vertel jij eens over je school? Waarom zit je nu niet in de les? (stappen arm in arm het park uit, het bankje blijft achter)

Anemos
144 4
Tip

Bankgeheim

A: Lies! Ben jij dat?  B: An! Hoe lang is dat geleden?  A: Even denken, dat moet zeker een jaar of acht zijn, schat ik … minstens. B: Wat een toeval! Kom, ga toch zitten. A: Oké, waarom niet? B: Hoe gaat het met u? A: Interesseert jou dat dan na al die jaren? B: Ja natuurlijk, ik heb vaak aan u gedacht. A: Echt, Lies? Waarom? B: Ik weet het niet, af en toe flitst ge door mijn hoofd.   A: Ah ja?  B: Ik wou dat het vroeger allemaal anders was gelopen, geloof me. A: Tja ... Is het eigenlijk nog wat geworden tussen jou en Jan? B: Nee, niet echt. We zijn, denk ik, een maand of vier samen geweest. A: Jullie waren niet echt voor elkaar geschapen, zeg maar. Dat dacht ik toen al. B: Dat is iets wat ik nooit zal weten, spijtig genoeg. Op een morgen lag hij in zijn huis beneden in de gang, onderaan de trap. Met een gebroken nek. A: Gebroken nek? Dood? Wat is er dan gebeurd? B: Geen idee, niemand weet het. Hij is waarschijnlijk over iets gestruikeld en naar beneden gevallen. Dat beeld, An, dat beeld van hem daar in die gang, dat krijg ik nooit meer uit mijn hoofd.  A: Verschrikkelijk!  B: Ik was er kapot van. En daarna was er het gerechtelijk onderzoek. Alsof iemand van ons hem iets had aangedaan.  A: Djeezes. B: Het was de hel. Vooral de dagen nadien. Eerst was er de lijkschouwing en daarna werd iedereen verhoord, vrienden en familie. Allemaal. A: En, hebben ze iets gevonden? B: Nee, er was niks te vinden natuurlijk. Een ongelukkige val, dat kan iedereen overkomen. A: Ik mag er niet aan denken, zo alleen sterven. B: Heel erg. Ik had achteraf zoveel schuldgevoelens. Als ik die nacht bij hem was blijven slapen, leefde hij nog. A: Als, als, het heeft geen zin om daarover na te denken, Lies. Het is gebeurd. B: Waarschijnlijk wel, ja. Doet dat nieuws u dan niks? A: Jawel, natuurlijk wel. Maar het leven gaat verder.  B: Ik ben toch een lange tijd niet mezelf geweest. A: Ik ook niet, Lies. B: Nee … natuurlijk niet.  A: Gelukkig heb ik niet lang na heel het gedoe met Jan de man van mijn leven leren kennen.  We zijn hals over kop getrouwd en we hebben een zoon van zeven en een dochter van zes. B: Dat doet me deugd, An. Ik ben blij voor u. A: Waarschijnlijk was dat nooit gebeurd als Jan en ik samen waren gebleven. Eigenlijk heb je me geholpen als je het zo bekijkt. B: Gij zijt niet veel veranderd. Altijd het positieve zien in alles. A: Zo goed ken je me niet. B: Genoeg over het verleden. Kijk! A: Wat een mooie ring.  B: Ik moet er zelf nog aan wennen. Mijn vriend heeft me gisteren gevraagd of ik met hem wil trouwen. A: Proficiat. Zijn dat diamanten? B: Ja! Echte diamanten! A: Die hebben zeker een fortuin gekost. B: Ik denk het ook, het mag wel. Ik heb er zes jaar op gewacht. Ik heb hem wat moeten aanmoedigen, maar gisteren zat hij ineens voor mij op zijn knieën. A: Zes jaar is een hele tijd. B: Er was altijd wat anders. Of hij had het te druk of hij was er nog niet aan toe … A: Mannen hebben altijd zwakke uitvluchten. B: Op een dag heb ik hem gewoon gezegd: manneke, het is nu of nooit en als het nooit is, zijt ge me voor altijd kwijt. A: Dat moet indruk gemaakt hebben. Erg subtiel was je nooit.  B: Subtiel? Daar komt ge nergens mee. Mannen hebben duidelijke taal nodig! A: Daar kan je wel eens gelijk in hebben. B: Kent ge dat, een man die u zot maakt van verlangen? Zo een vent waarop ge niet kunt wachten tot hij naar huis komt en die dan de kleren van uw lijf sleurt? En gij die van hem? A: Ja, dat ken ik wel, ja. Dat blijft niet duren. B: Hij is dan nog knap ook met zijn donkere krullenkop en zijn wijze ogen. Zie, ik word weer helemaal week. En ik moet hem drie dagen missen. Ik hoop dat ik het overleef. A: Je hebt het wel flink te pakken. B: Vorige week hebben we onze zesde verjaardag met ons tweeën uitgebreid gevierd, alles erop en eraan. Hij had een kamer gehuurd in een gezellig hotelletje aan zee. Niet zomaar aan de Belgische kust, hè. Nee nee! Aan de Franse kust. Hij verwent me rot, An. En zo romantisch! Dinertje, lekkere wijn, een filmpje en de zaligste seks. Hij is écht goed in bed. Onze lijven zijn gewoonweg gemaakt voor elkaar, dat kan niet anders. A: Je bent nog altijd dezelfde flapuit, Lies.  B: Ik heb geen geheimen, hè An. Hoe zit dat bij u? A: Ik ben gelukkig getrouwd, echt. Ik heb een lieve, zorgzame man die altijd voor me klaarstaat. Ook voor de kinderen. Een zakenman in hart en nieren, dat wel. Maar dat houdt de spanning in onze relatie. De vonken vliegen er bij ons ook nog regelmatig af. Ik zie hem doodgraag. B: Dat is tof voor u An. Ik heb u altijd zo een man toegewenst! Misschien gelooft ge dat niet, maar het is zo. A: Daar twijfel ik wel wat aan, eerlijk gezegd. B: Kom zeg, het verleden is het verleden. Daar gaan we nu toch niet meer onnozel over doen. We zijn allebei gelukkig. A: Ja, dat ben ik. Vanmorgen kreeg ik ontbijt op bed. Niet zomaar vlug, vlug een half gesmeerde boterham met wat kaas en een kop lauwe koffie. Nee! Een uitgebreid ontbijt met vers sinaasappelsap, heerlijke broodjes, een zachtgekookt eitje, een glaasje cava en een rode roos op mijn bord. Zalig! Zomaar … alsof hij iets goed te maken had. B: Ziet ge! Dat is wat ik bedoel! Geweldig, zoiets. Dat zijn pas echte venten. A: Ja, dat vind ik ook. Nadien hebben we een halve dag in bed liggen vrijen. Niet te stoppen. Hij niet en ik niet. We hebben gevrijd alsof ons leven ervan afhing. Elke hoek van de kamer hebben we gezien. B: Zalig, An! Gij verdient dat echt. A: Ja … dat mag je wel zeggen. B: Als ik iets heb geleerd is het wel dat ge geluk moet vasthouden. A: Wijs gesproken, Lies. Daar denk ik hetzelfde over.  B: Wij zijn het met elkaar eens. Dat vind ik nu echt wel tof na al die miserie van vroeger. A: Wie had dat ooit kunnen denken, hè Lies? B: In mijn wildste dromen niet. Eerlijk! Ik heb altijd gedacht dat je me voor eeuwig haatte. A: Hoe was le Crotoy, Lies? B: Wat bedoel je? A: les Tourelles?  B: Waar hebt ge het over? A: Ik heb iets voor jou. Hier … kijk. B: Een factuur? A: Bekijk het maar eens goed. Het is de rekening van een hotel. B: Wat? A: De rekening van het hotel in le Crotoy. Le Crotoy! Ik kan het nog niet geloven. B: Hoe komt gij hieraan? A: Deze morgen stond mijn man in de douche te zingen. Zijn telefoon lag naast ons bed en hij kreeg een sms.  B: En? A: Ik heb het bericht gelezen natuurlijk. En daarna heb ik door alle berichten gescrold. Het was niet moeilijk om alles samen te puzzelen. B: Ik weet niet goed wat ge bedoelt. A: Die sms kwam van jou, Lies.  B: Wat? A: Lies Cottenjé. Hoeveel Liesen Cottenjés ken ik, denk je?  B: Maar … A: Peter Torres? Misschien zegt die naam jou iets? B: Peter? Ja, natuurlijk. Dat is mijn verloofde. A: Peter is mijn man, Lies. MIJN man. B: Wacht twee minuten. Wat is dat voor een verhaal? A: De grote zakenman reist wat af! Van jou naar mij en van mij naar jou.  B: Alstublieft An! Zijt gij nu ineens zot geworden? A: Eén keer googelen en ik had jouw adres. Ik heb vanmorgen tegenover jouw huis gewacht tot je naar buiten kwam en ben je naar hier gevolgd.  B: Mij gevolgd? Maar enfin! A: Hoe je het weer voor elkaar hebt gekregen of wat hier speelt, weet ik niet, maar ik laat het niet gebeuren, Lies. B: Gebeuren, gebeuren, wat gebeuren? A: Als ik jou nog één keer zie, doe ik je wat aan. Knoop het in je oren. Ik meen het. En Peter is geen haar beter. Zo gemakkelijk komt hij er niet vanaf. B: Wat bedoelt ge? Waar is Peter? A: Thuis, in bed. Hij is gisteren in al zijn onstuimigheid van de trap gevallen. Maar geen schrik, hij krijgt de beste zorgen. Die van mij. Jullie zien elkaar nooit meer. B: An? A: Blijf uit mijn vaarwater, lelijke onderkruiper. Of wil je dat er nog meer ongelukken gebeuren? Je bent verwittigd. Nog een fijne dag.

