Lezen

de sjamaan de medicijnman

joseph beuys noemde zichzelf de haas nadat hij gecrasht was met zijn vliegtuig in de tweede wereldoorlog verzorgden krimtataren hem met vilt en vet dat werden de grondstoffen van zijn kunstwerken al was ook de coyote onderdeel van zijn happening  i like america and america likes me de coyote was het spirituele dier van de natives de wall street journal waar het dier op piste en schijtte symbool voor het imperium was ook die andere kunstenaar niet schijnbaar sjamaan of medicijnman achilles cools, met al die kauwen op zijn lijf in die documentaire op canvas of wat te denken van koen vanmechelen met zijn cosmopolitan chicken jan fabre en zijn katjes vond ik minder geslaagd maar zijn parmahamzuilen waren dan weer wel een heerlijke doorn in het oog van de goegemeente of cloaca, de strontmachine van wim delvoye, of one trick pony jackson pollock met zijn in mijn bescheiden ogen wel geslaagd concept van action painting zelf heb ik mijn substantie nog niet gevonden de taal beheerst mij in plaats van andersom net zoals de gitaar ik verbeeld me walrus te zijn, narwal, lamantijn, doejong, dat maakt van mij een beginnende sjamaan, een medicijnman in wording iedereen is kunstenaar zei joseph beuys dat klopt volgens bepaalde narratieven al is banksy wel een genie zelfs volgens wall street dat kan niet van iedereen gezegd worden maar de dollar bepaalt niet alles ik vrees wel voor de mangaanknollen op de bodem van de oceaan mijnbouw heeft gemeen met dieren dat mensen ook in de aarde wroeten maar hoe diep is te diep grenzen zijn fluïde kijk maar naar mangroven waar vogels, vissen en kaaimannen zwemmen tussen de bomenwortels of de cenoden in yucatan, onder water gelopen grotten die nu duikers soms hun levens kosten en vroeger volgens de maya's heilige plekken waren, poorten naar de onderwereld er is magie en ironie in het alledaagse als je maar goed kijkt maar ik verkies de zwermen van de spreeuwen boven de autostrade de balofoon boven de vocoder de sequoia's boven de burj khalifa de apenbroodbomen en suikerbroodberg boven de bouwmaffia dat is de prijs die je betaalt voor bespiegeling de honden blaffen maar de karavaan trekt verder de wijze op de berg doet niet meer mee zotskappen daarentegen zijn er in overvloed    I like America, America likes me - The Thing About...Art & Artists - Joseph BEUYS

