Lezen

Authenticiteit

Authentiek zijn wil zeggen dat je geheel jezelf bent. Dat je ondanks de invloed van externe elementen trouw blijft aan jezelf. Hiermee heb ik eigenlijk niets concreet gezegd. Want wat houdt jezelf zijn in? En kan die zelf überhaupt afzonderlijk gezien worden van omgevingsfactoren? Zijn wij niet de som van alle ervaringen die we opdoen? Bij deze laatste stelling wordt er vanuit gegaan dat we als een onbeschreven blad geboren worden en dat alle externe elementen ons vormen. Anderzijds ben ik er ook van overtuigd dat we geboren worden met een zekere uniciteit. Met een persoonlijkheid. Als ik bijvoorbeeld kijk naar een nest pasgeboren katjes, dan valt het op dat sommige katjes nieuwsgieriger of banger zijn dan andere. Ze lijken elk reeds over een uniek karakter te beschikken. Ondanks dat alle katjes van dat nest onderhevig zijn aan dezelfde omgevingsfactoren, zijn ze toch allemaal verschillend. Je authentieke zelf is meer dan de som van externe factoren. Alvorens er enige ervaring op je heeft kunnen inwerken, heb je van bij de geboorte al een ‘aanleg’ voor bepaalde eigenschappen. Zo kun je bijvoorbeeld een aanleg hebben voor hoogsensitiviteit. Het verloochenen van die aanleg brengt heel wat moeilijkheden met zich mee. Authenticiteit is een uniek standpunt of perspectief van waaruit het leven ervaren wordt. Om dat specifieke perspectief optimaal te exploreren, is het van belang dat je jezelf kent en aanvaardt. Authenticiteit openbaart zich via de gevoelswereld. Zelfkennis kan niet rusten op louter ratio. Waar je je gevoelsmatig tot toe aangetrokken voelt, dat is waar de authenticiteit ligt. En het kan goed zijn dat je daar rationeel gezien niet mee akkoord gaat. Want misschien ben je wel opgegroeid met het idee dat jouw authentieke verlangens ongehoord zijn. Of misschien lijkt jouw unieke persoonlijkheid niet te rijmen met de wereld waarin je je bevindt. En dan is de kans groot dat je uit zelfbehoud voor een leven kiest dat in essentie niet strookt met je authenticiteit. Wat interne spanning veroorzaakt en je ongelukkig maakt. Om van het leven te kunnen genieten, om zogenaamd gelukkig te zijn, moet je authentiek kunnen zijn. En handelen naar je unieke gevoelswereld vraagt vaak om enige durf. Uit een natuurlijk soort zelfbehoud willen we graag aanvaard en geliefd zijn door zoveel mogelijk mensen. We zitten er dus mee in wat anderen over ons denken. Resoluut voor jezelf kiezen impliceert de kans op afwijzing. Een authentiek leven dat afwijkt van de norm brengt risico’s met zich mee. Jezelf authentiek opstellen wordt daarom gelinkt aan kwetsbaarheid. Maar het alternatief waarbij je jezelf zoveel mogelijk probeert te conformeren met externe verwachtingen is in feite nog veel slopender en pijnlijker dan afgewezen worden door anderen. Wie niet authentiek durft te zijn, stelt zichzelf teleur. En als je dat minder erg vindt dan anderen teleurstellen, dan is er sprake van een gebrek aan eigenliefde. Eigenliefde en authenticiteit gaan hand in hand. Dit is het fundament van een verzadigend leven. Eigenliefde is de brandstof die je nodig hebt om je vruchtbaar door het leven te bewegen. Specifieke keuzes gemaakt vanuit eigenliefde, met andere woorden authentieke keuzes, werken als het ware magnetisch op externe liefde. Daarmee wil ik zeggen dat authenticiteit aantrekkelijk is. Een authentiek iemand is veel aantrekkelijker dan iemand die zichzelf niet durft te zijn en vanuit angst anderen probeert tevreden te stellen. Daarom is het juist zo paradoxaal dat velen authenticiteit denken te kunnen inruilen voor de liefde van anderen. De meest constructieve beweging is die van binnen naar buiten. Van eigenliefde naar naastenliefde. En niet omgekeerd. Dat de kern en oorsprong van liefde in onszelf terug te vinden is, neemt niet weg dat er een fundamenteel verlangen bestaat naar connectie met anderen. Een diepe en oprechte connectie kan alleen bestaan wanneer er ruimte en appreciatie is voor authenticiteit. Schaamte en schuldgevoelens zijn giftig en doet authenticiteit en eigenliefde verschrompelen. Je authentieke zelf volledig ontplooien is een leerproces en gaat zodus met vallen en opstaan. Zo beschouw ik het opflakkeren van bepaalde ziektesymptomen als een teken dat er ergens iets niet strookt met mijn authenticiteit. Door de jaren heen heb ik geleerd dat er soms een verschil bestaat tussen wat ik denk te willen en wat ik gevoelsmatig eigenlijk écht wil maar niet meteen wil aanvaarden of durf te benaderen. ‘Gelukkig’ slagen de moeilijkheden des levens mij telkens weer op het juiste spoor als ik te ver dreig af te dwalen van mijn authentieke pad.

KarolienDeman
13 0

Inspiratie is een diva

Inspiratie beschouw ik als iets extern, als iets dat buiten mezelf bestaat in een efemere toestand, zoekend naar een drager of ontvanger. Zoekend is misschien niet het juiste woord, inspiratie wordt eerder aangetrokken door de meest geschikte voedingsbodem vanwaar ze kan uitgroeien tot een vaste vorm. Als een dwarrelend zaadje in de wind dat uiteindelijk een plekje in de grond opeist. De voedingsbodem waartoe inspiratie zich aangetrokken voelt, moet een zekere rijkdom bevatten. Dat wil zeggen dat inspiratie enkel een toevoeging kan zijn aan iets dat reeds van waarde is. Ze kan zich niet manifesteren in een vacuüm. Om zich te materialiseren is inspiratie afhankelijk van een welwillende ontvanger. Er zijn gelukkig meerdere potentiële ontvangers waar inspiratie zich bij kan aandienen. Inspiratie is ontembaar, niet te dwingen of te regelen. Ze wil het liefst spontaan in een open geest ontvangen worden. Er zijn wel enkele dingen die je kunt doen om jezelf aantrekkelijk te maken voor inspiratie. Bijvoorbeeld door simpelweg luidop of in gedachten te spreken tot inspiratie en te zeggen dat je jezelf openstelt voor haar. Rust is ook een vereiste, al is het alleen intern. Een hoofd vol gedachten blokkeert inspiratie. Je kunt een band opbouwen met inspiratie en haar een vaste plaats in je leven geven. Een meesterlijke creator voorziet steeds voldoende tijd en ruimte waarin ze kan floreren. En heeft er vertrouwen in dat ze er zal zijn. De uitwisseling gebeurt gevoelsmatig en moeiteloos. Inspiratie kan je overvallen en je treffen op een moment dat je even de middelen niet hebt om haar te ontvangen. Maar wie inspiratie echt naar waarde schat, geeft haar met plezier en vanuit dankbaarheid voorrang. Inspiratie is als een diva die erop staat om op haar wenken bediend te worden. Maar ze kan ook geduldig zijn. Ze heeft begrip voor de drukke dagdagelijksheid van haar ontvangers en voor onverwachte omstandigheden. Als het moet, dan blijft ze wel even in de buurt wachten tot de omstandigheden gunstig zijn. Maar als de respons uitblijft, dan zal ze zich tot andere ontvangers wenden. Inspiratie is dus niet persoonsgebonden, noch kan ze iemand toegeëigend worden. We kunnen onszelf wel wijsmaken dat bepaalde lumineuze ideeën zomaar vanuit onszelf zijn opgeborreld, maar in wezen zijn ze ons binnengevallen. Inspiratie hoeft geen erkenning, haar ontvangers mogen gerust in de waan verkeren dat ze alles zelf bedenken, zolang zij maar tot uiting komt. Ze heeft geen ego, ze is enkel een potentieel, een energie die een vorm wil zijn. Als haar aanwezigheid het halsstarrig laat afweten, dan moet je de reden bij jezelf zoeken. Want elk ontvankelijk open kanaal zuigt inspiratie aan. Indien dit niet het geval is, dan is er iets dat de ontvangst blokkeert. Dat kunnen gedachten en overtuigingen zijn. Onrust. Een gebrek aan zelfvertrouwen. Of iets anders. Te hard willen werkt ook niet, op geen enkel vlak trouwens. Het is beter om iets hartstochtelijk te willen, ernaar te handelen en het dan in volle vertrouwen weer los te laten. Zit niet te wachten op inspiratie, maar vertrouw erop dat ze wel zal komen. Speel, leer en experimenteer ondertussen gewoon verder. Onverwacht zal zij plots opduiken en jou doen glimlachen. Mijn relatie met inspiratie is redelijk hecht. Ik maak bewust tijd voor rustige momenten op mezelf, wat ruimte schept voor spontane creativiteit. En in zulke omstandigheden bezoekt inspiratie mij graag. Ze fluistert mij een idee of een paar sterke zinnen toe. Ik neem vervolgens een notitieboekje of klap mijn laptop open. En dan laat haar stromen, via mijn vingers het leven in.

KarolienDeman
13 0
Tip

Brief aan de buitenkomers

Als je mij twee maand geleden had gezegd dat er een moment zou komen waarop de mensheid mijn bloeddruk nog harder de hoogte in zou jagen dan reeds het geval was, had ik je verteld dat dat onmogelijk was. Het begon nochtans allemaal zo schoon. Toen de eerste paar longen het begaven in ziekenhuizen waarvan we ons de binnenkant voor de geest konden halen zonder camerabeelden, sijpelde het stilaan door tot in de meeste huiskamers, of er nu glazen wijn, blikken bier of flesjes River-cola op de salontafel stonden. Niemand zou onveranderd blijven door deze dreiging. Hoe contradictorisch ook, dit ding zou ons, door mensen weg te rukken, harder dan ooit verbinden met elkaar. Dus we hingen vlaggen uit voor de zorgverleners, die we hiervoor misschien nooit voldoende naar waarde geschat hadden. En we zetten beertjes voor ons raam om de kinderen, én – geef maar toe – volwassenen, toch even aan iets anders te laten denken. En een tijdje voelde het aan alsof het EK al begonnen was en we met 11 miljoen allemaal voor hetzelfde team supporterden. Ik weet dat ik niet de makkelijkste mens ben om je rond te bewegen. Ik maak me druk om dingen die anderen niet opmerken. Ik erger mij kapot aan mensen die hun gsm niet op stil zetten, waardoor ik elke toetsaanslag, elke Instagramstory en elk binnenkomend bericht mee moet ondergaan. Ik stoor me mateloos aan mensen die de pijlen in de Colruyt niet volgen, maar doen alsof jíj́ hen de weg verspert. En ik wil mijn haar uittrekken elke avond wanneer dat nerveuze ventje op de trein de twee vrije stoelen voor me negeert en naast mij komt zitten – hij wordt misselijk van tegen de richting in te rijden – om dan z'n krant op het tafeltje vlak voor mij – míj́n tafeltje, waar míj́n iPad staat! – te leggen, vervolgens z'n dagelijkse stuk fruit – een overrijpe banaan – begint weg te smakken, tussendoor z'n zenuwtrekjes kucht, in zichzelf praat en mij minstens vijf keer per rit met z'n knie of elleboog aanraakt, ook nadat hij onhandig over mijn benen naar het vuilbakje heeft gereikt om er zo de stank van de bananenschil voor de rest van de reis in mijn neusgaten te parkeren. Misschien is dat de hoogsensitiviteit. Misschien mijn slechte concentratievermogen. Of misschien ben ik gewoon een onverdraagzame eikel. Mijn conclusie is dat andere mensen gewoon onnoemelijk irritant zijn. Het was dan ook een verrassend aangename ervaring om eerst twee weken in quarantaine thuis te zitten en de dagen dat de griepsymptomen verzwakt waren, in alle rust te lezen, Netflixen en ongestoord introvert te kunnen zijn. Toen ik terug buiten mocht, leek ook de buitenwereld een vredigere plek dan dat ik me haar herinnerde. Motorgeluiden hadden plaatsgemaakt voor vogelgezang. Verkeerslichten aan het drukste kruispunt van de buurt veranderden van kleur zonder getuigen. Mensen wandelden en fietsten rond alsof de auto een futuristisch speeltje voor de allerrijksten was, wat, hoewel ik in Heist-op-den-Berg woon, ervoor toch anders was. En dan begon het. Al snel bleek dat elke Belg een hiervoor nooit ontgonnen passie voor wandelen, lopen en fietsen in zich droeg. Ik wil niet weten hoeveel niet-essentiële verplaatsingen er de laatste weken bij mekaar 'gesport' zijn. We moeten allemaal in ons kot blijven en er was nog nooit zoveel volk op de been. Sweet, sweet irony. Maar goed, we moeten mentaal gezond blijven en fysieke inspanning kan dat alleen maar bevorderen. Tot daar ben ik akkoord. Maar sommigen snappen het blijkbaar nog altijd niet. Zo leerde ik in de tijd uit m'n kot dat de 1,5-meter-afstandsregel blijkbaar niet geldt voor fietsers. Het maximum aantal dat in de broodjeszaak tegelijk binnen mag, telt niet voor die flapdrol die elke week z'n twee broodjes op voorhand bestelt. Met een ander koppel op je dakterras barbecueën mag, zolang je onze achterburen bent. Vorig weekend nog, wandelde ik langs een achtertuin waar zes mensen lustig aan het buurtfeesten waren, de glazen cava nog op tafel. Om maar te zwijgen van de vierkoppige groepjes wielrenners. Zelfs als ik rondkijk in m'n straat zie ik hier voordeuren vlotjes opengaan en mensen binnenlaten alsof het 2019 is. Als dat allemaal gezinnen zijn, is polygamie duidelijk een pak meer mainstream dan ik dacht. Ik begrijp het, hoor. Het is niet fijn om je aan opgelegde regeltjes van wereldvreemde grootverdieners in kostuums of experten in V-halstruien te moeten houden. Zeker als we daarvoor moeten inboeten aan onze oh zo vanzelfsprekende vrijheden. Maar het gaat hier nog altijd létterlijk om levens. Kunnen we dus alsjeblief nog even doen alsof er een virus onder de mensen hangt dat al 7.500 slachtoffers eiste en dat opnieuw zal doen als wij te eigenzinnig zijn om onze dagdagelijkse futiliteiten ervoor te laten? Ik snap dat je 't niet voor mij doet. Maar doe het dan voor je ouders. Voor je grootouders. Voor je kinderen in het derde, vierde en vijfde leerjaar die hun vrienden ook de komende weken nog zullen blijven missen. Voor je kleinkinderen. Doe het voor de zorgverleners die al zeven weken hun leven op het spel zetten in de meest traumatische omstandigheden die ze ooit beleefden. Voor de koerier die jou tegenwoordig voorziet van zowat álles, en je de eerste week wc-papier bracht omdat elke winkelbezoeker permanente diarree verwachtte te krijgen. Doe het voor de horeca-uitbaters die kortademig worden als ze naar hun omzet en hun vaste kosten kijken. Doe het gewoon. Dan kunnen we binnenkort allemaal onze familie nog 'ns vastpakken. En dan kan ik mij terug dood ergeren aan dat nerveuze ventje op de trein, omdat er geen grotere, levensbedreigende problemen zijn om mij mee bezig te houden.

