Lezen

Tweeëntwintigtwijfels

Zo'n maand vooraleer ik een 3 achter de 2 zet en mijn kaarsjes nu officieel niet meer op één taart zullen passen, bedenk ik mij dat mijn 22e levensjaar er niet zomaar eentje uit de zovelen was. Meer nog, vanaf nu zijn 1, 12, 18 en 20 jaar volledig overroepen mijlpalen. Want nooit had ik echt het gevoel dat ik op een kantelpunt in mijn leven stond,ook al deed iedereen een beetje alsof dat wel zo was. (Lees: "Nu begint het hè!")  Lariekoek en apekool. 22 zijn, dat is pas een scharniermoment in uw bestaan.(Bijna) afstuderen en denken: wat nu?!Ineens staan er dan keuzes en verantwoordelijkheden voor uw deur, die plots ook effectief iets te betekenen hebben. Ge kunt u voorstellen hoe ik, die de keuze van een middelbare studierichting al heftig vond, me voelde toen ik moest beslissen wat ik met mijn leven zou aanvangen nu ik een echtentechtig diploma had.  ​Overal en altijd fluisterden de tweeëntwintigtwijfels in mijn oren:  Nu al werken? Zou ge niets bijstuderen? Het is nu de moment hè. Een educatieve master of een postgraduaat of een half jaar hier of een ma-na-ma daar. Of ga toch maar zo snel mogelijk werken. Uiteindelijk, het leven is duur en dan kan je goed beginnen sparen. En ervaring opdoen, want ze vragen overal ervaring.Hoewel, ge moet ook nog zo’n eeuwigheid werken, zou ge niet eerst een grote reis maken? Vrijwilligerswerk in ver heel ver van hier? Een sabbatjaar? Allez, het is maar een suggestie hè. Ge zijt nog jong, ge moet nog zoveel van de wereld zien.Natuurlijk, een sabbatjaar gaat zichzelf niet betalen. Misschien toch eerst een job zoeken?Ge kunt dan wel niet meer op kot gaan hè. Het schoon leven is afgelopen dan.Gaat ge terug thuis wonen? Want ja, dat gaat aanpassen zijn hoor. Ge gaat veel vrijheid moeten opgeven, denk eraan. En gaat ge werk vinden in de buurt? Want pendelen naar de Kempen is pendelen naar het hol van Pluto, ho ho. Denk er dan maar niet aan om 's avonds nog iets leuks te doen. Ge kunt uw eigen stekje zoeken, in een centrumstad of zo.Seg en nog geen lief gevonden? Want alleen is wel maar alleen, hè. En de huurprijzen zijn niet min, dus kosten delen zou wel ideaal zijn. Cohousing is een idee, ah maar uw vriendinnen studeren nog zeker? Als ge nu kiest voor dit, kunt ge wel niet meer terug naar dat. Bla bla geld, bla bla werk, bla bla studeren, bla bla ge zijt nog zo jong.  Zo tetterden de tweeëntwintigtwijfels maandenlang de oren van mijn hoofd.Ge maakt een keuze, ge denkt: is dit de juiste? Ge kijkt eens rond naar leeftijdsgenoten en wordt knettergek. Want 22-jarige X is bezig aan zijn tweede master, 22-jarige Y met het uitgeven van zijn tweede loon. Terwijl 22-jarige A van plan is zijn vriendin ten huwelijk te vragen, baalt 22-jarige B van de vijfde mislukte Tinderdate. En 22-jarige P heeft net een bouwgrond gekocht, waarnaast 22-jarige Q incheckt bij Hotel Mama. Soit. Geen identiteitscrisis zo groot als die van een tweeëntwintigjarige. Maar tegelijkertijd ook niets zo spannend als niet weten wie ge binnen vijf maanden bent.De nieuwsgierigheid naar wat er op me af gaat komen, wordt stilaan groter dan de angst over wat ik misschien allemaal aan me voorbij laat gaan. Op het nippertje heb ik de tweeëntwintigtwijfels dus mooi de mond gesnoerd. Laat de drieëntwintigdruk maar komen. 

Marthe Van Loy
15 0

over raadsels

Een vader en zijn zoon raken betrokken bij een zwaar auto-ongeval. De vader is op slag dood, de zoon kan nog net op tijd naar het ziekenhuis gebracht worden. Hij moet met spoed geopereerd worden. In de operatiekamer kijkt de chirurg naar de jongen en roept: ‘Stop! Ik kan deze jongen niet opereren, want dit is mijn zoon!’. Hoe kan dat? Een tijd geleden kreeg ik dit raadsel voorgeschoteld. Het duurde even voor ik de juiste oplossing vond. Ik schrok en ik schaamde me ook een beetje. Ook al duurde het niet heel lang alvorens ik het juiste antwoord vond, het duurde sowieso te lang. Ik had graag gewild dat het antwoord er spontaan kwam, zonder nadenken. Ik vond het wel een fijn raadsel om mijn dochters voor te leggen. Op een zaterdagochtend aan de keukentafel zag ik mijn kans: ‘Wie heeft er zin in een raadsel?’. Ze zitten nog in de leeftijdscategorie waarin er enthousiast ‘ja’ gescandeerd wordt bij dergelijke vragen. Ik besef dat ik binnenkort enkel rollende ogen zal zien, eventueel gepaard gaand met een schuddend hoofd of een ostentatieve zucht. In tussentijd geniet ik nog even van mijn voordelige positie. Nadat ik uitgelegd had dat die vader niet écht dood was (het was maar een verhaal) en dat die jongen niet echt zwaargewond was (heeft hij echt geen pijn? Nee, het is een verzonnen verhaal), kreeg ik het laconieke antwoord: de dokter is zijn mama. Zonder bedenktijd en met een vanzelfsprekende spontaniteit. Ze vonden het de naam raadsel niet waardig. Ik had blijkbaar te grote verwachtingen gecreëerd (note to self: wees bescheiden bij het creëren van verwachtingen). Dus het daaropvolgende uur mocht ik raadsels verzinnen (lees: googelen), raadsels met een meer geschikte moeilijkheidsgraad. Wat een meer geschikte moeilijkheidsgraad is? Wel, dit misschien: wat heeft zes benen, twee hoofden, vier oren, twee handen en loopt op vier voeten? Terwijl ze de meest uiteenlopende, onbestaande dieren bedachten (mama, bestaan een honden met vier oren?), baalde ik nog steeds van mijn eigen antwoord. Ik vond het pijnlijk dat mijn geïnternaliseerde beeld van een chirurg mannelijk is. Maar tegelijkertijd vond ik het bemoedigend dat mijn dochters zich spontaan een beeld vormden van een vrouwelijke chirurge. Mijn moeder-dochter bevindingen vond ik waardevol op zich, maar ze kunnen ook geëxtrapoleerd worden. Er werden verschillende onderzoeken uitgevoerd waarbij gevraagd werd aan kinderen om ‘een wetenschapper’ te tekenen. In de jaren ’60 tekende 1% van de kinderen vrouwelijke wetenschappers, maar nu is dat 28%. Dit is uiteraard een verbetering, maar het beeld komt nog altijd niet overeen met de realiteit. In realiteit zijn er immers veel meer vrouwelijke wetenschappers.Opvallend is ook dat kinderen van 5 jaar, jongens en meisjes, ongeveer evenveel mannelijke als vrouwelijke wetenschappers tekenen. Tegen de tijd dat ze zeven of acht zijn, worden er veel meer mannelijke dan vrouwelijke wetenschappers getekend. Wanneer ze veertien zijn, tekenen ze vier keer zo veel mannelijke als vrouwelijke wetenschappers. Terug naar de keukentafel: nadat ze een ganse dierentuin nieuwe dieren verzonnen hadden, kwamen we bij het juiste antwoord ‘een paard met een ruiter erop’. Ze vonden het een flauw antwoord. Ik kon hen alleen maar gelijk geven. Dan maar zelf raadsels verzinnen.   Dochter: wat is het lekkerste land? Moeder: hmm, Italië? Daar kan je lekker eten. Dochter: fout! Het juiste antwoord is United Cakedom!

Lore Dewulf
15 0

over de bechdeltest

Dit weekend mochten de dochters naar een film kijken. Nu moet je weten dat ik geen al te grote fan ben van kinderfilms. Nooit geweest trouwens, zelfs niet toen ik zelf nog kind was. Ik vind ze over het algemeen luid en schreeuwerig. En bovendien zijn de meisjes in het verhaal vaak te roze en te hulpeloos. Maar daar had ik een oplossing voor gevonden: ze konden kijken naar Finding Nemo. Daar is immers geen opdeling tussen jongens en meisjes, vissen zijn vissen. Probleem opgelost. Tot ik ontdekte dat er ook mannelijke en vrouwelijke vissen waren. Het moet gezegd: het aantal roze vissen bleef wel tot een minimum beperkt. Maar de vrouwelijke vissen hebben een beperkte rol. Zo beperkt dat deze film niet slaagt voor de Bechdeltest. In deze test, ontwikkeld door Alison Bechdel in 1985, kan fictie getest worden op seksisme. Een film slaagt voor de test wanneer die voldoet aan drie criteria. Eén: er zijn twee of meer vrouwelijke personages met een naam. Twee: ze praten met elkaar. Drie: ze praten over iets anders dan de mannen in de film. Dit lijken simpele criteria om aan te voldoen, maar toch slaagt meer dan de helft van de films niet voor deze test. De test is uiteraard wat kort door de bocht: niet elke film die faalt voor de test, kunnen we seksistisch noemen. But that’s not the point, is it? Mijn dochters zien hoe vrouwen in veel films een bijrol krijgen. Het zijn eendimensionale personages die vaak enkel praten over baby’s en trouwen. Als ze al spreektijd krijgen. In het overgrote deel van de films (85%) staat het verhaal van de mannen centraal, zij zijn de hoofdpersonages. Mijn dochters zien dus dat de verhalen van meisjes en vrouwen minder belangrijk zijn dan de verhalen van de jongens en de mannen. Welke boodschap krijgen ze dus onderhuids mee: onze verhalen zijn het niet waard om verteld te worden? Ik heb een aantal jaren gedacht dat ik een pedagogisch schouderklopje verdiende door mijn dochters ver weg te houden van de stereotype prinsessenfilms. Films waarin prinsessen alleen maar bezig zijn met het kammen van hun lange blonde haren. Films waarin prinsessen dromen over prinsen waarmee ze kunnen trouwen. Ik schrok dan ook toen ik ontdekte dat Finding Nemo niet slaagt voor de Bechdeltest. Geen roze prinsessen is dus blijkbaar geen garantie om seksisme te vermijden. Nog een aantal jaren wachten, hoor ik je denken. Tot je de Lord of The Rings films kan kijken met de dames. Geen roze en hulpeloze vrouwen. Akkoord, maar ook helaas, ik moet je teleurstellen. De volledige trilogie - die nota bene 10 uur duurt - faalt voor de test. Weinig multi-dimensionale vrouwen daar in Middle Earth.   Moeder: Vanavond is het filmavond. Welke film zullen we kijken? Dochter: Een prinsessenfilm? Moeder: Goh, misschien moeten we een film kiezen zonder prinsessen? Dochter: Ok, dan wil ik kijken naar de Smurfenfilm!