Kameraad 60
16 0

Slechts brokstukken

Het overweldigende gevoel, zich vertakkend in verwarring, stamt uit alle mogelijkheden, beweringen en waarheden die rond mij samentroepen. De ene al dwingender dan de andere. Als straatkinderen die in mij een rijke toerist zien, met zakken vol aandacht en ander snoepgoed. Ik ben in het verleden gul geweest, maar wil mij niet langer laten pluimen. Mijn strategie klinkt simpel: voelen wat voor mij klopt, de rest negeren. Alleen nog focus op het intuïtieve gevoel, geen verstrooiing door verhalen. De verhalen bonzen op de poort van mijn heiligdom. Ik zet daarom het volume van mijn innerlijke wereld hoger zodat ik ze niet hoor. Het duurde even voor ik die volumeknop vond. Het gebeurt nog dat ik hem even kwijt ben. Een illusie wordt niet altijd doorprikt door haar te doorzien. Weten dat er een illusie is, verandert de illusie niet. Het verandert voor mij wel de handvatten in hoe ermee om te gaan. Handvatten die ik eigenhandig uit mijn kern heb moeten beeldhouwen. Want het onechte diende zich aan zonder grip. Of: ik was het die zich aandiende in het onechte, om redenen die ik vergeten ben. Kwetsbaar, puur en open arriveerde ik ergens waar ik niet thuishoor, maar blijkbaar wel dien te zijn. Met alle informatie in mijn wezen, behalve de verhalen van deze wereld. Er werd mij geleerd hoe te denken en te spreken, en de verhalen overschreven systematisch wat ik wist zonder woorden. Denkend en sprekend in een taal die de mijne niet is, tracht ik, decennia later, te herinneren wie ik oorspronkelijk ben. Om het echte van het onechte te onderscheiden, is mijn gevoel er dus als enige betrouwbare leidraad uitgekomen. Uit het oneindige kluwen van redeneringen trek ik aan de lijn die me rechtstreeks naar ‘binnen’ leidt. Mijn houvast, mijn handvatten, zijn niet langer tastbaar. Ik vind tegenwoordig meer grip in de leegte, in het vacuüm van het zinloze. Wat ooit chaos leek, voelt nu bevrijdend. Ik verkies chaos boven gestructureerde verwarring. Wat zich in het onechte als logisch en normaal voordoet, maakt deel uit van een artificiële zingeving. Het is die zin, verzonnen, opgelegd of pijnlijk ontbrekend, die het leven van gewicht voorziet. Zonder die zin is er alleen maar bewegingsruimte. Zonder zingeving is er geen agenda of planning, enkel maar het aanwezig zijn in het moment. Deel uitmaken van de leegte. De onechte structuur waarin ik scheef groeide, maakte mij tot een samenhangsel van onbewuste stukken en vastgekoekte angsten. En zo bewoog ik mij doorheen oneindige raadsels van informatieve zingeving. Er openbaarde zich een oneindige zee aan mogelijkheden die ik kon ‘benutten’, waar ik iets mee kon ‘doen’, iets over kon ‘denken’ en ‘zeggen’, iets van kon ‘maken’. Allemaal met het achterliggende idee dat het ‘iets’ is. Dat ‘iets’ beter is dan ‘niets’. Maar met vallen en opstaan wist ik mezelf recht te trekken uit deze illusie en herinnerde ik weer dat ‘niets’ aan de basis lag van alles. Ik kan natuurlijk altijd ‘iets’ neerzetten waarvan ik weet dat het ‘niets’ is, om mijn tijd hier enigszins vermakelijk door te brengen, vandaar ook deze tekst. Het belang van materiële aanwezigheid reduceert enorm wanneer het besef van zinloosheid zijn licht, dat soms als een schaduw voelt, werpt op de dingen. Ik heb gegraven en gewroet in de bodem van wat mijn fundering zou moeten zijn; ik dacht er wortels te vinden, maar vond er vooral verhalen en verwarring. Dan maar in het ijle drijven en zien waar de stroom mij brengt. Er is nog weinig waarop ik mij kan vastklikken dat van waarde is. Ik moet mij in nauwe hoeken wringen om de normaliteit van de simulatie mee te spelen. Het comfort dat mensen in deze onechte wereld denken te vinden, is iets waar ze in hun naakte bewuste essentie nooit voor zouden tekenen. Maar hier, in de overweldigende beperking, geeft het schijnrust. Die schijnrust is een muur die ik al jaren aan het afbreken ben om te zien wat erachter ligt. En nu verschijn ik tijdens sociale interacties met slechts brokstukken, waarmee ik snel opnieuw een schamele constructie maak die het even volhoudt. Hoe lang nog? Mijn lichaam geeft nu duidelijker dan ooit aan dat de muur afgebroken is en ik quasi naakt in de leegte sta. Opnieuw kwetsbaar en puur. Ik ben dus niet langer bestand tegen interacties die niet authentiek voelen. De beperkende middelen en taal die ik nu gebruik om deze tekst te construeren, zijn tools van de matrix. Deze woorden zijn niet meer dan vage schimmen van het ‘niets’ dat nu in ‘iets’ gepropt wordt. Maar misschien valt er te snoepen van een glimp echtheid die uit de lege omhulsels lekt? Dat hangt natuurlijk ook af van het bewustzijn dat over deze letters dwaalt. De meeste mensen zullen op hun honger blijven zitten. Dat komt onder andere omdat ze in een omgekeerde wereld leven. Ze hebben zich daaraan aangepast. Ik blijf het lastig vinden, zo ondersteboven, en vind het in veel ‘normale’ situaties niet gemakkelijk om mijn maaginhoud binnen te houden. Ik voel me ook vaak moe. Moe van hier dag in, dag uit te zijn. Of te doen alsof ik hier ben. Schipperend tussen misschiens en mogelijkheden, het minimum uitvoerend, want ‘je weet nooit’. Veel schrijven en lezen omdat niet schrijven en lezen misschien ramen en deuren sluit. Ramen en deuren in de muur waarvan slechts brokstukken overblijven. Tekst door Karolien DemanFoto door Toni Meert

