Lezen

Tip

De bierkaartjes

"Goedemiddag. Wat mag het voor jullie zijn?" Het koppel, ik schat jonge zestigers, zit amper en de ober staat al aan hun tafel. Alsof het een wedstrijd is met de andere ober, die iets verder staat. Hij heeft een verwilderde haarbos en draagt een T-shirt van een rockband van voor zijn tijd."Een koffie, een pintje en een spie", zegt de man. "Een koffie, een pintje en een ....", herhaalt de ober en hij kijkt afwachtend naar de man, in de hoop dat hij het derde item nu wel begrijpt. "Een spie", zegt de man. "Ja, dat kennen jullie niet meer." De ober kijkt naar zijn collega. Help, lijkt hij te denken. Een spie? Is dat iets om te eten"Dat is een stukje hout, om onder de tafelpoot te steken. Ze staat wiebelachtig", zegt de man, waarna hij met de tafel schudt. "Oh, wij gebruiken gewoon bierkaartjes", zegt de ober. Hij is zichtbaar blij met zijn oplossing. Hij vist er meteen enkele uit zijn achterzak, plooit ze dubbel en steekt ze onder een tafelpoot. "Een spie, dat kent de jeugd niet meer", zegt de man terwijl hij gepast geld zoekt voor de drankjes.  Iets later, aan een andere tafel, staat een jongeman recht. Op de parking voor de zaak stopt een auto en daar komt langzaam een oudere dame uitgestapt. Ze kijkt naar de bakker aan de overzijde. De jongeman staat al naast haar. "Dag Rozette", zegt hij. Hij neemt haar bij de arm en voetje voor voetje stappen ze naar de bakker. Daarna gaat de jongeman terug bij zijn vriendin zitten. Enkele minuten later herhaalt het tafereel zich in omgekeerde richting.  Het andere koppel is ondertussen vertrokken. Het stapeltje met bierkaartjes ligt verweesd naast de tafelpoot op de grond. Op de tafel ligt nog wat kleingeld. Even verweesd.

Rudi Lavreysen
72 1

Dapper

Zaterdagavond.Ik ben doodop van een ganse dag ontspannen. Zo diep ontspannen dat het ijsbad op het einde een koud kunstje was.“Verbaast me niets!”, app je me.“Hoezo?”“Omdat ik je ken. Jij bent stoer en onverschrokken. En dapper.” Ik lach je woorden weg en zet koers naar mijn schoonouders.Ik koester de lange autorit, ook al ben ik geen held achter het stuur.Ik wil eigenlijk niemand zien. Laat me gewoon even zijn.Maar ik word verwacht voor het avondeten. We vieren meteen ook de verjaardag van mijn zoontje.Ik ben knullig in het organiseren van feestjes.Dit jaar valt zijn verjaardag bovendien tijdens onze zomerreis, dus ik heb het initiatief aan mijn schoonmoeder gelaten. En daar zit ik dan. Moe. Afweziger dan ik zelf fatsoenlijk acht.“Of het boeiend was, die opleiding?”Ik knik.Voor de vorm heb ik mezelf een dag op ‘opleiding’ gestuurd. Ik kijk rond. We zitten voor het eerst in de vernieuwde woonkamer.Wit en beige. Decoratie die ik niet snap.Het ziet er duur uit, maar de ruimte spreekt me niet aan.En ik hoor mezelf zeggen:“Het… mist wat karakter voor mij.” “Of ik de schildertechniek niet bijzonder vind?”Mijn man springt zijn ouders bij.Ik raak niet verder dan: “Njah.” Even later stuur ik jou:“Ik ben toch stoer. Net aan mijn schoonmoeder gezegd dat ik haar interieur niet mooi vind.”En ik voeg eraan toe:“Ik moest wel. Ze snapt de poëzie van het leven niet.” Dat was niet eerlijk.Natuurlijk beleeft ze op haar manier de poëzie — in de bodemloze liefde voor haar kleinzoon. Ze leeft voor hem.Maar dat bedoelde ik niet.Ik doelde op de verheerlijking van het functionele, door de mensen die mij omringen.Alles moet nuttig zijn. “Voor de vooruit.”En je mag natuurlijk niet vergeten ook eens 'leute' te maken.Het mag plezant zijn. Maar poëzie? Poëzie is iets voor op een kaartje bij speciale gelegenheden.Ze beleven ze niet, die schoonheid van geraakt worden —door een landschap, een sfeer, een blik, een woord. Ik leef voor die ontmoeting.Voor de schoonheid van het alledaagse. Vergis je niet, ik kom je niet vertellen dat ik me beter voel dan hen. Wel anders. Pijnlijk anders. Het doet me vrezen dat ik tekortschiet én te veel ruimte inneem.“Verrader! Ondankbaar wicht! Luilak!" Ik incasseer de snoeiharde zelfkritiek.“Wie denk je wel dat je bent?”Ik zet me schrap voor wanneer de woorden straks ook buiten mij zullen klinken. En dan herinner ik me:Jij bent onverschrokken. En dapper.Ik hou zo ontzettend veel van het leven! Ik richt me op, schraap alle liefde in mij samen en kijk mijn criticus zacht aan. “Denk er gerust het jouwe van, maar ik leef.” 