Hans Verhaegen
186 6

Thuiswerken, efficiëntere gezondheidsorganisatie, en een eerlijker belastingsysteem

De voorbije weken hebben ons, soms pijnlijk, soms zeer aangenaam, geconfronteerd met de tekortkomingen van ons samenlevingsmodel. Een andere maatschappij creëren van de ene op de andere dag is onmogelijk, maar enkele maatregelen kunnen ons al een heel eind verder helpen.   Veralgemeend thuiswerken: Plots zijn we met zijn allen beginnen thuiswerken. Voor de mensen die in de stad leven werd het verplaatsen binnen de stad plotseling weer mogelijk. In de eerste plaats te voet of per fiets, dankzij verbeterde veiligheid en luchtkwaliteit. Ook het openbaar vervoer werd plotseling heel aantrekkelijk want niet overvol meer. En tenslotte het sporadische gebruik van de auto, bv voor het ophalen van zwaardere of meer volumineuze zaken, was plotseling geen frustrerende en zenuwslopende activiteit meer. Tegelijkertijd merkten vele werkgevers dat de productiviteit van hun werknemers niet daalde, in tegendeel. Eén van de redenen is dat iedereen zijn werkuren kan organiseren zoals het hem best uitkomt, en niet aanwezig moet zijn op kantoor op het moment dat hij of zij bv. liever met de kinderen zou bezig zijn. Een studie gepubliceerd in The Economist geeft aan dat in Londen het aantal werkmails is afgenomen tussen 10 en 17 uur maar sterk is toegenomen tussen 7 en 10 en tussen 17 en 21 uur. De cijfers voor Parijs zijn gelijkaardig.  Ook heeft iedereen enorm veel tijd gewonnen door niet meer naar en van het werk te moeten reizen. Een veralgemeend thuiswerken betekent niet dat iedereen heel de tijd van thuis uit zou werken. Dat is niet haalbaar, en niet wenselijk. Maar in vele functies kan men zich nu voorstellen dat men 3/5 of 4/5 thuis werkt. Dit zou ook de “footprint” van de bedrijven sterk verlagen en dus bijdragen om de CO2 normen te halen. Wij pleiten voor een wettelijke verplichting van thuiswerken. Reorganisatie van de gezondheidszorg De Covid19 crisis heeft ons met de neus op de feiten gedrukt: Er zijn in ons land 6 ministers bevoegd voor de zorg. Men heeft gelukkig snel gemerkt dat dat niet werkt, en het beleid tijdelijk terug gecentraliseerd. De huidige crisis kan een breekijzer zijn om de zorg efficiënter te organiseren.  Centrale aansturing borgt gelijkmatige kwaliteitscontrole, solidariteit en forse besparing.  Hierbij moet gestreefd worden naar het herstructureren van de ziekenhuissector, naar netwerken (staan al 4 jaar in de steigers), met als doel het optimaal gebruik van de middelen en kennis. Landelijke centrale aankopen van medicatie of apparatuur kan kostenbesparend zijn.   Dit moet gepaard gaan met een betere financiële appreciatie van verpleegkundigen (o.a. ten koste van inkomens van artsen), en betere financiering van ziekenhuizen, woon en zorgcentra, psychiatrie en gehandicaptenzorg De financiering kan, naast de hierboven aangegeven besparingen door verhoogde efficiëntie, gebeuren door de tweede opinies niet terug te betalen en door de afschaffing van de mutualiteiten.   Een andere fiscaliteit: De lage olieprijs is een opportuniteit. Door de prijzen aan de pomp niet te laten zakken, en de winsten die hierdoor ontstaan te innen voor de staatskas. In de praktijk betekent dat het verhogen van de accijnzen op brandstof. Maar dat ligt heel gevoelig want dat was de basis van de gele hesjes beweging. Dus het moet onderdeel zijn van een globale aanpassing van de fiscaliteit. Principes: -       Minder belasting op arbeid en andere vormen van welvaartscreatie -       Hogere belasting op alle vormen van (niet essentiële) consumptie, gecompenseerd door hulp aan de personen met minder middelen. -       Hogere belasting op schenkingen en erfenissen om terug te komen tot een maatschappij met gelijkere kansen aan de start. -       Hogere transparantie van het systeem, zodanig dat belastingontduiking door het inhuren van fiscalisten niet meer rendabel is. Concreet: -       Belasting op inkomsten uit arbeid en sociale zekerheidsbijdragen sterk afbouwen, zeker de lagere schijven. -       Vennootschapsbelasting sterk afbouwen. De belastingen op de bedrijfswinst worden sowieso doorgerekend in de prijs van de producten, dus het is de consument die de vennootschapsbelasting betaalt. De winsten die geherinvesteerd worden zorgen daarenboven voor welvaartscreatie (o.m. via nieuwe jobs). Enkel de winsten die uit de onderneming gehaald worden (bv. in de vorm van dividenden) moeten getaxeerd worden. -       Het opnieuw invoeren van een effectieve successiebelasting (voor de hogere vermogens) -       Algemeen basisinkomen voor elke burger (marginaal belast in de inkomstenbelasting) mits afschaffing van leefloon en werkloosheidsuitkeringen. -       Hogere belasting op de (luxe) consumptie (bv belasten van de kerosine van de vliegtuigen en zware stookolie van de cruiseschepen) -       Afschaffen van alle subsidies aan bedrijven -       Afschaffen van allerlei “belastingvoordelen” (voor de hypotheekrente van een eerste huis, voor zonnepanelen, voor een “vriendenlening”, ...) en subsidies voor particulieren    

benhoudmont
5 0

Liefde op blinde afspraak.

In de liefde is daten het meest onnatuurlijke. Ik geloof in de spontaneïteit van de ontmoeting, de verrassing, het onverwachte dat je overvalt, alsof magisch poeder met duizenden fonkelende sterretjes over jou verspreid wordt. Dat gevoel. Elkaar ontmoeten is nog nooit een sociale constructie geweest, laat staan een televisie-attractie voor kijkcijfers en winsten. Toeval laat ik aan Madame Soleil over. Aantrekkingskracht aan de relativiteitaanhangers. Waar is de liefde dan gebleven? Daten is de liefde op afspraak in je agenda zetten. ‘First dates’ en ‘Blind getrouwd’ zijn programma’s die in formats en in jouw agenda als kandidaat gegooid worden, de liefde commercieel bedrijven en zand in de ogen strooien van een Vlaanderen dat zich verveelt. Het broeit verder op de eerste successen van Big Brother. Mensen zonder een eigen leven kijken en luisteren graag naar wat anderen zeggen en doen. Tussen de chips en de drank. Hangend in de zetel. Om commentaar te kunnen geven over mensen die ze van toeten noch blazen kennen. Het brengt de oude wijven achter vergeelde gordijnen uit mijn dorp in herinnering. De gemene roddeltantes, de losse tongen. De lege dozen. BV worden is een gevaarlijke stiel. Je BV-kunsten vallen of staan met hoe sympathiek je overkomt, met wat je allemaal zegt, met wat je allemaal onderhuids en tussen de regels vertelt en met wat je uiteindelijk van jezelf laat zien. BV zijn is jezelf in handen leggen van scripts, formats, investeerders en producers. Kijkcijfers moeten opbrengen. En de boekses moeten verkopen. “Ik wil niet overkomen als een ijskoningin”, lacht Nick in “Vandaag” de opmerking weg dat Christophe veel aanzoeken heeft, zelfs een nieuw lief heeft gevonden en Nick met een lege Whatsapp of e-mailbox zit. Want Christophe en Nick uit “Blind getrouwd” zijn geen koppel meer. Nick is een vriend van een vriend van me. Nick is een aangename jongen met fijne humor en die rationeel en misschien met nét iets te veel voorzichtigheid in het leven staat. Zijn eerlijkheid siert hem. Nick is ook een gevoelige jongen. De weinige keren dat ik hem heb ontmoet voor zijn BV-status waren altijd leuke momenten. Nick is spontaan, goedlachs en loyaal in vriendschap. Maar wat doet het met een mens die van “Blind getrouwd” via “Vandaag” een imago opgespeld krijgt waar je niet naar gevraagd hebt. Drie keer is het woord “ijskoningin” gevallen. Tenslotte wou Nick de ware liefde vinden door met iemand out of the blue te trouwen. Of was het toch maar gewoon om eens mee te doen, het eens te beleven? Het is maar hoe je uiteindelijk zelf naar de spiegel kijkt. Liefde, de echte liefde dan, die komt wanneer je het leven al aangeraakt hebt, wanneer het niet deert of de scherven waarover Christophe het had nog op de grond liggen. Gebroken glazen zijn ook mooie glazen. Liefde is iets dat het vriendschappelijke, het broederlijke overstijgt. Een productiehuis is geen garantie voor die liefde. Een productiehuis is garantie voor uitlachtelevisie en entertainment. Als het een troost mag zijn, rondom mij zitten veel mensen in een liefdeloos, leeg en routineus huwelijk en waar minder wordt gelachen. Ik wens Nick alle liefde toe en de liefde kruist zeker zijn pad nog. Maar meer nog wens ik hem veiligheid nu de trollen zijn pad weten te vinden. Misschien past de titel “Sneeuwkoningin” uit het liedje van Liesbeth List beter bij hem. Die koningin is de liefde. Zoek het maar eens op. En weet “dat liefde altijd wint.”