KarolienDeman
12 0

Commotie in Hyde Park

Een uit de hand gelopen hobby, zo noemde hij het plastisch. Hij probeerde te minderen. Hoe harder hij dat deed, hoe meer hij overliep. Alle begin is moeilijk. Vreselijk. Hoe was het zover kunnen komen? De scheiding, ja, die kutscheiding was de oorzaak. Daarna kwamen eenzaamheid, en verveling. Wie deed hij er trouwens kwaad mee? Niemand, toch? 't Is heus niet zo dat je er blind van wordt. Maar gelukkig evenmin. Hoe meer hij het deed, hoe mislukter hij zich begon te voelen.  Surfen. Urenlang. Plankzeilen naar porno. Een verslaving zoals een andere, had die hufter van een psychiater gezegd. Er bestaan pilletjes voor. Probleem opgelost. En daarna verslaafd worden aan die pillen? Niks van. Wilskracht is blijvender. Sterker. Het moest lukken. Omdat het moest. En omdat hij er stilaan gek van werd. Het sluimerde al lang niet meer. Domineren deed het. Gelukkig waren er nog die weekendjes met Sam, zijn zoontje. Weg van de verleiding. Om de veertien dagen had het leven zin. En hij even niet. Of wel?  Moeilijk. Gaan winkelen, naar Sams tennisclub voor een zaterdagse training of een zondagse wedstrijd, bioscoopje, McDonald's ... Waar het verzetten der gedachten aanvankelijk bijna als vanzelf ging, thuis, in de weekendroutine, verliep het tegenwoordig steeds stroever. De sleur doorbreken, dat had de hufter gezegd. Mentaal opladen en tegelijkertijd het hoofd vrijmaken van ... tja.  Zo was hij dit weekend samen met zoonlief op city trip in Londen. Om eens iets anders te doen dan gebruikelijk. Toen ze aan het wandelen waren in Hyde Park kwam er een vogel nogal dicht bij hen zitten.  ‘Kijk, een zwaluw, die zie je hier niet al te vaak,’ fluisterde papa toen hij haar opmerkte. 'Zwaluwen zijn snelle vogels die veel kwetteren. Trekvogels zijn het, ze willen zijn waar het heet is. Ze nestelen zich graag in vochtige holtes. Ja. Ik weet alles over vogelen. Volgens veel mensen brengen zwaluwen geruk, geluk bedoel ik. Dat lijkt me een mietje. Mythe.' ‘Kom, zwaluw!’ zei Sam, die maar weinig begreep van wat zijn papa allemaal vertelde. 'Kom, zwaluw!' probeerde hij nog eens, maar de zwaluw kwam niet dichter. ‘Dat is een Engelse zwaluw, jongen. Die moet je in het Engels aanspreken. Ik zal het zelf eens proberen’, zei z'n papa opgewonden. ‘Cum swallower!’ hijgde hij enthousiast. 'Cum swallower!' Fluisteren werd zeggen werd roepen.  Die twee politiemannen moeten boos zijn op die koppige vogel, vond Sam. Niet op papa die zo zijn best doet. 

Danny Vandenberk
10 1

De klas van varken, tijger, en giraf.