AnneliesPattyn
8 1

Stilvallen

We maakten van de feestdag gebruik om een dag vroeger op reis te vertrekken. Dit jaar zou onze vakantie beginnen zodra we in de wagen stapten. Geen haastig kilometers vreten, wel overnachten in het Château de la Bouchatte en onderweg de Puy-de-Dôme ontdekken. Alle stress achterlaten nog voor we goed en wel vertrokken waren. Stilvallen deden we. Om zes uur ’s avonds, op drie kilometer van onze voorziene tussenstop. Een pak abrupter dan gepland. Terwijl Arno in een kramp schiet, verbaas ik me erover hoe weinig informatief het dashboard vol lampjes is. Nog niet bereid de controle uit handen te geven, stel ik voor het knopje te zoeken om de motorkap te openen. Bij de aanblik van zoveel complexiteit moet ik lachen. Dapper ga ik op zoek naar het oliekannetje. Controleert niet elke zichzelf respecterende automobilist met pech het oliepeil? Een behulpzame buurman lijkt dezelfde mening toegedaan en voegt meteen de daad bij het woord. Hij wil er zelfs olie bij kappen, maar die blijkt helaas niet compatibel. Er komt een tweede buurman bij. Intussen bespeurt mijn zoontje een veel groter probleemgeval: met de buren komen ook katten mee… zwarte dan nog. Gefronste wenkbrauwen, gekrab achter de oren. En ook ChatGPT krijgt de motor niet aan de praat. Het begint me te dagen dat we dit niet zelf gaan verhelpen. Koppig kalm stop ik mijn man het nummer van de pechverhelping toe. Ze komen eraan — ten vroegste over anderhalf uur. De buurman biedt aan om Elias en mij alvast naar het kasteel te brengen. Arno blijft bij de wagen. De knoop in mijn maag trekt strakker aan; mijn buik weet dat we niet meer aan het stuur zitten. Ik doe mijn uiterste best die boodschap te negeren. Met een glimlach leg ik in verroest school-Frans uit waarom mijn man pas later zal aansluiten. Niet getreurd: we kregen een upgrade en mochten onze intrek nemen in de suite. Terwijl ik de specificaties van de massagestoel krijg toegelicht, verdiept Arno zich langs de kant van de weg in de beginselen van automechanica en verzekeringen — met de hulp van trouwe metgezel ChatGPT. En Elias? Die wil maar één ding: de spin in de hoek moet weg. Tegen elven maakt Arno niet onopgemerkt zijn entree. Je rijdt niet elke dag mee met een takelwagen. Uit het donker verschijnen overal helpende handen. Ik geneer me over onze rommelige bagage. In een recordtijd is de auto uitgeladen. Met elke koffer wordt mijn gemoed een beetje zwaarder. Alle info past op één enkel visitekaartje van de garage. De zorgvuldig bewaarde moeilleux au chocolat brengt weinig verandering in Arno’s zorgelijke gezicht. Ik kan je vertellen: een twijfelaar leent zich niet tot met twee liggen woelen. Bij het ochtendgloren ontsnap ik naar de tuin. Ik laat mijn ogen rusten op het vredige landschap. Blootsvoets hervind ik houvast in het verdroogde gras. Ik vul mijn longen met verse lucht. De zonnegloed ontspant mijn lijf als een warm bad. Langzaam lost de hoofdpijn op. De ochtendglans vervaagt wanneer Elias en ik ons ongemakkelijk installeren buiten op de stenen trap, wakend over de bagage. Meer dan anders struikel ik over mijn woorden, en mijn gevoel voor drama is ondermaats. Vier verhaaltjes van Panda en Eekhoorn later, nog steeds geen nieuws van Arno. “Er is geen auto!” De ontreddering in Arno’s stem laat geen twijfel bestaan. Hij