Lore Dewulf
12 0

over dierenleed

Dieren staan in ons huis hoog aangeschreven. Ik denk dat het nipt zou worden, mochten we een democratische stemming ‘mens versus dier’ houden. Zeker twee stemmen voor de dieren, zeker één voor de mensen. Bij de vierde persoon twijfel ik over de voorkeur. Mezelf. We schrijven zondagochtend: dat staat gelijk aan schermtijd voor de dochters. Toen ik kind was, keken mijn broer en ik op zondagochtend naar Samson & Gert terwijl we pistolets aten. Dat was begin jaren ’90. Samson verdween in mijn leefwereld gestaag naar de achtergrond, maar in 2016 werd ‘samsonseks’ verkozen tot woord van het jaar. De term refereert volgens woordenboekuitgever Van Dale naar ouders die stiekem seks hebben terwijl hun kroost televisie kijkt. Naar mijn gevoel insinueert de term een te intense band tussen mens én dier. En geef toe, dat is wel het laatste waar je aan wil denken op een zondagmorgen (of gelijk welke andere ochtend). Voor de geïnteresseerden: een jaar vóór samsonseks, in 2015, was kraamkost het woord van het jaar. Dan denk ik: die chronologie kan beter. Wat was er eerst, samsonseks of kraamkost? Juist ja. Maar tijden veranderen. Samson krijgt geen schermtijd meer. Planet Earth is de waardige vervanger. De mix van verhalen over de meest excentrieke dieren, de soundtrack van Hans Zimmer en de stem van David Attenborough laten de emoties soms hoog oplopen. Als je zoals mijn dochters een groot dierenhart hebt, is het hartverscheurend om een roofdier te zien jagen op een prooi. Welk kamp moet je kiezen bij een achtervolging? Meestal is het belangrijkste criterium voor mijn dochters: welk dier is het schattigst? En met meest schattig bedoel ik het dier met de hoogste aaibaarheidsfactor. Het dier met de hoogste aaibaarheidsfactor krijgt alle krediet, het andere dier moet het zonder supporters stellen. Het ethische vraagstuk wordt pas moeilijker wanneer de twee dieren in kwestie vrij hoog staan op de aaibaarheidsladder. De dames vinden het hele roofdier-prooi verhaal moeilijk te vatten. Het is oneerlijk, vinden ze. Waarom moeten die dieren sterven? Ik hoor mezelf een halfslachtige (excuses voor het woordgebruik) uitleg geven: ‘zo zit de natuur nu eenmaal ineen’. Klopt, maar het is ook een dooddoener (nogmaals excuses). In mijn zoektocht naar een meer onderbouwd antwoord, kom ik terecht bij Darwin. Of beter: bij het boek van Johan Braeckman over Darwin. Tot pakweg 1850 is er een liefelijke visie op de natuur. De natuur wordt gezien als een vredige plaats, het is er romantisch, onschuldig, lieflijk en harmonieus. Hoe dat komt? Door de goedheid van God, uiteraard. Darwin komt echter met een andere hypothese. Hij stelt dat er in de natuur meer wordt gestorven dan geleefd. Dat we de natuur kunnen zien als een sterfhuis waarin elk dier slechts voedsel is voor een ander dier. Hij beschrijft de natuur als hard, bloederig en meedogenloos. Zo, dat is het soort onderbouwing die mijn dochters graag zullen horen. Het is ook Darwin die het heeft over ‘the survival of the fittest’. Dit is, in tegenstelling tot wat sommigen beweren, niet de sterkste, maar degene die zich het best kan aanpassen.   Dochter: als je een dier zou mogen zijn, welk dier zou je dan kiezen? Moeder: een leeuw. En jij? Dochter: een olifant of een muis. Moeder: kan je niet kiezen? Dochter: jawel, maar het hangt ervan af hoeveel honger ik heb.

Lore Dewulf
10 0

over beroepen

‘Wat wil je later worden?’ Elk kind krijgt vroeg en laat die vraag. Eigenlijk kan je het vergelijken met een kinderloos jong koppel dat op elk familiefeest de vraag krijgt: ‘En? Wanneer beginnen jullie aan kindjes? Zijn jullie al aan het oefenen?’. Denk er gerust de vette knipoog bij van nonkel Erik naar de jonge vrouw. ‘Nee, we willen nog geen kinderen. Sinds de komst van anticonceptie baart oefening kunst, geen kinderen’. Nonkel Erik staart de jonge vrouw even aan, neemt een ferme slok van zijn porto en zet zijn missie verder. Het koppel hoort hem aan de volgende tafel aan een ander jong koppel vragen: ‘En? Wanneer beginnen jullie aan kindjes?’. De vrouw denkt: oefening baart niet altijd kunst. Soms kan oefening ontaarden in eindeloze herhaling. ‘Wat je later wil worden?’ In mijn eigen kindertijd waren de opties als meisje beperkt. Althans, dat dacht ik. Je kon kiezen uit een exhaustief lijstje: juf en verpleegster werden met goedkeurend geknik beantwoord. Zangeres of actrice waren ook toegestaan, maar gingen vaak gepaard met een meewarige blik van de volwassene. Er waren nog enkele mogelijkheden, zoals winkelier. Je kon onder andere kiezen voor slager, bakker of ijsjesverkoper. Ik koos – uiteraard – voor ijsjesverkoper. Ik zei er wel steevast bij dat ik alle ijsjes zelf zou opeten. Opnieuw meewarige blikken: als dochter van een zelfstandige moest ik toch beter weten. Nu moeten mijn dochters dezelfde vraag beantwoorden. De vriendenboekjes doen immers de ronde in de lagere scholen en naast lievelingskleur (ik heb er twee, mag dat?), lievelingseten (ijsjes. En nee, ik zit daar voor niets tussen. Ik ben uiteindelijk geen ijsjesverkoper geworden. Mijn businessplan werd nooit goedgekeurd.), en lievelingsdier (kleine katjes), moet je ook invullen wat je later wil worden. Ik had gedacht dat we een ruimere mogelijkheid aan opties zouden hebben, maar we vallen tot mijn spijt in herhaling, al is het maar deels: juf, actrice of dierenarts. Ik sprak met een vriendin over de beroepen in de vriendenboekjes. Zij had een oplossing. Ze had met haar kinderen een lijst gemaakt van zoveel mogelijke beroepen. Als ze ergens op bezoek gingen, als ze iets op tv zagen of als ze iets in een boek lazen: elk beroep dat op hun pad kwam, werd op de lijst gezet. De kinderen leerden dat je ook mode-ontwerper kon worden of diepzeeduiker. Ik maakte thuis nog geen lijst met mijn dochters, maar ik speelde wel het spel: ‘Noem met elke letter van het alfabet een beroep’. Geen zorgen, er bestaat een wikipediapagina met een alfabetische lijst met beroepen (‘quizmaster’ of ‘quarantaine-beambte’, ik geef het maar even mee).Ik haalde ook het boek ‘Heldinnen’ van Janny van der Molen in huis, een kinderboek waar het levensverhaal van 50 vrouwen in beschreven staat. Vrouwen met uiteenlopende beroepen: van zeilster Laura Dekker over Lady Gaga tot Malala Yousafzai. We lazen de verhalen en ik zag hun horizonten verbreden. ‘Maar ik zou graag dierenarts worden, maar ook natuurfotograaf’, zei de oudste. Ik zei haar dat ze niet moest kiezen tussen die twee. Veel vrouwen hebben verschillende carrières na elkaar. Verschillende onderzoekers wijzen erop dat meisjes vaak multipotentialiteit in zich hebben, maar dat ze al snel door hun omgeving in een bepaalde richting geduwd worden. Ze hebben de neiging om vroeg een keuze te maken en zich bij het kiezen sterker te conformeren aan de verwachtingen dan jongens. Ik vind het belangrijk om hen te leren dat deze keuze mag evolueren en zelfs mee mag bewegen gedurende hun leven. Het is dus niet nodig om nu ‘de enige juiste beslissing’ te nemen. Moeder: ok, wat vul ik in bij ‘wat wil je later worden’? Dochter: euh…even denken…igloloog! Moeder: ok, en wat doet een igloloog? Dochter (kijkt meewarig): weet je dat niet? Iglo’s onderzoeken natuurlijk!

Lore Dewulf
21 0

over seksuele voorlichting

Mijn seksuele voorlichting op de lagere school bestond uit een aantal dia’s. We zagen plaatjes van een naakte man en een naakte vrouw. Duidelijk verouderd. Die dia’s, niet de naaktmodellen. Ik weet niet wie het gênanter vond, de groep elfjarigen of de leerkracht die de dia’s voorzag van een woordje uitleg. De gedimde lichten, in functie van de zichtbaarheid van de dia’s wel te verstaan, waren welkom voor iedereen die om dit of dat woord moest blozen. Seksuele voorlichting was kneuterig. Wij waren jong en onwetend en na de diapresentatie waren we jong, onwetend en gegeneerd. Hoe kon je achteraf een normale conversatie voeren als je net twee naakte volwassenen op elkaar zag liggen op een dia? Niet alleen de vorm, ook de inhoud was beperkt. Maar geen nood, er kwam een inhaalbeweging in het secundair onderwijs. Daar werd gesproken over voorbehoedsmiddelen, geslachtsgemeenschap en hormonen. Geslachtsgemeenschap moet zowat het meest onsexy woord zijn in de geschiedenis van de seksuele voorlichting. Waarschijnlijk kregen de twee mensen op die dia’s van de lagere school de instructie om ‘te doen alsof ze geslachtsgemeenschap hadden’. Terug naar het middelbaar onderwijs. We zaten met een groep pubers in de polyvalente zaal. Daar stond een slogan op de muur geschreven: ‘Niet alles wat je doet is belangrijk, maar het is belangrijk dat je het doet’. Tijdens de voorlichting ging er stiekem een briefje rond waarop iemand de slogan overschreven had en de ‘het’ voorzag van een extra klemtoon. Dit opgeteld met een uitgebreide uitleg over het correct gebruik van een condoom deed ons gniffelen, giechelen en zweten. Mocht er een instrument bestaan om de hoeveelheid hormonen te meten in een bepaalde ruimte, het toestel zou die namiddag tilt geslagen zijn in die polyvalente zaal. Onlangs keek ik naar Dokter Bea op Ketnet: een programma waar er openlijk over seks gepraat wordt. Het is gericht op kinderen van 9 tot 12 jaar en het behandelt thema’s waar ik op die leeftijd nog nooit van hoorde. Dokter Bea geeft heel wat antwoorden, maar het roept bij mijn kijkende dochters ook vragen op. Vragen waar ik niet op voorbereid was. Er kwamen vragen over maandstonden, de menstruatiecyclus en hormonen. Ik probeerde op een niet-plastische manier te antwoorden op al hun vragen. Ik vond mijn uitleg afdoende, maar hoorde later mijn ene dochter tegen mijn andere dochter zeggen: ‘Als je je maandstonden krijgt, kan je gewoon een pompon gebruiken’. Blij dat ik dat kon bijbrengen. Terwijl ik scrol door de afleveringen van Dokter Bea valt mijn oog op de aflevering ‘wat is porno?’. Informeren over porno is next level voorlichting, lijkt me. Ik sla deze aflevering over. Het thema menstruatiecyclus zit in mijn geest in de lade ‘biologie’, ik weet vooralsnog niet in welke lade porno zit. Vooraleer ik dat uitgedokterd heb, exploreren we het thema menstruatiecyclus grondig.   Dochter: ik zou graag nog een extra tante willen. Moeder: dan moeten oma en opa nog een kindje krijgen. Dochter: jaaaa! Leuk! Moeder: oma kan geen kindjes meer krijgen. Dochter: ahja, ze heeft geen eitjes meer. Moeder: ja, zo is dat. Dochter: hebben ze daarom kippen gekocht?