Erwin Abbeloos
65 0

Opiniestuk : Over activisme

Onlangs zag ik een herhaling van de Vlaamse versie van First Dates. Daarin was een knappe jonge ondernemer te zien die op zoek was naar een toffe vriendin. Jason heette hij. Maar Jason heette niet altijd Jason. Jason is transgender. Het was een mooi moment, hoewel ik het format van reality-tv nooit zal kunnen begrijpen. Bij Jason dacht ik meteen: wij hebben met z’n allen, jong, oud, groot, klein, homo, hetero, blank, zwart, man, vrouw… zij aan zij gevochten opdat vandaag Jason Jason kan zijn in een televisieprogramma en waar de persoon niet wordt opgevoerd als een kermisattractie of een probleemgeval. We hadden een gemeenschappelijke strijd. Misschien niet altijd in een collectief maar wel altijd samen. Nooit tegen elkaar. Daarom doet het artikel over racisme in de LGBTQ-gemeenschap Zizomag meer dan mijn wenkbrauwen fronsen. Ik voel me er eigenlijk door geschoffeerd, beledigd en diep gekwetst. Er wordt een zeer negatief en weinig genuanceerd beeld van de holebi-gemeenschap geschetst dat langs geen kanten klopt en nog minder bewezen is. Het artikel polariseert, beledigt en legt op geen enkele manier de link naar de historiek van een hele holebi-gemeenschap in een gezamenlijke strijd. Blanke holebi’s hebben altijd samen gestreden met gekleurde holebi’s. Ik mis die connectie in de woorden van de coördinator van het Brusselse Regenbooghuis. Ik behoor tot de stilzwijgende generatie x. Ik ben geen boomer en ik ben geen millenial. Waar wij decennialang voor gestreden hebben, niet alleen voor gelijke rechten maar ook voor (bestaans)rechten tout court, binnen onze gemeenschap maar ook mét andere gemeenschappen, wordt in het artikel van de geschiedenistafel weg geveegd. In de jaren ’90 stonden wij als holebi – blank én zwart, zij aan zij – op de frontlijn om aan aidsremmers te geraken, omdat onze vrienden, vriendinnen, mannen en vrouwen van wie we hielden, met wie we soms ook samenwoonden, stierven. We werden op onze seksualiteit afgerekend, er werd ons gezegd hoe we seks moesten hebben, hoe we geen seks mochten hebben en met wie we beter geen seks hadden. Er werd ons gezegd dat we maar beter niet konden trouwen. We werden bespuwd, vernederd, aangevallen, uitgesloten, uitgelachen, scheef bekeken, vermoord zelfs en we konden nergens een klacht neerleggen. We werden ziek en er werd ons gezegd dat we aids eigenlijk wel een beetje zelf gezocht hadden omdat we er een homoseksuele levensstijl op na hielden. We hebben onze partners niet kunnen begraven omdat de familie ons als een koppel niet wou aanvaarden. We werden het huis uitgezet door diezelfde familie. We hadden geen wetgeving om ons te verdedigen. We werden massaal geout omdat we seropositief waren. We werden dubbel geout. We hadden niet de lege namen als influencer of opiniemaker als we iets wilden veranderen en we ventileerden onze mening niet vanachter een futiel schermpje dat zich Smartphone laat noemen. We zetten onze eigen gemeenschap ook nooit tegen elkaar op. Integendeel. We streden. We waren activisten. We militeerden. Echte en serieuze activisten omdat wij allemaal samen voor een toekomst moesten zorgen. We waren van alle pluimage, van alle lagen en van alle kleuren. In die toekomst zagen wij ook de volgende generaties. Omdat we altijd samen onze strijd streden. Als activisten stonden we buiten, we kwamen op straat, we scandeerden onze woede in slogans. We wilden medicatie, we wilden dat onze liefde vrij was. We wilden seks. We vochten tegen extreemrechts. We gooiden fake bloed naar de labo’s, naar de ministeries en naar de beleidsmakers. We moesten onszelf uitvinden want hoe meer kennis we hadden over onszelf, hoe sterker we waren. We hebben moeten leren hoe moleculen werken, wat bloedcellen doen, hoe de hersenen werken. We moesten leren hoe schots en scheef de wetgeving in elkaar zat. We gingen er zelfs voor terug studeren. We hebben veel slaap verloren en de groeven die we vandaag in onze huid gegraveerd staan, zijn de beste getuigenissen. Ze getuigen ook van momenten van plezier. Gelukkig maar. We moesten onze plaatsen, onze ruimtes uitvinden maar ook onze expertise en onze seksualiteit heruitvinden. We hebben geleerd kritisch te denken. We moesten er ook voor zorgen dat onze kennis doorgegeven werd aan een volgende generatie. We hebben nooit onderscheid gemaakt tussen blank of zwart. Nooit. We gaven ook het woord aan degenen die nooit het woord kregen door politieke machtsstructuren openlijk aan te vechten: transgenders, sekswerkers, vrouwen van Afrikaanse origine, druggebruikers, alleenstaande seropositieve vrouwen, verkrachte vrouwen, gediscrimineerde werkzoekenden... allemaal kregen ze hun plaats en hun stem. Empowerment was het eerste item dat bovenaan onze agenda’s stond; helaas werd ook onze agenda door elkaar geschud toen onze vrienden bleven sterven aan aids. We waren verenigd. We waren wij. We waren activist. En dat was amper 25 jaar geleden. Dat is activisme. Dat is je eigenbelang opzijzetten, deleten zelfs en opstaan voor hen die niet kunnen opstaan. Activisme is voor die mensen die nooit een stem krijgen, de weg vrij maken en een stap opzijzetten. Activisme is niet polariseren in je eigen gemeenschap. De coördinator van het Regenbooghuis ledigt in het interview het woord activisme van inhoud, betekenis en kracht. Is dit salonfähig activisme wel activisme? Je kan activisme en sociabiliteit niet met elkaar vergelijken. De Brusselse Kolenmarkt waar het hartje van de LGBTQ-gemeenschap ligt, is een ruimte van sociabiliteit. Holebi’s maar ook hetero’s gaan er in het hartje van de hoofdstad met vrienden en vriendinnen een avond uit. Het is een commercieel gebeuren waar weinig of geen activisme te bespeuren valt. Eigenaars van de bars sensibiliseren bijvoorbeeld niet voor aidspreventie en doen weinig of niets tegen homofobie, tenzij een half afgescheurde affiche ophangen in de donkerte van de toiletten. Ze hebben wel de verdienste om homosociabiliteit mogelijk te maken. Deze sociabiliteit is divers en je vindt er blanke mensen die omgaan met gekleurde mensen en omgekeerd. Grindr en co zijn nieuwe vormen van sociabiliteit. Het siert hen dat deze ontmoetingsapps waakzaam zijn over racistische uitspraken in de profielen van de mensen maar uiteindelijk vind je dezelfde mechanismen terug die mensen hanteren wanneer bijvoorbeeld een bedrijf geen allochtoon aan willen nemen, een eigenaar geen appartement wil verhuren aan iemand met een vreemde naam enz. “Het appartement is verhuurd” en “De job is naar een andere kandidaat, we wensen u veel succes in uw verdere zoektocht.” In het geval van de familie Grindr: “No thanks.” Racisme is een gif dat altijd zijn weg wel vindt. Puur racisme dan, geen toogpraat zoals de roddeltongen van de Kolenmarkt rollen. Sommige mensen zitten vol met vooroordelen en grijpen naar extremen (politiek, religie) omdat ze dat ingelepeld krijgen, omdat een overheid niet goed voor hen zorgt, omdat hun kansen ontnomen zijn of omdat ze hun kansen niet zien en omdat bepaalde media en partijprogramma’s het opium onder het plebs blijven verdelen, ook in coronatijden. Mensen vertegenwoordigen ook levens en generaties. Levenservaringen en alle vooroordelen die daarmee gepaard gaan, veeg je niet zomaar weg. Racisme zit in beleid. En racistisch beleid vergiftigt mensen. De vraag is: hoe komt het dat mensen naar racisme grijpen? Hoe komt het dat holebi’s op extreemrechtse partijen stemmen? Het gemakzuchtige activisme in het artikel is geen activisme. Racisme bestrijd je niet in je eigen gemeenschap. Je spreekt hooguit iemand erop aan wanneer je iets hoort dat racistisch zou kunnen zijn. Racisme bestrijd je buiten je eigen gemeenschap. Waar de systeemfouten liggen, waar de verdraaiingen, de zinspelingen en de Calimero’s van extremen liggen. Het racisme dat in het artikel beschreven wordt, is geen racisme. Het is aanstellerij. Tenslotte is er van de LGBTQI+-gemeenschap felle kritiek geuit op haar verhaal rond het fresco van Ralf König. Het verhaal is niet zo recent als het in het artikel geschreven staat; het dateert al van juni 2019 – Bruzz heeft een artikel hierover Bruzz. Ralf König heeft een weerwoord geschreven op zijn website Ralf König. Het illustreert de povere kennis van het Regenbooghuis van het LGBTQ-archief en het belang en de waarde van de LGBTGI+-historiek te onderschrijven. De blanke personages op het fresco worden overigens ook niet zeer flatterend getekend maar geen haan die ernaar kraait. Omdat we Ralf König en zijn werk kennen en we zijn werk kunnen kaderen in tijd en context. Ik citeer König: ‘So missverständlich kann man's sehen, aber es hilft manchmal, den Inhalt zu kennen.’ en: ‘Ich nehme nicht mal an, dass die Diskussion über Politische Korrektheit noch mit links oder rechts zu tu tun hat, sondern eher mit alt und jung.’ Beter kon het niet verwoord worden. Laten we ervoor zorgen dat activisme in onze gemeenschap én voor onze gemeenschap nog steeds een wij-verhaal blijft. Ik kan “En finir avec Eddy Bellegueulle” en “Histoire de la violence” van Edourd Louis aanraden om het racisme in onze gemeenschap te begrijpen en om de juiste vragen te stellen. Lees tenslotte ook de tekst ‘Progressieve en regressieve politiek in het late neoliberalisme’ van Donatella Della Porta. Daar staan vele antwoorden in. Tenslotte wil ik benadrukken dat je bij discriminatie altijd terecht kan bij Lumi.

Erwin Abbeloos
21 0

Kot-misselijk

Zullen we het voor de verandering nog eens over corona hebben? Voor hen die geen nieuws volgen, COVID-19 is dat griepje waarbij een paar weken geleden hoop en al een koppel gepensioneerden het leven zou laten, maar waarvoor de politie gisteren bruusk remmend je voortuin kwam omploegen omdat jij en je man er nietsvermoedend onder een parasol zaten te wiezen met tante Lizette en nonkel Fons. Dat tante Lizette het op een asociale dag al moeilijk heeft om zelfs maar 15 cm afstand te bewaren en dat nonkel Fons door een zenuwtrek om de 5 seconden hoest, waarbij hij ongelukkig genoeg vergeet z’n hand, elleboog of eender welk ander lichaamsdeel voor zijn mond te houden, maakte jullie zaak er natuurlijk niet sterker op bij de vrienden in blauw. Het zijn rare tijden. En hoewel ik, een hoogsensitieve, sociaal gehandicapte introvert, het menselijk contact minder mis dan al die aperotime-gezelligheidsdieren die elke dag anxious as fuck hun 17 vaste FaceTime-gesprekken in de planning proberen te proppen, zijn er toch enkele dingen die ook mij ontbreken in dit ongeziene tijdperk. Zo mis ik het bijvoorbeeld enorm om mensen in het gezicht te spuwen, een activiteit die ik voordien bijna dagelijks beoefende. Neem het van mij aan, een goed geplaatste rochel kan wonderen doen om je punt duidelijk te maken. Zo zette ik het onweerlegbare fluim-argument in wanneer de Brusselse barista zijn prijzen weer eens had verhoogd. Ik geef met plezier 11,30 euro aan een koffie, maar 11,40 euro, daar schraap ik mijn keel al eens voor. Hetzelfde wanneer de postbode mijn pakje een dag later dan gepland aflevert. In your face, lamzak! Twee keer als hij me ook nog eens vraagt of ik een pakje aan de buren kan geven. En – mijn speekselproductie gaat al in overdrive als ik er nog maar aan denk – telkens wanneer er een peuter met dat typische zelfingenomen smoeltje passeert omdat het zo’n stom kinderzonnebrilletje draagt. Verder verlang ik met weemoed naar de eerste helft van het begrip vrije tijd. Vroeger vulde je die tijd in zoals jij het wou. Vandaag zorgt de sociale druk er echter voor dat je keuze beperkt is tot drie bezigheden. Ofwel probeer je bij te blijven en binge je zo snel mogelijk elke aflevering van elk seizoen van de 30 Netflixseries die je dagelijks langs alle kanten worden aangeraden. Want ja, ironisch genoeg zijn het bij deze apocalyps niet de wezens buiten, maar de gezonde binnenzitters die de zombies zijn. Doe je dat Netflixen niet, zo vertellen de sociale media mij, dan kan het maar beter zijn omdat je aan het leren bent hoe je voor de kids een trampoline maakt van in mekaar gevlochten petflessen, twijgjes en paardenhaar. Self improvement, noemen ze dat. Ik dacht dat naar perfecte levens kijken op The Gram al zwaar was vóór de lockdown, vandaag krijg ik een plaatsvervangende burnout als ik zie hoe overdreven productief sommige mensen hun tijd invullen. Ik heb mezelf ondertussen dan ook maar de choreografie van elk M-Kids-nummer aangeleerd. Ik volgde het webinar What Women Want van Jeff Hoeyberghs. En ik verwijderde voor de eerste keer in m’n leven, met door YouTube geïnspireerde groene vingers, de planten die de hele zijgevel van ons huis hadden geclaimd. Oh en, omdat ook ik m’n steentje wil bijdragen, maakte ik voor de zorgverleners in m’n omgeving al enkele honderden mondmaskers uit klimop. Als je ook met nieuwe dingen leren je dagen niet vult, dan gaan mensen zich pas écht vragen stellen. Je enige excuus is in dat geval – tenzij je je 17 videocalls aan het afwerken bent – de derde en laatste optie: dat je je dagelijks zó aan het murwsporten bent om er tegen de grote exit uit te zien alsof je je aan het voorbereiden bent geweest om de hoofdrol in Rundskop 2: Return of the Rundsballs te vertolken. En dan hebben we ten slotte nog de negatieve impact op ons dagdagelijkse werkleven. Inderdaad, wat ik, net als iedereen, het hardst mis, is de seks met de collega’s. Zowat aan jezelf zitten tijdens de middagpauze en aan de webcam beloven dat je je vrouw binnenkort gaat verlaten, voelt toch niet helemaal hetzelfde aan als in real life. Echter, goede huisvaders als we zijn, bijten we op de tanden en houden we ons plichtsbewust aan de maatregelen. Enkel zo winnen we de strijd tegen dit verdomde virus en kunnen we binnenkort weer zoals voorheen op eender wie kruipen, zonder angst om er meer dan een paar levens mee te verwoesten. Sterk blijven is de boodschap, vrienden.