Kristin Huyghe
161 1

(Voor wedstijd Het bankje:) "Dag broer"

                      Voor iedereen die verloren heeft en niet kan vinden...   'Everything you can imagine is real'  Pablo Picasso   Z: “Hey, … broer?” B:” Dag zus.” Z: “Nooit gedacht dat ik je hier zou tegenkomen.” B: “Nee, dat kan ik me voorstellen.” Z: “Je hebt ons wel wat aangedaan. We zijn er allemaal ondersteboven van.” B: “Sorry.” Z: “Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. Ik dacht dat ik met honderd vragen zat, maar nu ik ze kan stellen, kan ik er geen één bedenken. Ik deed al een poging om ze op te schrijven, maar ik kwam niet verder dan één woord.” B: “Maar zus toch, je was altijd zo goed met woorden. Ik herinner me nog levendig al die brieven die je me vroeger schreef , toen ik dat jaartje in Mexico woonde. Al die vragen over hoe het daar was, of ik al vrienden gemaakt had, welke smaken ijs ze verkochten, of ik al de merengue kon dansen. Elke brief leek wel een interview.” Z: “Dit is anders.” B: “Ik moet toegeven dat ik er wel naar uitkeek, op een gegeven moment wachtte ik er ook op. Elke brief toverde een glimlach op mijn gezicht en bracht me terug een stukje dichter bij jou en de rest van de familie. Een zonnestraaltje dat door de wolk van heimwee brak.” Z: “Daar had ik geen idee van, dat je heimwee had. Ik dacht dat je de tijd van je leven beleefde en elke dag een feest was. Ik schreef die brieven om te voorkomen dat je me zou vergeten en zou besluiten dat het daar toch leuker was dan thuis. Ik was echt bang dat mijn grote broer niet meer zou terugkomen.” B: “Het was voor mij makkelijker om enkel te schrijven over de leuke dingen. Ik dacht dat jullie dat ook verwachtten te lezen. Ik wilde niemand ongerust maken door te vertellen hoe zwaar het was en misschien was ik ook te trots. Ik dacht dat ik me in een andere omgeving anders zou voelen , dat ik eindelijk het grote avontuur zou beleven en mezelf zou bevrijden door mijn grenzen te verleggen. Het bleek echter al snel dat ik me daar ook alleen voelde. Ik had de eenzaamheid meegenomen in mijn koffer.” Z: “Dat verbaast me echt. Zo zie je maar, dat je iemand nooit echt kan kennen. Ik ken jou blijkbaar toch niet zo goed dan ik dacht. Ik weet eigenlijk niet meer wie je bent.” B: “Ik ben nog steeds dezelfde. De grote broer die lachte om al je grapjes. Diegene die je deelgenoot maakte van je wilde plannen en die als eerste klaar stond om ze mee uit te voeren. Weet je nog dat je weg wilde lopen van thuis met de kano? Je had hem al helemaal volgeladen met onze tent, slaapzakken, zelfs een kampeervuurtje om je eigen kostje mee te koken, terwijl je nog geen ei kon bakken!” Z: “Ja, nu je het zegt. Ik had er alleen niet bij nagedacht dat een extra passagier wel eens te veel gewicht zou kunnen geven. Nog voor we de bocht om waren gepeddeld begon de kano al water te maken. We moesten hem de kant optrekken en met hangende pootjes en natte voeten terug naar huis. Maar, we wijken af. Je bent er nog steeds goed in om me af te leiden en me op te vrolijken, maar je vlucht ook weg van de essentie.” B:” En die is?” Z: “Dat je ons in de steek gelaten hebt en dat ik daarom verschrikkelijk boos op je ben.” B: “Misschien is het probleem niet dat je niet weet wat te vragen, maar dat je me eerder wat wil vertellen.” Z: “Weet je, ik ben niet de hele tijd boos. Het zijn golfbewegingen van boosheid, verdriet, schaamte, onrust, noem maar op. Alle gevoelens passeren hier de revue. Wat vooral heel vervelend is, dat is dat die gevoelens me overvallen op de meest onverwachte momenten. Laatst stond ik naast het veld te supporteren voor de voetbalmatch van Jasper. Ik voelde de woede als uit een kramp in mijn buik ontploffen en me volledig overnemen. Ik heb daar geroepen, gebruld tot ik geen stem meer had. Gelukkig valt dat tijdens zo’n voetbalmatch niet op. Je bent daar niet de enige supporterende ouder. Maar jij had daar moeten staan om je petekind aan te moedigen. Ik weet niet goed of ik die boosheid enkel voel om mezelf, of voor Jasper. Hij zegt er nooit veel over, maar ik zie de pijn in zijn blik en ik weet dat hij steeds een omweg maakt op weg naar school. Hij wil niet meer voorbij je huis fietsen. Zijn pijn maakt me nog bozer op jou.” B: “Nu weet ik niet goed wat zeggen. Dat vind ik heel erg.” Z: “Tja, hier zitten we dan mooi. Ik ben niet alleen boos op jou hoor. Ik voel me ook heel verdrietig. Ik ben mijn beste maatje kwijt. Ik had het gevoel dat ik je alles kon vertellen en ik wilde dat jij dat ook bij mij had kunnen doen. Ik voel me daar heel schuldig over.” B: “Je hoeft je niet schuldig te voelen, het was mijn keuze.” Z: “Ik kan niet anders. Mijn hoofd is als een labyrint van opties en mogelijkheden. Had ik dit maar gedaan, had ik dat maar niet gezegd of net wel. Had ik het moeten zien aankomen? Heb je signalen gegeven? Wilde je daarom dat hondje uit het asiel toch niet nemen? Allemaal vragen die ik me steeds opnieuw stel, maar die me nooit naar de uitweg brengen. Ik bots telkens weer op een muurtje of een doodlopend spoor.” B: “Dat moet heel vermoeiend zijn.” Z: “Ja, dat is het ook. Ik word er zo moe van, maar ik kan er niet mee stoppen. Elk flintertje informatie probeer ik van voor naar achter te bekijken, op zoek naar een verklaring. De enige vraag die overblijft is: Waarom? Waarom heb je het eigenlijk gedaan broer? Waarom heb je ons niet om hulp gevraagd?” B: “Lastige vraag. Ik kan je geen antwoord geven. Ik kan je wel zeggen waarom ik het een hele tijd niet heb gedaan. Ik heb volgehouden. Ik wilde Jasper ’s geboorte meemaken. Ik wilde zijn eerste nieuwjaarsbrief horen. Ik wilde me onderdompelen in het warme bad van je gezin. Je hebt me ook geholpen. Ik voelde me geborgen in je omhelzingen. Ik heb me vastgehouden aan elke strohalm die je me aanreikte, zonder dat je het zelf wist. Ik heb me opgetrokken aan elk sprankje hoop, dat het morgen anders zou zijn.” Z: “Dat moet ook heel vermoeiend zijn.” B: “Ja, dat was het ook. Op een gegeven moment was het op, denk ik. Ik liet het leven los. Ik liet jou los. Sorry daarvoor.” Z: “Weet je dat ik ondertussen ongewild een vat vol bizarre weetjes en feiten ben? Als ze er een quiz over zouden organiseren win ik zeker de hoofdprijs.” B: “Wat valt er zoal te weten dan?” Z: “Wist je dat de brug over de Yahntzee rivier in China de meeste zelfdodingen kent? En dat de Golden Gate Bridge in San Fransisco op nummer twee staat? Ze willen daar een enorm groot anti-zelfmoordnet onder hangen van wel 2,7 km lang, dat 190 miljoen euro zal kosten!” B: “Interessant hoor.” Z: “In Japan is er een bos waar mensen speciaal naartoe reizen om zelfmoord te plegen. Dat komt door een bekende roman ,’De zwarte bomenzee’, waarin twee geliefden zich van het leven beroven Dat inspireert anderen blijkbaar.” B: “Het woord zelfmoord klinkt zo hard en jezelf van het leven beroven zo vreemd. Alsof er iets te stelen valt. Tja, ik heb misschien wel een stukje geluk en toekomst van jullie gestolen. In ieder geval, ik ben uit het leven gestapt en er is geen weg meer terug.” Z: “Hoe moeten we nu verder, broer?” B: “Probeer volgende keer in je labyrint geen uitweg te zoeken, maar probeer mij te zien. Ik zal er staan, ergens achter een hoekje wanneer je me het minste verwacht. Ik ben er nog altijd voor jou.” Z: “En jij blijft voor altijd mijn grote broer. Dag broer.” B: “Dag zus.”