Lore Dewulf
35 0

over zoemende bijen

Of ik even kan helpen met haar huiswerk, vraagt mijn oudste dochter. Vooraleer ik toezeg, werp ik een snelle blik op het werkboek dat voor haar ligt: noteer de bovenliggende en onderliggende begrippen. De oefening start met een voorbeeld: het bovenliggende begrip is voertuig en de onderliggende begrippen zijn auto, trein en bus. Ok, kan ik. Kinderen leren al vrij vroeg in hun leven dat er bovenliggende begrippen bestaan en dat ze aan de hand van deze categorieën de wereld rondom zich kunnen indelen. Ze leren dit om de wereld behapbaar te houden. Of om een complexe wereld simplistisch voor te stellen, zo je wilt. Het begrip dier is één van de eerste categorieën die peuters leren. Traditiegetrouw bestaat de categorie dieren voor peuters uit een aantal basisdieren: hond, kat, paard, koe, varken, schaap en kip (Wat zegt de kip? Tok tok). In sommige boekjes wordt deze reeks verder uitgebreid met meer exotische exemplaren: olifant, leeuw, giraf en zebra (Wat zegt de zebra? Nee, echt serieus: wat zegt de zebra?). Maar tweedimensionale dieren die geen geluid maken, hebben een laag entertainmentgehalte. Peuters willen net dat tikkeltje meer. Naast het benoemen van de 2D-dieren, omvat het boekje-kijken ook het obligatoire nabootsen van dierengeluiden. Veel ouders ontpoppen zich tot semi- professionele dierennabootsers. Ik dacht dat ik ook tot die groep ouders behoorde. Niet dus. Ik blader met mijn peuterdochter in een dierenboek en in dat boek staat, jawel, een bij. Ik vraag haar, geheel volgens de voorschriften: ‘En wat zegt de bij?’. Ze kijkt me aan met een blik van: ‘Zeg jij het maar’. Dus ik vul aan: ‘De bij zegt zzzzz’. Mijn broer, die dit tafereel zit te volgen, begint onbedaarlijk te lachen: ‘De bij zegt niet zzzz, hij maakt een zoemend geluid met zijn vleugels. Ik zie het al voor me, een hummende bij’. We kunnen hier spreken van een inzicht. Van mij, niet van mijn peuter. Bij mijn jongste dochter paste ik wijselijk mijn tactiek aan: ‘wat doet de bij?’. Al word ik in familiale kringen nog herhaaldelijk gewezen op mijn blunder. In de lagere school wordt het begrip dier verder opgedeeld. De dieren kunnen we verder indelen in zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën en reptielen. Elk dier behoort tot een specifieke categorie. Je kan niet tot de ene soort behoren en ook tot een andere. Het zijn absolute indelingen. Terwijl kinderen leren hoe ze dieren kunnen indelen, leren ze ook hoe ze mensen kunnen indelen: kinderen en volwassenen, gelovig en niet-gelovig, … Over het indelen van mensen in categorieën woedt op dit moment een heel hevige en rake discussie. Een discussie over racisme. Het is tijd om na te denken hoe we onze kinderen kunnen leren niet enkel in categorieën te denken. Het is immers geen kunst om in categorieën te denken, het is net de kunst om de absolute categorieën te nuanceren en onze kinderen (en onszelf, laat ons eerlijk zijn) te leren dat categorieën niet absoluut zijn. Deze discussie gaat over burgerzin, kritisch denken, erkenning en verdraagzaamheid. Misschien moeten we daar meer categoriek in zijn?   Dochter: Het bovenliggende begrip is insect. Ik heb al twee onderliggende begrippen: zweefvlieg en wesp. Weet jij er nog één? Moeder: Een bij. Dochter: En wat zegt de bij, mama?

Lore Dewulf
7 0

Hout

Elke februari maand bekruipt ons het kleine paniekje; we gaan niet toekomen!!! Het wintert nog stevig en de houtstapel slinkt zienderogen… Hebben we dan toch te weinig aangekocht vorig jaar??   En elke maand maart stopt de winter even plots als hij in november begonnen is en zien we dat er nog steeds hout is. Meer dan genoeg om het stukje tussenseizoen te verwarmen met de ‘kleine’ kachel.   Het is niet eenvoudig als je afhangt voor je warmte van hout. Onze volledige verwarmingsinstallatie wordt aangedreven door hout. Hier is hout nog goedkoop, in overvloed voorhanden en het meest gebruikt om je te verwarmen. Als je van kleinsaf hebt gezien en later geleerd hoe de stookketels te gebruiken is het een fluitje van een cent. Als je van een ander land komt, en enkel gezellig hebt leren stoken, weliswaar in een speksteenkachel (wat toch ook even aanpassen was), en altijd de basiswarmte van een gasketel kent, zijn de eerste koude dagen altijd wat moeilijk. Hoe was het nu ook weer? Waar moesten we nu weer op letten? Maar elke winter is het warmer binnen    En dan is er de aprilmaand; het kijken, kiezen en onderhandelen over hout. Het wachten op de levering van honderden stammen (zo lijkt het toch elke keer weer). Het wachten op het startschot; nu beginnen we eraan!   Hij met de spierkracht zaagt, klieft en maakt bergen, zij met het gevoel voor orde neemt de bergen over, blok per blok en stapelt.   Vorige winter heb ik elke dag aan Maarten gedacht. Maarten deed dit zware werk voor ons vorige aprilmaand. Hij zaagde, kliefde en stapelde op zijn ééntje de hele berg van 10m3 in 1 week!! Jonge superkrachten, het is ook een boom van een jongeman, met een ongelooflijk zachte kracht! En elke dag dat ik blokken voor de kachel haalde was ik dankbaar voor Maarten die ons vorig jaar hielp.   Nu doen we het zelf, elke dag een beetje.   Wat doet hout ons? Het leeft en is dood. Het is zwaar, het is licht, het is klein en het is groot. Een boom heeft een mooie energie, elke boom is anders.   De houtenergie doet groeien, geeft moed. Het is de energie van de lente, en de wind is zijn natuurelement. Hout staat voor de dageraad, het begin van de dag, het oosten en zijn kracht is de uitbreiding (dus groeien) Woede, prikkelbaarheid is de emotie en het gemoed van de houtenergie, en het uit zich in schreeuwen. Het mentale van de mens met een houtenergie is duidelijk en rationeel, houtmensen zijn van inborst bezig met goed zijn, goed doen en het goede zien in anderen, maar pas op voor echte vijandigheid als je een houtmens kwaad maakt…   Lever, Galblaas zijn de meridianen die accorderen met het houtelement en het 3de Chakra, de Zonnevlecht heeft het meeste invloed van het houtelement.   Al deze zaken spoken door mijn hoofd als ik hout stapel en stapel en stapel…. Hout heeft veel te zeggen…

LYDinhu
1 1

Ambras in de Action

Nu we allemaal terug wat meer buitenkomen wordt het pijnlijk duidelijk dat de gemiddelde Vlaming geen fluit begrijpt van wat hij nu eigenlijk nog mag, moet en vooral niet moet doen. Dat ligt mogelijk aan het feit dat de regels voor scholen alleen al op een gemiddelde dag vijf keer veranderen. Geen mens weet nog naar wie hij moet luisteren. Is het Weyts of Vlieghe? Van Ranst of De Block? En zij die het wel weten en het woord van Wilmès als wet aanvaarden, snappen dan weer geen jota van de woorden waarmee onze premier elke persconferentie opnieuw Nederlandse zinnen bij elkaar probeert te MacGyveren. Dat alles maakt dat Jan met de Pet en Josfin met de Voorschoot vandaag ofwel extreem laks ofwel overdreven rigide zijn in het naleven van de regeltjes. Het bewijs daarvan zag ik deze week nog met eigen ogen aan de kassa van de Action in Aarschot. Voor ik je kwijt ben: ja, ik weet wat je denkt. 'Een steekproef doen van de mentale capaciteit van de Vlaamse medemens? In de Action? Van Aarschot?!' Ik geef toe dat dat vergelijkbaar is met een chimpansee de bouwplannen van de Burj Khalifa geven en teleurgesteld zijn wanneer je een week later alleen een lachende aap in een betonmolen ziet schijten. Doch, geef de Aarschotse Actionbezoeker wat krediet. Toch zeker de jonge vrouw die proper gehandschoend en gemondmaskerd voor mij stond en volkomen onschuldig haar eigen business aan het minden was. Ondanks die voorzorgen vond de opgetutte regelnicht vóór haar dat de jongedame zelfs met een winkelkarlengte tussen hen in toch nog te dicht stond. Dat weet ik omdat ze bijna riep: 'Zo'n kar is geen anderhalve meter, hè! Je zou nu toch denken dat jullie het na zoveel weken wel snapten.' De niemand besmettende dertiger werd uit haar dagdroom gerukt en stond er sprakeloos bij, verwonderd over hoe ze deze vrouw in stilstand toch nog spreekwoordelijk tegen haar kar gereden had. De oplettende lezer heeft al even door dat dit verhaal niet helemaal klopt, omdat ik natuurlijk te rijk ben om in de Action te winkelen. Het was in werkelijkheid aan de kassa van de Carrefour, waar deze kortpittig geknipte dwarsligger duidelijk niet doorhad dat je door luid, geënerveerd te roepen veel meer speekseldruppeltjes en gevaar de wereld instuurt dan iemand die zwijgend met een mondmasker op een volledig winkelwagentje achter je staat te wachten. Mijn voorbuur opperde beleefder dan nodig dat ze geen recht van spreken had door zo op 50 cm van de kassierster te staan roepen zonder mondmasker op. Maar de karkankeraar bleef tekeergaan. Op den duur was ik zelf zo koleirig – er is niets dat me kwader maakt dan onrecht tegen jonge, aantrekkelijke vrouwen – dat ik riep: ‘Wat is dat hier, zeg? Stop eens met ruzie zoeken, speekselsproeiende coronafontein. Moest de dame voor mij niet zo knap, welriekend en nuchter zijn, zou ik denken dat ik hier in de Action stond!’ Of iemand me verstaan heeft is me nog altijd niet duidelijk, want ik winkel vandaag nog uitsluitend in een hazmatpak. Hoe dan ook hoepelde de afstandspolitie vloekend op, waarna de gemondmaskerde schone en ik al snel beslisten bubbels te vermengen om tot in de vroege uurtjes elkaars huidhonger meerdere malen te stillen. Bij deze dus een tip voor onze regering wanneer binnenkort de tweede golf van het virus onze planeet overspoelt: als je wil dat iedereen de regels naleeft, zonder overdrijvers enerzijds en onverschilligen anderzijds, gebruik dan eenduidige communicatie, straf politiekers af die solo rijden – ik kijk naar niemand, Ben – en probeer ervoor te zorgen dat we bij versoepelingen geen master in de wiskunde moeten hebben om te achterhalen hoeveel personen we in onze bubbel kunnen toevoegen als die ook nog meer dan 0 andere familieleden of vrienden willen zien.

