Hans Deckers

Gebruikersnaam Hans Deckers

Teksten

Superman

De tafel waaraan we onze boterhammen eten, is wankel. Dat is al zolang ik me herinneren kan, maar er is niemand die ernaar omkijkt. Op den duur vergeet je dan ook dat het ooit anders is geweest. Ik hou ervan om, wanneer ik eet, beurtelings met elke hand op het tafeloppervlak te duwen. Als ik daarbij mijn handen ver genoeg uit elkaar spreid, wankelt de tafel harder, zodat de melk in mijn glas beweegt. Ik stel me dan graag voor dat ze er weer uit wil omdat ze heimwee heeft naar het brik. Soms geeft mama me een standje en zegt ze dat ik niet mag spelen aan de tafel. Soms zegt ze niets, en staart ze nietsziend uit het keukenraam naar buiten, waar de blinde muur van het belendende gebouw het troosteloze uitzicht vormt. Na het eten speel ik meestal nog wat in de woonkamer. Ik hield altijd het meest van mijn verzameling steentjes. Ik heb hen vergaard op weg naar school en terug. Elk van hen heeft een speciale vorm en stelt een Pokémon voor uit het tijdschrift dat ik kreeg voor mijn verjaardag. In mijn klas had iedereen echte Pokémonpoppetjes. Die toonden ze aan elkaar op de speelplaats. Ik had enkel het tijdschrift. Ik zei hen niet dat ik geen poppetjes had. Ik zei hen er helemaal niets over. Een keer deed ik dat wel. Ze lachten me uit. Het eindigde met een blauw oog en gesmoord gesnik in mama’s rokken. Ze streelde me over mijn haren. Zei dat ik geen poppetjes nodig had om gelukkig te zijn. Maar ik hoorde het in haar stem. De pijn. De schaamte. Soms waren er van die dagen dat de fantasie niet wilde komen. Dagen waarop het grijs in het zwerk zo ondoordringbaar was, dat het zelfs de wijzers van de klok leek te vertragen. Dan zat ik lusteloos op de grond en rolde wat met de steentjes op en neer. Maar in het doffe licht dat door de ongelapte ramen naar binnen viel, kon ik er met de beste wil van de wereld geen Pokémon in zien. Mama streek dan over mijn haren, en moedigde me aan om het toch te proberen. Soms deed ik dat, maar soms bleef ik nukkig voor me uit zitten staren, de verveling om me heen gedrapeerd als een te dik, verstikkend deken. Het was op een van die momenten dat het mij voor het eerst opviel. Ik wierp een steelse blik op mama. Ik hoopte dat ze misschien naar mij keek en zag hoe ik me verveelde, zodat ze toch Pokémon voor me zou kopen, hoewel ik diep vanbinnen wist waarom dat niet kon. Maar ze keek naar me met een heel andere blik. In haar ogen las ik een mengeling van spijt en bitterheid die haar knappe gezicht lelijker maakte. Die avond hoorde ik haar huilen. Ik greep het lakenpunt vast en balde machteloos mijn vuisten. Boos liet ik mijn tranen de vrije loop en viel uiteindelijk in slaap, gewiegd door de regelmaat van mijn snikken, in dezelfde maat als het gedempte gehuil van mama onder mij. Nadien heeft ze nooit tegen me gezegd dat ik haar zo verdrietig had gemaakt. Het schuldgevoel daarover maakte me beschaamd, zodat ook ik er met geen woord over repte. Maar er veranderde wel iets. Op een dag merkte ik dat mama de krant had gekocht. Normaal deed ze dit nooit. Ze keek ernaar zonder de bladzijden om te draaien, en toen ze mijn blik merkte, legde ze de krant weg en glimlachte afwezig naar me. Iets in de manier waarop ze me had aangekeken, verried een zenuwachtigheid. Ze stond op en wandelde naar de keuken. Ik inspecteerde het blad in de krant dat ze las, maar er stonden geen tekeningen op, en lezen kon ik nog niet erg goed. Het was een bladzijde met allemaal kleine hokjes, die vol stonden met halve woorden waaraan ik geen touw vast kon knopen. Toen zag ik, in een flits, mama’s naam in een van deze hokjes. Maar ik hoorde haar terugkomen, en ging snel weer naar mijn speelgoed toe. Een tijdje nadat de bezoekers begonnen te komen, zag ik dingen veranderen in huis. Mama kocht af en toe eens kleren voor mij of voor haarzelf. Er werd iemand betaald die de ramen kwam lappen. Het licht dat de kamer binnenviel, liet de meubels er