jessy hamvas
5 0

Papa

PAPA (Dieter Santy) Denkbeeldig gesprek van een tiener met zijn zopas overleden vader. De jongen zit op “hun” bankje aan een visvijver waar ze al die jaren samen naar de vissers hebben zitten turen… JONGEN: Papa? VADER: Ja ventje. JONGEN: Papa! Ik ben zo blij dat je er bent. VADER: Ik ook ventje. Ik ook. JONGEN: Kijk. Frank heeft beet. Hij had er al 12 gevangen, zei hij mij daarnet. VADER: (lacherig) Nja, 12… Doe er maar de helft weer af. We kennen Frank. Het is al laat in de namiddag en een halve bak Omer later. Dan ziet hij dubbel én… telt hij ze dubbel. JONGEN: (lacht, gevolgd door een lange stilte). Mama vindt dat ik toch beter Latijn zou studeren… Ik weet het niet. Ik heb schrik dat ik het misschien niet zal aankunnen. En bovendien gaan Lowie en Mauro ook al niet naar het college. Ik ken daar niemand. VADER: Je moet doen wat je graag wilt doen. Je hebt dit toch altijd gewild? JONGEN: Nja… VADER: Echte vrienden zullen er altijd zijn. JONGEN: Ja, ik weet het. Maar jij had mij kunnen helpen als ik iets niet zou begrijpen van de Latijnse les. Jij was altijd zo goed in taal. VADER: Ventje toch, ik ben er 100% zeker van dat het zonder mij ook zal lukken. JONGEN: Denk je? VADER: School is al altijd gelukt zonder mij. Toch? JONGEN: (lacht bevestigend). (Stilte). Het gaat niet zo goed met opa. Hij ligt alweer in het ziekenhuis. VADER: Ik weet het ventje. JONGEN: Oma zegt dat zijn hart heel fel verzwakt is door de stress van de laatste maanden. VADER: Het komt wel weer goed. JONGEN: Denk je? Ik heb écht heel veel schrik om ook hem te verliezen… Ik wil niet dat hij doodgaat. VADER: Opa is veel sterker dan je denkt. Maak je maar geen zorgen. JONGEN: Hij praat voortdurend over jou. En dan begint hij steeds te huilen. En oma dan ook… ’t Is lastig papa. (stilte). JONGEN: (Herpakt zich). Zulte-Waregem is uit de degradatiezone. Goed hé, papa? VADER: Ja. Zullen ze dan toch nog eens kampioen worden? JONGEN: Ja wie weet? (zingt luid met heel gedempte stem) Essevee olé olé… Dat we dat nog mogen meemaken. Stel je voor. VADER: Ja. JONGEN: Allé… Zal ík misschien nog mogen meemaken… VADER: Als het zover is, zal ik mee genieten met jou. JONGEN: Als jij het zegt. VADER: Geloof me. Van hierboven heb ik een zicht op álle voetbalcompetities. Nóg beter dan ons vroeger televisieabonnement. JONGEN: (hij lacht). Frank heeft er nog eentje, denk ik. VADER: Ja, dat ziet er inderdaad een flinke karper uit. Jongens, zo sleuren dat hij doet… Straks breekt zijn lijn nog… Zeg, weet je nog toen hij zich misstapte en hij tot aan zijn middel in de waterlelies stond? JONGEN: Ja (proest het uit). Drijfnat was hij. Hij is zo de hele namiddag blijven doorvissen. Hij dacht dat niemand het gezien had. VADER: Ik ben zeker een uur met hem blijven babbelen. Hij kon geen kant op (lacht). JONGEN: En jij maar doorvragen of het hier misschien heel fel geregend had (lacht). VADER: Hij bleef maar ontkennen, hé. VADER: (samen nagenietend van de anekdote). (Stilte). Alles goed met mama? JONGEN: (stilte en zijn tranen bedwingend). Ze heeft het niet makkelijk, maar het lukt wel. Ik geef haar veel knuffels, hé. VADER: Ah. JONGEN: Dat had ik jou beloofd hé. VADER: Geef ze straks nog maar een knuffel van mij. JONGEN: Ok. JONGEN: Tante Caroline slaapt nog altijd bij ons. Ze deed dat al van toen jij heel ziek was. VADER: Ik weet het, ventje. Ik ben haar daar heel dankbaar voor. JONGEN: Nonkel Dries rijdt bij ons nu ook het gras af. Hij heeft gezegd dat hij mij gaat leren om zelf de zitmaaier te besturen. Allé, later hé. Mama vindt dat voorlopig nog te gevaarlijk. VADER: Da’s inderdaad geen slecht idee van mama. JONGEN: (aarzelt even). Hij heeft mij ook verteld dat jullie ‘ns zó zat waren dat jij met de zitmaaier in mama’s kruidentuin hebt gereden… Dat was op het feest van mijn eerste communie. VADER: Heeft hij dat echt verteld? JONGEN: (triomfantelijk) Jip. VADER: Dries, den bandiet! JONGEN: Maar ik heb het niet aan mama verteld hoor. VADER: Oef. Anders doet ze me dood. JONGEN: Dood? Papa! (beiden lachen met de sarcastische uitspraak). JONGEN: By the way, gisteren heb ik jouw visgerief uit de kelder gehaald. Zou ik eventueel voortaan met jouw spullen mogen gaan vissen? VADER: Natuurlijk. Heel graag zelfs. JONGEN: Merci papa. Ik heb altijd gedacht dat ik hiermee meer vis zou vangen. Ik zal er goed voor zorgen. Ik beloof het. VADER: (Stilte) Vergeet niet dat… JONGEN: (onderbreekt zijn zin)… het sleuteltje van jouw visbak in de onderste lade van jouw werkbank ligt? VADER: Euh, ja. JONGEN: Ik wist het, papa. Al lang. VADER: Succes ventje. JONGEN: Ik mis je.  