Hans Verhaegen
24 0

Ergens waar men elkaar geen hand geeft

    Steden waar men elkaar geen hand geeft. Meer nog, deze mensen mijden er zelfs alles wat de eigen handen vastnemen. Zij hebben een diepe, lichamelijke afkeer van alles wat door hun handen gaat. Eigenlijk zijn armen er een overbodig ledemaat.     Zo wordt de overdracht van goederen of voorwerpen –een geschenk, geld, een aankoop– via handen daar vermeden. Indien het dan echt moet, iets vastnemen, wordt het allereerst neergezet. Tot ze vervolgens haast over hun nek gaan en het ding met afschuw vastnemen als betrof het een dood dierenlichaam.     Wat je daar wel ziet, en je kent deze beelden van twintigste-eeuwse stuntmannen bij ons, zijn arbeiders die een treinwagon met hun tanen voorttrekken. Zoiets kan natuurlijk wel. Beslist, je vindt daar slaven met een machtig gebit.     Omdat men daar van letterlijk alles wat de handen vastnemen vies is, hebben deze mensen een persoonlijke perimeter ontwikkelt waarbinnen ieder vrijelijk ageert. Ongeveer zoals Da Vinci het met de Vitruviusman reeds optekende, leeft men daar in een universele, meetkundig perfecte afstandelijkheid. Het is de diameter van ieders handbereik. Wees gerust, daarbinnen wagen anderen zich niet. Men noemt het daar ‘het Aura’.     Hoe de mensen daar communiceren? Anders dan in warme handdrukken of de expressieve gebaren van een Italiaans handelaar heeft men daar een nieuwe communicatievorm ontwikkelt. Zo knipperen zij eens extra met de ogen. Zo hebben zij een nieuwe taal aan wimperslagen uitgevonden. Zeg maar morse met de oogleden.     Plots sta je er tegenover een vreemde zoals twee dieren plotseling elkaar tegenkomen. Even verroert men niet. Intuïtief valt een eerste, angstige blik op die handen. Vervolgens bekijkt men nauwkeurig elkaars ogen. Beter gezegd: wimpers en oogleden.     Een bibberend ooglid. Eén scheel oog. Een zwaluwslag met de wimpers. Wat het te beteken heeft? Deze mensen wisselen een zorgvuldige, gereserveerde taal uit en begrijpen elkaar vanop veilige afstand. Eén detail kan beroeren. Eén wenk volstaat. Enkel vijandschappen schudden er elkaar de hand.     Ze hebben zelfs een telescoop ontwikkelt die ze zonder handen kunnen bedienen. Ongeveer iets als een mondharmonicabeugel, diens scherpte deze mensen bijstellen met slechts het fronsen van de wenkbrauwen. Zo observeren zij in microscopische precisie elkaars minutieuze ogentaal.      Door de buis van de telescoop: Een mopje! Iets schattig. Een gore opmerking. Verliefde blikken. Dyslectische pupillen. Zakelijk gepraat. Het gaat allemaal via de ogen en deze mensen hun wimpertaal. Een stotteraar? Iemand die een wimper verloor.      Ontmoetingen daar als stond men aan weerzijden van een deur en gleurde men door het sleutelgat. Zo kijkt men elks door zijn telescoop in de ander zijn open ooglid. Dat noemt men daar dus een onderonsje, ongeveer op anderhalve meter van elkaars Aura.      Enkelen houden daarbij een potlood in de mond en noteren vervolgens de coördinaten van elkaars oogleden. Iets zoals sterrenkaarten bij ons. Dichters die zo juffrouwen hun ogenbruin beschrijven.     Daarom geen bedelaars daar met gestrekte hand, maar enkel met wijdgeopende oogleden. Trouwceremonieën –het ja-woord— als zeven keer horizontaal met de ogen knipperen. Opgelet, want zeven met de pupillen keer rondjes in tegenwijzerzin draaien betekent iets anders: Tournée générale. Verliefden die elkaar nooit aanraken. Hoe men er voortplant? Tja, men weet het niet.     Vrouwen worden er niet aangerand. Tenzij met beledigend oogcontact. Geweld kent daar andere, handvrije vormen. Zij zijn letterlijk vies van alles wat de handen passeert. Eten? Het liefst staat men voor zijn ontbijt happend aan de fruitbomen. Of men drinkt er zoals de dieren uit plassen en rivieren, zo vermijdt men het helaas noodzakelijke. Geen schouderklopjes. Geen gevechten.     Zichzelf met de voeten bedienen kan natuurlijk ook. Je vindt daar vast wel enkelen die handig genoeg zijn om een taart met hun tenen en een groot mes aan te snijden. Het schijnt dat in deze bizarrre steden zelfs uit het staartbeentje van sommige inwoners opnieuw een staart is gegroeid, waarmee zij zich bedienen. Survival of the fittest. Daar is niets mis mee.     Schrijven? Neen. Of in een kraaienpotengeschrift met de tenen. Dat verklaart iets van de krabbelige, onleesbare brieven die men eens uit deze streek ontving. Doet het een belletje rinkelen? Juist ja, daar kwamen die vreemde brieven dus vandaan. Vertellen kan daar wel natuurlijk. Toch het spreken is het mooist wanneer het met de ogen gebeurt.     Deze mensen hebben zichzelf opnieuw uitgevonden, of alleszins hoe ‘menselijkheid' zich manifesteert. Geen dieven met koevoet. Geen politie met matrakken. Geen koks met een grote soeplepel. Geen kinderen die in de herfst bladeren verzamelen. Geen schelpjes op het strand. Geen overwinnaars die triomfantelijk de beker in de lucht steken. Geen pianostemmers. Geen vaandeldragers. Geen vlindervangers. Geen dokters met spuiten. Geen rozenverkopers die breedlachend met hun boeket het café binnenvallen. Tenzij uiteraard in alternatieve versies met voeten of staart.     Het is vreemd hoe alles in deze steden is geworden. Hoe deze mensen, deze cultuur, zich heeft ontwikkelt? Zoals vermoedelijk alles in de geschiedenis: noodzakelijk geworden toeval. Echter enkele historici en antropologen menen dat deze mensen hun diepe afschuw tegenover de handen mogelijks uit het feit ontspruit, dat zij nooit wc-papier ontwikkelt hebben.                            http://jensvydt.be/blog

Zduma
31 1

De schrijver van het Hoge Noorden

Hij was een van de eerste uit San Francisco die op weg ging naar Yukon, Canada. Daar was goud gevonden. Hoe hij daar heelhuids is geraakt, hoe hij daar leefde in de winter bij temperaturen van 50 graden onder nul weten we niet. Het verhaal van zijn tocht naar en in Yukon heeft hij nooit verteld. Het verhaal kennen we gedeeltelijk via zijn brieven, zijn dagboeken, zijn fictiewerk en enkele artikels die hij verkocht aan kranten. We weten dat hij onder meer Milton en Darwin bij zich had, want de 21-jarige Jack London (1876-1916) was een fervent lezer. Zijn carrière als goudzoeker was kort. Net als zovele kreeg hij scheurbuik, na 9 maanden niets anders dan bonen, bacon en brood te hebben gegeten. Het goud dat hij had gevonden was niet veel waard bij aankomst in San Francisco. Maar in Yukon had de avonturier zichzelf gevonden, was hij gelouterd. Echt was de fysieke pijn: de constante pijn in zijn heup en benen. Als hij in de spiegel zag, herinnerde de littekens in zijn gezicht hem aan zijn ontberingen in Canada. Yukon als keerpunt Nauwelijks hersteld gooide hij zich op schrijfwerk. Want sinds hij in 1893 een schrijfwedstrijd had gewonnen met een verhaal over een tyfoon voor de kust van Japan, had hij de smaak voor schrijven te pakken gekregen. Het tyfoonverhaal was ongetwijfeld een van de vele waarmee volmatroos en begenadigd verteller London naar huis was gekomen. Voor Yukon waren er nog avonturen geweest. Bovendien kon hij een hele lijst aan jobs, voornamelijk als arbeider, voorleggen. De Londons waren arm en Jack droeg al jong zijn steentje bij. Maar Yukon was een keerpunt. Na Yukon was hij vastbesloten om zijn brood met schrijven te verdienen. De weg naar commercieel succes was hard. Aanvankelijk had hij weinig succes met het verkopen van zijn werk aan tijdschriften, net zoals hij voor Yukon geen succes had gekend bij uitgeverijen. Maar met vallen en opstaan begreep hij wat uitgevers van tijdschriften zochten: avonturenverhalen. Twee jaar na zijn Canadese ontberingen mocht hij zichzelf de best betaalde schrijver van kortverhalen in de VS noemen. Dit voornamelijk dankzij zijn verhalen over het Hoge Noorden. Want de lezers waren dol op die realistische verhalen over het harde leven in het Hoge Noorden. De roep van de wildernis Het idee voor zijn bekendste werk ‘The Call of the Wild’ (De roep van de wildernis) kwam er na een mislukte opdracht als undercoverjournalist in de sloppenwijken van het Londense East End. Voor hij het goed en wel wist had hij een novelle in plaats van een kortverhaal geschreven. Hij stuurde het naar zijn vriend en mentor, George Platt Brett Sr, uitgever bij Macmillan Publishing. Brett besefte dat hij een meesterwerk in handen had en kocht de rechten voor $ 2000. Dat geld kreeg al meteen een bestemming. De schrijver-avonturier kocht er een boot mee. In het begin van de twintigste eeuw leefde London als een filmster. Zijn verhalen, zijn journalistiek werk en zijn lezingen waren goed voor zo'n $ 10 000 per maand. Rijk was hij niet, want hij gaf altijd meer uit dan dat hij verdiende. Verhalen over zijn echtscheiding, zijn tweede huwelijk, zijn ranch, zijn engagement voor de Socialist Labor Party en zijn boottocht naar Polynesië vonden hun weg naar de kranten. Hij belichaamde immers de Amerikaanse droom en was publiek bezit. Zijn plotse dood Na 'The Call of the Wild' (1903) groeide London wereldwijd uit tot een van de meest gelezen schrijvers van zijn tijd. Zijn plotse dood op 22 november 1916 was voer voor de sensatiepers. Was het een natuurlijke dood? Of had hij zelfmoord gepleegd? Dat laatste was alvast een romantischer einde voor het avontuurlijke leven dat hij had geleid. De waarheid was allesbehalve romantisch: door overmatig alcoholgebruik hadden zijn nieren het laten afweten. Zijn laatste levensjaren werden gekenmerkt door kwalen als dysenterie en reuma. Dit naast de pijn die hij had overgehouden van zijn tijd in Yukon. Zijn alcoholverslaving heeft nooit een invloed gehad op zijn productie als schrijver. Jack London schreef in zijn korte carrière 50 boeken, ontelbare kortverhalen en artikels over economie, sociale vraagstukken en Polynesië. Zijn erfenis Na zijn dood deed de Amerikaanse literaire elite hem af als een prutser, die enkel eenvoudige verhalen over het Hoge Noorden en over honden kon schrijven. Hoewel 70% van zijn werk inderdaad gaat over die korte tijd die hij in Yukon doorbracht, schreef hij evengoed over filosofie, politiek en vele andere onderwerpen. Volgens hedendaagse literatoren was zijn stijl simpel, maar verre van oppervlakkig. Zijn invloed op de literatuur was groot. Zo beïnvloedde hij schrijvers als Ernest Hemingway en Jack Kerouac. De klassieker '1984' van George Orwell hebben we te danken aan 'The Iron Heel' (1908) van Jack London. Naast Orwell was ook Jorge Luis Borges een bewonderaar van London.