maakt geen flauwe grap. Ik wil meer uitleg. Hij moest gewoon de geregelde vervangwagen ophalen. Wat kon er mislopen? Al te goedgelovig zijn dus. “Een reservatie door uw dossierbeheerder? Wij vinden niets terug, mijnheer. In deze periode een huurauto te pakken krijgen? Haast onmogelijk, mijnheer. Veel succes nog.” Blijven was geen optie. Alle kamers waren bezet voor het weekend. Bovendien voldeed het negentiende-eeuwse gebouw allerminst aan Elias’ ridderlijk concept van een kasteel. Hij wilde daar weg. We slenteren toch maar weer naar binnen om onze netelige situatie uit de doeken te doen. Heel even lijkt een lokale vertegenwoordiger wél iets gedaan te krijgen. Maar ons gebrek aan Franse bankcheques doet ons de das om. We grijpen opnieuw naast de wagen. De reisbijstand heeft een kamer in het Première Classe-hotel in de aanbieding. De recensies laten weinig aan de verbeelding over: vies, geen verse lakens, sauna, de deur gaat niet op slot. Dat wordt dus voor onbepaalde tijd kamperen op onze bagage — als we die überhaupt in die tien vierkante meter gepropt krijgen. Geen ridderlijk vooruitzicht voor Elias. Het getik van een antieke klok accentueert de ijzige stilte in de zitkamer. Arno’s lege blik verraadt een overvol hoofd. Ook bij mij dreigen de zorgen de spitsvondige ideeën te verstikken. Elias heeft zich overgegeven en ligt op mijn schoot te slapen. “Zou u geholpen zijn mochten we drie matrassen leggen in onze feestzaal?” We laten de tranen van opluchting stromen. Even later zijn we majestueus geïnstalleerd in onze ruimste logeerkamer ooit. Onze magen gevuld met een door onze gastheer geïmproviseerde lunch. Frikadellen met bonen uit blik. En dan rest ons niets dan voor de tweede keer stilvallen. Plots hebben we werkelijk niets meer om handen. Geen telefoontjes, nergens heen. Stilte. Terwijl Arno verbeten mogelijke scenario’s blijft uitdenken en Elias opgaat in zijn Lego-bouwwerk, rol ik mijn yogamat uit. Met de spanning laat ik ook mijn zelfmedelijden los. Tegenslag hoort bij het leven, dus ook bij dat van ons. Zeker lastig, maar niks persoonlijks. Bovendien zijn zowel mijn reisgezelschap als deze plek best charmant. Ik neem er vrede mee. Maandagochtend. Ik rol nog één keer mijn yogamat uit. Arno ijsbeert tussen zijn scherm en het toilet. Ik glimlach bij de gedachte dat we ons voorbereiden op de strijd met onze reis-‘bijstand’. Een nieuwe contactpersoon aan de lijn, uiteraard. “Uw wagen werd gesleept naar een garage waar ze er niet aan kunnen of willen aan werken… Een vervangwagen is budgettair niet mogelijk, mevrouw… Een oplossing, nee, die heb ik nog niet. Daarvoor bel ik u later terug… Blijft u vooral rustig, mevrouw, we zijn er om u te helpen.” Zijn communicatietrucjes werken als een rode lap op een stier. We schakelen alle hulpbronnen van het thuisfront in om de druk op te voeren. Iets na de middag zetten we koers naar onze vakantiebestemming, met een vervangwagen. Onze eigen wagen gaat alvast terug naar België. Onze vakantie kan beginnen. En nu pas voel ik het gewicht — van het verdriet. Ik mis iemand om bij thuis te komen met mijn verhaal.  De echo van eenzaamheid klinkt onverwacht luid. Ik weet dat zo voortaan scherper zal blijven horen.  Ik verstar. Ik herinner. Ademen volstaat. Ik probeer zachtjes te bewegen — met mijn pen over het papier.