DSA
0 1

Het Bankje

Persoon 1 (man, wacht op een bankje aan een bushalte): Ik droomde vannacht dat wij ruzie hadden. Dat was toch een droom hé? En niet echt? Persoon 2  (man, komt toe): Ken ik u? Persoon 1: Nog niet, maar da’s bijzaak. Persoon 2: Het lijkt mij niet meteen bijzaak als ge beweert dat we ruzie hadden. Hoe kunnen we ruzie hebben als ik u niet eens ken? Persoon 1: Hebt ge dat nog nooit gehad? Ik heb dat vaker. Persoon 2: Hoe dan? Persoon 1: Gewoon. Ge zegt heel vrolijk ‘goeiemorgen’ aan iemand die u passeert, en die kijkt u niet eens aan. Dan is die toch lastig? Ge zegt daar nooit iets van, maar hebt wel het gevoel alsof er iets mis is. Persoon 2: Lastig zijn en het gevoel hebben dat er iets mis is, is toch niet hetzelfde als ruzie? Persoon 1: Goh, maar toch wel een beetje. Neem u nu. Ge komt hier naast mij zitten, en zegt geen woord. Dan lijkt die droom van vannacht meteen zo echt. Alsof we echt ruzie hadden. Persoon 2: MAAR IK KEN U DUS ECHT NIET HE. Persoon 1: Ge moet u niet opwinden. We vergeten dat we ooit ruzie hebben gehad. Persoon 2: Logisch. ER WAS NOOIT RUZIE. Persoon 1: Dat zegt gij. Persoon 2: Ah ja! En das normaal, want wat zou het dan moeten zijn? Ruzie over wat? Het feit dat we mekaar niet kennen? Persoon 1: We krijgen nu precies ruzie over de vraag of we eerder al ruzie hadden. En da’s dan ook weer niet de bedoeling. We komen in een soort vicieuze cirkel, en dat heb ik liever niet. Persoon 2: MAAR WAT ZIT GE DAN TE DOEN? Persoon 1: Ik was aan het wachten. Persoon 2: Meer detail. Persoon 1: Op de bus. Persoon 2: Meer detail. Persoon 1: Maar die wou maar niet komen. Persoon 2: MEER DETAIL. Persoon 1: En toen zag ik u lopen. En ik dacht, ik heb vannacht gedroomd dat wij ruzie hadden. Persoon 2: En dus toen zijt ge blijven zitten tot ik ook zou komen? Persoon 1: Ik hoopte dat ge zou komen. Persoon 2: Waarom dan? Persoon 1: Ik wou sorry zeggen, voor die ruzie. Persoon 2: Beseft ge zelfs maar voor de helft hoe idioot dat klinkt? Hoe kunt ge nu zitten te wachten om sorry te zeggen over iets dat NIET HEEFT PLAATSGEVONDEN. Persoon 1: Ge zag er mij al iemand uit die graag zaagt over details. Ik ben niet zo’n pietje-precies. Ik vind het soms net leuk om het leven wat chaotisch te bekijken, en te zien of er iets gebeurt dat ge niet had verwacht. Zoals gij die hier nu naast mij zit te beweren dat we nooit ruzie hebben gehad. PERSOON 2: VOOR DE LAATSTE KEER: WE HEBBEN NOOIT RUZIE GEHAD. Persoon 1: Uiteraard. En ruzie blijven maken over dat detail maakt ook geen verschil meer. Hoe gaat het met u? Persoon 2: Goed tot ik hier kwam zitten. Persoon 1: Die vijandigheid ook weer meteen. En dan zegt gij dat we geen ruzie hadden! Persoon 2: Oké, ik denk dat ik vertrek, als ge daarover blijft doorgaan. Persoon 1: Geen reden om u op te winden. Blijf nog wat zitten, geniet van het uitzicht. Persoon 2: Aan een bushokje? Geweldig uitzicht. Persoon 1: Zie, ik wist het, ge zijt zo iemand die altijd zit te vitten op de details. Ge kunt om het even welk uitzicht zien, nee, KIEZEN, maar gij ziet weer enkel de straat, en de auto’s. Vervuiler. Persoon 2: En dan ben ik vijandig. Persoon 1: Ik denk dat het daarom was dat we niet zo goed overeenkwamen. Of zelfs ruzie hadden. Ik denk dat gij niet kon bedenken waarom we geen ruzie zouden hebben. Persoon 2: Wat?!? Persoon 1: Awel ja, t is toch niet zo moeilijk: ik ben een positivist. Ik geloof in de goeie dingen in het leven. Gij lijkt mij eerder ‘t omgekeerde te zijn. Persoon 2: Oké. Ik kwam hier zitten om rustig wat te lezen tot de bus komt. Denkt ge dat dat gaat lukken? Uw mond houden tot de bus komt? Persoon 1: Ziet ge wel dat we ruzie hadden! Persoon 2: Waarom nu weer? Persoon 1: Omdat ge mij vroeg mijn mond te houden. En da’s iets waar ik niet tegen kan. Beginnersfoutje, zou ge dan denken. Persoon 2: Het was echt de eerste keer OOIT dat ik u vroeg om uw mond te houden. Want, wat ik u dus al 5 minuten probeer duidelijk te maken: WIJ KENNEN MEKAAR NIET. Persoon 1: Fout. Intussen toch al een beetje. Persoon 2: Absoluut niet. Persoon 1: Ik weet intussen bijvoorbeeld dat gij iemand zijt die zich snel opwindt. En die alle kleine negatieve details aanhaalt om toch maar uw gelijk te krijgen over uw idee dat we mekaar niet