Hans Verhaegen
40 2

What Happened, Mister America

Nina Simone had gelijk!  Onlangs zag ik de pakkende Netflix documentaire What Happened, Miss Simone? In een interview zegt Nina Simone: "There aren't any civil rights." "What do you mean?" vraagt de interviewer. "There is no reason to sing those songs. Nothing is happening. There's no civil rights movement. Everybody's gone." Zij speelde haar politieke nummers op een gegeven moment niet meer, men boycotte haar en het haalde niets uit, zoals ze in het citaat omschrijft. Nu verschijnen ze terug op LP en vind je de songs op YouTube, waar ze meer dan ooit worden afgespeeld. Maar ergens had ze gelijk, want is er veel veranderd? Wat met de burger- en mensenrechten nu? Geweld en vooroordelen   Geweld en vooroordelen zijn nog steeds schering en inslag. Alleen verbergt men het misschien beter nu, men veegt het met de borstel onder de mat. Tot de sociale media viraal gaan en niets het nog lijkt tegen te houden, waarbij vaak emotioneel en vol frustratie gereageerd wordt. Zie maar naar de geweldpleging op de zwarte Amerikaan George Floyd (25/05/20) wanneer een politieman hem wurgt door zijn knie op zijn keel te zetten. De man was ongewapend. Hij smeekte om losgelaten te worden: "I can't breathe." Hij stierf. Zwart Amerika kreeg en krijgt het nog steeds hard te verduren. Protesten lopen her en der uit de hand en van de chaos wordt misbruik gemaakt. Nieuwe leiders Er is nood aan een nieuw soort leider. Een Trump bijvoorbeeld kan zo iets niet aan en dreigt het alleen maar erger te maken. Doordat hij een atypische president is krijgt hij echter wel wat bijval. Maar dit soort leider reageert bij voorkeur impulsief en zegt wat hij denkt dat zijn aanhang (niet zijn volk, enkel zijn selecte clubje) wil horen. Schijnbaar zonder verder na te denken over de consequenties, tenzij het in zijn eigen voordeel is. Zulk een leider verliest zichzelf in egokwesties, oppervlakkige populistische uitspraken en kijkt naar belangen die enkel hem dienen. Terwijl andere echte prioriteiten worden genegeerd. Nu vel ik in zekere zin een oordeel op wat ik verneem vanuit de media en vanuit wat ik zelf al ervaren heb, maar ik zie het meer als een zeer verontrustend gevoel dat me bekruipt met een soort van déjà vu. Wat de rol van de mainstream media hierin is, is me nog niet duidelijk. Zij tonen nu eenmaal vaak het meest sensationele en nuances vind je nog zelden terug. Wel wordt het duidelijk dat Amerika eerder verdeeld is dan verenigd. En als dit niet goed aangepakt wordt, zal dit zich als een nieuw virus verspreiden. De kiem voor een burgeroorlog en voor onrusten wereldwijd. Toch heb ik hoop want ook vele mensen verenigen zich nu. Er komt solidariteit vanuit diverse hoeken: zoals een buschauffeur die weigert demonstranten te vervoeren naar een cel, zoals agenten die zelf knielen voor de demonstranten uit medeleven en respect. Er zijn ook vele vreedzame reacties vanuit heel de wereld tegen racisme en voor gelijkheid. Wat doet dan een goed leider? Een leider verbindt en brengt het volk samen. Zo simpel is dat. Een goed leider vertegenwoordigt zijn volk, neen beter nog, is het volk! Het luistert naar alle geledingen die er zich afspelen van de top tot de onderbuik, wat verstopt is en niet naar boven durft te komen is eens zo belangrijk. En dat zal deze leider - of het politieke systeem - samenbrengen tot een gezond evenwicht. Een moeilijke balans waarbij extremen steeds zullen trachten de leider in diskrediet te brengen, maar een goed leider doorziet dit en weet die balans te behouden en op de juiste manier erover te communiceren. Duidelijk, helder en zonder vooroordeel, in het licht van een volk dat de kans krijgt om zich te ontwikkelen.Daarmee keer ik even terug naar Nina Simone, deze grand dame van jazz, blues en klassieke muziek, had ook haar fouten en enkele extreme kantjes, maar zij kanaliseerde die in haar muziek, dat mensen raakt en samenbrengt. Wat engagement betreft is zij alvast een voorbeeld voor de generatie van nu. Haar songs klinker luider dan ooit. Wanneer leert de mens echt? Als er iemand luid roept? Als het te laat is, dan voor even? Of als iemand net op de juiste plaats op de juiste manier, luistert en je echt iets te vertellen hebben? Wanneer staat er dan een nieuwe Simone op of een Martin Luther King of een Gandhi of ... ? Of zijn wij het, de gewone mens, de leraar, de verzorger, de kunstenaar, de arbeider, de bediende, de zelfstandige: zij die hard werken en dit doen vanuit passie voor het vak en vanuit liefde voor de naaste? Zo, die mensen dus, zij die echt luisteren en een krachtig menswaardig signaal geven, zonder bloedvergieten, vanuit het hart spreken en zachtheid brengen in een wereld met individuen die niet meer durven zien welke eigen weg, samen te kunnen gaan.

Bart Vermeer
44 0

Vergeven...

Wat is vergeving ? Waarom vergeven ? Wie moet ik vergeven ? Hoe moet ik vergeven ? Wie gaat mij vergeven?   Allemaal vragen die mij doen stilstaan, bij wat er nog vast zit in mijn hoofd, mijn hart, mijn keel, mijn maag,… Vragen als ·      Wat ligt er op mijn maag? ·      Wat ligt er op mijn lever? ·      Waar loopt mijn hart van over? ·      Wat blijft er tussen mijn oren hangen? ·      Waarom die hoofdpijn? Wat zegt die hoofdpijn me? ·      …   Hoe ga ik daar mee om? Wat doet het met mij?   Mijn hart loopt over als ik aan mijn kinderen denk, hoe goed ze het doen, welke mooie en aandachtige volwassenen ze zijn geworden. Mijn hart loopt over van trots als ik zie wat zij al bereikt hebben in dit leven, hoe hard zij gevochten hebben om te zijn wie ze zijn, waar ze zijn, elk op hun eigen unieke manier.   Mijn maag keert nog altijd als ik denk aan dingen die mij emotioneel schade hebben toegebracht, door mensen die bewust of onbewust geen rekening hielden met mijn gevoelens, die mij geen kans gaven, geen tijd gaven om die gevoelens te bekijken, afstand te nemen en een gepaste reactie te vinden.  Natuurlijk zit daar een stuk van mezelf tussen; nàm ik wel de tijd, gaf ik mezélf wel die kans?   Op mijn lever ligt nog steeds de onmacht op alle mogelijke manieren, de onmacht om met lede ogen toe te kijken hoe onrechtvaardig er werd gesproken, hoe onrechtvaardig zaken werden verdeeld, hoeveel er op onrechtmatige wijze werd toegeëigend, hoeveel onterecht er werd geoordeeld en veroordeeld…   Ik krijg hoofdpijn telkens ik iets wil vertellen maar de woorden niet vind of het lastig vind om mijn gedachten te verwoorden. Ik kan mijn enthousiasme niet kanaliseren, ik wil mensen vertellen dat een positieve ervaring binnen handbereik ligt. Iedereen kan ervaren wat goed is voor hen. Tegelijkertijd zie ik weer datzelfde zinnetje: ik zie/weet wat goed is voor jou, probeer het eens en dan zal je het wel voelen…   Mensen die tóch doen wat ik hen vraag, en dit niet echt doen omdat ze het zélf willen, maar omdat ik het zo graag wil, om mij te plezieren, of omdat ze geen weerwerk hebben tegen mijn ‘beterweterij’, geven me nadien meestal gelijk, ‘dat ik weet wat goed is voor hen’. Dat geeft me niet de juiste stimulans om het anders te leren doen, dat versterkt enkel mijn weten dat ik ‘weet wat goed is, wat beter is voor anderen’ Van mijn partner krijg ik lik op stuk, hij is als geen ander ooit was, hij is mentaal zeker zo sterk als ik en spiegelt me zeer bewust en dikwijls kort door de bocht dat ik anders moet leren verwoorden. Zeker naar hem toe, hij eist duidelijkheid, op een zeer rationele manier, niet echt makkelijk voor mij…   Tussen mijn oren zweeft altijd het stuk: het is goed zoals het is, alles komt goed, vertrouwen blijven hebben, in jezelf, je intentie, je doelen voor ogen houden en de weg bewandelen… Yoga blijven doen, elke dag, op en naast de mat, balans zoeken in het geheel, balans behouden, opnieuw zoeken, vinden, behouden,… En dan blijft de vraag; waarom zou je vergeven, wat doel heeft vergeven voor jou? Als alles goed is zoals het is, moet je dan nog verder groeien? Ben je er dan al niet…? Nee dus!! Als je alles gelaten aanneemt omdat het is zoals het is ga je voorbij aan jouw gevoelens.   Waar zit nu het vergeven in?   Mijn kinderen zouden mijn kinderen niet zijn als ze me niet een hoop zaken zouden verwijten; ik deed teveel van dit, gaf teveel zus, en te weinig zo. Mijn aanwezigheid werd verstikkend, maar ik was op dat éne, grote moment (toen ze me echt nodig hadden) onbereikbaar. Vergeef me, dat ik de kracht niet had om jullie te kunnen begeleiden wanneer jullie hele wereld instortte. Misschien bracht ik mezelf emotionele schade toe door toe te laten dat anderen mijn zwakke plekken keer op keer triggerden tot ik de nodige lessen geleerd had… Vergeef me dat ik niet sterk genoeg was en ik mezelf tijd noch aandacht genoeg kon geven wanneer ik het nodig had, ik me tot de verkeerde mensen heb gericht met mijn hulpvraag. Vergeef hen dat die mensen mij niet konden helpen op die momenten, toen ik hulp nodig had. Vergeef hen dat ze nooit hebben gezien wie ik was, dat zij daar in al hun wijsheid nooit aan dachten dat ik misschien anders was dan zij hadden gewild of hadden verwacht. Ik had andere noden, die anderen zagen mijn noden niet. Vergeef hen ook omdat mijn gedachtengangen evolueerden in een andere richting dan die van hen, en dat zij zich daar moeilijk iets bij konden voorstellen. Het was voor hen ‘buiten het normale’ en het was  bijgevolg niet ‘wat het moest zijn’, en dus ‘fout’. Dus moest men er voor zorgen dat mijn gedachten zich opnieuw keerden naar het ‘normale’ gedachtenpatroon van het meisje, de jonge vrouw, zelfs de volwassen vrouw die ik was. 'Dat was zeker beter voor haarzelf, dan brengt zij zich niet meer zo in moeilijkheden zoals nu. ’  (Oei, heb ik daar iets meegekregen dat niet werkt??) Ik probeer sinds enige tijd alle emotionele schade om te buigen naar dankbaarheid, dankbaarheid dat ik heb mogen leren van ‘de besten’. Wat bedoel ik met ‘de besten’? Mensen rondom mij die het meest rigide zijn of waren,  en mij vertelden hoe het wél moest. De mensen die mijn koppige hoofd leerden buigen voor wat ik niet kan veranderen. Zij die mij leerden andere wegen te zoeken, en te blijven zoeken omdat ze niet begrepen waar ik het over had, maar dat niet wisten en alles afscheepten als dromerijen. Dat deden ze zolang tot ik éindelijk mijn eigen weg vond en zo op mijn eigen manier leerde in te zien dat het goed is zoals het is. Dat ik leerde vertrouwen op het Universum dat voor mij zorgt, dat mij gaandeweg mijn pad laat zien. Dat Universum dat me doet wachten op mijn tijd (véééél te traag!). Dat me doet wachten op de tijd dat ik er écht klaar voor ben, op de tijd dat ik stop met strijden tegen wat ik niet kan veranderen. Dan pas ben ik klaar om ook te aanvaarden dat het is wat het is. Dan pas kan ik zien dat er een tijd is om te aanvaarden dat de wereld niet altijd is zoals ik ze graag zou willen zien, dat ik enkel kan veranderen wat er beweegt. Zo leer ik voorbijgaan aan dingen die teveel vast zitten zodat ik ze kan leren loslaten,  zo leer ik dat ík de wereld niet moet redden… Het brengt emotionele rust… én vrijheid in je lijf… en openingen naar nieuwe dingen… en tijd… De boosheid die op mijn lever vast zit is een moeilijke: ik kan wel zeggen dat ik hen dankbaar ben, dat ik hen vergeef op dezelfde manier als hierboven, maar dit zijn diepe wonden, die helen niet zo snel. Diepe wonden die geslagen werden in een intieme wereld van jij en ik, van ons, van blindelings vertrouwen, van 1 op 1 relaties, … Hier werd mijn hart gebroken, op zoveel verschillende manieren, op zoveel verschillende plekken, dat er naast de boosheid ook heel veel verdriet vast blijft zitten. Verdriet om die onmacht, om het gebrek aan woorden, verwoorden, de juiste hulp, de afwijzing, de eenzaamheid, alles komt hier samen. Hoe kan ik dit ooit vergeven? Hoe kan ik mezelf dit ooit vergeven? Dat alles zo ver is moeten komen? Dat ik niet jaren eerder duidelijke grenzen kon aangeven, en niet kon communiceren op een gezondere manier? Wat is communiceren op een gezonde manier? In rust, met respect, luisteren en reageren vanuit je hart, of vanuit je denken met de intentie van oplossingen te zoeken. Respect voor de andere, maar ook en vooral voor jezelf, jouw grens, jouw gevoel. Hoe kan ik hen die complete en plotse afwijzing naar mijn persoon ooit vergeven? Het is een proces in actie, ik voel dat ik dit al kan neerschrijven zonder allerlei emoties.. Het is een eerste stap, die vele jaren op zich heeft laten wachten, maar zie, het kan! Ik voel me dankbaar dat jullie die stappen hebben gezet die nodig waren zodat ik uit mijn kring kon stappen. Een kring waarin ik me hoe langer hoe minder goed voelde, waarin ik me had gezet omdat ‘het zo hoorde’, maar waarin ik mezelf beetje bij beetje verloor. Ik heb geen spijt van mijn keuzes, ik ben heel gelukkig geweest vele jaren, maar op een bepaald moment werd de ’berg van beetjes’ te groot en moest ik mezelf stukje bij beetje terugdraaien in een richting waar ik mijn ziel terug voelde, voedde. Dat was voor velen een brug te ver. Na al die jaren ben ik opnieuw bij mezelf gekomen, zie ik mijn pad weer helder en leef ik mijn leven op een totaal andere manier, op een totaal ander energieniveau, en dat is me mogelijk gemaakt onder andere door die totale afwijzing van een groep mensen uit mijn verleden. Na dankbaarheid komt vergeving, daarvan ben ik overtuigd. Dat is de brug, dankbaarheid, daar wil ik naartoe.   Geef me nog even… IK BEN…    