AnneliesPattyn
4 0

tekst

Ik zag het te laat, maar het experiment wekte mijn interesse. En hier is het resultaat.   1. Het strand ... strekt zich eindeloos voor me uit, alsof God de eeuwigheid heeft geschapen uit een druppel water en het zand dat op het strand is uitgestrooid. Het voelt zo zacht aan en schittert zo in het licht dat te veel schittering je een beetje kan doen verdwalen in de duisternis onder je oogleden. Maar gefilterd door de wimpers wordt die vreugde van het moment geboren. De reus verheugt zich. In zijn kinderlijke spel strooit hij het zand uit, kneedt het, ruikt het en proeft het. De kristallen kraken tussen zijn tanden als kleine mesjes. Op de een of andere manier zou het een haaienbeet zijn, van binnen. Het strand wordt gladgestreken, de droomtuin wordt geboren onder de vingers van de reuzenhand. Concentrische cirkels en op de een of andere manier, vanuit de materialisatie van een gedachte, verschijnt die steen die het centrum definieert, het centrum van een abstract idee om een ​​content creator te definiëren. Voorbereid op het kortstondige leven van een vloedgolf. De zon verwarmt het zand en de vingers nemen deze warmte op. Met oneindig genot. Ze worden wakker in een ander leven, opgewonden door het ongeduld van een nieuwe manifestatie.     2. Het is een zomerdag, een gewone dag. En buiten vult het gelach van kinderen de ruimte, kristalhelder. De drang om te verrassen, om te doen, verschijnt. En met een simpele beweging zet ik de zak meel op tafel. Meel vers van de dorpsmolen die ik gisteren kocht. Het ruikt zo lekker en is prima, maar niet genoeg voor het gewenste recept. Ik pak de zeef en zeef het, met ritmische bewegingen. Ik haal mijn vingers er weer doorheen en het is alsof ik de textuur van het deeg en de smaak van de cake voorvoel. Ik doe warm water in de kom, kneed het langzaam, maar stevig en in het begin is het deeg plakkerig. Ik voeg er genoeg meel aan toe om het elastisch en luchtig te maken.Ik laat het rusten. Ik geniet van het moment. Ik kijk uit het raam naar de spelende kinderen... Ik glimlach en denk aan de verrassing in hun ogen wanneer ze proeven wat ik voor ze klaarmaak... Maar de klok gaat en ik word wakker. In mijn droom heb ik de allerlekkerste cake gebakken.        