zouden kennen. Persoon 2: Dat zijn geen kleine negatieve details. Dat zijn feiten. Persoon 1: Zo denk ik er niet over. En trouwens, feiten zijn ook maar dingen die ge in uw hoofd steekt alsof ze waar zijn. Persoon 2: Ze zijn ook waar, daarom zijn het feiten. Persoon 1: In dat geval: het is een feit dat ik vannacht gedroomd heb dat we ruzie hadden. Maar dat was toch een droom hé? En niet echt? Persoon 2: HET WAS EEN DROOM. Nu goed? Persoon 1: Ziet ge wel. Ik wist dat we vannacht ruzie hadden. Persoon 2: En dan? Misschien wel met gegronde reden. Ik weet dat ik nooit zomaar kwaad word op iemand. Persoon 1: Dat kunt ge nu wel zeggen.. Persoon 2: Deed ik dan ook net. Persoon 1: Ziet ge, weer die details! Persoon 2: Wie windt er zich nu op? Persoon 1 Ja, maar da’s uw schuld. Gij blijft altijd rondjes draaien rond hetzelfde. Persoon 2: Ik was niet diegene die zei dat we ruzie hadden. Persoon 1: STOP erover. Oké? Ik heb al sorry gezegd. Wat wilt ge nu nog meer? Persoon 2: Lezen. Tot de bus komt. Persoon 1: Doe maar. Ik weet toch niet wat ik anders nog moet zeggen als ge de hele tijd lastig blijft. Persoon 2: Ik was niet lastig. Persoon 1: Inderdaad. Was. Verleden tijd. Dat is nu wel anders he? Persoon 2: Da’s volledig uw fout. Persoon 1: Mensen blaimen. Da’s gemakkelijk. Dan hebt ge zelf niks gedaan natuurlijk. Persoon 2: Wat heb ik dan gedaan? Ik kwam hier gewoon zitten, en gij begint meteen over ons, alsof er zelfs maar een ons is. Persoon 1: Er was al een ons toen ik u de eerste keer zag. Persoon 2: Dat is dus 5 minuten geleden. Persoon 1: NEEN. Dat probeer ik nu al de hele tijd uit te leggen! Dat was in mijn droom, vannacht! Persoon 3 (vrouw): Sorry, mag ik even storen? Persoon 2: Ja, lap. Persoon 1: Verpest. Persoon 2: Was het nu zo dringend? Zag u niet dat we bezig waren? Persoon 3: Ik wou jullie graag een bon aanbieden voor… Persoon 1: EEN BON. Persoon 2: Daarvoor alles om zeep. Persoon 1: Ja, nu moeten we weer helemaal herbeginnen. Persoon 2: Het wordt nooit meer zo goed. Persoon 1: Het leek ons eindelijk te lukken! Maar nu, niks meer. Persoon 3: Wat leek te lukken? Persoon 2: Ruziemaken. Persoon 1: We doen mee aan het WK ruziemaken voor ongevorderden. Persoon 2: Maar ja, dat hebt ge dus zonet volledig verpest. Persoon 1: Voor een bon, serieus. Persoon 3: Kunt ge niet voort ruziemaken? Alsof ik er niet was? Persoon 2: Nee hée, want ge zijt er wel. Persoon 1: Ja, dat hebben we allemaal meegemaakt. Verpester. Persoon 2: In het vervolg misschien beter kijken voor ge iemand stoort tijdens een oefening. Persoon 3: Voor dat ge zegt dat ik het verpest heb, ge zijt toch nog aan het ruziemaken? Maar gewoon met een andere persoon? Persoon 1: Ja, maar das ruziemaken voor gevorderden. En daar doen we niet aan mee. We kunnen niet met iedereen ruziemaken, enkel met mekaar. Vandaar het ‘voor ongevorderden’ Persoon 3: Wat een hoop rare regels. Persoon 2: Voelt ge u beter dan de rest, ja? Moet ge dit nu ook echt nog komen afkraken? Hebt ge nog niet genoeg aangericht? Waarvoor was uw bon eigenlijk? Persoon 3: Voor een massage. Persoon 1: Dus gij ziet twee mensen ruziemaken op een bank, en ge denkt “daar moet ik dringend een bon voor een massage aan gaan geven”?! Persoon 3: Jullie zagen er zo gespannen uit, ik dacht alleen “het kan maar helpen”. Persoon 1: Denk in het vervolg dan wat langer na. Verdomme. Ik had zo vloekwoorden ingestudeerd. Allemaal voor niks. Persoon 2: Wat had ge al? Persoon 1: Achterlijke augurk, belachelijke baviaan, colerieke clown, drollerige draak en ga zo nog maar wat door. Persoon 2: Klinkt toch niet echt beledigend. Kan nog beter! Persoon 1: GAAT GIJ NU OOK NOG WAT MOEILIJK DOEN? Persoon 2: Neenee, ik vond gewoon dat… Persoon 1: Ik wil het niet meer weten. Ik ga naar huis. Betere scheldwoorden zoeken blijkbaar. Morgen opnieuw? Andere bank? Persoon 2: Ik vind u wel! Persoon 3: Mag ik komen luisteren? Ik zal niks zeggen. Persoon 1: Nee, natuurlijk niet. Als ge onze ideeën pikt en dan zelf beter blijkt.. nice try! Persoon 2: Moet ge geen bon aan iemand anders gaan aansmeren? Persoon 3: Ik ben al weg. Nog eens sorry. Persoon 1: Daar zijn we niks mee. Daahaag. Persoon 2: Tot morgen! En zorg dat het beter is! Persoon 1: Das gemakkelijk gezegd. Tot morgen!