helemaal anders uitzien. Had het bankstel altijd al die vrolijke kleur? Op een ochtend stonden de ontbijtgranen in de kast waarvoor ik steeds zeurde in de winkel, maar die ik nooit kreeg. Ik lachte. Mama lachte, want ik was gelukkig. Maar de echte verrassing kwam na een paar weken. Toen ik thuis kwam van school, stond er een grote doos op de tafel. Nieuwsgierig gleden mijn ogen over het zilveren inpakpapier en de gouden strik. Mama had zitten wachten tot ik er was. Zenuwachtig veerde ze recht, drukte haar sigaret uit in de assenbak en presenteerde het cadeau zoals de meisjes in de gezelschapsspelen op tv de vaatwasmachine presenteren aan de winnaar: met wapperende handen en een kamerbrede glimlach. Even aarzelde ik; geloofde het niet. Zulk groot cadeau? Voor mij? Mama moedigde me aan met een trots knikje. Toen viel ik aan. Ik scheurde het papier open en zag wat erin verscholen zat. Een doos met daarin een verzameling van tien Pokémons. Mijn kreten vulden het appartement met een blijdschap die het zelden had gekend. Dagen, weken lang was ik niet weg te slaan van mijn poppenspel. In mijn fantasie speelden zich fabelachtige Pokémongevechten af. De vraag waar mama dit plots vandaan had gehaald, kwam helemaal niet in me op. Daaraan denk ik nu terwijl ik in mijn bed lig. Ik hoef niet op mijn klok te kijken om te weten hoe laat het is. Dat heb ik te danken aan het feit dat de gordijnen van mijn slaapkamerraam te kort zijn. Door de spijlen van mijn bed zie ik een rechthoek, op de vloer getekend door het licht dat onder de te korte gordijnstof door de kamer binnenglipt. Eerst bevindt hij zich bij de deur. Hij tekent een felle vlek op het blauwgrijze linoleum, en naarmate hij opschuift, wordt hij steeds zwakker. Nu is het laat, want de lichtbalk is tijdens zijn reis over mijn kamervloer uitgerekt tot een diffuus, langwerpig vierkant dat steeds minder te onderscheiden is van het duister dat in de kamer oprukt. Het is bijna zo ver. Ik voel de spanning opborrelen in mijn maag. Een tintelen, vol van verwachting en stiekeme hoop. Mijn hand glijdt onder het kussen en strijkt daar over de synthetische stof. Ik weet wat er gaat gebeuren. Mijn hart begint sneller te slaan en ik sluit alvast mijn ogen. Een seconde, twee seconden, drie … Ik hoor haar voetstappen op de trap. Achter mijn geloken oogleden is het duister volledig. Ik hou me zo stil mogelijk, zodat ze niet weet dat ik nog wakker ben. Haar voetstappen worden steeds luider en stoppen tenslotte voor mijn slaapkamerdeur. Zoals elke avond opent ze zo zacht mogelijk de deur; en hoor ik haar binnensmonds vloeken wanneer die deur langgerekt piept, onverschillig voor het late uur. Ze trippelt naderbij en bukt zich over me heen. Haar parfum wolkt in mijn neusgaten op het moment dat ze zich naast me bukt en haar lippen vluchtig mijn voorhoofd raken. Het intense gevoel van rust dat nu over mij komt, is onbeschrijflijk. Al het wachten in de minuten sinds ik in mijn bed geklauterd ben, heeft geleid tot dit moment. Een nachtzoen van mama. Daarna vertrekt mama nog niet meteen. Mijn ogen blijven stijf dichtgeknepen. Ik hoor haar, ze ademt zacht. Ze zet een paar passen in de richting van de kast. Ik hoor hoe ze een paar van de steentjes neemt die Pokémon moesten voorstellen. Ik vraag me af wat ze nu denkt. Een paar tellen later triptrapt ze naar de deur, sluit die zo zacht mogelijk achter zich en loopt de trap af. Pas als ik het slot hoor klikken, besef ik dat ik mijn adem inhield. Daarna bekruipt me het gevoel van onbehagen. Het wachten heeft nu iets gespannen. Komt er vandaag weer eentje over de vloer, of niet?Het blijft enkele minuten stil nadat mama de trap weer is afgedaald. Daarna klinkt heel kort de deurbel, niet meer dan een aanzet tot een echt gerinkel. Wanneer ’s ochtends de postbode aanbelt, klinkt het altijd veel langgerekter. Ik heb me een hele tijd afgevraagd waarom de avondlijke bezoekers niet langer op de bel drukten. Als mama het nu toevallig eens