Hier volgt een tekst voor de mini-voorstelling die mijn dieren zullen opvoeren aanstaande woensdag voor Emile, mijn liefste kleinzoon. --beltoon startuur klas   Juf Omi zegt: kom binnen lieve dieren, kies een stoel. Wanneer de dieren zitten, vraagt de juf om aandacht. Dat doet ze niet door te spreken maar door stil te zijn. Muisstil is haar glimlach, haar ogen kijken zacht naar haar leerlingen. Ze heeft er drie, dat is een mooi begin voor de eerste dierenklas in het land.   Wat gaan we doen? Varken wiebelt van ongeduld. Dat komt wel, zegt tijger. Hij zit met rechte rug, een staart die afhangt tot op de grond. Giraf is altijd stil. Op zijn stoel met houten zitvlak kunnen wel tien giraffen, misschien is het dat wat hem zo klein doet lijken. Kijk, zegt juf. Ik heb vellen papier bij me die ik op tafel zal leggen, jullie mogen één vel uitkiezen. Varken staat onmiddellijk recht en kiest het roze blad. Tijger gromt, komt van de stoel af en kiest het vel met strepen die hij aan zijn tong plakt tot hij weer op de stoel zit. Giraf nadert als laatste de grote tafel, er liggen nog zes vellen. Het is moeilijk kiezen; hij houdt van roze en van groen maar ook van vlekken. Hij zegt tegen juf dat het vel hem te groot is, hij kan het niet meenemen. Omi knipt één vlek uit het vel en geeft het aan giraf.  Wanneer omi weer vooraan staat, merkt ze op dat iedereen zichzelf in het vel heeft gezien, voor zichzelf gekozen heeft. Het eigen vel lonkt, zegt ze. Twee dieren maken daarbij geluid: het varken knort en de tijger brult. Giraf blijft stil, zoemt bijna onhoorbaar. Wat bedoelen ze? Juf omi heeft nog iets in petto mét de dieren en de eigen vellen.