Increllenible
0 0

Burn

SCENARIO - BURN     1. INT. – TENT – AVOND   Kooltjes gloeien dieprood en vlammen likken het hout erboven dat knispert en knettert. Kleine stukjes ontploffen, ze lanceren gensters in de koude lucht. De boord van het vestje van KRIS (40) scheert rakelings langs de vlammen. Ze haast zich de tent in en zoekt een plek achteraan tussen feestelijk aangeklede mensen die roezemoezen met een buur of naar voren kijken. Ze ploft neer op een vrije plek en fatsoeneert een losgekomen haarlok. Dan ziet ze de afdruk van teveel fond de teint op haar smartphonescherm. Ze wrijft fanatiek over haar wangen om het te veel daar weg te halen, checkt of het haar vingers hangt. Tenslotte veegt ze ook haar smartphone schoon.   MARC (50), ‘strak in het pak’- CEO, tikt op de microfoon.                       MARC Waarde collega’s, nu Kris ons ook kon vervoegen, dank u Kris, kunnen we verder gaan.   Kris schrikt op, wordt rood en snelt naar het podium met de smartphone nog in de hand, gehinderd door kokerrok, hakken en haarlok die weer los is.                     MARC (CONT’D) Zoals jullie weten heeft Kris sinds het vertrek van onze vorige sales directeur heel hard gewerkt om zijn vertrek op te vangen. Vanavond wil ik het nog hebben over een definitieve invulling van die functie, maar eerst... de sales resultaten.   Marc overhandigt de microfoon aan Kris. Kris draait zich naar de zaal. Haar telefoon begint LUID TE RINKELEN. Onhandig en luid, door het botsen van de microfoon tegen de smartphone, schakelt ze de telefoon uit en glimlacht verontschuldigend naar de zaal. In de zaal zit IRIS (28, zwaar opgemaakt). Ze zwaait bedekt maar vrolijk naar Kris. Kris schraapt haar keel en de eerste slide verschijnt. Bovenaan staat in het groot “Draft”. Kris ziet het meteen.                       KRIS Iris,… dit is niet de juiste versie!   Iris gebaart “ik weet van niks”. Kris draait zich naar Marc die nog steeds op het podium staat.                       KRIS (CON’D) Marc,… sorry. Nee. Dit zijn niet de juiste cijfers.   Ze draait weer naar het scherm, pauzeert even vol ongeloof, maar kijkt dan de zaal in met herwonnen zelfvertrouwen.                       KRIS (CON’D) Niet erg. Ik ken ze van buiten. Dit jaar hebben we in verschillende divisies…   Marc doet een stap naar voren, en onderbreekt Kris.                        MARC Kris..., Kris, misschien dat we toch beter even de juiste visuals zoeken. Marc komt tot in de persoonlijke ruimte van Kris en neem haar microfoon ook vast. Hij fluistert.                   MARC (CON’D) Geeft niks meisje, we lossen het straks wel op.   Kris laat de microfoon los in ongeloof en blijft staan. Marc richt zich tot de zaal.                        MARC (CON’D) Dames en heren, Kris heeft echt hard gewerkt de voorbije periode. Kris is mama van twee kinderen,   De blik van Kris dwaalt naar Iris die “what the fuck” lipt.                        MARC (CON’D) dus het was ongetwijfeld niet gemakkelijk voor haar om dat te combineren met alle verantwoordelijkheden die ze er plots bij kreeg. Maar geloof mij, ze heeft dat uitmuntend gedaan.   Iris gesticuleert met een vinger onder de neus dat ze ernaar kan fluiten. Kris lipt discreet terug “fuck”   MARC (CON’D) Maar er is verbetering op komst, lieve Kris. Daar zullen uw kindjes blij mee zijn.   Kris hoort haar naam en kijkt naar Marc.                        MARC (CON’D) Ik stel u allen voor,  Olivier de Blanpain, onze nieuwe account director.   OLIVIER (32, gladjanus) stapt onder applaus het podium op, hij loopt de perplexe Kris dynamisch voorbij en schudt hartelijk de hand van een glunderende Marc.   Kris kijkt een tel naar het tafereel, ontwaakt uit haar verlamming en daalt af van het podium. Iris staat op en worstelt zich langs benen van de zittende mensen die haar scheiden van het gangpad, maar ze is te traag. Ze reikt nog net met haar hele lichaam naar Kris om haar tegen te houden wanneer ze voorbij loopt, maar mist nipt. Kris ziet het, schudt “neen” en beent door naar achteren.Ze pikt haar handtas op aan haar stoel en loopt verder. Het applaus houdt aan.     2. INT. – GANG VOOR HET KANTOOR VAN MARC -DAG   Tekst: “Eerder die dag” De deur van het bureau van Marc gaat open. Olivier neemt met een handdruk afscheid van Marc.         MARC    Tot vanavond dan. Marc loopt even zijn kantoor weer in, pakt zijn jas en doet hem in de deuropening aan. Marc sluit de deur, wanneer Kris langs komt. Ze heeft een jeansbroek en leren jasje aan en haar autosleutel in de hand.           MARC    Ah, Kris, klaar met de presentatie?           KRIS    Yep. Helemaal klaar. Kris moet plots een misselijke oprisping bedwingen achter haar hand. Marc kijkt bedenkelijk.           MARC Ja. Zeg, euhm, kan je de salesresultaten van de twee merken toch apart presenteren? Niet op dezelfde slides.          KRIS De presentatie is af Marc. Ik moet mij thuis ook nog gaan omkleden.      MARC Het lijkt mij toch beter zo. Stuur maar naar Iris als je klaar bent, die zet de presentatie dan klaar vanavond. Kris kijkt hem met ongeloof aan, ze prutst aan haar autosleutel. Marc wacht haar reactie niet verder af.           MARC   Bon, ik ga mij omkleden, tot straks!   Marc loopt over de open space kantoorruimte naar de uitgang. Hij groet de laatste twee collega’s die aan het inpakken zijn.           MARC Mannekes, op tijd zijn straks, hein. Hup hup, de laatste doet het licht uit.   Kris staat met haar rug tegen de muur naast de deur van het kantoor van Marc. Kris krijgt weer een oprisping, ze sluit een moment haar ogen en loopt dan terug naar haar eigen bureau, weg van de uitgang. De grote plateau waar haar bureau staat is leeg en schemerdonker, alleen haar computerscherm geeft nog licht.   Kris gooit haar sleutel neer op het bureau, opent nog rechtopstaand een bestand, maar bedenkt zich dan. Ze draait een kwartslag en loopt naar het lege kantoortje met glazen wanden in de hoek. Ze checkt even of niemand kijkt. Ze opent de deur, loopt tot achter de grote leren bureaustoel die ze even streelt. Ze neemt voorzichtig plaats. Ze straalt. Kris wijst 1 na 1 naar denkbeeldige personen in de ruimte.              