Don't Believe The Hype: ter verdediging van Herman Brusselmans
Herman Brusselmans verdedigen is nooit bon ton geweest. Wie het in een kamer vol literaire snobs opneemt voor de bekende Gentse schrijver, wordt met evenveel begrip onthaald als een sollicitant die tijdens een gesprek in een kinderdagverblijf terloops vermeldt dat hij een jaar in de cel heeft gezeten voor zedenfeiten met minderjarigen.
Toch voel ik me vandaag verplicht om Brusselmans te verdedigen: tegen Unia, tegen de afwijzing van zijn collega-columnisten en tegen elke criticaster die in Brusselmans (ten onrechte) een antisemiet ziet.
Even samenvatten voor wie het gemist heef: Begin augustus sprak Brusselmans in zijn wekelijke Humo-column zijn afschuw uit over de actualiteit in het Midden-Oosten. Daarbij weerde hij de typisch Brusselmansiaanse hyperbolen, beeldspraak en schuttingtaal niet. Die column wekte zoveel controverse op dat Humo de column offline haalde, Arnon Grunberg zijn samenwerking met Humo heeft stopgezet en Unia en een viertal Joodse organisaties een klacht indienden wegens aanzetten tot rassenhaat en geweld.
Het oeuvre van Brusselmans kreeg in de loop der jaren veel kwalificaties: platvloers, oppervlakkig, repetitief, clichématig, … Maar hoezeer je ook kan discussiëren over de kwaliteit van zijn werk, het adjectief ‘antisemitisch’ kan je er met de beste wil van de wereld niet op kleven.
Stream of consciousnessDe heisa draait eigenlijk niet om de column. Het gaat om één uit de context gelicht zinnetje. In dat zinnetje identificeert Brusselmans zich met een Palestijn die slachtoffer is van het geweld in de Gaza-strook en daarbij een antisemitische wraakfantasie ontwikkelt:
"Ik zie een beeld van een huilend en schreeuwend Palestijns jongetje dat helemaal buiten zinnen om z'n onder het puin liggende moeder roept, en ik beeld me in dat dat jongetje m'n eigen zoontje Roman is, en de moeder m'n eigen vriendin Lena, en ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen."
Dat het beeld van een razende man die een Jood de keel oversnijdt walging oproept valt te begrijpen, maar wie - zoals Unia of een viertal Joodse organisaties - een klacht wil indienen mag dat nooit lichtzinnig doen. ‘Walging’ oproepen is immers geen misdaad, aanzetten tot racisme wel.
Wat Brusselmans doet is wat veel schrijvers van zijn generatie hebben gedaan en wat je vroeger overigens ook vaak zag in hiphop, metal, punk en alt-rock: haat en geweld bespreekbaar maken door er zo dicht bij te staan dat je er zelf bij betrokken lijkt. Brusselmans neemt in zijn column de positie in van een Palestijn die zijn vrouw verliest, de tranen van zijn zoontje ziet en vaststelt dat ook hij vatbaar is voor wraakfantasieën.
Is dat verlangen naar wraak choquerend? Ongetwijfeld. Heeft het een antisemitische lading? Absoluut. Maar zet het ook aan tot antisemitisme? Welnee.
Unia had zichzelf veel moeite kunnen besparen door ook de rest van de column te lezen. Daar lezen we immers expliciet de volgende waarschuwing:
"Je moet er natuurlijk altijd bij denken: niet iedere Jood is een moorddadige rotzak, en om die gedachte vorm te geven maak ik me een voorstelling van een bejaarde Joodse man die door m'n eigen straat schuifelt, gekleed in een afgewassen hemd, een nepkatoenen broek en oude sandalen, en ik heb medelijden met hem en krijg bijna tranen in de ogen."
De column is een stream of consciousness: Een man wordt overweldigd door nieuws uit het Midden-Oosten, barst uit in woede en laat zich enkele seconden meeslepen door wraakfantasieën om vervolgens met het schaamrood op de wangen vast te stellen dat ook hij te ver is gegaan. Het is de weerslag van het soort duistere gedachten waar veel mensen die het niet meer ziet zitten wel eens mee te maken krijgt.
Ken je klassiekersVoor Arnon Grunberg was de halfslachtige manier waarop Humo afstand nam van de column een reden om de samenwerking met het weekblad stop te zetten. Moordfantasieën – van welke aard ook – hebben volgens hem geen plaats in een magazine. Wel hoopt hij dat Brusselmans wordt vrijgesproken. Een schrijver mag zo'n dingen schrijven, maar dat wil niet zeggen dat een hoofdredactie zijn columns moet publiceren. "Sommige mensen nemen Brusselmans serieus", meent de auteur, "en zouden op ideeën gebracht kunnen worden."
Wellicht overschat Grunberg de populariteit die Humo geniet binnen de gelederen van neonazi’s en religieuze fundamentalisten. Wie anders dan zulke randdebielen zou in zo’n column immers een oproep tot geweld lezen?
De redenering van Grunberg doet een beetje denken aan de morele hysterie uit de jaren '80 en '90 toen in de VS controverse ontstond over hiphopartiesten als N.W.A. en Public Enemy of vermeende satanistische boodschappen in heavy metal. "Het zou mensen op ideeën kunnen brengen" was samen met "Denk aan de kinderen!" ongeveer het meest gebruikte argument om deze muzikanten het zwijgen op te leggen.