Danielle Cobbaert
0 0

Techno-logie

Rondom de kamer schepsels, cirkelend rond een huis met daarin een kamer, ruimte gemaakt voor en door ruimte, stil, volkomen volmaakt en berekend op de apocalyptische verslaggeving binnenin geluiden, die via een beeldbuis de kamer in, ik, de zijweg ingeslagen, op zoek naar ik. Je sluit je facebook aan op je dromen. Een rave in het hoofd. Hoofd losjes en aangeslagen op de nek. Onthoofd zonder seperation. Set me free! Klaagzang. Kunnen sie ETWAS - En er waren eens mensen en die konden communiceren. … is alles wat ik me herinner. Heimelijk elkaar brieven sturen is ook “sturen”. Zonder vijftigers geen zestigers. Schepsels, losgemaakt van de omgeving, worden beschreven.Er wordt online ruzie gemaakt, zonder audience. Als je wist waar ik het over had, had je kunnen ingrijpen. Als in: een ingrijpend verslag, verlangt ernaar gelezen te worden door een massa. Mijn brieven daarentegen, zouden succesvol kunnen zijn, maar staan op Tumblr, en mijn 15 jaar oude lichaam wordt snel bevredigt, omdat ik erover wrijf met mijn schrijfhand. Het is leesbaar, gelukkig; zonder taal was er al lang geen vrede meer. Geen vrede? zeg je (luidop). Schelden & vloeken verspreiden als hoax. Spam in de mailfolder gesorteerd onder ‘reclame’? Haha. Tumblr opent een nieuw tabblad: het is zomertijd over exact een week.Meer licht, meer tijd om op te gaan.Meer aanstalten maken tot wederopstanding, meer lentelicht. Lentelicht: het verspreidt zich in de wetenschap dat we het niet kunnen zien, dus, je voelt voorzichtig, en even maar. Genoeg om rood aangelopen opnieuw te verspreiden.Ook mensen verspreiden zich, dat weten we, goed genoeg hé.

Dries Verhaegen
0 0

Impressie van een moment

  Hoe de bomen hun bladeren wiegen en in bloei staan, is de rust zelve. Een traag maar zeker ontwikkelen, zich niets aantrekkend van auto’s en mensen die om hen heen stuiven zonder om zich heen te kijken. Van alle kanten komend, steeds haastig op weg naar die ene belangrijke bestemming. In beweging blijven en vooral niet stoppen, vooral niet… Ik ben gezegend, en niet gezegend, om het laatste hoopje dagen thuis te mogen doorbrengen. Te zien hoe de bladeren zich vrolijk wentelend open krullen, zich naar de zon richten zoals ik. Wilde bijen huizen kennelijk in minuscule gaatjes in de hoeken van mijn vensters. Er staat een boompje pal voor de twee wijd opengeslagen deurramen van mijn appartement en ik ben er al gehecht aan geraakt. In amper datzelfde hoopje dagen spreidde het haar bladeren uit als een kind zijn vingertjes die om een snoepje vragen. Ik heb het bizarre gevoel ook al enkele mensen te kennen omdat er zich kleine patronen reveleren in het dagelijkse leven. Dat gebeurt altijd wanneer je ergens voor een langere tijd zit of terechtkomt en het is boeiend om ze telkens in het oog te krijgen.  Trefzeker de hand opsteken naar de buurman van recht tegenover me, de man die op mijn vader lijkt en met zijn bestelwagen allicht maaltijden rondbrengt en de zwarte dame die telkens de hele straat al bellend doorkruist. Toen ik vroeger, of moet ik zeggen precorona, dagelijks treinde naar het werk dan waren daar diezelfde mensen op mijn route. Het tijdstip van ontmoeten klokte soms griezelig gelijk met de dag ervoor en de dag daarvoor. Een randgedachte: dit gegeven vervulde me soms met een onbehaaglijk gevoel. Het gevoel in een soort van ‘loop’ te zitten. Je kent dat wel, niet? Weet je, ofschoon er donkere wolken bedreigend kijken tijdens deze zonnige dagen, probeert alles zijn gangetje te gaan.  En alle kleine dingetjes. Ik zie ze nu, want ik hang erboven met een vergrootglas. Het subtiele roteren in de natuur en de dagelijkse wereld. In mezelf. Vertraagd, verdiept kijken naar binnen en buiten.  Eigenlijk is er niet meer nodig dan dat.   

lisette
23 0

Garagetalk in First Dates

De blind dates uit First Dates brengen menselijkheid terug op de menukaart van reality shows. Geheimen die mensen doorgaans binnen hun eigen keuken houden, worden tussen de soep, de patatten en wat alcohol vrij moeiteloos en zonder schroom op de borden gegooid. Om connectie met de tafelgenoot te vinden in de hoop dat de vis bijt, om kijkcijfers te halen in de verwachting dat een snuifje gevoeligheid en eerlijkheid zonder al te veel knippen en plakken, kijkers naar een volgende aflevering doet terugkomen. Twee keer per week op restaurant is een gezonde dosis frequentie. Op die ene aflevering na waar mensen op sociale media en naar de VRT schreven dat bepaalde uitspraken van een kandidate over de Marokkaanse roots van haar tafelgenoot niet echt passen bij een sterrenmenu en zo de chef op het matje riepen. Mensen kauwen niet altijd hun woorden. Wat ze sinds lang denken maar nooit mogen zeggen, krijgt de kans om voor heel Vlaanderen aanhoord te worden. Dat denken is ook maar menselijk en valt niet zomaar uit de lucht. Je kan kritiek geven op het format van First Dates en de keuze van de VRT om wat voor sommigen gewaagde uitspraken zijn, uit te zenden. Voor redacties van dit soort programma’s zijn deze momenten waar we mensen uitgekookt, overgaar of zelfs in hun meest rauwe versie zien, hun broodwinst. Voor de gewone mens is het als aan de toog zitten van een bruine kroeg waar nog stiekem gerookt wordt. Laat ons niet vergeten dat First dates voor vele mensen aan die tafel ook een garagetalk is. Je kan er met een sociologische blik naar kijken, je kan analyseren hoe de kronkels in onze maatschappij werken en beseffen dat veel geesten vervuild zijn door politieke systemen waarin diezelfde mensen vastzitten. Je kan ook kijken hoe de rollen man/vrouw nog steeds verankerd zitten in onze maatschappij, corona of niet. Die maatschappij gaat echt niet meteen veranderen. Je kan ook stellen dat een programma met een script als: “Hmm, dat ziet er lekker uit!”, “Je hebt mooie ogen” en “Jij hebt een mooie glimlach” niet hoogstaand televisie maken is. En evenmin boeiend is voor de kijker. Mensen schieten graag op de messenger maar vergeten naar de kern te gaan. Dat is van alle tijden.  Laat mensen gewoon aan tafel of aan de toog spreken. Laat ze zeggen wat ze te zeggen hebben. Ga verder dan hun garagetalk die ze houden in een pseudo-chic restaurant. Garagetalk wordt snel garbagetalk. Maar laat ook de tegenpartij aan het woord. Ontrafel eerder de systemen. Zoek naar het waarom mensen zoiets zeggen. Onderzoek hoe het discours ook aan tafel heeft plaats genomen en zich ongevraagd in de discussie heeft geworpen, maar schiet de mensen niet gratuit af. Geef niet ondoordacht en ongezouten een mening op een mening maar probeer iets op te dienen dat er staat. Met pit en met een goede afdronk. En dan hebben we een goed programma en kan het iedereen smaken.

Erwin Abbeloos
20 0

De coronadagboeken (deel 2)

Vrijdagavond besliste de Nationale Veiligheidsraad onze ‘lockdown light’ met twee weken te verlengen tot 19 april. En eigenlijk mogen we er al vanuit gaan dat er daarna nog eens een verlenging komt tot 3 mei. Het zijn geen leuke vooruitzichten. Toch heb ik het gevoel dat ons land de situatie vrij goed onder controle heeft, en dat stelt me gerust. De regering neemt het advies van de virologen ter harte. Het is de bedoeling om de curve om te vormen: van een korte(re), steile beklimming (geen vrijheidsbeperkende maatregelen) naar een lange, lopende col (wel vrijheidsbeperkende maatregelen). Door het virus uit te strekken in de tijd kan het personeel in de ziekenhuizen de inspanning langer volhouden. En dat is nodig om Italiaanse en Spaanse toestanden te vermijden. De beelden uit andere landen zijn vaak schrikwekkend. In Spanje voeren patiënten hun doodstrijd op de grond in de gangen van het ziekenhuis. Wreed. Soldaten vinden lijken in verlaten rusthuizen, bejaarden sterven er in alle eenzaamheid. Italië staat dan weer eenzaam aan de top in de ranglijst van het aantal coronadoden. In landen als Nederland en Groot-Brittannië zijn ze wellicht te laat in actie geschoten, de verwachting is dat ze hiervoor een hoge tol zullen moeten betalen. In de Verenigde Staten en vooral in New York loopt de situatie nu al uit de hand. Zelfs de president weet niet meer van welk hout pijlen te maken. Zal het hem zijn tweede ambtstermijn kosten? En wat met een land als Syrië, waar de ziekenhuizen door de oorlog vernietigd zijn? Op dagen als deze ben ik blij in een land te wonen met voldoende ziekenhuisbedden. Het is gelukkig niet allemaal kommer en kwel. Deze week plaatste ik een knuffelbeer voor mijn raam. Enkele uren later was het zo ver, mijn beer werd gespot door een uitbundige jongen, hij stootte zijn mama aan en wees met een brede glimlach naar boven. De glimlach van een kind is zo’n klein gelukje dat me zelf even doet glimlachen. De berenjacht heeft wel wat weg van de Pokémon-jacht, een ware hype enkele zomers terug, corona was toen nog sciencefiction. De berenjacht is democratischer en leuker dan dat Pokémongedoe waar ik niet veel van begreep, je hebt er zelfs geen smartphone voor nodig. Ik ging zelf ook op jacht, ik trok lussen door de buurt, een lus van een halfuurtje in mijn middagpauze, een nieuwe lus van een halfuurtje na het werk. Ik zag witte lakens, kindertekeningen, hartjes voor de zorg en knuffelberen in alle vormen en maten. Dinsdag ging ik naar de supermarkt. Een groot bord voor de ingang wees me erop dat ik nog altijd verplicht was mijn boodschappen in een winkelkar te verzamelen. Toen ik de kar wou nemen ontdekte ik dat ik geen kleingeld op zak had. Ik ging dus eerst naar binnen, om een briefje van tien te wisselen aan de kassa, en dan terug naar buiten om de winkelkar los te koppelen. Een vriendelijke man zag me sukkelen, hij sprak me aan en bood me een winkelwagenjeton aan. De komende weken kan ik met een gerust gemoed mijn boodschappen doen. De transactie verliep trouwens veilig, want de man droeg handschoenen om zijn handen te beschermen tegen vieze beestjes op winkelwagens. Gisteren ging ik terug, met jeton, en stonden er flessen ontsmettingsmiddel om de winkelwagens te reinigen voor gebruik. Elke dag ontdek ik iets nieuws. De hamstertijd lijkt gelukkig voorbij, geef mij maar mijmertijd, dat gaat me beter af. Elke avond om 20 uur luiden de klokken van de kerk. Het sein voor heel wat dorpsgenoten om uit hun raam te hangen of even de straat op te gaan en in hun handen te klappen. Een mooi symbool van samenhorigheid. Er zijn zoveel mensen die een applaus verdienen in deze moeilijke tijden, omdat ze zich inzetten voor anderen, omdat ze ervoor zorgen dat de economie blijft draaien, omdat ze gewoon hun werk blijven doen, ook in moeilijke omstandigheden. Een vrouw uit de buurt trakteerde ons op cupcakes, ze lachtten me toe vanuit een afgesloten bakje aan mijn voordeur. Ondertussen worden er plannen gesmeed om iets te doen voor het rusthuis wat verderop in de straat. De warmste week valt dit jaar in maart. De Olympische Spelen zijn ondertussen uitgesteld naar volgend jaar en volgens de virologen moeten we ons ook over de zomerfestivals geen illusies maken. De kans dat we een kruis mogen trekken door ons weekendje Brussel in mei, en onze reis naar Italië eind juni, neemt met de dag toe. Gelukkig kan ik nog altijd reizen in mijn hoofd, en dat is vandaag al heel wat. Meer dan ooit voed ik mijn honger naar kennis en cultuur. Ik reis door boeken, kranten en tijdschriften. Maar ik kan ook ontspannen met een puzzel die me naar het New York van voor de crisis brengt. Nu ik mijn werkplek niet meer hoef te delen, kan ik de hele dag door naar mijn favoriete muziek luisteren. Ik probeer positief te blijven, niet verder te kijken dan 19 april en te focussen op wat er echt toe doet: zorg dragen voor mezelf en voor de mensen van wie ik hou, ook al moet ik ze op afstand houden.    

