Er viel niet veel te vertellen. Ik zag haar zoeken naar woorden. Iets zinnigs of iets banaals, het maakte al lang niet meer uit. Zolang deze stilte maar doorbroken werd. Na een lange tijd staren naar de ons omringende koppels veerde ze plotseling recht. Dat had ik niet verwacht. Nu had ze mij zuiver. Ik wist meteen dat dit geen handschoen was om zonder muts aan te pakken. En sjaal. Zelfgebreid. Door mémé zaliger. Erfstuk. Mooie herinneringen. Veel te laat gestorven.
Al sinds haar zestigste hoopte ik dat ze er het loodje bij zou neerleggen. Maar nee, ze bleef leven. En breien. Tonnen sjaals en mutsen kreeg ik 's zondags mee naar huis. Toen ze eindelijk stierf heb ik al die prikkende kloteboel naar Afrika gestuurd, die konden dat goed gebruiken. Mijn lievelingssjaal hield ik over: die van SV Zulte Waregem, hoogstpersoonlijk gekregen van Willy Naessens.
Ze ging weer zitten. Keek mij megadiep aan. Ik moest kuchen. Ze gaf mij een keelpastille. Ik gooide het pilletje in de lucht en liet het volmaakt in mijn open mond vallen. Ik vroeg haar of ze met mij naar bed wou. Ze zei niet nee. Ik bloosde van geluk. Samen stapten we door het dorp. Bij het kerkhof viel mijn frank. Voor deze vrouw zou ik sterven.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.