Ingrid Strobbe
2 0

Gitte

5 november 2024 was een droevige dag. Die dag is mijn kat Gitte gestorven, op de respectabele leeftijd van achttien en een half jaar. Ze kwam bij mij wonen toen ze drie was. Mijn vriendin Hilde had haar als kitten uit een nestje gered, samen met haar halfzus Trix. Ze waren verwaarloosd en zaten onder de vlooien. Gitte was gitzwart, Trix spierwit. De zussen vormden geen harmonieus duo, Gitte durfde wel eens te grommen naar Trix, soms mepte ze haar. Op den duur was ze onhandelbaar en arme Trix was bang voor haar zus. Enter Gitte in mijn leven. Ik woonde pas alleen en was net geopereerd. Ik zat me hele dagen thuis te vervelen en toen Hilde vroeg of ik Gitte wilde adopteren, had ik niet veel bedenktijd nodig. Ze was bazig en had haar kleine kantjes maar toch was ze een leuk, grappig dier. Ze trok in bij mij, met allemaal nieuwe spulletjes : krabpaal, kattenbak, speeltjes en kommetjes. Ze maakte veel misbaar in haar kattenmandje en eens ze er in de woonkamer werd uitgelaten, verstopte ze zich onder de zetel. Daar bleef ze de eerste drie dagen en ze liet niet van zich horen. Wanneer ik thuiskwam waren de brokjes wel opgegeten, dat was het enige teken van leven dat ik kreeg. Tenslotte waagde ze zich voorzichtig in de nieuwe omgeving. Al sluipend, pootje voor pootje. Ze snuffelde nieuwsgierig aan mijn vingers en stond toen toe dat ik haar aaide. Toen Hilde op bezoek kwam, keek ze brutaal in haar richting. – Jij hebt me gedumpt maar hier is het veel beter! Toen keek ze de andere kant uit en besloot Hilde voor altijd te negeren. Haar vertrouwen groeide en ze begon zich langzaam thuis te voelen, kopjes gevend aan de meubels, de deurposten en de benen van haar nieuwe vrouwtje. – Zo slecht is het hier niet en er zijn geen concurrenten.  Ze probeerde verschillende plekjes uit. De krabpaal werd goedgekeurd maar de leuning van mijn zetel was nog veel beter. Daar had ze een goed overzicht en kon ze zich mijn streeltjes laten welgevallen. Op de schoot zitten vond ze maar niks en ze wilde zeker niet opgepakt worden. Ze moest altijd de controle hebben. Zo was ze altijd geweest, misschien had het met haar moeilijke jeugd te maken. Ze had speeltjes meegekregen, pluchen muizen en balletjes en een laserlichtje. Leuk, maar het liefst speelde ze met touwtjes of met plastic zakken.  Gitte was een mensenkat, en nu ze het alleenrecht had op alle aandacht, streeltjes en eten, voelde ze zich zichtbaar goed en ze was een lief, aanhankelijk beestje. Ik vroeg me af of ik een hond of een kat in huis gehaald had. Ze ging overal met me mee, tot aan het toilet toe. Wanneer ik thuiskwam stond ze achter de deur te wachten met haar staart als een vraagteken in de lucht en trakteerde me op een miauwconcert. Het maakte eigenlijk niet uit hoe lang ik weg was, of ik nu even naar de brievenbus ging of ik was een weekend weggeweest, ze verwelkomde me altijd enthousiast. – Waar ben je zo lang geweest? Ik was hier helemaal alleen, niemand om mee te praten. Zoals alle kattenbaasjes praatte ik met haar. Dat had ze graag, ze was een echte babbelkous, ze miauwde heel veel en heel luid. Ik begon haar kattentaal te begrijpen. Een luide miauw : ik wil aandacht! Ik wil streeltjes! Speel met mij! Die gebruikte ze de hele dag door. Kreeg ze niet meteen de aandacht die ze vond dat ze verdiende, kon ze ook nog met haar poot uithalen. Miauwaawaaw! De verontwaardigde miauw : je zit op mijn plek! Je stoort me! Laat me met rust! De ongeduldige miauw : ik heb honger! De zielige flauwe miauw kon voor vele doeleinden ingezet worden. De kotsmiauw : vooral handig voor de baasjes. Een heel luid klagerig gejammer. Je kon haar dan nog net op tijd verplaatsen zodat ze de zetel of de mat niet onderkotste. Als ik eens per ongeluk op haar poot trapte (ze ging ook altijd tussen of achter mijn benen staan) gilde ze : Waaaaaw! Dat deed ze ook wanneer ze nog maar dacht dat ik op haar ging trappen. Een echte dramaqueen. Na dertien jaar met