Ine Moreels
21 2

De supermarktassemblee 

Een jaar geleden kreeg ik last aan mijn knieën. Ik was al een tijdje een enthousiaste start to runner toen ik steeds vaker kniepijn begon te krijgen. De pijnscheuten werden na verloop van tijd een bijna dagelijks euvel dat me fel hinderde. Uiteindelijk ging ik, laat ons zeggen, met “knikkende knieën” op afspraak bij een (toevallig) Hollandse podoloog die onverbloemd zijn oordeel velde: “Mevrouw, u hebt lakse knieligamenten. Daar valt niet zo veel aan te doen. Maar gaat u maar elke week fitnessen tot u ijzersterke dijspieren krijgt en het probleem gaat vanzelf wel over”. Om zijn betoog nog meer kracht bij te zetten, liet hij me in een weliswaar volledig neutrale context zijn harde dijspier aanraken (“voelt u even, hoe sterk die is”). Als geremde Vlaamse “betastte” ik voorzichtig de aangeboden dijspier. En hij bleef op zijn elan doorgaan: “De oplossing van het probleem ligt bij zelfdiscipline. Blijven sporten, blijven fitnessen. Nee nee, u raakt heus niet van het probleem af na een paar weken, misschien wel na een paar maanden. Maar u zult het zelf allemaal moeten realiseren”. Gelukkig kreeg mijn wilskracht wel een helpende hand. Hij adviseerde me om met een kinesitherapeut versterkende dijspieroefeningen aan te leren. En als ik me daarna nog kon beroepen op een Freudiaanse verdringing van de dijspieraanraking, kwam het vast allemaal wel goed.  Ik vond een kinesitherapeut die met veel ijver aan de slag ging met mijn dijspieren. Hij sprak graag over “adductoren” zoals elke kinesitherapeut die zichzelf au sérieux neemt en dus liever vakjargontermen gebruikt. Ik leerde mijn dijspieren trainen, kreeg ook huiswerk mee en het advies om zeker te blijven sporten.   Uiteindelijk werd de fiets mijn nieuwe roeping, niet de gesloten fitnessruimte. Ik ben een stadsmens met een sterke behoefte aan buitenlucht. Zodra ik de deur dichttrek van mijn kantoor en mijn sedentaire job achter me laat tot minstens de ochtend erop, komt de buitenmens in mij naar boven. Ik heb behoefte aan verse lucht, zoals we hier in Vlaanderen zeggen, ook al heb ik de lucht nooit in de wasmachine gedraaid. En ook aan vertoeven op het plattenland, al dan niet met de mogelijkheid om fraaie koeienmest op te snuiven. Bovendien werd ik nu een buitenmens met een missie: al minstens even harde dijspieren kweken als mijn podoloog.   Ik vond al snel een leuk fietsparcours. Een fietspad dat zich volledig ontrolt achter huizen, tussen velden, omringd door bomenrijen en geflankeerd door vele bankjes die elke wandelaar of fietser een rustpauze gunnen. Ik kwam er al fietsend vaak mensen tegen en kende al snel mijn nieuwe fietsomgeving. Midden op het parcours wist ik al dat er links van het fietspad een stuk parking met een middelgrote supermarkt op zou rijzen. Een Spar-winkel voor landelijke buren die verder wonen van het stadscentrum. Aan de andere kant van het fietspad, recht tegenover de Spar, een bankje verborgen in het groen.   Nu begon er mij iets op te vallen. Dat oudere mensen geladen met boodschappentassen op dat supermarktbankje even gingen pauzeren. Dat er wel eens iemand ging zitten om voor zich uit te staren. Dat kinderen er ongeduldig hun boodschappeninhoud kwamen verslinden. Versta hieronder: XL-formaat zakken chips en snoepzakjes die gretig werden opengescheurd en leeggegeten. Ik besefte dat het bankje een toevluchtsoord was voor iedereen die niet snel naar huis wou na boodschappentijd. Op een bankje gaan zitten tussen de bomen en heggen, dat ook had iets van weg zijn van de wereld, niet gezien worden, verdwijnen in het groen. En je kon je er ook “discreet” overgeven aan een activiteit die op een drukbezochte publieke plaats eerder bevooroordeelde blikken zou opleveren.    Zo zag ik na een paar weken fietsen dat het bankje meer hommage was aangedaan dan ik eerst vermoedde. Ik zag er af en toe een bende mannen bijeenkomen. Het waren meestal drie dezelfde mannen van middelbare leeftijd die vermoedelijk het café hadden ingeruild voor dat bankje om er samen bierblikjes uit te drinken. En de tijd te vullen met het delen van “het verhaal van mijn leven” en “mijn dagelijkse ergernissen”. Ze vertoefden daarbij in een zalige roes, vermoedde ik. Mannen die mij meewarig aankeken telkens wanneer ik in een sportieve bui voorbijfietste. Mannen die misschien ook niet liever betrapt wilden worden door hun vrouw op bier drinken thuis in een comfortabel trainingspak. Want het bankje stond garant voor “niemand kent me hier bij naam, kent mijn verhaal, weet wie ik ben”. Mannen die instant biergeluk proefden en toch de tijd namen om ervan te genieten.  Ik had de indruk dat ze elkaar al goed kenden. Waarschijnlijk spraken ze regelmatig af op dat bankje. Was het een gewoonte geworden om elkaar te zien. Gewoontes die zorgen voor verbinding, een gevoel van gedeelde smart. Ontmoetingsmomenten die je sterken in je eigenwaarde en bestaansrecht wanneer je leven niet over rozen loopt. Want het is jouw moment, met jouw bierblikje en jouw lotgenoten.  Ik begin ze ondertussen te missen, de supermarktassemblee, of zoals ik die mannenbijeenkomst graag omschrijf. Ettelijke weken heb ik op latere en onregelmatige tijdstippen gefietst, kwam het koude regenweer aanzetten en namen mijn sportieve activiteiten een geweldige duik. Tijdens mijn laatste fietstochten zag ik vaker een leeg bankje. En ik vraag me af of de assemblee nog plaatsvindt.    Ik lees nu heel toevallig op Wikipédia wat achtergrondinfo over SPAR. Het vroegere motto van SPAR (een acroniem) luidt als volgt (de keten heette aanvankelijk DE SPAR): “Door Eendrachtig Samenwerken Profiteren Allen Regelmatig”.  Ik zou het niet mooier kunnen omschrijven. SPAR heeft een missie in het leven geroepen. Eentje waarbij oudere mannen hun wedervaren en bierblikjes delen op een discreet bankje. Als symbool voor DE SPAR. Waar samen drinken of samenzijn iedereen het beste mentale profijt oplevert. 

Maïté L.
4 0

Detail.

Een week lang ben ik nu thuis. Mijn studenten krijgen herhalingsoefeningen maar ik voel dat ook zij andere prioriteiten hebben. Kan ik het hen kwalijk nemen? Interviews voor mijn projecten staan op een laag pitje maar het schrijfwerk vordert. Eerst voelde het aan als een weekje vrijaf. Even tijd voor mezelf, wat opruimen en hopen dat de lente die week in mijn tuin en mijn woonkamer zou landen. Mijn uitstelgedrag viert nu hoogtij. Waarom vandaag iets doen als ik het de komende vijf weken nog kan doen? Mijn kat heb ik nog nooit zo krols gekend. Dag en nacht heb ik een maatje dat ik niet kan besmetten en dat mij ook niet kan besmetten. Dat is een meevaller want mijn vriend zit op kilometers knuffelafstand. Toch begint het sinds vandaag te knagen. Vandaag. Een zondag dan nog wel. Ik merkte dat ik overmatig naar alle nieuwsbulletins en nieuwsoverzichten keek. Om op de hoogte te zijn. Ik zat op zo’n hoogte dat mijn humeur diep naar beneden donderde. Ik merkte dat Martine Tanghe niet meer op televisie verscheen en dat Wim, Hanne, Goedele, Fatma en Xavier al het werk deden. Ik zie nu ook de meest vervelende filmpjes die mensen facebooken en instagrammen. Veel kinderen, weinig kleur ook. Vreemd is dat. BV’s zijn me al snel gaan vervelen. Ik heb het niet zo met die ik-cultuur. Ik wou dat ik alle social media kon deleten. Mensen klagen en klagen en klagen. Stop met zagen, zeg! Het blijft een vreemde belevenis. Ik voel dat ik me moet behoeden tegen somberte. Niet te veel nadenken. Af en toe een luchtje scheppen. Een uurtje wandelen door de buik van mijn leeg Brussel. Een fotootje hier, even stilstaan daar, iets opmerken waar ik al jaren stom voorbijloop. Details. Gisteren is hetzelfde als vandaag en morgen. Thuis kan ik al eens een dansje doen op discomuziek. Horen dat Donna Summer duizenden telefoontjes pleegde, zoveel dat ze bijna de telefoon van de muren belde. Alleen maar om een hete bok te vinden. Britney Spears wil het met vier doen, Anita Ward wil het op de zetel doen (de afwas kan wachten) en ook de onschuld in sommige ABBA-songs is voorgoed voorbij. En dat is het juist: in quarantaine krijg ik meer oog en oor voor detail. Daar ligt de essentie. Ik kijk vaak door het raam en ik merk vele dakloze mensen. Een jonge vrouw gehuld in een donker gewaad wast zich discreet aan de waterfontein van Vivaqua. Een oudere man duikt in een vuilnisbak maar vindt niets. Op straat zijn geen sigarettenpeukjes meer te vinden en moeten de bedelaars het hebben van de enkele wandelaars en de luchtscheppers. Maar niemand deelt nog. De straten liggen er proper bij, wat voor Brussel een uitzondering is. Gaan we binnenkort een massale sterfte van duiven kennen? De stilte in de straten is uitzonderlijk. Meer dan stilte is het rust. Brussel gromt en toetert niet meer maar ruist over haar straten. Wat blijft er nog over? Lezen. Schrijven. Studeren. De klassieke bezigheden die ik me nog herinner uit de jaren ’70. Niet al te veel nadenken, herhaal ik voortdurend. Ik moet de moraal omhooghouden. Ik besef dat de wereld op was. Uitgemergeld en opgebrand. Dat het niet meer kon. Niet ik, niet u, niet wij. Niemand kon nog. Ieder van ons zal veranderd zijn. Aangetast. Besmet. Gebroken misschien. Maar wel veranderd. Hoe we die verandering gaan invullen, moeten we nu al invullen. We moeten ons nu herprogrammeren. Onszelf in die planning van de dagelijkse quarantaine-routine zetten. Nu. Leren terug naar de essentie te gaan. Dat is het uiteindelijk. In detail gaan. Wat overbodig was, weggooien. Na versie 2.0 van onszelf, versie 3.0 inschakelen. Misschien 4.0 of meer. Niet meer ingaan op gemakzucht, geen trollenoorlog voeren, mensen die je niet aanvoelt geen aandacht geven en geen nutteloze aankopen doen om je psyché te bevredigen. Inzetten op onszelf zonder egoïst te zijn. Na deze crisis zal de wereld opnieuw opstarten en zullen we deze uitzonderlijke tijden snel willen vergeten. We gaan dan opnieuw naar deadlines, burn outs en virtuele scheldtirades. Naar overconsumptie, onszelf vetmesten met slechte voeding en vechten voor onze plaats in de maatschappij. We staan nu op ons scherpst. Maak er gebruik van. En doe al eens een born-to-be-aliveke in de living, want daarvoor zijn we hier toch, neen? Om te leven. En het is nog plezant ook!  