LYDinhu
7 0

Huidhonger

Ik pak er niet graag mee uit, zeker niet nu ze zich alle drie in de annalen (gaaay!) der Bekende Vlamingschap hebben laten optekenen, maar het is zo dat Marc Van Ranst, Erika Vlieghe en Steven Van Gucht al jaren goede makkers van me zijn. En wat dan nog, denk je nu. Zo’n saaie expertjes, daar beleef je toch in geen honderd jaar wat noemenswaardigs mee. Het wildste wat die al gedaan hebben is een boek te laat binnenbrengen in de bib. In dat geval kan ik alleen maar zeggen dat jij duidelijk de Ranstbeer, Vliegerke en de Van Gucht niet kent zoals ik. Marcus Auransius, Homo Sapiens Sapiens Sapiens Vanransticus (gaaay!), Maurice Van Ranzigem ... Vlaanderens meest geliefde virusvirtuoos verwierf al vele bijnamen tijdens onze vriendschap. De heerser slaagt er dan ook in om zichzelf om de paar jaar volledig heruit te vinden én te excelleren in alles waar hij z’n zinnen op zet. Zo leerde ik hem kennen in '98 toen hij McBlaffy, onze hond, een beurt gaf in De Woeffalize, zijn razend populaire hondenkapsalon in Houffalize. Amper 2 jaar later stond ik in de tribunes te applaudisseren toen hij het Belgisch Kampioenschap Ritmische Gymnastiek verpúlverde met zijn Titanic-act. Daarna trok hij naar Zweden om er de eerste vegan slagerij van Europa te openen. En ook nu weer gaat hij – excuses – viraal met zijn carrière als viroloog. De Ranstbeer is de Beyoncé van België en mag daar trots op zijn. Maar Erika is me der ook eentje, hoor. Weinig mensen herinneren het zich nog, maar onze Chef Experts deed al eerder een worp naar de bekendheid toen ze in 2003 met haar partner Jordy deelnam aan Temptation Island. Vanaf dag 1 hadden de mannelijke verleiders hun pijlen gericht op de charismatische Erika, maar dat was buiten haar Bijbelse loyaliteit gerekend. Elke avond lagen de roofdieren geduldig te wachten tot Vliegerke voldoende lazarus zou zijn om er diep onkuise dingen mee te doen. Een slimme tactiek, ware het niet dat Erika de lever heeft van een neushoorn en iedereen met gemak onder tafel zuipt. Nooit liet de crew meer helikopters met kisten Bacardi Breezer, Smirnoff Ice en Vodka Rouge aanrukken dan toen. En na een week werden de weinige verleiders die zich nog niet aan elkaar hadden vergrepen afgevoerd terwijl het teelvocht onophoudelijk uit hun ogen spoot. Het andere eiland was andere koek. Tijdens de finale bleek dat de West-Vlaamse Jordy gewuun etwa onskuldig ‘ad lihh’n veuhel’n met alles van verleidsters tot resortpersoneel en cameraploeg toe. En zo werd Vliegerke op slag single en leerde ik haar kennen in de Carré, waar zij de laatste acte de présence van haar contract afrondde en waar ik en Flashdance Van Ranst destijds in een kooi stonden te dansen voor grof geld. En dan is er nog het alfamannetje van ons kwartet. De Van Gucht is het type dat een café binnenkomt, na 20 minuten iedereen bij naam kent en voor de rest van de avond high fivend de polonaise trekt. En een macho dat het geen naam heeft. Als je tegen de Van Gucht zegt: wedden dat jij de eigenares van die D-cup haar nummer niet kan scoren voor middernacht, dan mag je er zeker van zijn dat hij ze om half elf in grand écart op z’n capot ligt suf te pompen terwijl haar minder knappe vriendin hem tussendoor gulzig van fellatio voorziet. Elke keer weer lachen we ons kreupel met Don Juan Van Gucci. Vliegerke vaak wat groener, omdat ze net als alle vrouwen in zijn omgeving vroeger nog iets met Steven gehad heeft. Gisteren zaten we met vier in een Brusselse kroeg – privileges voor experten en hun vrienden, neem het mij niet kwalijk – aan een schuimende La Chouffe van ’t vat te lurken, wanneer de Van Gucht plots zegt: Godverdomme, mannen, huidhonger! Huidhonger dat ik heb tegenwoordig! Ik zweer het, op weg naar hier zag ik een twintigjarige in tennisoutfit voorbijlopen en voor ik het wist, had ik al geroepen: ‘Hey, sappig kutje! Kom maar trainen met de ballen van papa Gucci hier. Ik zie wel dat het handvat van je racket nog nat is, hoor. Kleine hoer!’ Erika schuifelt wat ongemakkelijk over haar stoel en giechelt. ‘Da’s perfect begrijpbaar, hè Steven,’ zegt Marc, ‘je moet je daar niet slecht over voelen. Zo'n goeie knuffel geven, mensen missen dat.’ ‘Ja, maar knuffelen is het niet’, antwoordt Steven. ‘Ik wil echt iemand hersendood penetreren. Gisteren kreeg ik een joekel van een stijve toen ik in het 7 uur journaal tegenover Martine Tanghe zat en haar druk in de weer zag met het scrolwiel van haar muis. En normaal walg ik van muizen. Die dingen zijn als Bobbejaanland voor bacterieën.’ Even is het stil, alsof iedereen de woorden van Steven wil laten bezinken. Tot de Ranstbeer dat vermoeden volledig van tafel veegt door een surreëel luide boer te laten. Erika verslikt zich bijna van het lachen en gaat er vervolgens over met een driedubbele knaller. De Van Gucht lijkt even teleurgesteld, maar de macho in hem neemt het al snel over en brengt dan een exemplaar ten berde dat de enkele beglazing van het café secondelang doet nadaveren. Ik laat met moeite een miniboertje, want ik ben geen fan van makkelijke, platvloerse humor en we lachen er allemaal om, al lees ik in de ogen van Steven dat hij zich afvraagt of z'n vrienden hem eigenlijk serieus nemen. En zo zie je maar, onze experten zijn ook gewoon mensen zoals jij en ik. Het zijn schepsels die, naast de nadelen van de crisis die iedereen ervaart, permanent onder stress staan omdat ze knopen doorhakken die de dood van duizenden tot gevolg kunnen hebben. Denk daar alsjeblief even aan de volgende keer dat m'n kameraad Steven je wild gesticulerend uitnodigt om op z'n gezicht te komen zitten, omdat hij 'hetzelfde wil doen met jou als jij met dat smeltende ijsje in je hand'.

Hans Verhaegen
41 0

Applaus!

