Teksten

Leo Belgicus

               r e g e n                                             r e g e n                                                                        r e g e n                      dit       moet        BElgië            zijn !             k  a  s  s  e  i  e  n                k  i  n  d  e  r  k  o  p  p  e  n  betOnnnnnnn...........betOnnnnnnn..........betOnnnnnnn                                       betOnbanen      wegen                                                 op  groen                   auto’s                       banen                         wegen                           s      t      a      p      v      o      e      t      s                                                over  grenzen    [stad]              /               [provincie]               \            [regio]                                      {grens}   na    {grens}                   taal{grens}       / ÷ \       lands{grens}                    VOLHOUDEN !           NIET VERSAGEN !                                                                                   vóór je het beseft                                             ben je door dit restantje                                                     Leo BElgicus            zOnnnn                                                                     zOnnnn                                                                         zOnnnn

Esser
2 0

Beroemd

De auto stopte vlak naast me, bij de rand van het trottoir. Hij stond nog niet helemaal stil of het portier zwaaide open. Werktuiglijk zette ik een stap opzij. Een meisje wipte eruit en sprong voor mij. Ik bleef staan en draaide me naar haar toe. Een standaardmeisje. Make-up, gelakte nagels, hakjes. Achttien? Twintig? Ouder nog? Wie zal het zeggen. Al van hun twaalfde jaar zien ze er als dames uit.De man achter het stuur liet de motor draaien. Haar vader wellicht. Of lief. Ook dat valt met geen zekerheid meer uit te maken. Zo gauw ze achttien zijn, rijden ze in zo’n dikke Duitser. Ze plukte een vierkant boekje uit haar schoudertas.‘Mag ik een handtekening van u, mijnheer?’Een wolkje adem, een hoopvolle glimlach, glariënde ogen.Ze klapte het boekje open, een poëziealbum, en hield mij een balpen voor.Ik ritste mijn jas bovenaan wat open, schoof mijn hand in de linker binnenzak en toonde haar nadrukkelijk mijn vulpen. Die heb ik altijd bij me voor wanneer dergelijke gelegenheden zich voordoen. Het geeft gewicht aan de gebeurtenis. Ik glimlachte.Ze lachte ietwat verlegen terug. Zoveel plechtigheid had ze kennelijk niet verwacht.De man in de auto keek in de achteruitkijkspiegel naar de file die gestadig aan het groeien was, dan naar het meisje, of ze nog niet klaar was. Het was het uur dat iedereen naar huis wilde.‘Ik schrijf ook,’ zei ze. ‘Gedichten.’Ze hield het boek op de juiste bladzijde open. Ik schroefde bedachtzaam de vulpendop los.Achteraan in de sliert begon iemand te claxonneren. Dat was het onafgesproken sein om anderen tot een toeterconcert aan te zetten. Fietsers hielden verbaasd stil bij dat oorverdovende kabaal. Mensen met boodschappentassen en oudjes met rollator bleven staan gapen en vroegen zich af wat er aan de hand was. In enkele tellen vormde zich rondom ons heen een kring van nieuwsgierigen.‘Wilt u er iets bij schrijven, mijnheer? Voor Tanja of zoiets. Zo heet ik, Tanja.’Voor Tanja, met literaire groet, schreef ik en zette er met zwier mijn handtekening onder.Ook haar chauffeur begon nu driftig claxonstootjes te produceren om haar tot spoed aan te manen. Ik blies rustig en gewetensvol de inkt droog, kantelde de bladzijde wat naar het licht toe om zeker te zijn dat de inkt niet meer glansde en gaf haar het kleinood terug.'Dank u wel, mijnheer Grunberg,’ zei ze. Ze bekeek glunderend haar aanwinst en klapte het albumpje dicht. Terwijl de wagen al in beweging kwam en de stroom auto’s achter zich mee op gang trok, wipte ze erin en gooide me een kushandje toe.Het geloei van de claxons verstomde meteen. De fietsers hervatten hun weg. Het groepje mensen rondom mij loste zich op. De shoppers schoven weer verder langs de etalages. Weer iemand blij gemaakt.Ik schroefde de dop op mijn vulpen, schoof hem in mijn binnenzak en haakte hem vast aan de rand ervan. Mijn jas ritste ik tot boven toe dicht. Ik blies mijn handen warm, duwde mijn vuisten diep in de jaszakken en vervolgde mijn weg naar huis. Kan ik het helpen dat ik dezelfde bos kroeshaar heb als die beroemde schrijver? En een gelijksoortige bril draag? En dat ook ik, net als Arnon Grunberg, met een scheef mondje ben geboren? Al trekt het bij mij aan de linkse kant naar boven wanneer ik glimlach.