Manuela
8 0
Tip

De zeven zegeningen van Draak Morophin

De Unief van de Stamboomgerelateerde Dapperen, Kantoor van de Allerhoogste Dappere (Eerst en vooral: Tip van de week zijn, maakt mijn week goed. Ik word daar altijd lichtjes euforisch van. Inclusief hupppeltje op weg naar het werk en zo van die dingen. HARTELIJK BEDANKT voor de ongelofelijk mooie woorden in verband met onderstaand stukje tekst. Het is altijd bijzonder leuk als een verhaaltje over wassmoosen, vuurtorens en Wilderen (of de inleiding ervan) waardering krijgt :) Dus bedankt om ons te laten zweven, daar drinken we een warme choco op!) 'Meneer Hunister, u bezorgt onze school een bijzonder slechte naam.' Nordaque Hunister hoorde al zijn hele leven dat hij intelligent was, briljant zelfs. Al zat daar nu enige verandering in aan te komen. Hij verheugde zich er toch wel een beetje op. Hij stond met keurig neergeslagen ogen voor de werktafel van de Allerhoogste Dappere.  'Ten eerste, jongeman, stop uw hemd in uw broek. U stormt hier binnen alsof u recht uit bed komt. Begrijpt u waar u staat?' 'Ja, meneer.' Nordaque Hunister (Nord voor de vrienden maar hier, in deze school, noemde niemand hem zo en hij miste het.) begon aan de onmogelijke klus om in enkele seconden tijd zijn voorkomen te fatsoeneren. Hij kwam niet uit zijn bed gerold maar uit dat van Hester. Er gleed een vaag glimlachje rond zijn lippen voordat zijn gezicht opnieuw het ondoorgrondelijke masker terugkreeg. Hij temde zijn haar, plooide zijn mouwen keurig over en stopte zijn hemd in zijn broek. Hij knoopte zijn das netjes en overwoog toch om het bovenste knoopje van zijn hemd open te laten, de kraag zat als een strop rond zijn hals.  'Tsss.' De Allerhoogste Dappere klakte bestraffend met zijn tong nog voor Nordaques vingers het knopje bereikten. 'Waag het niet', luidde de boodschap. Hij stond te kijk gezet, vlak voor de werktafel. 'Goed, daarmee zal ik het maar moeten doen. Meneer Hunister, weet u hoeveel er van dit gesprekje afhangt?' 'Ja, meneer.' 'En u vond het niet nodig om een vers hemd aan te trekken, uw schoenen op te blinken, uw haar te kammen en op tijd te komen? U neemt dit niet zo serieus als zou moeten.' Nordaque hield wijselijk zijn mond. Hij hoopte ergens, een heel klein deeltje van hem, om van school geschopt te worden. 'Dit is De Unief. van de Stamboomgerelateerde Dapperen, meneer Hunister. Uw ouders, grootouder en de rest van uw stamboom, liep hier school. Hier begon hun loopbaan en uw familie behoort al jaren tot de top van dit land. Zij bepalen mee en al keur ik de meningen en acties van uw familie niet altijd goed, ze zijn wel doorslaggevend.' De Allerhoogste Dappere vlocht zijn vingers in elkaar bovenop de tafel en toverde een min of meer begripvolle uitdrukking op zijn gezicht, waarmee hij wilde aantonen dat jongemannen in crisis de meest normale gang van zaken was. Nordaque zat niet crisis. Hij hield gewoon niet van school. 'Al eeuwenlang levert deze plek nieuwe koningen, generaals en andere hoogwaardigheidsbekleders af. Dit land draait op onze oudstudenten. Hier studeert het kruim van het kruim, de besten, diegene met een goed verstand. Jongens en meisjes als uzelf krijgen les van professoren van uit iedere hoek van de wereld, zodat ze klaar zijn om de toekomst te bouwen. Wie hier de aula verlaat, heeft een doel. Wat is het uwe, meneer Hunister? Wat wilt u later doen als u groot bent?' De vraag verraste hem. 'Nog niet over nagedacht, meneer.' Eigenlijk wilde hij veearts worden, met een specialisatiejaar in wassmoosen. Niet dat hij het ooit luidop zou zeggen. Zulke lessen zaten hier niet in het lessenrooster. 'Wilt u in de politiek? Schrijver worden? Lesgeven...' 'Ik weet het niet,' herhaalde Nordaque.  'Uw inschrijvingsgeld is groter dan het jaarloon van ons keukenpersoneel, meneer Hunister. Het is een eer om hier te mogen en te kunnen studeren. U slaagde met glans en met verbazende resultaten voor ons toelatingsexamen. Uw gebrek aan inzet en motivatie verbaast mij een beetje. Ik ken uw ouders. Ik weet waar uw wieg stond en waar u heen gaat, al weet u dat zelf nog niet. Maar met zulke cijfers haalt u het einde van het jaar niet, maak ik mezelf duidelijk? U brengt ons in schande met uw gedrag. We zagen al heel veel door de vingers, u bent een veelbelovende student en heel veel ogen zijn op u gericht...' Nordaque knikte gedwee, zoals altijd en luisterde maar met één oor naar de tien minuten durende preek. Daarin uitsluitend lof voor de school, de beroemde studenten en de professoren, natuurlijk. Ieder van hen had zijn wortels in De Stamboom, die wortelde diep in de aarde van één of ander ver afgelegen eiland, Brès genaamd. Zij stamden af van de oorspronkelijke Dapperen, een groep mannen die met gevaar voor eigen leven, een einde maakte aan de heerschappij van de Wilderen. Door dat volk zo goed als helemaal uit te roeien tijdens een bloederige maar korte inval op het eiland Brès. Schedels spleten, botten braken, vrouwen werden kortstondig weduwe alvorens ze weggevoerd werden, de galgen draaien overuren en er volgde een intense jarenlange klopjacht op al wie erin geslaagd was de aanval te ontkomen. Nord had zo zijn twijfels over de dapperheid van die groep maar commentaar op de Stamboombende en hun daden viel niet in goede aarde. Wilderen vormden een gevaar voor de mensheid, het kleinste kind wist dat.  