Applaus, dagboek! Of toch niet… De krantenkoppen schreeuwen het! De minister is fier! De scholen gaan terug open….Of toch niet… Want er is iets mis met dit compromis. Mijn afgelopen maanden kan je vergelijken met een kleine rollercoaster: constante reorganisatie, ongeruste ouders, enthousiaste en vermoeide collega’s en vooral veel WIFI-problemen. Ik had, samen met 16 000 artsen https://bit.ly/36lTtaR, gehoopt dat het basisonderwijs zijn deuren ging openzetten met als motto “Het nieuwe normaal: kinderen mogen meer dan volwassenen”. Weg met de bubbels en de anderhalve meter! Voor kinderen althans. Maar de logica van 16 000 artsen werd niet gevolgd door de minister en de onderwijspartners. Ik hoor minister Weyts graag zeggen: “Die drie leerjaren komen de ene dag en die drie de andere dag.” of “Er mogen nu tot 20 lagereschoolkinderen in een lokaal zitten (als ze wel elk hun 4 vierkante meter hebben).” 🦠Het feit is, meneer de minister, dat het nu al zeer krap was om al uw bubbels een momentje speeltijd te geven in een van de verschillende vakjes op de speelplaats. Wat als 12 kleuterbubbels nu ook nog eens speeltijd moeten hebben?🦠Het feit is, meneer de minister, dat niet al mijn lokalen groot genoeg zijn om volgens de normen een klas van 25 leerlingen te ontdubbelen. Als ik ze in drie moet splitsen, kan ik nog minder kinderen naar school laten komen en heb ik nog meer leerkrachten nodig. Welke school heeft trouwens lokalen van 88 vierkante meter om een leerkracht en 20 kinderen in onder te brengen?🦠Het feit is, meneer de minister, dat als de helft in de voormiddag komt en de helft in de namiddag, mijn leerkrachten en mijn onderhoudspersoneel ’s middags alles moeten poetsen. Gaat het niet heel druk zijn aan de schoolpoort als alle ouders ’s middags hun kinderen brengen én komen halen? Ik hoop dat de Veiligheidsraad wél naar die 16 000 artsen gaat luisteren en komaf maakt met dit kladwerk, want ik krijg er een een punthoofd van. O ja, lieve ouders, wij willen heeeeeeeeeeeeel graag dat jullie kind morgen weer naar school komt. De mooie woorden van de minister hebben jullie zeker al doen dromen. Sorry dat vele scholen deze droom zullen moeten doorprikken, want alle kleuters (voltijds) en alle lagere schoolkinderen (halftijds) naar school laten komen én daarnaast opvang voorzien is een utopie. Daarvoor hebben we te weinig plaats, tijd en personeel.Dàt, meneer de minister, had u mogen vertellen in het journaal. Want nu ben ik de pineut die vanaf maandag iedereen mag wakkerschudden! Gegroet! Veva, directeur uit Vlaams-Brabant

Dagboek van een leerkracht
13 0

Fietsen door de tijd

Vroeger, toen vrouwen nog naar hun mannen luisterden was alles anders. Anders, maar toch hetzelfde. Het verschil zit ’m nu in de creativiteit van de man om zijn vrijheid te kunnen claimen. Zeventig jaar geleden hoefde dat niet zo. In doorsnee Vlaamse dorpen was het bijvoorbeeld traditie dat men op zondagochtend naar de kerk ging. Zondagse kleren aan en hup, braaf naar de mis. Na deze wekelijkse vromelijkheid pleegde manlief het café in te duiken voor een frisse pint en een babbel. Moeder de vrouw knoopte dan haar schort van noeste ijver voor om de zondagsnoen voor te bereiden. Tegen de tijd dat het hele dorp naar gekookte patatten en gebakken vlees rook, was het voor manlief tijd om heim te keren. Wellicht kreeg hij dan z’n wekelijkse saus; dat zijn adem naar bier stonk en hoe hij aan dat blauw oog kwam. Daarna werd het middagmaal in rust en vrede verorberd. Namiddag was er vlaai en koers op tv. Een nieuwe werkweek kon beginnen. Vreemdgaan deed men achter hoek en kant, in het veld of in de schuur. Er was altijd wel een deerne te vinden voor een pleziertje in het hooi. Moeder de vrouw wist zogenaamd van niets. Ze zweeg. Ze negeerde de weeë geur in zijn kleren en hield haar mond over de roddels in het dorp. Wat kon ze ook anders. Scheiden was uit den boze en protest aantekenen stond voor velen gelijk aan een pak slaag. Zij had de zorg voor de kindjes en het huishouden, dus zweeg ze. Voor haar was er altijd nog de melkboer. Anno 2020 hijst de gemiddelde Vlaming zich op zondagochtend in een strak pak om vol passie zijn hangbuikje over de stang van z’n racefiets te buigen. Meestal doet hij dit niet alleen. Hij doet het in groepjes van 3 tot 50. Stoer en sportief manvolk siert de straten van het Vlaamse land. 90% overleeft deze ritten, 10% helaas niet. Hartfalen of ongeluk worden als oorzakelijk getipt. Teveel bier en spierballen rollen zitten hier wellicht voor iets tussen. De kerk maakte plaats voor 80km doortrappen en het café verplaatste zich naar een paar dorpen verder. De grieten in het hooi maakten plaats voor de digitale fantasie, de pornhubs en de online dates. Het boerenwerk ruilde men in voor het kantoor in de stad en in plaats van op de traktor, zit men nu in de file. Vrijheid kan enkel nog geclaimd worden met creativiteit. Mannen van nu moeten multitasken gelijk een vrouw; denken aan de vergrendeling van de smartphone, het ingewikkelde paswoord op de computer, het leegmaken van de cache en het verbergen van de Whatsapp berichten. In de evolutie van toen tot nu werden mannen creatiever en vrouwen slimmer. Geëmancipeerde gelijkheid? Op vrijheid staat nu een hoge prijs voor de hedendaagse man. Als hij niet sportief en creatief genoeg is, en zij te slim, mag hij zijn zondagse noen zelf maken en in alle eenzaamheid verder fantaseren over zijn digitale droomgriet die sowieso nooit zou slikken waar hij van droomt, terwijl zijn ex met haar nieuwe adonis de geschiedenis herhaalt. Hoe schoon en ongecompliceerd het toch was in die goede oude tijd… 

Heidi Schoefs
34 0

Emotionele en communicatievalkuilen bij autisme

EIGEN BERICHTGEVING – BRUSSEL – 21 mei 2020 – Waarom lukt het niet-autisten zo moeilijk om zich in te leven in de wereld van mensen met een autisme spectrum stoornis (ASS)? Leven autisten nu eenmaal op een andere planeet of zijn het de niet-autisten die daar vertoeven? In elk geval lost het niets op betreffende een betere verstandhouding en begrip als je niet in elkaars leefwereld kan en durft kijken. Andere informatieverwerking De informatiestroom loopt bij mensen met autisme nu eenmaal gans anders. Een verzender stuurt een boodschap naar de ontvanger. Deze ontvangt en stuur zijn antwoord terug. Zo eenvoudig is het op school, maar is praktijk loopt dit scenario heel anders voor mensen met een aangeboren ASS-aandoening, waarvoor geen medicatie bestaat. Alleen het inleven in de wereld van autisten en het bespreekbaar maken kan zorgen voor een beter begrip, aanvaarding en het rekening houden met de andere partij. Autisten ontvangen inderdaad een boodschap van een gesprekspartner of een ander medium of gewoon als ze levensmiddelen zien staan in de supermarkt, mensen zien passeren in de straat en de dagelijkse handelingen doen zoals niet-autisten. Vijf keer meer prikkels Echter het belangrijkste adertje bij autisten is dat ze prikkelgevoelig en vaak ook hoogsensitief zijn. Ze ontvangen dus vijf keer meer prikkels dan niet-autisten. Naast de boodschap van de gesprekspartner of tijdens een ander gebeuren krijgen ze ook vier boodschappen in de marge die ze eruit moeten filteren. Die vier schemerboodschappen hebben geen belang of toegevoegde waarde en hiermee moet geen rekening mee worden gehouden. Toch slaan mensen met autisme ook deze boodschappen in de schemerzone op. Bijvoorbeeld: het geluid op de achtergrond van een ijskast, een voorbijrijdende auto, een fluitende vogel, een bijzondere wolk die voorbij drijft, wat er is de kast ligt achter de gesprekspartner, welke behangpapier er is, enz. Allemaal schemerboodschappen die totaal geen nut hebben. Maar als verdedigingsmechanisme dat te sterk is ontwikkeld, komen die boodschappen in de marge ook tot bij hen. Kernboodschap filteren Het kost voor mensen met autisme veel tijd en energie om de kernboodschap te filteren uit de vijf prikkels en de andere vier nepboodschappen los te laten. Daarna moet een autist beslissen wat hij of zij met die boodschap gaat doen : Ik reageer niet, want het is niet nodig.Ik reageer niet, want ik denk dat er nog bijkomende informatie komt met nieuwe boodschappen.Ik reageer, want ik denk dat het nodig is en ik alle informatie heb gekregen.Oogcontact Bij die beslissingen kan iemand met autisme geen rekening houden met het oogcontact met de gesprekspartner, want oogcontact is een zeldzaam toegepaste en bijzonder moeilijk in te schatten vorm van communicatie bij mensen met ASS. Ze schatten dit talrijke malen, beslist goedbedoeld, totaal verkeerd in. Voor iemand met autisme is het bijzonder onwennig om oogcontact te hebben met andere mensen. Dit voelt raar en heel onnatuurlijk aan. Het is zoals in je blote in de auto rondrijden en iedereen je aankijkt. Dit soort gevoel krijgen autisten als je hen verplicht tot oogcontact. Het blijft altijd een onnatuurlijke houding en een ingestudeerd nummertje voor hen. Veel tijd en energie Door het vele tijd om de kernboodschap te filteren uit een vijfvoud van prikkels, kost dit voor iemand met ASS bijzonder veel energie en tijd. Daarom zijn autisten ook sneller en vaker uitgeput en vermoeid dan niet-autisten. Door het lange tijdsverloop gaat de boodschap bovendien soms de mist in of zit de andere gesprekspartner al vier zinnen verder – en gaan die mededelingen verloren – want vlotte communicatie tussen beide partijen niet zal bevorderen. Inlevingsvermogen en emoties Inlevingsvermogen en emoties liggen moeilijk bij autisten omdat het verwerken van een overvloed aan informatie en communicatie veel tijd kost. Vaak komt de boodschap later die dag of dagen nadien opeens terug vooraleer ze verder kan worden ontleed en in een juiste context geplaatst. Daar waar emotie een rechtstreekse onmiddellijke reactie is bij niet-autisten, kan hier een periode overgaan bij mensen met ASS. Waarom ze dan opeens blij of droevig zijn op een ogenblik dat je het niet verwacht, heeft dus te maken met die langere tijd die ze nodig hebben om eenzelfde boodschap goed te begrijpen en te verwerken. Emotie en gebeurtenis niet gelijklopend Autisten hebben niet meer of minder emotie dan niet-autisten, alleen loopt de emotie niet altijd samen met het tijdstip van de gebeurtenis. Autisten hebben ook nood aan planning, structuur, duidelijkheid en houden zich vast aan kleine en grote gewoontes waarvan bijzonder moeilijk kan worden afgeweken. Plotse veranderingen in planning, structuur en regelmaat verstoren het hele denk- en communicatieproces bij autisten. Zij raken dan in paniek en voelen hun omgeving aan als een “boze buitenwereld” die hen niet begrijpt of hen niet wil begrijpen. Ze hebben het gevoel dat ze worden geleefd en niet tot rust kunnen komen in een omgeving om alle informatie rustig te kunnen verwerken. Overprikkeling Autisten worden door de drukke buitenwereld regelmatig overprikkelt en moeten dan tot rust komen in een vertrouwde leefwereld met een favoriete hobby of bezigheid. Ze moeten hun hoofd leeg kunnen maken door iets te doen wat ze graag doen en waarmee ze de schemerboodschappen kunnen loslaten: schrijven, tekenen, lezen, wandelen, fietsen, sporten, muziek, huisdier, … Tot rust laten komen Het heeft geen zin om autisten die overprikkelt zijn nog verder te belasten met allerlei vragen, communicatie en interacties. Het best is om hen de tijd te gunnen om weer tot zichzelf te komen en hun prikkels te verwerken en los te laten. Op dat moment zal iemand met ASS beslist niet de meest geliefde huisgenoot, partner of vriend zijn. Hij is immers drukdoende te vechten tegen de omgeving die hem vijandig aanvoelt en gaat op zijn of haar achterste poten staan. Hij begrijpt heel moeilijk dat andere mensen constant sociaal willen zijn, agenda’s boordevol plannen hebben, plannen willen wijzigen en in de verre toekomst plannen maken. Planning en structuur noodzakelijk Een duidelijke weekplanning en bespreking is absoluut aangewezen om iemand met ASS te integreren en zich thuis te laten voelen in een voor hem of haar bijzonder ingewikkelde leefwereld. Wijzigingen moeten duidelijk worden doorgesproken, rekening houdende met de autist, en men houdt zich het liefst aan een planning zonder al te veel wijzigingen en onduidelijkheden. Ook moet voldoende tijd worden voorzien om iemand met ASS tot rust te laten komen in een rustige vertrouwde omgeving. Het aantal activiteiten per dag en in het weekend moet worden beperkt om overprikkeling te vermijden. Activiteiten beperken Iemand met autisme vindt het helemaal niet erg als zijn partner of huisgenoten bijkomende activiteiten doen en hij of zij op dat ogenblik zich kan terugtrekken in de eigen leefwereld en cocoon om tot rust te komen. Nooit roepen en ruzie maken Verder zijn er nog enkele tips die je absoluut moet vermijden : begin nooit te roepen en ruzie te maken met mensen met ASS of hen met communicatie te bestoken wanneer ze overprikkelt zijn, want dit komt bijzonder confronterend over omdat zij sowiezo veel meer prikkels opvangen, het hen angstig maakt en zij uit verdediging kunnen beginnen gooien met voorwerpen en wegvluchtverdrag vertonen. Eenvoudige communicatie Probeer communicatie zo eenvoudig mogelijk te doen : Vermijd lange en ingewikkelde zinnen.Gebruik slechts één boodschap per zin.Ga na elke zin na of de autist het heeft begrepen.Gebruik geen figuurlijke taal. Autisten vatten alles letterlijk op.Vermijd communicatie waar de autist geen interesse of boodschap aan heeft omdat ze dit zelf kunnen vaststellen, bijvoorbeeld “De zon schijnt vandaag.” of omdat de boodschap tegenover iemand anders gericht is zonder toegevoegde waarde voor henzelf.Het begrip om zich in te leven in de andere leefwereld moet zowel van de autist als de niet-autist komen. Daarom is het respect voor die andere leefwereld bijzonder belangrijk en mag men nooit de eigen interpretatie van het leven opdringen aan de andere partij. Alleen zo kan er meer begrip ontstaan tussen autisten en niet-autisten.   https://autismestorm.home.blog

