Lezen

Caravaggio & Artemisia

De lege bank en het tafeltje. Dat maakt dat je rechtover mij komt zitten. Ik zit met mijn ogen en mijn gedachten in een roman over het leven van kunstenares Artemisia Gentileschi, en ik ben net aan de passage toe over het werk ‘Judith onthoofdt Holofernes’ van Caravaggio. Misschien heb je ooit het werk gezien? Een jonge vrouw heeft het bijna volledig afgesneden hoofd van Holofernes in haar hand, maar wat Artemisia opvalt in het schilderij is niet de gruwel van het tafereel. Nee, zij heeft enkel oog voor de tepels van Judith die zacht door het witte hemdje heen priemen. Denk je ook niet dat dit een metafoor is voor de wereld vandaag? Naïeve vergankelijke schoonheid die vluchtig het onbehagen van de realiteit wegmoffelt. Heel even moet ik denken aan mijn eigen borsten, hard gezwollen door de melk, maar ook week en zacht door het moederschap. Je schuifelt wat heen en weer, onze knieën komen zo op nog geen centimeter van elkaar te zitten. We zinderen, ik voel de kleine elektrische golfjes die tussen ons drijven. Ik kijk in het raam naar je gezicht dat verlicht wordt door het blauwe licht van je laptopscherm. We zitten op de trein naar Leuven, dus misschien ben je een docent. Voor een student lijk je me te oud. Je grijze haren, de zachte groeven in je gezicht. Je blauwgrijze ogen, waarbij je linkeroog iets meer dicht staat door je hangend ooglid. Ergens straal je een doordeweekse weemoed uit. We zijn in het midden van de week, maar in je ogen zijn we nog afgelopen weekend. Of enkele jaren terug in het zuiden van Frankrijk waar jij een glas rode wijn drinkt, en je afvraagt of het leven ooit nog anders zal worden. Dan zie ik dat je kort mijn blik zoekt, me ook aan het peilen bent net zoals ik jouw verhaal al aan het schrijven ben. In dat korte moment kunnen we plots niet meer ontkennen dat we vreemden voor elkaar zijn. Er verschuift iets, en ik kan niet stoppen met schetsen. Zoals Artemisia haar penseel gebruikt, zo creëer ik met woorden jouw personage dat plots een nieuw levenspad bewandelt. Ik kijk om me heen om mijn onrust te verbergen. Door zijn blik ben ik me plots bewust van de lijntjes in mijn gezicht die na de geboorte van mijn zoon dieper liggen. Mijn onopgemaakte gezicht dat de vermoeidheid van vele gebroken nachten verraadt. De trein raast door het landschap, en ik kijk hoe we de stad naderen. Het frisse groen wordt stilaan vervangen door grijze eentonigheid. De stem van de treinbegeleider, een krakende deus ex machina, verbreekt de betovering. Ik maak me los uit mijn pose en ik trek mijn jas aan. Even voelt het alsof ik naakt voor je zat en ik mijn kamerjas opnieuw over mijn schouders drapeer om jou verder te laten schetsen, enkele details die niet bij mijn lichaam horen toe te voegen. De realiteit die langzaam ombuigt tot fictie. Ik ken je niet maar heel even was je Caravaggio. En ik je Artemisia. Onze schetsen worden opgeborgen tot een volgende ontmoeting die er nooit meer zal komen. 

Jolien Van de Velde
102 3

Speaker's Corner II- Verbale Agressie en Intimidatie

Ik wil graag op mijn forum eens iets posten over een onderwerp waar praktisch iedereen subject van is: agressie in een of andere vorm dan ook (psychisch, fysiek of verbaal) en intimidatie.  Vandaag, 22/4/2025, was het eens voor de zoveelste keer raak. Een man met een zwaar agressie probleem dacht dat hij zich het recht kon toe eigenen om mij uit te kafferen voor paljas omdat ik per ongeluk tegen zijn kom soep stootte en hij zijn soep van de grond moest opkuisen en het volgens hem niet snel genoeg vooruit ging aan het buffet. Nu, wat betreft de soep, het is uiteraard een evidentie dat je het proper en netjes houdt maar het was zo'n kerel, zo'n patser van ' liever lui dan moe'. Laat een ander maar in mijn plaats werken. Dan dacht ik écht: ' verdomme gast ruim die soep op, dan doe je tenminste toch nog iets nuttig'.  Hoe het ook zij, plaats van gebeuren was het sociaal restaurant De Ruimtevaart in Leuven. Er komen niet alleen kansarme mensen, ook welgestelde mensen kunnen er hun lunch komen nuttigen. De Ruimtevaart wil een inclusieve plek zijn waar iedereen welkom is en waar iedereen in een veilige comfortabele setting zichzelf kan zijn.  Als iemand je uitmaakt, hoe kan je dan in een veilige comfortabele omgeving jezelf zijn? Niemand heeft het recht om een ander te dwingen, te intimideren, verbaal, psychisch of fysiek te kwetsen. NIEMAND. Ik weet en ik wist van mezelf dat ik dat huftertje verbaal van de wereld kon wegblazen, maar ik heb geen scène voor een vol restaurant gemaakt.  Ik heb het denk ik heel goed en heel sterk van mezelf opgelost. Ik ben naar de begeleiding toegestapt en heb hen ingelicht over het bewuste voorval.  Bovendien heb ik aangifte gedaan bij de politie. Met dit forum zou en wil ik iedereen sensibiliseren en aansporen om, als je subject bent van een of andere vorm van agressie ook, dit te melden bij een vertrouwenspersoon en aangifte te doen bij de politie. Er wordt zeker iets mee gedaan. Geloof me op mijn woord. 