niet hoorde? Maar ze opent de deur keer op keer, en dan hoor ik haar zacht kirren als antwoord op het diepe gebrom van de, altijd mannelijke, bezoekers. Uiteindelijk begreep ik het. Natuurlijk, het was zo simpel…Ze wilden mij niet wakker maken. Nu lach ik erom als ik bedenk dat het enkele weken duurde om tot dit besluit te komen. Ingespannen lag ik toen te luisteren om te achterhalen waarover hun gesprek ging. Maar het duister in mijn kamertje was dik, en sloot het af voor duidelijke geluiden van buitenaf. Soms hoorde ik lachen, soms werd er gewoon gepraat. Wat alle bezoekers echter gemeen hadden, was dat ze na een tijdje niets meer zegden. Ook mama zweeg dan. Meestal verplaatste het geluid van hun stemmen zich ook naar mama’s slaapkamer. De reden daarvan kon ik lastiger vinden dan die van het mysterie van het korte belgerinkel. Toch kon ik ook dit uiteindelijk achterhalen. Bij het eerste cadeau, mijn Pokémonpoppetjes, zag ik het nog niet. Maar toen mijn geliefde pak kwam, ging er een lampje branden in mijn hoofd. Ineens zag ik het allemaal helder voor mijn ogen, alsof ik er zelf bij was. Al de cadeaus die ik kreeg. Ik wist dat mama ’s avonds verkopers uitnodigde om over mijn cadeaus te praten. Wanneer ik op school was, kon ze immers niet naar de winkel gaan, want dan moest ze zelf werken! Nog twee keer schalt het korte, hoge rinkeltje door het appartement. Mijn maag trekt samen. Ik voel me als een tube die iemand leeg wil knijpen. Mijn hart schakelt in een hogere versnelling en ik luister ingespannen. In het begin klinkt alles net als anders. Een mannenstem en mama’s stem in gesprek. Stilte. Geluiden vanuit de slaapkamer. Op dit moment bundel ik al mijn concentratie op wat ik hoor. Ik denk automatisch terug aan die ene keer, maar dat mag ik nu niet doen; ik moet opletten! Toch komen de gedachten, ik kan het niet helpen. Het woedende geschreeuw van de man toen, en het angstige gehuil van mama. De volgende dag had ze een blauw oog, en kreeg ik ook geen cadeau. Toen ben ik gaan beseffen dat sommige verkopers gevaarlijk zijn. Daardoor rijpte het idee om het pak te vragen. Ik ben toch de man in huis. Ik moet mama beschermen. Na een tijdje gebeurde het dus. Ik was al bijna gewend geraakt aan het bijna dagelijkse klingelen van de bel en wat er daarna kwam. Mijn aandacht was verslapt en ik poogde niet meer om de conversaties beneden te volgen. Met een half oor ving ik nog een deel van het gesprek op en hoorde ik de slaapkamerdeur van mama dichtslaan. Mijn ogen sloten zich en gingen weer open. Sloten zich, gingen open. Het was heerlijk warm in mijn bed. Toen gebeurde het. Een snerpende gil en een doffe klap. Ik zat op slag rechtop in bed, klaarwakker. Een kwade vloek steeg op vanuit mama’s kamer en bonsde op mijn deur als een moker. Terwijl de adrenaline door mijn aders gierde, hingen mijn armen en benen er bij als gelatinestengels en weigerden ze alle dienst. Weer een gil. Mama! Ik moest iets doen, ik moest haar helpen! De kracht keerde terug in mijn benen en ik sprong het bed uit. Ik vloog de trap af. Mijn voeten raakten nauwelijks de treden. Ik hamerde met mijn kleine vuisten op mama’s deur en gilde haar naam. Meteen daarna werd de deur woest open getrokken. Een man kwam buiten gestormd. Ik viel op de grond; ik kon zijn gezicht niet zien. Hij banjerde naar de voordeur en sloeg haar met een knal dicht. Daarna hoorde ik niets meer. Alleen een loodzware stilte. Ik zag dat mama op haar bed lag, haar gezicht in het kussen gedrukt, haar schouders geluidloos schokkend. Het duurde een tijdje voordat ze erin slaagde zichzelf van het bed te plukken en naar mij toe te strompelen. Ze nam me in haar armen, en meer was er niet nodig. De tranen kwamen. Hoe lang we daar zo zaten weet ik niet. Ik werd de volgende ochtend wakker in mijn eigen bed. Zoals zo veel andere zaken, werd ook dit voorval niet meer besproken en door mama weggemoffeld achter de glimlach die ze altijd droeg. ‘Mijn kleine held’, fluisterde ze