Autisme Storm
130 0

De schrijfgeest

Op een dag verscheen hij. En ik zat net verwoed mijn CV uit te typen op een oude pc die al eens tegenpruttelde. Ik had het nu wel gehad met mijn voorbije 3 jobs die net geen 12 jobs en 13 ongelukken waren geweest. Het zat me hoog. Ik voelde me telkens verdrinken in professionele keuzes. Ik kreeg het waas voor de ogen wanneer een jobadvertentie begon te dansen en te springen om aandacht want mijn spaarrekening had verstek gegeven om vanzelf te groeien (eigenlijk had die er nooit zin in gehad). Ik kreeg het benauwd zodra het woord "jobkeuze" viel, en ik steevast het zinnetje "wat wilt u gaan doen" om de oren gezwierd kreeg door een goedgezinde commercieel consulente (dat zijn ze allemaal, goedgezind) in het zoveelse uitzendkantoor dat ik aandeed. Het zweet brak mij uit in mijn cv-schrijfspinsels toen de schrijfgeest een tikkeltje tegen mijn buik duwde. Ik voelde een kriebel, een tintelend gevoel, een heftige emotie van verwardheid. Ik was toch een cv aan het uitschrijven, geen roman, geen gedicht, geen verhaal, geen andere krabbels...nee, het was een sec CV, droog, to the point en niets meer. De schrijfgeest maakte het toch wat te gortig. Ik voelde me in alle staten overvallen door dat gevoel. Terwijl ik zo mijn best deed om al mijn professionele prestaties uit te persen in 2 A4'tjes. Dat ging helemaal niet. Ik liet me neerglijden in mijn stoel. Ging dan weer helemaal mooi achteruit zitten. Ik haalde diep adem. Zuchtte zo fel dat de muur dampig werd. Bleef onverroerd voor me uit staren. Jij kleine duivel, dacht ik, wat voor een moment heb jij uitgekozen om mij zo te kwellen. Dit gaat niet. Nee, ik moet dit CV uittypen. Ik kan geen roman, verhaal, column of eender wat uitschrijven enkel en alleen opdat jij je zin zou krijgen. Dit gaat helemaal niet. De schrijfgeest bleef aandringen. Ik werd kalm en toch ging ik ook bijna door de rooie. En toen kwam het eruit. Ik schreef in mijn CV: ik ben een woordkunstenaar, een creatief schrijversbeestje. Ik heb een blog. Een ware passie voor schrijven. Ik werd bijna vuurrood en het was een gloed van geluk. Het was duidelijk: hij had zijn zin gekregen, die kwellende schrijfgeest.

Maïté L.
10 0

Wat een stervend vogeltje mij leerde

Als kind ging ik vertrouwd om met de subtiele magie des levens. Ik hanteerde mijn hooggevoeligheid constructief en speels. Maar ergens in mijn groeiproces ben ik gaan denken dat mijn gevoelige aard een last was in plaats van een zegen. Hoe vaak heb ik er wel niet naar verlangd om onverschilliger te zijn. Er werd mij dan ook dikwijls gezegd dat ik het mij allemaal niet zo erg moest aantrekken. En ik wou dat ook echt kunnen. Het overweldigende voelen probeerde ik te vervangen door te overdenken. Ik dacht afstand te kunnen nemen van de dingen door ze te analyseren. Maar in feite nam ik alleen maar afstand van mijn authentieke zelf. Op een bepaald moment wees alles erop dat ik te ver was afgedwaald. Ziekte bracht me tot stilstand. Ik ben zo vaak kwaad geweest omdat ik het niet begreep. De verantwoordelijkheid voor mijn lijden lag natuurlijk bij mezelf. Ik werd streng voor mezelf. Ik deed altijd wel iets verkeerd. Het was nooit goed genoeg. Het kleine meisje in mij moest niet huilen, ze moest flink zijn. Ze moest diëten, sporten, mediteren, minder denken en beter ademen. En als ze haar best niet deed, dan was het haar eigen schuld dat ze gebukt ging onder de pijn. Dan moest ze het maar opnieuw proberen en nog meer haar best doen. Ik ben nu op een punt gekomen dat ik niet meer mijn best wil doen. Het is mooi wat ik allemaal geleerd en bereikt heb, maar ik besef dat ik gerust wat milder kan zijn voor mezelf. Dat ik mezelf graag kan zien te midden van mijn geploeter. Ik wil mijn eigenliefde niet sparen voor wanneer ik zogezegd iets bereikt heb. Hier en nu is alles meer dan goed. Het is perfect zelfs. Dat besef komt in verschillende gedaantes bij mij binnen gesijpeld. Kleine dingen met grote symboliek openbaren zich aan mij. Ik zie ongetwijfeld veel over het hoofd, maar wat ik zie maakt echt indruk. Die indruk wil ik in deze tekst vastleggen. De dingen en situaties rondom mij, weerspiegelen wie ik ben. Als ik ergens ongevoelig en oppervlakkig mee omga, dan is dat tevens de manier waarop ik mezelf behandel. Het was een stervend vogeltje dat me hier onlangs aan herinnerde. Al te vaak heb ik me uit zelfbescherming verscholen achter negatie en ontkenning. Uit angst natuurlijk. Angst om diepgaand te voelen en ingenomen te worden door dat gevoel. Zo draaide ik ook mijn rug toen ik zag dat mijn zachte vriend Loki zichzelf aankondigde met een vogeltje in zijn bek. In een oogopslag zag ik dat het nog leefde, maar de dood nabij was. Ik wenste dat hij het snel zou doden, wat hij niet deed. Terwijl Loki afgeleid werd door een snack uit de keukenkast, bedacht ik wat te doen met het weerloze wezen op mijn tapijt. Ik wou dat ik op mijn knieën was gaan zitten en het vogeltje in mijn handen had genomen. In de plaats daarvan greep ik naar het vuilblik waar ik het naar adem snakkende diertje voorzichtig op veegde. Ondanks mijn afkeer en tegenzin, bekeek ik het in detail. De verwondingen moesten intern zijn, aangezien er langs de buitenkant niets te zien was. Het hield zijn oogjes gesloten en het kleine bekje ging langzaam open en dicht. Misschien moest ik het uit zijn lijden verlossen en op één of andere manier doden? Een mogelijkheid die ik snel weer liet varen. Uiteindelijk legde ik het vuilblik met het vogeltje in een doos die ik met een handdoek bedekte en ergens in een verre hoek plaatste. Pas laat op de avond dacht ik terug aan het vogeltje. Zou het nog leven? Maar ik ging niet kijken. Ik liet het kleine dier aan zijn lot over, mezelf sussend dat dit de natuurlijke gang van zaken was. Het vogeltje stierf moederziel alleen. Wanneer ik de handdoek van de doos haalde, bewogen er enkele donsveren op zijn hoofdje door de luchtverplaatsing, wat me op een confronterende manier vertederde. Het was pas de dag nadien dat er een opening kwam in mijn gevoelswereld. Opeens herkende ik mezelf in het vogeltje. Gewikkeld in het nieuwe deken dat mijn moeder mij had gegeven, ging ik tussen de bomen zitten. Het deken pluisde enorm en al gauw hingen er overal losse stukjes wol. De manier waarop de wol in de wind flapperde, deed me denken aan de donsveren van het vogeltje. Het besef dat ik met mezelf omging zoals ik het vogeltje had behandeld, schoot als een bliksemschicht door mijn lijf. Het verdriet begon te stromen en ik voelde zoveel spijt. Ik weet en voel al langer dat kleine handelingen een grote energetische waarde kunnen bevatten. Ik wou dat ik me over mijn angst heen had gezet en het vogeltje liefdevol in mijn handen had genomen toen het lag te sterven. Ik wou dat ik het lieve geruststellende woorden had toegefluisterd. Ik wou dat ik meer compassie en liefde had getoond. Al was het maar heel even. Fysiek gezien had dit alles geen verschil gemaakt, maar gevoelsmatig (en dat is waar het allemaal om draait) zou ik authentieker gehandeld hebben. In zulke kleine subtiele dingen huist spiritualiteit en verbondenheid. De schoonheid van mystieke ervaringen komt je nooit recht in het gezicht gevlogen, ze vraagt om een fijngevoelige kijk op de dingen. En de fijngevoeligheid die mij eigen is, wil ik niet verloochenen. Ik wil (mijn) kwetsbaarheid niet langer de rug toekeren. Voortaan ga ik op mijn knieën en zet ik de tijd stil voor de broze dingen van het leven. Ik wil mijn innerlijk kind niet aan haar lot overlaten en uit zelfbescherming veinzen dat ik een harde tante ben. Ik vergeef mezelf voor de hardheid tegenover mezelf en het vogeltje. Eigenliefde laaft zich sowieso aan een oneindige bron van vergiffenis. Uit respect en dankbaarheid wil ik de inzichten en bijbehorende gevoelens die het vogeltje mij bracht niet weg rationaliseren of vergeten. Want niets dat gevoel opwekt is onbenullig. Ps: En ja, ik overweeg om Loki een kattebelletje om te doen ;)