KRIS       Gij: presentatie aanpassen, hup hup!       en gij: haal mij ne milkshake!       en gij: danske doen!   Kris proest giechelig, maar dan wordt ze serieus.              KRIS (CON’D)       Fuck Marc.   Kris zucht, heist zich weer recht uit de luxueuze leren bureaustoel en loopt langzaam terug naar haar werkplek op de eenzame en donkere plateau. Ze gaat aan het werk, enkel verlicht door het blauwe licht van haar computer.     3. INT. – TOILET – AVOND   Kris zit in haar feestkleren op de wc, kokerrok op de enkels. De deur is toe. Voor haar ligt een handboek Frans van het vijfde leerjaar op grond, met woordenlijstjes en prentjes van hout, een kachel, een vuurtje,… Kris zit te prutsen aan het cellofaan rond een kartonnen doosje op haar knieën.         KRIS    Hout.         ROBBE (10)    Bois. Le bois. Kris haalt een zwangerschapstest uit het doosje, neemt de dop eraf en plast erop.         KRIS    Branden         ROBBE    Brûler? LUCAS (5) trekt de wc deur open.         KRIS (verschrikt)    Lucas!      LUCAS    Mama, ik voel mij niet goed.         KRIS    Ga naar papa. En doe die deur toe! Lucas loopt weg. Kris hangt vooruit om de deur te sluiten zonder de test te tonen, maar Robbe doet het snel voor haar. Kris haalt de zwangerschapstest boven en kijkt, maar alleen het controlestreepje is al zichtbaar. KRIS    Vuur         ROBBE    Ja, wacht, ik weet het… Kris ziet na het eerste lijntje, een zwak tweede lijntje blauw worden.         KRIS    Merde!         ROBBE (verbaasd)    Merde?         KRIS    Nee, Robbe, Feu. Merde betekent kak. (tegen zichzelf) no fucking way. Nee, nee, nee, nee, nee, nee,… Tranen springen in haar ogen.     4. INT. – WOONKAMER – AVOND   Kris komt uit de wc met de test discreet in de hand. Ze duwt Robbe vriendelijk maar kordaat opzij, loopt door de korte gang naar de woonkamer en kijkt rond.         KRIS    Bon. BART (40) ligt een volwassen strip te lezen in de zetel. Lucas ligt in de andere zetel triestig te zijn.De woonkamer is rommelig door verspreide strips, een gitaar, kleren en lego. Het open haardvuur brandt en knettert. Robbe gaat bij zijn broer zitten. Kris marcheert naar het haardvuur en gooit de test erin en draait zich om. Kris wijst naar Robbe         KRIS Gij. Trek uw plan met dat Frans. Leg er een blaadje op en vraag uzelf op. Kris wijst naar Lucas           KRIS(CON’D) En gij, klein spook, beetje flink zijn. Luister naar uwe papa.   Kris kijkt naar Bart.         KRIS(CON’D) En gij. Los het hier op.  Ik moet door.      BART Wat was dat in het vuur?              KRIS Ik moet mij haasten. Kris doet haar naaldhakken aan die naast de zetel staan.   BART Gaat het schat? Kan ik u helpen?              KRIS   Awel ja. Beter laat dan nooit zeker?   Ze pakt haar handtas, en vertrekt.     5. INT. TENT – AVOND   Het applaus in de tent sterft uit, Olivier neemt het woord, Kris is bijna aan de uitgang van de tent              OLIVIER Dames en heren, ik ben verheugd om jullie nieuwe sales director te mogen zijn… Kris loopt naar buiten, handtas over de schouder, hand op haar buik.   6. EXT TUIN – AVOND   Het bedrijfsgebouw is een mooi verlichte hoeve met rieten dak. Kris komt uit de tent en loopt de tuin in waar overal hoge receptietafels met bloemstukje en hapjes, daartussen verschillende vuurkorven.  Kris stop aan een receptietafel vlak naast het gebouw, waar verdroogde klimplanten in een houtwerk opklimmen naar het rieten dak toe. Kris begint te snikken, ze leunt op de receptietafel en kijkt naar beneden.   KRIS Fuck.   Door haar tranen heen, zet ze plots een stap achteruit en ze STAMPT een vuurkorf met geweld om. De korf tolt, valt dan toch en rolt naar de klimplanten. Kris kijkt geschrokken. De gloeiende kooltjes hebben weinig tijd nodig om de onderste verdroogde klimplanten vlam te doen vatten.  Kris kijkt gefascineerd naar de vlammen, met de tranen in de ogen, maar kalm nu. Het vuur ontwikkelt zich verder, de vlammen likken al een paar meter hoog.  Kris kijkt om zich heen. Niemand heeft de brand opgemerkt. Ze aarzelt. Ze laat haar handtas van haar schouder glijden, en begint erin te zoeken, zonder haar ogen van het vuur af te halen. Ze vindt haar autosleutel. Kijkt ernaar. Omklemt hem, kijkt naar de parking waar haar auto staat. Kris kijkt weer naar het vuur, maar ziet zichzelf in de reflectie van het schuifraam naast het vuur. Kris kijkt zichzelf enkele seconden in de ogen, vlammen op de zijkant. Zonder weg te kijken, legt ze haar hand op haar buik. Dan rommelt ze plots gericht en gehaast in haar handtas, vindt haar smartphone, drukt een nummer en houdt de telefoon aan haar oor.   7. EXT. - TUIN  – AVOND   Kooltjes gloeien onderaan een vuurkorf, en worden door een korte dikke straal van de brandweerslag gedoofd. De brandweerman wandelt met de slang in de hand terug naar de brandweerwagen, iedereen is aan het opruimen, de zijkant van het kantoorgebouw heeft rookschade. Hij passeert Kris die voor zich uitkijkt naar de ravage. Marc komt van de andere kant op haar af. MARC Ja, wadde.   Kris reageert niet                     MARC(CON’D)    Nog een geluk dat uw presentatie niet juist was. Kris kijkt met ergernis naar Marc.                       MARC(CON’D)    Allez ik bedoel anders had ge de brand niet opgemerkt.   … Meiske toch. Ge moet dan maandag maar eens door die jaarcijfers gaan. Met Olivier.                    KRIS Ik ben geen meiske. En ik moet niks. Daarbij, ik heb uwen Olivier gegoogled. Hij heeft vier kinderen.   Kris rolt met haar ogen KRIS (CON’D) Hoe gaat dié dat combineren? Seriously Marc. Steek uw cijfers waar het licht niet brandt.    Marc kijkt verbaasd. Kris loopt naar haar auto draait zich nog even om en zwaait “bye-bye” met haar autosleutel.                KRIS    Salut, Marc.       8. INT. - RESTAURANT  – AVOND     Kris hangt heerlijk alleen in de zeteltjes bij Starbucks,benen op het lage tafeltje voor haar. Ze heeft een grote gepoederde latte in haar handen, en oortjes in waardoor een vrolijk liedje klinkt. Kris glimlacht volmaakt gelukkig.  Rond haar is het super druk, hippe jongeren komen en gaan, lachen en roepen, maar ze merkt er niets van. Buiten sneeuwt het.