Uiteraard kan je jezelf afvragen of Brusselmans per se het extreme beeld van een moordaanslag moest gebruiken. Langs de andere kant hoort dat nu eenmaal bij de literaire traditie waaruit hij voorkomt. American Psycho van Bret Easton Ellis staat bol van grafische moordscènes, Charles Bukowski schrijft openlijk over verkrachting en huiselijk geweld, de Gangreen-cyclus van Jef Geeraerts is een langgerekte nachtmerrie van koloniaal geweld, rassenhaat en misogynie.
Stel dat we de gedachtegang van Grunberg even doortrekken. Moeten uitgeverijen dan ook ophouden met het publiceren van de oeuvres van Ellis, Bukowski en Geeraerts? En wat met de klassieker par excellence, de Bijbel, waarin niemand minder dan God zelve de vijanden van Israël bestraft met ziektes, hongersnood en genocide?
Toegegeven, literaire klassiekers en religieuze boeken kan je in verdediging nemen door te wijzen op de historische en literaire context. Maar als context er wel toe doet bij de klassiekers, waarom dan niet bij hedendaagse auteurs?
TaboesHet antwoord op die laatste vraagt is: uit schaamte. Een column als die van Brusselmans confronteert ons met vuiligheid die we liever onder de mat vegen. In een beschaafde samenleving is geen plaats voor antisemitisme en racisme.
En wat als het toch bestaat? Niet enkel bij de rechts-radicalen waar we eigenlijk op neerkijken, maar ook – op een onbewaakt moment – in onszelf? Dan verbloemen we de werkelijkheid. Opgroeien is immers ook je vuile kantjes onderdrukken.
Je laagste instincten onderdrukken werkt meestal prima en is doorgaans ook beter dan ze ongefilterd uitspreken. Een werknemer die een manager uitscheldt voor een incompetente zak met evenveel empathie als een vat zwavelzuur is doorgaans nefast voor de werksfeer.
Wat je niet bespreekbaar kan maken in de dagelijkse omgang, heeft echter wel zijn plaats in de gestileerde, gefictionaliseerde context van de kunst. Dat geldt zeker wanneer de laagst instincten van mensen voortkomen uit verziekte verhoudingen tussen bevolkingsgroepen en naties.
Wraak en vernederingMet een beetje gevoel voor overdrijving kan je de geschiedenis van conflicten beschrijven als een lange ketting van vernedering en wraak. De Frans-Pruisische Oorlog (1870-1871) leidde tot zeven decennia Frans wantrouwen tegenover alles wat Duits is, de Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog bracht de opkomst van de nazi’s met zich, het einde van de Tweede Wereldoorlog leidde tot de etnische zuivering van miljoenen Duitsers uit de voormalige oostelijke provincies van het Reich, enzovoort, enzoverder.
Alle vrome oproepen ten spijt is de actuele mens niet beter of slechter dan de historische mens. Wanneer een conflict losbarst ontstaan exact dezelfde patronen. Ketenen van vernedering en wraak zie je vandaag in Oekraïne, Rusland, Soedan, Myanmar, Palestina, Israël, Iran, Nagorno-Karabach, Congo, ... Maar je ziet ze ook dichter bij huis: in gezinnen waar huiselijk geweld een familietraditie is, in religieuze sektes, in verpauperde Britse steden waar extreemrechtse betogers in de clinch gaan met ordediensten en antifascistische tegenbetogers, ...
Waar anders dan in kunst kan je de woede en onmacht om zoveel onrecht beter bespreken? Waar anders kan je zo treffend de gedachtegang verkennen van een ziel in nood? Rapporten van mensenrechtenorganisaties? Sociologische studies? Laten we eerlijk zijn, geen hond leest ze.
Net daarom is het zo belangrijk om Herman Brusselmans te verdedigen. Zeker nu. Zelfs al vind je 99% van wat hij schrijft bladvulsel dat zelfs jouw hond beter kan verwoorden. Met een mogelijke veroordeling van Herman Brusselmans staat immers meer op het spel dan de carrière van een schrijver, het is een gevaar voor iedereen die op eigenzinnige wijze de schaduwzijde van mensen ter sprake wil brengen.
De krampachtige poging om elke normoverschrijding uit de weg te gaan leidt tot een steriele samenleving waarin geen mensen, maar atomen leven. Atomen die zich terugtrekken uit de wereld, bang om iemand te kwetsen of om het voorwerp te zijn van juridische vervolging of een trial by media. Niemand verwoordt die angst beter dan Brusselmans zelf. In de column die Humo een week na de heisa publiceerde, schreef hij het volgende:
“Je kunt je opwinden, je gekwetst voelen, doordrongen zijn van woede, ten prooi vallen aan wanhoop, en je kunt dat maar beter ondergaan binnen de vier muren van je eigen biotoop en er, behalve je geliefden, niemand mee lastigvallen, want als je dat wel doet, zul je verpulverd worden door hoon, verslagen worden door onbegrip, en in een hoek worden geduwd waarin je nooit hebt thuisgehoord.”
Brusselmans heeft de boodschap begrepen, waarna hij zich in de rest van de column – oh ironie – schuldig maakt aan alle platvloersheid, clichés en oppervlakkigheid die zijn critici hem altijd hebben verweten. Hij lult over het weer, over iced latte, over ‘schijten achter een struik’ en het woordje ‘kaka’.
“Laten we ons daarmee bezighouden", besluit de schrijver, pijnlijk bewust van de ironie van de siutatie, "terwijl we ons verder en verder verwijderen van de loop van de wereld.”
Meer heb ik daar niet aan toe te voegen.
Pieter Van der Schoot
Deze tekst verscheen eerder op mijn blog Observaties uit het ondermaanse.