Erwin Abbeloos
25 0

De Coronadagboeken (deel 1)

Februari was de maand van de stormen. De wind blies zo hard dat de stormen een naam kregen, Ciara, of Dennis als het een jongetje was. Ze waaiden telkens langs op zondag, hielden ons binnen, zorgden voor uitgestelde sportwedstrijden, losgerukte bomen en vliegende dakpannen. Corona was toen nog een banaal griepje dat China in zijn greep had. De sterke zuidwestenwind en de overvloedige regen waren onze enige zorgenkindjes. Op een dag zou de wind van richting veranderen, vanuit het oosten zou het virus met de naam van een Mexicaans bier koers zetten naar het westen. Het waren vage toekomstbeelden, niet concreet genoeg om ons zorgen over te maken. Het virus kwam ons land binnen via Noord-Italië. Belgen gingen er skiën tijdens de krokusvakantie en brachten corona mee in de koffer van hun grote gezinswagen met winterbanden. In Italië is de toestand nog altijd ronduit zorgwekkend. Elke dag sneuvelen er records, meer besmettingen, meer doden, minder ziekenhuisbedden. De beelden van lange colonnes lijkwagens in Bergamo en overvolle ziekenhuizen in Milaan doen pijn aan de ogen. Ze snijden diep als scherp gesneden messen. Maar toch zap ik niet weg. Ik volg trouw de nieuwsbulletins, ze stillen mijn honger naar informatie in deze bevreemdende lentemaand. Naast de vertrouwde gezichten, van journalisten en regeringslieden, vullen nu ook vermoeid ogende dokters en wetenschappers het beeldscherm. Ik begin stilaan hun gezichten en stemmen te herkennen. Ze goochelen met cijfers, ze tonen curves die naar de hemel klimmen en in de loop van volgende week zouden moeten afplatten. Om de steile klim naar boven een halt toe te roepen zijn drastische maatregelen nodig. We moeten in ons kot blijven. Eigenlijk vragen ze ons of we een stukje van onze vrijheid willen opofferen in ruil voor heel wat mensenlevens. Dat lijkt me redelijk. De boodschap is duidelijk en de meeste burgers houden zich aan de strenge regels. Er zijn altijd uitzonderingen natuurlijk. In de supermarkt zijn er nieuwe richtlijnen, zo ben ik verplicht een winkelkar te nemen (om te controleren of er niet teveel volk tegelijk tussen de rekken wandelt, we moeten namelijk op anderhalve meter afstand van elkaar blijven). Het is even wennen om met zo’n gevaarte door de winkel te rijden. Normaal neem ik nooit een winkelkar, ik zorg ervoor dat mijn boodschappen netjes in mijn fietstas passen. Dus neen, hamsteren is niet aan mijn besteed, grote pakken wc-papier krijg ik toch niet in mijn fietstas. Ik neem enkel mee wat ik de komende dagen nodig heb. De rekken met wc-papier zijn nog altijd leeg, ook de melk is op. Aan de kassa wacht ik braaf achter de rode lijn. Ik krijg duidelijke instructies van de winkelbediende. Ze verstopt zich achter een glazen wand en een mondmasker, maar ik vermoed dat ze me vriendelijk toelacht. Deze week mocht ik voor het eerst thuiswerken, en dat beviel me enorm. Ik sta een halfuur later op dan anders (het halfuur dat ik ’s avonds langer lees). Ik neem uitgebreid de tijd voor het ontbijt, aan de keukentafel in plaats van op de trein. Ik doorblader de krant, waar opnieuw heel wat cijfers, curves en kaartjes met rode bollen in alle maten van het papier springen. Rond 8 uur klap ik mijn laptop open en bepaal mijn planning en strategie voor de nieuwe werkdag. Ik kan goed doorwerken, bevrijd van het constante gerinkel van de telefoon en de small talk van mijn collega’s. Mijn middagpauzes duren langer en breng ik voortaan buiten door in plaats van achter de computer. Meer tijd, minder stress. Minder auto’s, meer stilte. Ik kan niet zeggen dat deze crisis me heel erg tegenvalt. Het zijn onzekere tijden, de angst sluipt rond en grijpt mensen bij de keel. Sommige dorpsgenoten gedragen zich vreemd, ze gaan hamsteren of houden lockdownparty’s. Ze gooien hun frustraties van zich af op sociale media (oké, dat doen ze anders ook). Of ze gaan met hun mondmasker op naar de geldautomaat, alsof die corona uithoest in plaats van geldbriefjes. Maar ik vind het best goed zo, ik kruip in mijn zetel, wentel me in een boek, luister naar een podcast, of geniet van die serie of film waar ik al lang naar uitkijk. Mijn geliefde ligt naast me. Nu alle kappers in het dorp hun deuren sloten, groeit zijn haar op het tempo van de coronacurve. Soms hoesten we eens, echt zorgen maken we ons daarover niet, nog niet. We omarmen de traagheid, en liefst ook elkaar. Gelukkig mogen we nog buiten. Bewegen is belangrijk, zeker in tijden van corona. Vandaag gaan we wandelen, niet aan zee, want dan worden we onherroepelijk teruggestuurd. We gaan de deur uit en lopen rond in de buurt. We ontdekken nieuwe plekken en kijken met andere ogen naar de vertrouwde. De natuur staat in bloei, gele en witte bloemen veroveren het straatbeeld. De wind blaast fel in onze gezichten, maar het is geen februaristorm. Het gras danst vrolijk heen en weer op het ritme van de schrale oostenwind. De hemel kleurt blauw, de zon schijnt volop. Een hond blaft ons verheugd toe, koeien doen een middagdutje in de wei, ze liggen tegen elkaar aan en openen even hun grote nieuwsgierige ogen als we hen groeten. We kopen kakelverse eieren uit een automaat langs de weg. Straks kruipen we in de zetel, maar eerst, om 20 uur, hangen we uit het raam, zwaaien we naar buren die we anders straal negeren en klappen we zo hard we kunnen voor de zorgverstrekkers, de ware helden van deze crisis.

Ine Moreels
78 2

Corona...

LOCKDOWN in het ziekenhuis, of wat CORONA COVID-19 teweegbrengt Zaterdagmorgen - 14 maart Nietsvermoedend worden we wakker in het ziekenhuis - met op de TV een extra bericht over het virus. De GSM staat niet stil - iederéén lijkt me wel op te bellen met de vraag of dit bepaald ziekenhuis ook geen bezoek meer toelaat. Mijn wereld staat even stil - ik weet het niet - de verpleging geeft aan het niet te weten - en als klap op de vuurpijl, weet ook de telefonische infodienst van dit ziekenhuis van niets... De website van Minister DE BLOCK is thans duidelijk: vanaf heden geen bezoek meer mogelijk... géén plaats voor een overgangsmaatregel, de strikte quarantaine gaat in vanaf NU, ONMIDDELLIJK!  Praktische beslommeringen nemen de plaats in van emotionele : eind van de week - sommige patiënten geven aan geen kleding meer te hebben om te dragen - en in eerste instantie lijkt er geen enkele mogelijkheid om deze nog tot bij hen te krijgen.... Het ziekenhuis gaat in uiterste LOCKDOWN, de eerste uren mag er niemand meer IN of UIT! SECURITY staat op post bij de ingangsdeuren, die onherroepelijk sluiten. En toen.... Toen werd alles stil.... In de grote hal van het ziekenhuis, brandt een enkele lamp. De infobalie en inschrijfruimte liggen er verlaten bij - het is bijna griezelig te noemen. De bedrijvigheid die er anders heerst, maakt plaats voor een bevreemdende leegte - alsof de mensen die er anders lopen, zitten, staan of hangen in rook zijn opgegaan. Het enige geluid dat je af en toe hoort, is een enkele pc die men vergeten is af te zetten - of de lift die toch nog een dringend vervoer regelt... Stille kilte, op ieder verdiep hetzelfde gevoel - ook op Onze Dienst...Plots is het muisstil op de gang, de verpleging laat niet van zich horen of zien - zelfs niet wanneer de belletjes afgaan in de patiëntenkamers. Akelig stil, enkele stemmen roezemoezen wat, ze durven zelfs niet luidop speculeren waarom de stilte zo onwerkelijk heerst. Patiënten die, in normale omstandigheden, luidkeels alles in vraag stellen - vallen nu stil. Patiënten die van nature uit al stilletjes reageren - durven helemaal niets meer zeggen. Iederéén voelt dat er iets niet juist is - maar wat?!  Als patiënt zit er niets anders op dan wachten. Wachten tot de meeting er op zit, wachten op een statement van het personeel. Maar dat blijkt wachten op Goddot.... De enige info die er wordt gegeven, is via het blad dat op de deur wordt gehangen: GEEN BEZOEKERS MEER TOEGESTAAN WEGENS OVERHEIDSMAATREGELEN. Daar moet je het maar mee doen... 's Avonds blijkt dat het ziekenhuis toch nog 't één en 't ander door de vingers heeft gezien - kleding mocht wél nog gebracht worden - maar daarvan waren wij, de patiënten, niet of beperkt op de hoogte... Frustratie alom bij vele medepatiënten: communicatie is het sleutelwoord - en laat dat nu nét hetgene zijn wat we niet krijgen... Natuurlijk is dit een maatregel van het ziekenhuis - en moet het verplegend personeel zich daarbij neerleggen.... Gelukkig legt het personeel zich er niet enkel bij neer, sommigen leggen de maatregel naast zich neer en vertellen wél wat de afspraken zijn. Waarom de maatregel van kracht is. En zoveel meer.... De menselijke kant wordt niet vergeten door het verplegend personeel  dat ter plekke is - het BELEID echter behandelt de situatie KIL en KOUD. ZAKELIJK. Patiënten worden weer gereduceerd tot getalletjes en barcodes. De ver-van-mijn-bed-show voor ministers en inrichtende macht(en)... Hoe is het zo ver kunnen komen? Vanwaar deze paniek die uitbreekt, in en rond ziekenhuizen maar ook bij andere 'samenscholingen'? Horeca, Concerten, ja - zelfs reizen worden afgelast om wereldbesmetting verder in te dijken... En dat terwijl het virus zelf al veel gereisd heeft voordat het in België om zich heen begon te slaan. STRIKE 1 - CHINAEind vorig jaar onstaan in China - Ondertussen zijn er 179.073 besmettingen vastgesteld wereldwijd WAARVAN 78.078 mensne al genezen zijn verklaard en 7.074 het jammer genoeg niet overleefden. STRIKE 2 - ITALIEVia Italië bereikte het virus grote delen van EUROPA - WAARDOOR er in België1.058 besmettingen zijn vastgesteld en er reeds 10 overlijdens gelinkt worden aan het virus.Momenteel wordt men enkel getest wanneer men symptomen toont in 'ernstige gevallen' of wanneer men in de zorg WERKT. STRIKE 3 - ZORGEn wat dan met de patiënten, die ook met dit zorgpersoneel in aanraking komen? Die ook op de afdeling liggen met mensen waar op de deur prijkt "QUARANTAINE ZONE" en "ENKEL BETREDEN MET BESCHERMENDE KLEDIJ" ? Patiënten die géén mondmaskers ter beschikking krijgen - terwijl het vrplegend personeel VERPLICHT hiermee rond loopt? Ik vraag u, mensen die de regels maken en op dit moment aan de top zitten - wat is het verschil tussen zorgpersoneel dat werkt op een afdeling, en de patiënt die er ook dagelijks vertoeft? Dag in, dag uit - 24 op 23 - terwijl het personeel er 'maar' een shift komt draaien? Begrijp me niet verkeerd - ik STEUN de zorg - de verpleegSTERren die telkens weer toch hun gezondheid op het spel zetten. Een welgemeende DANKJEWEL aan al deze mensen - die toch weer extra risico lopen. Niet enkel voor zichzelf, maar ook voor hun familie en vrienden. DANKJEWEL aan die enkele vrpleegkundigen - die in deze drukke tijden toch nog tijd vinden om een praatje te komen slaan ; en de menselijke kant van het verhaal niet uit het oog verliezen. DANKJEWEL - MERCI - THANK YOU - jullie weten niet wat dàt in deze tijden van volledig patiëntenisolement betekent!     Gebruikte BRON 1: zorg-en-gezondheid.be (Uitbraak COVID-19)2: vrt.be (liveblog Coronavirus)3: info-coronavirus.beg  Mijn DRAAK Mijn VERHAAL op 16 maartDelen