Canniball
13 1

Gevouwen geluiden (Hoofdstuk 2)

Drie weken na het afschilferende bankje stond Lys op een trap die geen einde kende. Letterlijk. Ze was begonnen op de begane grond, op zoek naar een kop thee in een gebouw dat ooit een postkantoor was geweest, maar nu vooral dienstdeed als plek waar dingen verloren gingen: sjaals, gedachten, en af en toe een dinsdag. Halverwege de trap verloor ze haar evenwicht in haar hoofd en gedachten. Haar horloge sprong ineens naar 14u48 terwijl de klok op de muur 11u03 bleef volhouden. Ze keek omlaag. De vloer leek verder weg dan logisch. Ze zuchtte en besloot stil te blijven staan. Misschien zou de tijd vanzelf weer gelijk lopen met haar gedachten. En toen hoorde ze iets dat klonk als een elektrische tandenborstel in gevecht met een grasspriet. Mauro. Hij verscheen op de trap, drie treden onder haar, met een koffer vol cassettebandjes die op onverklaarbare wijze begonnen te zingen. Eentje floot het eerste deel van “La vie en rose” achterstevoren. Een andere spuugde ritmisch de naam “Persephone, Persephone, Persephone.” “Ben je ook je tijd kwijt?” vroeg hij, alsof dat een gebruikelijke openingszin was. “Ja,” zei Lys. “Ik geloof dat mijn onderarm in een andere tijdzone leeft.” Hij knikte. “Die van mij ook. Bovendien communiceert mijn agenda, sedert deze ochtend, in morsecode. Punt – streep – punt.” Ze gingen naast elkaar op de trap zitten, koffer tussen hen in.Een cassettebandje ontsnapte en stuiterde traag naar beneden. Mauro keek het na alsof het een besluit had genomen dat hij moest respecteren. Plots, zonder verklaring, begon het gebouw zachtjes te spinnen. Of misschien was het maar een gevoel. Gegrom van een lege muren. Lys pakte een appel uit haar tas. De appel had een gezichtje dat iemand erop getekend had, met potlood en onzekerheid. “Wil je de helft?” vroeg ze. Mauro schudde zijn hoofd. “Ik eet alleen fruit dat geen gevoelens uitstraalt.” Ze knikte begrijpend en legde de appel voorzichtig op een hogere trede, als een offer. “Ik heb je vis bewaard,” zei hij toen.“Wat?”“Van het boek. Die halve. Ik vond hem op het bankje, onder een melodie die zichzelf afspeelde zonder geluid.” Lys keek hem aan alsof hij net haar grootmoeder had geciteerd in een vergeten dialect. “En... leeft hij nog?” “Hij fluistert,” zei Mauro. “Maar enkel als je heel stil bent, en je hoofd een beetje scheef houdt.” Ze hield haar hoofd scheef. En heel even, héél even, leek de trap te ademen. Toen vielen ze allebei tegelijk naar boven, niet echt,maar op een manier die voelde alsof er plots iemand een nieuwe bladzijde begonin een boek dat ze dachten uitgelezen te hebben.

