Hij is nu niet meer dan een stip in de verte. Een zwaaiende stip. Ik wandel achterstevoren en zwaai wild terug naar mijn vader. De straat is, op ons na, volledig leeg en stil, alsof de wereld ons met ingehouden adem bekijkt ergens achter een gordijn.
Dit doet zeer.
Meer zeer dan ik had gedacht of gehoopt.
Ik vraag mezelf terug af waarom ik dit nou eigenlijk alleen wou doen.
‘Loslaten.
Ik moet leren loslaten.’
Nog een stap en hij verdwijnt achter de muren van Pamplona.
Ik zet hem.
Hij is weg.
Met verdroogde tranen op mijn wangen loop ik de stad uit.
Soms denk ik dat ik gewoon niet bestemd ben om volwassen te worden.
Ik bedoel, ik weet nog steeds niet hoe belastingen werken (en ik durf het nu ook niet meer te vragen), mijn planten blijven maximaal twee weken leven en bij het horen van ‘huisje, tuintje, boompje’ krijg ik spontaan een migraineaanval. Alle mensen rondom mij maken zich klaar voor het volgende hoofdstuk van hun leven terwijl ik liever terug wil naar heksensoep maken in de tuin en Harry Potter-boeken lezen. Ik ben nu eenmaal een moeders- en vaderskindje.
Een trouwe klant van Hotel Mama.
Een klein verwend nestje.
En vol bewondering kijk ik naar de vriendinnen die zich zorgen moeten maken over verzekeringen, huishuur en kapotte wasmachines. Zij durven tenminste op eigen benen staan.
Ik heb altijd al het gevoel gehad achteraan te lopen.
Of beter gezegd: te manken.
Alsof mijn mentale groeispurt een vertraging heeft opgelopen waar alleen de NMBS jaloers op kan zijn.
En nooit was ik kleiner dan hier, op die straathoek in Spanje. Niemand voor of achter me om me op te vangen als ik val.
Ik wandel, zonder stoppen, vijf uur aan één stuk door.
Ik heb nu eenmaal heel wat in te halen.
Maar hoe hard ik ook ren, in de ogen van de wereld blijf ik een snotneus. En blijkbaar moet ik, om volwassen te worden, eerst mijn rijbewijs halen, alleen wonen en ruzie staan maken over dekbedovertrekken in de IKEA. Dus dan ben ik nog liever even kind als het mag.
Een kind dat alleen kan zijn. Een kind dat zichzelf leert vertrouwen en liefhebben.
Een kind dat kan sprinten als het moet. En nu moet het.
Dus ik zwaai en laat je los, op deze straathoek van het leven.
Ooit zal ik mijn planten wel water leren geven.