Tine Tytgat
0 0

Boronali

De bank in het park stond vol met  potjes verf en schildergerei.  De eigenaar van de spullen, in wie ik een schilder vermoedde, was nergens te bespeuren. Zodra ik over mijn verwondering heen was, zag ik een eind verder een man op me toekomen. Hij droeg een schildersezel en naast hem liep ook een ezel aan een touw.  Een breed omrande hoed sierde zijn hoofd. Bij de bank gekomen maakte hij het touw met ezel aan de leuning vast.  Het dier toonde totaal geen interesse voor wat er met hem gebeurde. Het personage met hoed, die ik de rol van schilder had toebedeeld, trachtte hem om te draaien, maar zoals het een ezel betaamt bleef die koppig staan. Dan nam de man maar de andere ezel, de schildersezel beet en plaatse hem  naast de bank op het gazon. Het was een lage ezel. Op deze ezel plaatste hij een doek dat  bij nader toezien reeds met  felle kleuren was beschilderd. Uit een tas die al op de bank stond haalde hij een wortel.  Daarmee slaagde hij er vooralsnog in om het dier te keren zodat het met zijn achterste naar het doek gericht stond. De hele tijd sloeg ik het gebeuren gade maar werd totaal genegeerd, tot de man mij plots aankeek, naar mij toestapte en vroeg of ik een telefoon had en of hij die even mocht gebruiken. Ik overhandigde hem mijn nieuwe Huawei smartphone.  De man verwijderde zich en stond even later hevig gesticulerend met iemand te bellen. Dan werd mijn aandacht gevestigd op een grote groep vrouwen en mannen die ondertussen het park binnenkwamen.  Aan het materiaal dat ze bij zich hadden merkte ik dat het een cameraploeg was. Ze stelde zich op voor de bank met de ezel, die verder zijn wortel verorberde. Er kwam een troep actrices en acteurs toe, gekleed in kleren van omstreeks 1900. Een jonge dame die waarschijnlijk dacht dat ik bij de crew hoorde kwam naast mij staan.  Zij had een klembord in de hand en vroeg of ik het even wou vasthouden terwijl ze instructies gaf aan een aantal acteurs. Op de papieren die op het bord zaten geklemd las ik : Documentaire over Boronali, de beroemde schilder die een ezel was. Tot mijn grote verbazing zag ik hoe aan de staart van de ezel een schilderskwast werd bevestigd. Mijn middagpauze zat erop, dus gaf ik snel het klembord terug aan de dame, die de wenkbrauwen fronste toen ze me uit het park zag lopen. Weer op het werk zocht ik op het internet meteen de naam Boronali op en vond er het ongelooflijke, spannende en hilarische verhaal  van het kunstwerk dat zogenaamd door een ezel  met zijn staart werd geschilderd. De Fransman die het  in 1910 allemaal verzon heette Roland Dorgelès en wou op die manier de spot drijven met het artistieke milieu en zijn kleinzielige snobs en criticasters.   Pas uren later ontdekte ik dat ik mijn telefoon miste.  

Vic de Bourg
44 1