Piet V.
66 1

Een eigen leven

Er heeft zich een nieuw fenomeen voorgedaan. Mijn fiets blijkt een eigen leven te hebben. Ik ben er niet gerust in. Een elektrische fiets heeft een motortje en wordt digitaal aangedreven, dus je weet nooit of ermee geknoeid is. Of ze me ergens in de gaten houden. Je hoort er zoveel van. Maar laat me eerst vertellen wat er gebeurd is. U moet weten dat ik op mijn fiets een allergelukkig mens ben. Dit vervoermiddel laat me toe om een eenvoudig vrijheidsgevoel te ervaren. Maar die gelukzaligheid stopte op een zaterdagochtend. Ik ging om verse boeken in de bibliotheek maar mijn fiets besloot om af te draaien op een plek waar ik helemaal niet moest zijn, meer bepaald bij de supermarkt. Zelfs zonder dat ik het door had.  Ik stapte doodgewoon van mijn fiets, parkeerde deze in de fietsenstalling en meende mijn boodschappentas uit de fietstas te halen, maar daar trof ik enkel boeken aan. "Wacht eens, ik moet hier niet zijn. Ik ging helemaal geen boodschappen doen." Nu kan u denken, dat overkomt de beste mens, maar het fenomeen heeft zich ondertussen meermaals voorgedaan. Op verschillende locaties. Een mens zou er zot van worden, als ik dat tenminste al niet ben. U begrijpt dat het fietsen me voortaan eerder verontrust dan gelukkig maakt. Ik weet immers niet meer waar ik naartoe fiets. God weet waar kom ik nog uit. Mijn vrouw zegt dat het eerder aan mezelf ligt. Verstrooid of teveel aan uwe kop is de echtelijke diagnose. Het zou kunnen, maar dan is fietsen toch een goed geneesmiddel. Afijn, als u me binnenkort ergens ziet afstappen en meteen terug opstappen, doe dan alsof er niets aan de hand is. Voor hetzelfde geld word ik gefilmd. En ik zou niet willen dat ik andere mensen in de problemen breng.

Rudi Lavreysen
20 1

Hoop of optimisme: wat zal het zijn?

Jammer dat Joke Hermsen en Tommy Wieringa hoop en optimisme tot het zoveelste of-ofdebat reduceren in de laatste Standaard der Letteren. Kort gezegd is hoop voor Hermsen een noodzaak om het heden te verdragen, terwijl Wieringa de teleurstelling verfoeit die volgens hem op hoop volgt. Hij wil dingen doen zonder er iets van te verwachten. De denkoefening hoe je met moeilijke tijden omgaat, vervalt in een conceptuele, haast semantische discussie.  Terwijl ik op een congres over innovatieve journalistiek hoorde dat gen Z hoop vooral als een ‘utility’ ziet. Jongeren willen meer constructieve verhalen in de krant omdat die de daadkracht - of met een hipper woord, ‘agency’ - zouden aanzwengelen. Hoop moet nut hebben, nieuws moet een constructieve bijdrage leveren aan hun leven. Gelukkig gaan heel wat kranten al verder dan het debatteren of aanklagen. Ze onderzoeken mogelijkheden of integreren zelfs tips in hun artikels. Een interview met auteur en ex-consultant Simon Van Teutem in De Standaard Weekblad eindigt met goede raad voor overheden, ngo’s en ondernemers: “speel in op de ambitie, de statusgevoeligheid, de nood om de beste te zijn. Verbind prestige met een positieve bijdrage aan de samenleving.” NRC onderzocht hoe werkgevers werkzoekenden met autisme beter kunnen bereiken, bijvoorbeeld door een sollicitant vooraf een vragenlijst op te sturen. Daar heb ik als lezer zonder autisme ook iets aan. Het vervult me meer met hoop dan het loutere feit dat de helft van de (hoog) begaafde mensen met autisme thuis zit zonder werk. Dat iemand oplossingen zoekt voor een bepaalde situatie, maakt de berichtgeving niet minder betrouwbaar. Maar wacht, ik ben ook een denker die zich wel eens aan een column waagt. Anderzijds betreur ik dat het debat vaak een doel is geworden in plaats van een instrument. Dat vooral de these-antithese overeind blijft en de synthese gaat vliegen. Vaak vind ik de tweedelingen in debatten artificieel. Het zijn valse tegenstellingen, zoals de hoop en het optimisme hierboven. Vraag je mensen op straat of ze een geel hesje, dan wel een bakfietser zijn, dan antwoorden ze geheid dat ze van beide categorieën wel iets hebben. En om het klimaat te redden zullen waarschijnlijk zowel hernieuwbare als kernenergie nodig zijn, zoals ook consuminderen en groene groei in de praktijk samengaan. Bij dit soort debatten voel ik me altijd wat van mijn tijd beroofd. Of in het slechtste geval vermoed ik er, zoals de filosoof Jürgen Habermas, een portie opiniemanagement achter. Het idee dat opiniemakers hun lezers argumenten willen opleggen. Mogelijks omdat ze een boek geschreven hebben over hun overtuiging, en er dus geen baat bij hebben dat het debat snel eindigt in een synthese. In plaats van waarheidsvinding leidt dat soort debatten eerder tot een status quo, een eeuwig herkauwen van wat de beste oplossing voor het klimaatprobleem zou kunnen zijn, of de beste manier om niet moedeloos te worden.  Hoop zit voor mij meer in het onderzoek dan in de mening. Consulteer mensen met expertise en vraag hen hoe ze een probleem aanpakken. Maak het conceptuele concreet. Doe iets, of schrijf over wat anderen doen, zo veel mogelijk verschillende anderen. En dat - voor mij zo levensnoodzakelijke - denken dan? Voed het met nieuwsgierigheid.

Pons
16 1