Esser
7 1

Leesdrift

Ze zitten naast elkaar, elk in een crapaudje, aan weerszijden van de salontafel. Daarop een vaas ridderspoor als een diepblauw scherm tussen hen in. Tegenover hen de huisbibliotheek die de ganse muur bekleedt met centraal daarin de tweeëndertigdelige encyclopedie. Zij is uit de zestiger jaren en dient enkel nog om afgestoft te worden. Maar de boeken hebben mooie ruggen. Rechter dan de zijne.
 Hij leest de krant op zijn laptop, met de stem van zijn vrouw als achtergrondgeluid.
 Ze heeft het over haar vriendin met wie ze vanmorgen geskypet heeft, over hoeveel de Vlaamse viceminister-president wel niet zou verdienen, over de fauteuiltjes die ze opnieuw wil laten stofferen. Ze denkt aan velours. Skai is misschien praktischer? 'Wat jij,' vraagt ze, zonder echt een antwoord te verwachten, alleen om even op adem te komen.
 Van die entr'acte in haar woordenvloed maakt hij gebruik om ook eens een interessant weetje te plaatsen: 'Een vrouw zegt gemiddeld twintigduizend woorden per dag.' 
Ze schuift de vaas wat opzij en kijkt hem boven haar bril fronsend aan. 
'Welke seksistische bron zegt dát nu?' 'Ik lees dat hier net op een serieuze webstek. Aan hoeveel woorden kom jij, denk je?’ 
‘Deugniet! Bedoel je daar iets mee?’
 Hij antwoordt enkel met een glimlach, vergezeld van een knipoog. Haar dagelijks woordverbruik schat hij een stuk hoger in, eerder dertigduizend. De hele dag door zegt ze alles wat ze denkt, wat ze ziet, wat ze hoort, wat ze weet. En wat ze niet weet, dat vraagt ze dan even terloops. Haar tactiek om hem uit zijn gedachtegang te plukken en in haar verhaal te slepen.
 Zoveel praten lijkt hem een vorm van verspilling. Eén pagina van een boek telt zo'n dikke driehonderd woorden. Dat heeft hij van een andere bron. Zo bekeken praat zijn echtgenote vlot een boekje van honderd pagina's per dag bij elkaar, wat tegen het einde van de week een ferme trilogie oplevert. Daarmee maak je een schrijver waanzinnig jaloers.
 Desalniettemin vindt zijn eega ook nog de tijd om welhaast één boek per dag te verslinden. Ze zegt daarbij geen woord. Finaal komt ze dan mogelijk toch niet ver boven die twintigduizend uit.
 Wanneer zijn gemalin aan het lezen slaat raast ze als een hst door haar boek. Ze zegt niets, ziet niets, hoort niets. Ook niet het carillonnetje van de deurbel. Of de telefoon die eindeloos maar vergeefs rinkelt. De aardappelen koken kissend over. Honger voelt ze niet. Hij wel.
 Zo is hij uiteindelijk zelf aan het kokkerellen geslagen. Hij vindt het zo spannend als een thriller: iets culinairs bij mekaar goochelen en naar een happy end proberen te leiden.
 Het gekletter van pannen en borden, het gepruttel, het gesis, de geuren, niets dringt tot zijn gulzig lezende wederhelft door.
 Als alles klaar is schuift hij zijn open hand uitnodigend tussen haar ogen en haar boek en zo snijdt hij haar los van het verhaal. Ze kijkt hem dan glazig aan en laat zich versuft naar de gedekte tafel leiden, als naar een dansvloer. Nog verdwaasd door het verhaal plant ze woordeloos een warme zoen op zijn lippen. Als aperitief.

   'Een man gebruikt slechts zevenduizend woorden per dag,' leest hij haar verder voor. 
'Zoveel haal jij niet,' zegt ze, 'Jij zegt nooit wat. Je zit met je neus in een of ander geleerd boek of je zit dromerig op je laptop te tokkelen. Als ik je niets vraag zeg jij ook niets.’ 
‘Weet je, lieveling, ik hou van je…’ ‘Goed zo,’ onderbreekt ze hem, ‘Als je dat nog enkele keren herhaalt geraak je misschien nog in de buurt van die zevenduizend woorden’.
 ‘Schat, ik hou erg veel van je,’ probeert hij nog eens. Ze schenkt hem een stralende glimlach. ‘Vooral wanneer je leest.’
 Haar lippen willen protesteren maar hij smoort haar antwoord met een kus.
 Haar handen glijden onder zijn T-shirt. ’Nu nog even niet, lieverd. Eerst wat werken. Mijn dagelijkse driehonderd woorden schrijven.’Ze slaat haar rimpelige armen om zijn hals. 
'Wat zul jij een appetijtelijk schrijvertje zijn, met die stijnstreuvelskop en dat paterdamiaanbrilletje.’
 Eén bladzijde per dag. Nog een dik half jaar te gaan, denkt hij, terwijl ze hem hartsgrondig kust. Dan zal hij net tachtig zijn.

Esser
0 0

Opleiding

Creatief Schrijven Kunstacademie Gent

Publicaties

Kunstgerelateerde artikelen en dito columns.

Prijzen

Laureaat dicteetekst voor de onlineversie van 'Het Groot Nederlands Dictee Heruitgevonden' 2019.