Over
zien
Anomalieën, allemaal kolder, ook
toen we droegen,
toen we snoven, toen we opbraken.
Zuchten over heuvels, hoe hard
we ook joegen. Ik zag alleen gespijker
planken
nooit echt een plan.
Mijn wapenkleed onderaan de trap
gelaten.
Op mijn sokken door het slijk. Waar ik ben
afgeblazen
Alles stemt tegen
het ge-
lijk
zinderend uitgesponnen. goud verwrongen; weggetrokken
Al blinkt het wel
tussen ons