zijn tweetjes in mijn appartement, verhuisden we naar dit huis dat ik samen met mijn vriend gekocht had. Gitte kreeg een plusbaasje. Toen hij nog ‘een’ vriend was en bij mij op bezoek kwam, zat ze hem belangstellend te bekijken en knipperde dan met haar ogen. – Jij bent oké. De verhuis was lastig en stresserend. Ik had haar in een kamer op de bovenste verdieping gezet met al haar spullen. Haar lievelingseten, mousse van de Aldi, in haar kommetjes. Maar ze kon amper eten van de stress en zat met grote zwarte pupillen achter een gordijn. - Kom toch naar beneden, Gitte! Ze waagde zich in de woonkamer die nog vol rommel stond. De nieuwsgierigheid won het toch van de angst. Tot ze iets omstootte en terug naar boven vluchtte. Het duurde even voor ze haar draai vond, maar trappen op en af lopen deed ze alsof ze haar hele leven niets anders gedaan had. – Ze gaat zich zo goed voelen in jullie huis! Mensen dachten waarschijnlijk dat ze het fijn zou vinden, meer ruimte en een klein tuintje waar ze op het gras kon rollen en naar de vogeltjes kijken. Eigenlijk kon het haar weinig schelen. Ze was nu op de leeftijd gekomen dat ze het liefst lag te soezen op haar troon, de leuning van de zetel voor het raam. – Kijk nu eens, Gitte, een vogel! Ze hief haar kop even op, keek met een dwaze blik de tuin in, draaide zich dan om en sliep verder. – Boeit niet.  De kelder was wel interessant, met veel vieze hoekjes om in te snuffelen. Dan kwam ze naar boven met haar snorharen vol stof en spinnenwebben. Gitte was niet meteen het scherpste mes in de lade. We grapten soms : ze stond vanachter in de rij toen het kattenverstand werd uitgedeeld. Ter compensatie kreeg ze een flinke dosis slecht karakter. – Miauw! – Gitte, moet het baasje kwaad worden? – Miauw! Miauw! – Baasje wordt kwaad, Gitte! – MIAUW! Baasje stormde op haar af en overlaadde haar met streeltjes. – Rrrrrrrr Ze vond dit spelletje zo leuk dat ze begon te spinnen nog voor hij bij haar was. Het werd een dagelijkse routine. Ze liep steeds minder de trappen op en af. Haar vacht werd grijzer en dunner. Ze kwam ons niet meer enthousiast begroeten wanneer we thuiskwamen. Ze begon steeds luider te miauwen en te jammeren, op vaste tijdstippen. Ik bracht haar naar de dierenarts die me vertelde dat dat gedrag meer voorkomt bij katten op leeftijd, het is een vorm van kattendementie. Haar bloedresultaten waren oké, ze was nog altijd in goede gezondheid. De laatste weken veranderde haar gedrag. Ze babbelde  minder maar werd steeds onrustiger : oren  gespitst, grote pupillen. In plaats van rustig te dutten, doolde ze steeds meer rond in de woonkamer. Soms blies ze wanneer we haar wilden aaien. Ze krabde niet meer aan de paal, ging niet meer op de trap en ging niet meer zitten om te eten : ze zakte wat door haar poten en ging boven haar kommetjes hangen. Had ze last van haar achterpoten of haar buik? Naar de dierenarts dan maar? Misschien deed ik meer kwaad dan goed door haar al die stress te bezorgen. Maar nu kon ik er niet meer naast kijken, er was iets aan de hand.   – Gitte mag binnenkomen. De dierenarts opende Gittes medische dossier, begon te tikken en gaf ons een lange uitleg over artrose en kattendementie. Ze voelde aan Gittes buik, Gitte blies en gromde. – Je zou haar pijnstillers kunnen geven. Het was onmogelijk om een pilletje in Gitte te krijgen en omdat ik toch iets wilde proberen, stelde ze voor haar een inspuiting te geven die de artrose zou vertragen. Gitte krijste en blies toen ze het prikje kreeg. We brachten haar naar huis en hoopten dat ze dit ellendige doktersbezoek snel zou vergeten. De volgende ochtend vond ik een hoopje ellende op de mat. Versuft en bewegingloos. Ik aaide haar, ze reageerde niet, ze leek wel gedrogeerd. Ik legde haar in de zetel maar ze sukkelde er uit en begon rond te strompelen. Rondjes, rondjes, even versuft blijven staan, dan weer op de mat, proberen te gaan zitten, toch niet. Weer begon ze rond te dolen als een zombie. Af