CVDR
25 1

53 bedenkingen tijdens mijn week in quarantaine

Godverdomme. Je moet het die Klootzak wel geven dat Hij gevoel voor humor heeft. Moest ik in Hem geloven, alleszins. Soit, een paar weken nadat ik nog jaloers was op de marktwaarde van de eerste Belg met corona, belandde ik zelf een week in quarantaine met griepsymptomen. Of het corona is, weet ik niet en zal ik waarschijnlijk ook nooit weten. Maar ik weet wel zoveel andere dingen nu. Dit zijn mijn 53 bedenkingen, lessen, vragen … na een week thuisgevangenis. Teleshopping bestaat nog. Ik had mijn laptop gisteren wél moeten meenemen op het werk. Darth Vader is de vader van Luke?! Marc Van Ranst staat echt goed met oranje. Na 4 uur en 32 minuten is de batterij van mijn PlayStation-controller leeg. De stang van onze gordijnen is, ondanks het uitzicht, niet gemaakt voor optrekoefeningen. Er liggen nog 29 ongelezen boeken in huis. De buurvrouw oefent sinds kort elke avond een operavoorstelling in met haar nieuwe vriend. Ik heb een bruin vlekje onderaan mijn rechtervoetzool. Het langste gesprek dat ik met Siri kan voeren duurt 21 minuten. Marc Van Ranst staat ook goed met paars. ‘3 keer 1 per dag, niet 1 keer 3? En wat maakt jou de Grote Paracetamol-Expert?’ Siri vindt 8,5 centimeter wél groot. Dus daarvoor dient dat knopje op de microgolfoven. Pornhub-zoekresultaten stoppen niet na 10 pagina’s. Ook niet na 50. ‘Kortademig? Ja. Maar dat kan ook zijn omdat m’n voorraad koffiebonen vandaag onder de 40 gram is gegaan.’ Na de zesde keer is er een beetje bloed bij. Was dat lichtje naast de webcam ook al aan voor ik op de link in die mail klikte? Die Harry Potter wordt wereldberoemd, geloof mij! Er liggen nog 22 ongelezen boeken in huis. Social distancing voor altijd, maar dan zonder crisis en doden! Groetjes, een introvert. Het kost een spin (met acht poten) 183 minuten om van onze achterdeur naar de voordeur te geraken. Voor elke mail die ik delete, komen er twee nieuwe binnen. Dankzij Pornhub’s ‘Aanbevolen voor jou’ weet ik dat ik blijkbaar onbewust altijd al een stiefzus wou hebben om respectloos murw te neuken. Spinnen wandelen niet sneller als je er een blokje kaas voor houdt. Gilles De Coster is de mol, de bewijzen staan in m’n thesis van 300 pagina’s. Van al m’n toetsen zijn de F en de J het vuilst. Fok Joe naar die gast op HLN die beweert dat ik niet kan spellen. Dat hij zichtbaar is in foto’s, bewijst écht niet dat Alex Callier geen vampier is. Nobody puts Baby in a corner. Was dat het laatste velletje wc-papier? Stiefzussen vinden niks opwindender dan puisterige stiefbroers met nektattoos en missende tanden. ‘Wat ook exponentieel stijgt, Goedele, is mijn mentale gezondheid, voor elk uur dat ik geen nieuws volg.’ Ha kijk, er staat een tekstje in Gmail als je inbox leeg is. Fuck, twee nieuwe mails. Muggen zijn niet vatbaar voor corona. We konden maar hopen. Netflix zelf heeft geen eindcredits. Stop! Met! Jeuken! En toch had ik zombies cooler gevonden. Marc Van Ranst gaat de V-hals terug in de mode krijgen. Gelukkig beseffen die asociale idioten niet dat vochtig toiletpapier 1.000 keer awesomer is. Oké ja, maar denk ook eens aan hoe eenzaam mensen met ‘Free Hugs’-bordjes op dit moment moeten zijn. Als je een stiefzus laat kiezen tussen uitslapen of al pijpend gewurgd worden, kiest ze sowieso het laatste. Een snor?! Dus da’s niet gewoon Lambik zijn mond? Willy Vandersteen tekende antisemitische cartoons tijdens WO II. Hugo Boss maakte uniformen voor de nazi’s. Wikipedia is de shit. Radionieuws, voor iedereen die twijfelt of Johny Voners het laatste half uur nog niet is heropgestaan. Er zijn meer wolken die op Jacky Lafon in een kinderwagen lijken dan je denkt. Temptation Island, maar dan alleen met stiefzussen. Hier met die Emmy Award! Marc Van Ranst is de nieuwe Chuck Norris. Fuck, ik moet nog een week langer in quarantaine blijven. Dat we de komende weken allemaal een beetje meer Chuck Norris mogen zijn. Blijf binnen, blijf positief en blijf lachen, al is het met flauwe humor als de mijne. Hou jullie sterk, lieve lezers.

Hans Verhaegen
113 3

Corona Chronicles: dag 3

(Op rafelkath.wordpress.com hou ik een logboek bij over de toestand in Spanje en meerbepaald Valencia. Hieronder vind je de post van 15 maart.) Sinds vandaag patrouilleren de politie en de guardia civil door de straten om te controleren of de mensen die op straat zijn daar ook echt een reden voor hebben. En hoewel we nog maar drie dagen ver zijn, begint het tot ons door te dringen hoe hard dit nog gaat worden. Vooral voor kinderen en ouders is het allesbehalve eenvoudig de hele dag op elkaars lip te zitten. Hoe groter je huis, hoe eenvoudiger. Maar de meeste Valencianen wonen op een appartement. Gelukkig komen er via de telefoon, de computer, of gewoon via het open raam prachtige demonstraties van samenhorigheid, positivisme en creativiteit ons afgesloten wereldje binnen. Nee, het is niet eenvoudig opgesloten te zitten. Maar de meeste huizen en appartementen hebben een balkon of een terras, en die worden nu ten volle benut. Mensen spreken af om op bepaalde tijdstippen vanaf het balkon te applaudisseren voor de gezondheidswerkers, samen vanop een veilige afstand een biertje te drinken, of samen muziek te maken. Ondertussen horen we zeggen dat het geen kwestie gaat zijn van weken, maar van maanden. Ik neem mijn agenda erbij en staar naar de afgelopen week. Donderdag is alles beginnen kantelen. Ik blader naar april en zie alle plannen die geschrapt zullen moeten worden. Er staan zaken tussen waar ik al een half jaar naar uitkeek. Maar zo is het leven: je weet het nooit. Al wat nu telt, is dat we hier goed doorheen komen. Dat, als we ziek worden (en volgens sommigen zal dat vrijwel onvermijdelijk zijn), we er niet teveel van zullen afzien, en dat we thuis kunnen blijven. 7988 besmettingen, waarvan 409 in de Comunidad Valenciana. Deze laatste paragraaf had qua inhoud eigenlijk onder de tweede paragraaf moeten komen. Maar ik heb ze bijgehouden om ermee te kunnen afsluiten: Rond zes uur in de namiddag installeerde onze overbuur zijn keyboard op het terras, en gaf hij voor de buren een mini-concert, samen met zijn buitengewoon getalenteerde dochtertje van zes, dat viool speelde. Aangezien hij ook de muziekleraar van mijn dochter is, was het alleshalve vreemd dat hij haar toeriep: “Wil je meespelen?” Dus ging dochterlief haar blokfluit halen en zo werd het duo een trio. Toen ze Beethovens vredeslied speelden, brak de zon door.

Kathleen Verbiest
85 0

Over spel. (Inzending Het Rode Oor - deBuren).

Ik hoor mezelf kreunen : “I’ll take care of you”. Ik hoor mezelf fluisteren : “Let’s fuck, kiss me.” Gehuld in fuckgear kijk ik naar het schouwspel van mezelf. Ik ontdek oneindige ruimtes waar ik nooit ben durven gaan. De tijd duurt en duurt en duurt… ik ben voelbaar. Ik ben vloeibaar zoals dat drankje dat ik genomen heb. Ik ben vatbaar voor pure fictie, porno en genot. Ik proef wat verboden is, een verlangen dat niet te blussen is. Ik ken geen schaamte. Dit is ook mijn verdriet. Ik berijd en ik word bereden. Getemd en verworpen. Geofferd en verrezen.  Mijn handen tellen honderd vingertoppen. Mijn lijf miljoenen handen. Zijn we echt maar met twee? Ik ben volmaakt gelukkig. Ik besta niet meer. Ik ben begeerte en lust. Ik ben porno. Ik ben het ritme van het stoten, ik ben de held van mijn film, ik ben beestig en lijfelijk. Ik denk niet meer, denken maakt van mij een gebroken man en mensen hebben liever geen scherven. Scherven brengen geen geluk. Ik ken geen angst meer; angst doet me herleven en ik wil nog niet herleven. Nu nog niet. Later misschien. Nu ben ik sensatie, nu ben ik seks. Nu ben ik in alle geilheid. Ik ben mijn toekomst. Altijd meer, altijd beter, altijd mooier, altijd smeriger. Filthy. Dirty. Kinky. Onze monden zijn als hellemonden. We seksen niet, we connecteren. Hard. Diep. Ruig en ruw. Het is veel meer dan seks. Het is pornosex. Het is chemseks. Het is liefde voor een ander dan jij, het is intens en het is even mooi als jij en ik. Het is kameraadschap. Deze keer was het ook niet anders. Iemand tegenkomen. Praten. Aanraken. Vrijen. Eerst met de ogen, dan met de handen. Neuken. Klaarkomen. Sigaret roken. Opnieuw praten. Het lichaam voortdurend op repeat zetten. Het scenario herschrijft zich keer op keer voor meer en meer. We’ve done it all before and now we’re back to get some more. Ook in “Voulez-vous” doet ABBA aan seks. Zijn gezicht ligt tegen mijn schouder gedrukt. Ik ruik de mannelijkheid die zijn poriën uitademen. In de kamer hangt een zware geur van geilheid, hoerigheid, leer en seks. De regen tegen de afgedekte ramen geven me veiligheid. Naast mij ligt een man die ik niet ken maar die ik misschien wel wil leren kennen. Ik wentel me in de stilte van zijn stoerheid en als een krolse kater kreunt hij zich tegen me aan. Ik voel de warmte van zijn zilte spieren. Zijn lichaam is niet perfect maar hij lijkt het te onderhouden, al merk ik wel een buikje. Ik bijt met mijn lippen in zijn harde tepels. Hij kreunt. Hij windt me op. Mijn nieuwe vriend heeft de brutale ruwheid van een alfaman, hij kust zoals een geliefde, sekst zoals in porno en streelt als een minnaar. Maar de realiteit is anders. Ik moet weg. Ik sta op. We zeggen niets. Alleen de stilte hoor je fluisteren. Het fantasme is beleefd. Ik voel zijn warme handen over mijn rug. “Ik moet weg” zijn de enige gesproken woorden. Ik vraag niet of hij van me houdt, of hij van me wil houden. Mijn verlangen naar hem raast door mijn lijf. Ik blijf dorstig en hongerig voor zijn wellust en zijn geilheid. Het blijft mijn geheim. Ik ken de gevaren van overspel, ik heb erover gelezen in Franse boeken en gehoord in Franse chansons. Mijn woorden van begeren durf ik niet uitspreken want eens ze zijn uitgesproken, verliezen ze al hun schoonheid en hun kracht en leven ze verder in verwarring en onbeholpenheid. Thuisgekomen voel ik mijn tepels nog gloeien maar het is een aangenaam gevoel van pijn. De geur van je parfum hangt als een spook in de kamer. Op een verfrommeld papiertje op tafel staat een onverschillig “Je t’aime, à demain” gekrabbeld, in een handschrift dat haast heeft om het huis te verlaten. Hier zal ik schrijven tot de laatste woorden verkrampt maar met kracht uit mijn lijf stromen, tot mijn rechterhand vergeeld en verlamd zal zijn, tot alle schriftjes van de wereld gevuld zullen zijn, tot mijn vermoeide ogen blind zullen staren, tot mijn driften getemperd en uitgeblust zullen zijn, tot ik vergeet te eten en te drinken, tot wanneer mijn schrijven mij in euforie zal houden en niet de drank of de drugs. Tot ik al onze minnaars zal overtroffen hebben in hun vergankelijke schoonheid, door mijn driften, door mijn handschrift en uiteindelijk door mijn rust. Tot ik alle minnaars met mijn woorden zal gedood hebben. Tot ik doorheen mijn gebroken venster je glimlach weer zal zien en jouw warmte alle kilte van de wereld zal blussen. Hebban olla uogala nestas hagunnan hinase hic anda thu uuat unbidan uue nu? Alle vogels hebben nesten begonnen behalve jij en ik, waar wachten we op?  

Erwin Abbeloos
11 1