Lezen

Lambiorix (10)

  Het meest recente maandblad van de Pittemse Krulbolvrienden lijkt een ware feestfolder. Normale geesten snakken naar uitbundige bezigheden. Samen zijn. Sociaal gedoe. Zelfs medelijden met de zwakke medemens of afkooksels daarvan zijn tegenwoordig aanleiding tot feestvieren. Neem nu die zieke initiatieven als warmere weken. Dan staat men ginds massaal op een plein om slechts wat te zwaaien en dat valse gevoel te krijgen dat men echt ergens toe bijdraagt. 's Anderendaags, wanneer  het toneeltje voorbij is, komen ze langs, de kuisploegen van de goegemeente, om de sporen van die komedie uit te wissen. Fletse glühwein zuipen zij en draaien muffe plaatjes voor vergeten mensen die hun beeldscherm laten slapen, de radio verkochten aan fanaten van laweit. Soms is het voor een kreupele, een manke ridder op een stokoud paard. Doe Lazarus een verse pamper aan! Hij zal geen wederopstanding beleven. Chot. Wat stinkt het in de verte. Die mengeling van geuren vol vergaan en mans urine zijn echt niet te tarten! Zo kunnen we geen party vrolijkweg beleven! Ouderdom, wezens die een eervol einde niet meer kunnen kiezen, het geleuter dat die randgevallen vaak verkopen, neen bedankt! Doe dan liever deze kille buitenwind, wat beelden op tv, vermeldingen van wie zijn spaarvarken voorbeeldig slachtte voor het oog van fiere zielen. We vergeten straks, de namen van de ongelukkigen, de initialen van degenen die dan toch gewoon verlegen hielden van hun afzondering. Zolang de huur maar betaald is, de erfenis op voorhand schoon geregeld en ze vereffend worden, al die facturen van De Instelling. Hoeveel franken gaan wij op dat feest doneren voor een rein, gerust gemoed? Hoeveel moeite gaan we doen om in te kunnen slapen met een trots gedacht? De Pittemse Krulbolvrienden zijn al even erg. De jaarlijkse Zomerbarbecue zal weer gehouden worden, daar waar Ignace en ik eeuwenlang opgesloten zaten. Hoera dus? De Pittemse Krulbolvrienden zullen de dolle mens met al zijn gebreken eer aandoen door een grillfestijn te houden! Desalniettemin en ondanks alles. Hannelore stelt voor dat we gaan! Lambiorix zal daar immers zijn en Hannelore met haar wilde streken is te vinden voor verwerking in een zatte bui. Alles mag dan in een roes gebeuren en ja. Ignace mag ook mee. Sappig varkensvet mag uit die worsten druipen op dat hete rooster. Oké en voor akkoord. We zullen ons eens laten gaan daar in Ons Instituut, temidden al die Krulbolvrienden en alles, dankzij Lambiorix!     uit de reeks 'Roeland Wittebolle'

Bernd Vanderbilt
0 0

Niet geweest

We zitten in een Antwerpse bruine kroeg. Het is eigenaardig. Met het vorderen van de avond gaat het volume van de sprekers alsmaar hoger. Tot een van de stamgasten aangespoord wordt om het verhaal van Ferdinand nog eens te vertellen. Wij weten in de verste niet wie Ferdinand is, maar sommige stamgasten beginnen nu al te gniffelen. Het moet een goed verhaal zijn, want plots gaat het volume op stil. Het Antwerpse accent moet u er zelf bij denken. “Ge kent hem wel. De Ferdinand. Hij heeft een dun snorretje en zijn haarbos is nog altijd hetzelfde als vroeger. Ge ziet hem nog regelmatig fietsen. Al fietst hij alsmaar trager. Soms denk ik, hij fiets zo stillekes dat hij dadelijk omvalt. Maar dit gebeurde eind jaren ’70. Hij woonde toen nog thuis bij zijn ouders. Die zijn ondertussen al een tijdje gestorven.” “Op een gegeven moment, in het midden van de dag, komt er bij de politie een telefoontje binnen. ‘Ge moet rap zijn’, klonk het aan de andere kant van de lijn. ‘Een zwaar accident op de hoek van de Wolstraat en de Lange Koepoortstraat. Er zijn zwaar gewonden bij.’ Nu waren ze bij de politie natuurlijk niet achterlijk. Ze konden toen al zien wie er belde, en het telefoonnummer van Ferdinand stond er op een papiertje geschreven. Hij belde soms voor het minste.” “Even later bellen ze bij Ferdinand thuis aan. Zijn broer, de Patrick, doet de voordeur open. De politie heeft nog niets gezegd en daar opent plots de binnendeur naar de living, ge weet wel, zo een deur met van die kleine glas-in-lood vierkanten die je vroeger vaak zag, en daar stond Ferdinand. ‘Ik ben het niet geweest hè’, riep hij.” Heel het café barst in lachen uit. “Laat ons nog even blijven zitten”, zeg ik.