en toe lag ze half comateus op de mat, in een onnatuurlijke houding. Af en toe trok ze met haar pootjes. Het was weekend. Ze bleef door de living dolen en steeds maar toertjes maken rond de zetel, als een robot. Ze ademde en bewoog nog maar ze was er niet meer. We gaven haar alleen nog haar favoriete mousse en snoepjes. Ze dronk niet meer, af en toe likte ze eens aan de mousse. Ze ging niet meer op de bak. Een keer probeerde ze nog met haar pootje haar kop te wassen.Ik legde haar op mijn schoot, eerst zwiepte ze met haar staart en liet een heel flauw miauwtje horen maar dan leek ze tot rust te komen. Ik legde mijn oor tegen haar kopje en hoorde haar heel zachtjes spinnen. Ik bleef haar aaien en probeerde haar vacht wat te verzorgen, ze kon zich immers niet meer wassen. Het ging niet meer beter worden, ze was op, we moesten haar laten gaan. We weenden allebei. Maar ik wilde haar niet meer naar de dierenarts brengen. Op maandagochtend belde ik naar de praktijk en kreeg een assistent aan de lijn. – Deze week kan niemand langskomen, we zitten helemaal vol. Pas over twee weken. Ik probeerde een andere praktijk en kreeg hetzelfde antwoord : geen tijd. Hilde stuurde me de gegevens van een andere dierenarts, nieuw in de buurt. Later op de dag kwam ze ook even langs, om Gitte nog eens te zien. De hele avond hield ik haar bij mij. Maar ik kon niet de hele nacht blijven zitten. Tenslotte ging ik toch maar naar bed. De volgende ochtend vond ik haar in dezelfde toestand : ineengedoken, ogen gesloten. Wachtend op de dood die maar niet wilde komen. Ik telde de minuten af tot het negen uur was en de nieuwe praktijk openging. Een vriendelijke stem aan de andere kant van de lijn. Ik legde de situatie uit. – Deze namiddag kan ik komen. Opluchting, maar nu ging ze ons dus echt verlaten. Ik stuurde Dirk een bericht. De hele ochtend zat ik te wachten met Gitte op mijn schoot, er viel eigenlijk niets anders te doen. Om kwart voor twee ging de bel. De dierenarts, Lisa, gaf me plechtig een hand. Ze had een kattenmandje bij zich. Ik had Gitte voorzichtig neergezet om de deur te openen en ze begon weer toertjes te maken rond de zetel.  - Ze heeft waarschijnlijk een attaque gehad, dit gedrag is niet alleen dementie. Toen Lisa haar het eerste verdovende spuitje gaf, krijste Gitte, dan zakte haar kopje naar beneden en ze werd helemaal slap.  Lisa scheerde haar pootje en bracht een katheter in. Ik streelde Gittes kopje, ging op de mat zitten en nam haar op mijn schoot. Lisa bracht een slaapmiddel in de katheter. Ik vocht tegen de tranen. Het laatste was een overdosis slaapmiddel waardoor haar hartje stopte. Het ging heel snel. Ik snuffelde nog eens aan haar vacht en legde dan haar levenloze lijfje in het kattenmandje. Lisa nam het mandje mee, Gitte ging gecremeerd worden. Ik ging met haar naar de voordeur, ze gaf me nog een hand. – Veel sterkte. Ik deed snel de deur dicht. Mijn hoofd was een hogedrukpan en nu ging het deksel eraf. ‘s Avonds kwam Dirk thuis. We zeiden niet veel, hij pakte zijn boodschappen uit, ik ruimde een beetje op. Plots begon Dirk ook te snikken met het laatste lege blikje mousse in zijn handen. Ik had me al een tijdje voorbereid op haar dood, maar had niet verwacht dat ik zo verdrietig zou zijn. De hele avond zag ik haar nog voor mijn ogen rondstrompelen. De volgende ochtend werd ik wakker met een bonkende migraine. Ik ging naar beneden, een pijnstiller halen. Dirk zat al aan het ontbijt en was op zijn gsm het nieuws aan het lezen. – Het ziet ernaar uit dat Trump gaat winnen. Met een somber gemoed ging ik terug naar bed. Later op de week vertelde ik het droevige nieuws aan Kangluo, onze poetsvrouw uit Tibet. – Ik bid voor Gitte, dat haar volgende leven goed mag zijn. Wij zeggen dat ze in de kattenhemel is, waar ze zoveel mousse en streeltjes krijgt als haar hartje maar begeert. En plots beseffen we : eigenlijk heeft ze altijd in de kattenhemel geleefd.                         

Ilse Janssens
3 0