Vier vissen zwommen
ze waren op weg naar de Noordzee
goede zwemmers waren het niet
met hun kleine vinnen kwamen ze maar traag vooruit
Bovendien had de Pladijs honger
was de Kabeljauw moe
verveelde de Pieterman zich
en had de Zeebaars het koud
'Waarom zwemmen we niet achter elkaar' vroeg de Pieterman
'Zo naast elkaar vind ik maar saai'
'Goed idee' antwoordde de Kabeljauw
'Als we in elkaars staart happen kan ik wat rusten'
'Ik wil wel vooraan' zei de Zeebaars
'Dan krijg ik het warmer'
Vier vissen zwommen achter elkaar
met hun kleine vinnen kwamen ze maar traag vooruit
Maar de Zeebaars had het nu wel warmer
de Pieterman meer plezier
en de Kabeljauw kon wat uitrusten
Behalve de Pladijs die nog steeds honger had
vond achter elkaar zwemmen maar niks
'Kon ik maar iets eten' zuchtte hij en keek omhoog
Aan het wateroppervlak vloog een vlieg voorbij
hij had ze gezien en dacht 'die lust ik wel'
Met zijn bek open zwom hij ernaartoe
en hapte in de lucht
hapte in het water
hij hapte
hapte
hapte
maar de vlieg was te snel
ze vloog telkens weer
op
en
neer
op
en
neer
Al dat happen deed het water bewegen
door de golven raakten de andere vissen achterop
Ze moesten elkaars staarten lossen
want goede zwemmers waren het niet
Vier vissen
zwommen terug naast elkaar
met hun kleine vinnen kwamen ze maar traag vooruit
en dankzij de vlieg
waren ze nog steeds op weg naar de Noordzee