Rudi Lavreysen
22 1

Kreten van de kreeft

  Natuurlijk en helaas. Ik ben ik de bossen ingekropen. Dat was toen vallen mij niet los kon laten. Nochtans. Het woud ligt niet in een vallei. Zeker niet in een enge kloof. In dit bomenrijk kan ik nog leven en het einde van de wereld zien, mijn lieveling. Het zijn enkel bladeren die hier vallen, wanneer zomerhitte hen danig heeft gesloopt. Woorden verliezen hun dove trekken. Niet één discussie schept onrust. Hier zijn geen machinekamers van de welvaart. Ik kan de nachtvorst zelfs het ijs aanbieden dat een oude winter jarenlang verborgen hield. Alles is milder dan in jouw wereld, dat raderwerk met zijn onleefbare regels. Er is geen wirwar, zieke meccano die zonder lieve reden groeit. Bovendien. Lijfwachten bleven mij daar schaduwen. Het was niet om mij te beschermen. Integendeel en ik vermoedde. Het waren handlangers van jouw ouwe peer met zijn wrede meningen. Misschien kan hij in dat herenhuis zich het witte van kalkrotsen, die zuivere horizonten niet meer herinneren. Toen in een koffiehuis de melk zich niet langer zomaar mengen liet, wist ik dat het zure mij zou blijven achtervolgen. Te min was ik voor hem, dat heerschap met zijn nare drang naar rang. Het zijn dergelijke lieden die neerkijken op het ondoorgrondelijke, die geen angsten kennen en terreur aanbidden. Zij zitten er goed bij. Ze eten met dubbel bestek. Kreeft en kaviaar. Reebok en ijsvogelpaté. Liefste, jouw stem kon mij daar nog kalmeren, fluisterend vertellen hoe graag je mij wel zag. Jouw tonen konden mijn oren nog enigszins bekoren. Maar ik kon mijn hoofd niet richten op een wijze die de rest verdoven deed. Er was maar één ziel die mij mee kon nemen naar de kelder waar in een glazen bol een zon kon schijnen, zo klein dat vier ogen naar het vuur mochten staren zonder pijn te voelen. Het was daar stil, zo geruisloos dat zelfs de muizen vluchtten uit onzekerheid. Leegte leek hen te gevaarlijk. Hoorbare wind zou hen naar de buitenwereld niet meer kunnen leiden. Ikzelf, ik hield ervan. Geluiden konden ginds mijn geest niet eens versnijden. Tot ik verdreven werd.     uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'        

Bernd Vanderbilt
5 0

Lambiorix (9)

  Lambiek en geuze zijn de enige echt Belgische bieren! De Zennevallei is de enige Belgische bierstreek! Al de rest is copycat! Namaak van fletse pils uit Plzen. Nageaapt tarwebier naar Beiers recept. De platvloerse Vlaming noemt het domweg 'witbier'. En die heerlijke bieren van hoge gisting... dank aan het Grote Brittannië! Gelukkig hebben de Pittemse Krulbolvrienden een ware anglofiel als erevoorziiter. Johnny, geboren te Brugge als Joannes Van Huele, is een man van goudwaarde, niet alleen voor de club, de krulbolsport, maar ook voor de Vlaamse biercultuur. Zonder Johnny en zijn angelsaksische bierbrouwtalent, zou er geen Brouwerij Sas bestaan hebben te Bredene. Zonder Brouwerij Sas, zou er geen Sano-bier gebrouwd zijn en dat die Waalse patertjes dat recept dan stalen en het ging verkopen onder de merknaam Orval... het zijn uilskuikens die één van de grootste wandaden in de Belgische biergeschiedenis pleegden! Wat een ploerten die dit betere brouwsel vernoemden naar een zeekoe? Intussen is Johnny 135 jaar oud, maar nog steeds een aap-komt-uit-de-mouw-bierbrouwer.  Bepaalde talenten mogen niet verloren gaan en nog belangrijker: Hannelore en ik, wij willen blijven genieten, niet alleen van elkaars lichaam en geest, maar ook van Lambiorix. Alles dankzij Johnny en zijn Krulbolvrienden. Johnny moet blijven leven! Hij moet met zijn maten in dat hoop- en hopvolle clubhuis Lambiorix blijven brouwen! Mijn dagboek heeft dat beslist.     uit de reeks 'Roeland Wittebolle'

Bernd Vanderbilt
0 0