KarolienDeman
34 0

Het brein en ik

Vanaf het moment dat het tot mij doordrong dat er een wezenlijk verschil bestaat tussen mijn brein en mijn ware ik, begon er veel te veranderen. Het was een cruciaal inzicht dat nodig was om de oneindigheid van mijn mogelijkheden te kunnen vatten. Ik zag in dat mijn ware ik uit een oneindig creatief bewustzijn bestaat, dat vanuit liefde handelt. Mijn brein daarentegen, staat in voor mijn fysiek zelfbehoud en klampt zich daarom graag vast aan gewoonte en routine. Alles wat het brein herkent als veilig of plezierig, wil het zich eigen maken. Uitdagingen buiten de comfortzone zijn voor het brein alles behalve aanlokkelijk. Het neemt niet graag risico’s en blinkt uit in het overdrijven en panikeren. Veel mensen zijn slaaf van hun brein, zonder dat ze het beseffen. Dat komt dan ook omdat ze zichzelf identificeren met hun brein. Ze denken dat zijzelf de impulsen van hun brein zijn en dat ze handelen vanuit keuze. Over het al dan niet hebben van een vrije wil, is doorheen de geschiedenis al veel gezegd geweest. Voor mij het is het alleszins duidelijk dat ik, het bewustzijn of de wilskracht achter het brein, de gewoontes en patronen van mijn brein kan veranderen. Ik kan mijn brein dingen afleren en aanleren. Dit gaat vaak gepaard met weerstand. Soms drama. En vooral het begin is moeilijk. Maar als ik écht iets wil en blijf volharden, dan komt er gegarandeerd resultaat. En dat zet dan deuren open naar nog meer mogelijkheden. Zelfvertrouwen is onontbeerlijk in het proces der zelfontwikkeling. Als ik geen vertrouwen heb in mezelf, in mijn kracht en transformatie, dan saboteer ik mezelf. Enkel een vanzelfsprekend vertrouwen in het tot stand komen van mijn visualisaties, is de brandstof waarop mijn creatieve vermogens draaien. Het zogezegde ‘boetseren’ van het brein en van de identiteit is wat ik als zelfontwikkeling zou omschrijven. Je ontwikkelt jezelf tot de best mogelijke versie van jezelf. Het bewustzijn kan creëren, maar kan evengoed loslaten en enkel observeren. In beide gevallen wordt er ervaring opgedaan. En dat is uiteindelijk het enige dat telt. De aard van de ervaring krijgt geen oordeel toegeschreven. Niets is ‘goed’ of ‘slecht’. Het ‘is’ gewoon. Maar wie in de mogelijkheid is om het bewustzijn aan te spreken, kan zijn realiteit scheppen. Als jij nu deze tekst aan het lezen ben, dan is dat omdat je jezelf eraan herinnert dat dit mogelijk is. Dat jij de creator bent van jouw levensverhaal. Het individu dat je denkt te zijn, heeft geen vaste vorm. Je kan zijn wat of wie je wil zijn. Maar weet dat het scheppingsproces, net als een geboorte, niet altijd even pijnloos verloopt. De beloning is echter groot.

KarolienDeman
2 0

Wat is de realiteit?

Het is een uitdaging om concepten te definiëren die als vanzelfsprekend worden beschouwd. Want eenmaal je een sluitende definitie probeert te vormen, merk je al snel dat de dingen vaak niet zijn wat ze lijken. Wat verstaan we bijvoorbeeld onder het begrip ‘realiteit’? Wat bedoelen we precies als we zeggen dat we ‘realistisch’ moeten zijn? Stilzwijgend en quasi unaniem nemen we aan dat de realiteit een vaststaand gegeven is. Iets waar we niet omheen kunnen. Vanuit die veronderstelling voelen we ons vaak geworpen in de realiteit, als een toevalligheid dat onderhevig is aan externe wetten. De realiteit wordt dan als positief of negatief geïnterpreteerd. Gunstig of ongunstig. Als iets waar we dienen mee rekening te houden. We beperken onszelf ook door te stellen dat het ‘onrealistisch’ is om bepaalde dingen te denken of verwachten. Want we gaan ervan uit dat we ons moeten aanpassen aan de realiteit rondom ons. Maar wat als de realiteit geen op zichzelf staand fenomeen is? Wat als de realiteit een product is van onze gedachten en interne leefwereld? Het interessante aan deze stelling is dat ze wetenschappelijk onderbouwd kan worden, gestaafd op zogenaamde harde feiten. Het is namelijk een feit dat de manier waarop wij onze realiteit ervaren afhankelijk is van ons perceptievermogen. En dat perceptievermogen bestaat uit onze hersenen die externe prikkels omzetten naar een verstaanbaar en gemakkelijk hanteerbaar geheel. Verstoorde hersenfuncties of psychische aandoeningen tonen aan dat de realiteit veranderlijk is. Kortom: wat je ervaart, is wat je zelf maakt. De hersenen creëren een logica die gericht is op zelfbehoud en overleving. Het is niet te bewijzen, maar we gaan ervan uit dat iedereen met ‘normaal’ functionerende hersenen min of meer hetzelfde ervaart. Als er iemand iets beweert dat niet strookt met het algemeen aanvaarde idee over wat de realiteit is of niet is, dan twijfelen we aan de functies van het perceptievermogen van die persoon. Stel dat de realiteit inderdaad iets is dat buiten onszelf bestaat, iets dat zonder bewustzijn of perceptie voort blijft bestaan. Wat als de realiteit geen levend wezen nodig heeft om te kunnen zijn? Wat voor iets is de realiteit dan? Hoe zou je dit omschrijven? Dit is een vraag die zich zeer moeilijk laat beantwoorden omdat het onmogelijk is om ons voor te stellen wat de realiteit is zonder ons bewustzijn. We zitten als het ware gevangen in ons perceptievermogen en kunnen daarom de realiteit niet interpreteren of omschrijven als iets dat los van onszelf bestaat. Het concept realiteit is eveneens iets dat we zelf bedacht hebben, zonder menselijke interactie is er niets dat als dusdanig wordt aangeduid of gecategoriseerd. Wanneer de realiteit als een fenomeen wordt afgebakend, dan impliceert dit dat het tegengestelde van de realiteit ook moet bestaan. We denken te weten wat de realiteit is en wat ze niet is. Maar we kunnen dit slechts beoordelen binnen de beperkte grenzen van ons perceptievermogen. Dus eigenlijk kunnen we onszelf alleen maar iets wijsmaken en binnen het kader van die illusie afspraken maken. Dat de realiteit veranderlijk is en onderhevig aan het perceptievermogen is een feit. Want elk levend wezen op aarde ervaart de realiteit op een andere manier. Zo zal de realiteit van een bacterie er anders uitzien dan de realiteit van een dolfijn. Er zullen ongetwijfeld wel mensen zijn die ervan overtuigd zijn dat het perceptievermogen van de mens superieur is ten opzichte van dat van andere wezens. En dat daarom de realiteit die een mens ervaart de ‘juiste’ perceptie is. Zulke denkwijze functioneert zeer nauw binnen de beperking van de eigen vermogens. Een denkwijze die mij interessanter lijkt, gaat ervan uit dat de perceptie van elk levend wezen een bijdrage levert aan het concept realiteit. Dat elke visie, elke bewustzijnsvorm, een elementair en evenwaardig deeltje vormt van de algemene ervaring van het leven. En we kunnen het denkveld zelfs nog breder open trekken door niet alleen levende wezens capabel te achten om een realiteit te ervaren. Want wie zegt dat planten geen realiteit ervaren? Of rotsen? Of de tafel waarop ik nu aan het schrijven ben? Misschien ben ik ondertussen de aandacht van een deel van mijn lezers verloren. Het stellen dat een tafel een vorm van bewustzijn heeft, is voor veel mensen dan ook een brug te ver. En ik kan dat begrijpen. Maar anderzijds vraag ik me ook af waar de grens dan precies getrokken wordt? Moeten we het concept realiteit linken aan het hebben van een zenuwstelsel en hersenen? Of nemen we de percepties van de plantenwereld er ook nog bij als willen weten waar het ervaren van de realiteit precies eindigt en begint? Het lijkt me alleszins wel duidelijk dat de realiteit zich minder gemakkelijk en afgelijnd laat definiëren dan dat veel mensen denken. Als men mij dan ook het advies geeft om ‘realistisch’ te zijn, dan kan ik daar weinig betekenis aan geven. Of toch niet de betekenis die het gros van de mensen voor ogen heeft bij het horen van die woorden. Ik leef volgens de wetenschap die zegt dat ikzelf verantwoordelijk ben voor mijn realiteit. Alles wat ik als realistisch beschouw, kan zich manifesteren in mijn realiteit. Ik wacht niet op gunstige omstandigheden, maar ik creëer zelf mijn omstandigheden. En daarmee bedoel ik dat de keuze om op een bepaalde manier ergens op te reageren geheel bij mezelf ligt. Wat ik denk, ervaar en voel is het product van mijn perceptievermogen. Het is aan mij om dat perceptievermogen zodanig af te stellen dat ik er baat bij heb. Ik ben ook kritisch als het gaat over de percepties waarmee mijn hersenen komen aandraven. Want ik weet dat ze vaak veiligheidshalve vanuit gewoonte ontstaan. Mijn ingebakken, aangeleerde responsen en interpretaties zijn niet altijd de meest gunstige of slimste. Mijn tekst genaamd ‘Het brein en ik’ sluit naadloos aan bij deze slotwoorden.

KarolienDeman
127 0