Zijn blik dwaalde rusteloos af. De kamer had meer dan genoeg afleiding te bieden. Met als pronkstuk een grote glazen bak op een massieve, donkere steen. De steen op zich was al een meesterwerk.  Loodzwaar. Met sierlijke taferelen vol draken en veldslagen. De tombe van de Eerste Allerhoogste Dappere. De tombe was er eerst, de eerste steen van de toekomstige school voor beloftevolle jongeren, zo stond er in de brochure van de school. De Unief. vormde zich op bijna organische manier rond het meubelstuk na het tragische overlijden van de Eerste Dappere. De man, pas veertig geworden maar al een rijzende ster in de academische wereld, was niet opgevreten door een draak, zoals Nordaque altijd had gedacht. Hij ruilde het tijdelijke met het eeuwige ook niet in tijdens één van de bloederige veldslagen op het eiland Brès. Nee, hij was van de klif getuimeld na een dronken nachtje stappen in het dorpje Konquelphous. Zo de woeste zee in. Kliffen zijn dodelijk, dat stond op het bordje bij de rand, daar geplaatst door de oplettende burgers van Konquelphous. Waarna zijn volgelingen zijn lijk nog naar boven mochten sleuren. Eerder op die avond had de Eerste Allerhoogste Dappere luid verkondigd dat hij verzot was op de kliffen van Konquelphous en zijn maten interpreteerden die woorden als: 'Daar wil ik ooit begraven worden'. En zo geschiedde.  Dus trokken ze de school maar ter plekke op, zo uit donkere stenen rechtstreeks uit de klif gehakt. Het duurde jaren om het bouwwerk klaar te krijgen. Menig arbeider tuimelde in navolging van hun leider, de dieperik in tijdens de werken. Die kregen geen eervolle tombe en weinigen werden ook maar gezocht maar hun namen stonden keurig in de inkomhal gegrift, als eerbetoon. Maar de school kwam er eindelijk: rotsvast, letterlijk en al eeuwen een baken voor licht en wijsheid en etc... De tombe diende nu als voetstuk voor een glazen bak waarin De Allerhoogste Dappere belachelijk kleine, veelkleurige draakjes hield. Vreemde keuze van huisdier. Nordaque liet de man voor hem rustig de loftrompet afsteken voor zijn naam, faam en bereikte doelen. Hij observeerde de draakjes. Op de werktafel stond een identieke draakje, onder een stolp. Steendood en vastgepind met naaldjes op een bloemetje, om zijn pracht te tonen. Het beest was verwaarloosbaar klein, nauwelijks groot als Nordaques hand, met dank aan de vleugels. De aanblik van de donkere poederogen op de knalrode vleugels bezorgden Nordaque een rilling. Hij voelde zich een beetje bekeken. Door een dood draakje. 'Het zijn Mobeese Jachtdraakjes.' De Allerhoogste Dappere legde zijn gerimpelde, met levervlekken overdekte hand liefkozend over de stolp. 'Zeldzaam. En meedogenloos in hun speurtocht naar Wilderen. Meneer Hunister, een jongeman met uw capaciteiten mag zijn leven niet zomaar vergooien. Dat is bijzonder slecht voor uw toekomst en onze reputatie. U kunt wachten in de gang, u wordt zo dadelijk opgehaald.' Nordaque vluchtte het kantoor uit en plofte op de stoel in de gang, naast de deur. Hij maakte zijn das los, het bovenste knopje van zijn hemd volgde.  'Zo dadelijk' vertaalde zich in anderhalf uur. Op het einde van de gang dook een magere kerel op. Met een ontevreden uitstraling die hem wonderwel paste. Hij marcheerde bijna de gang door, doelbewust richting kantoor en klopte aan zonder Nordaque ook maar aan te kijken, al zat die daar naast de deur. De deur ging open en weer dicht. Nordaque kauwde een tikje bezorgd op zijn onderlip, hij herkende de man van in het dorp grenzend aan De Unief. en zijn aanwezigheid hier beloofde niks goeds. 'Meneer Hunister, komt u maar binnen. Dit is de heer Danz,' stelde de Allerhoogste Dappere hem voor. 'Hij staat in voor uw werkstraf. Vier weken lang zal u iedere dinsdagmiddag en iedere zaterdagmorgen meneer Danz helpen met het uitvoeren van zijn job. Krijg ik een goed verslag op mijn bureau, dan begint u met een schone lei en verwacht ik goede resultaten zoals hoort bij iemand met uw talenten. Ik hoop dat dit even leerrijk voor u zal zijn als de lesblokken.'   (Inleiding van wat hopelijk een goed onderbouwd, logisch magisch getint verhaal zal worden, hahaha)

De Donderklif
69 1