in mijn oor toen ze mijn kom met cornflakes voor me neerzette, en dat was dat. Ondertussen is het volledig donker in mijn kamer. Tot nu toe lijkt alles goed te verlopen. Maar ik blijf alert, sinds die ene keer. Ik heb al vaak geoefend wanneer mama even niet thuis was, en nu overloop ik in mijn hoofd wat er moet gebeuren. En dan zal ik die verkoper eens laten zien wat ik kan als ik mijn pak draag. En dan gebeurt het. Het komt zo onverwacht, dat ik twijfel of ik het wel goed hoorde. Een zwaar geluid, als een stoel die op de grond smakte. Mijn twijfel duurt een seconde, en dan hoor ik mama kreunen, en de man sist woorden die ik niet kan ontcijferen door de twee deuren en de trap die ons van elkaar scheiden. Het klinkt ingehouden, alsof ze niet willen dat ik het hoor. Nu weet ik zeker dat er weer wat mis is. Ik verwacht half en half dat mijn benen dienst zullen weigeren, maar mijn lichaam reageert koelbloedig, en doet precies wat ik ervan verlang. Meteen grijp ik onder mijn kussen, naar het pak, en trek het aan. Het synthetische blauw sluit zich rond mijn benen, de S prijkt op mijn borst. Mama heeft haar Superman nodig. Ik been vastberaden door mijn kamer, ruk de deur open, en ren holderdebolder naar beneden, met twee treden tegelijk. Het gekreun klinkt wanhopiger. Ik kom net op tijd! Mijn hand grijpt naar mama’s slaapkamerdeur. Mijn vingers sluiten zich om de klink en trekken, maar er gebeurt niets. Alleen het geluid binnen verstomt. Ik hoor hoe mama de verkoper tot stilte maant. Ik ruk nogmaals aan de deur, maar ze blijft vastberaden dicht. Ik twijfel even, en wordt bijna weer gewoon een jongen in een pak. Dan hoor ik mijn naam. Het is mama, ze klinkt vertwijfeld. Meteen daarna vloekt de man. Ik reageer bliksemsnel. Superhelden hebben geen deuren nodig om ergens binnen te komen. Mijn hele lichaam tintelt van de opwinding. Ik ren naar de kamer naast die van mama, de rommelkamer. Ik hol voorbij de strijkplank en de stapel wasgoed die erop ligt te balanceren. Ik open het raam en klim onhandig op de vensterbank. Gestommel hiernaast, en opnieuw weerklinkt mijn naam. Ik hoor paniek in mama’s stem en de deur van haar kamer wordt opengegooid. Dat is de verkoper, hij wil ontvluchten! Maar hem krijg ik nog wel te pakken. Eerst moet ik mama redden. Ik sta nu rechtop in de raamopening, de wind buiten strijkt kil langs mijn benen doorheen de stof van mijn superheldenpak. Ik slik. De drukke straat, acht verdiepingen onder me, lijkt even slingerend te bewegen terwijl mijn blik zich aanpast aan de diepte. Ik heb nog nooit gevlogen, maar het is slechts een paar meter naar het slaapkamerraam van mama. Ik mag nu niet nadenken, ik moet vertrouwen op mijn pak. Ik kom eraan, mama! Ik zet me af, en net op dat moment komt er iemand binnengestormd achter me. Mama gilt nu heel dichtbij. Met een ruk draai ik me om, een blik van onbegrip in mijn ogen. Is ze dan niet opgesloten? Ik zie haar op me afkomen in een sneltreinvaart. Ze draagt enkel ondergoed, net als de man die achter haar aankomt. Ik begrijp het niet. Waarom gillen ze zo angstig? Waar zijn hun kleren? Ik wil me volledig omdraaien. Ik verzet mijn voet. Maar ik zet hem verkeerd, er is geen ondergrond. Mijn been glijdt weg, mijn lichaam kantelt en het andere been volgt. De ogen van mama worden nog groter voordat ze uit mijn gezichtsveld wegkantelen. Ik zie de lucht boven me, en voel hoe ik naar beneden val. Ik draai mijn hoofd naar het raam. Mama hangt met haar halve lichaam naar buiten, hysterisch krijsend en naar me graaiend met haar armen. De handen van de verkoper proberen haar weer naar binnen te trekken. Ik zie haar snel kleiner worden. Ik strek mijn armen ook naar haar uit, zodat ik naar boven kan vliegen. Maar het lukt me niet. Waarom werkt mijn pak niet? Ik wapper wanhopig met mijn armen terwijl mijn lichaam begint rond te tollen. De wind fluit in mijn oren en de autolichten op de straat komen steeds dichter bij en een ijskoude waarheid sluipt langzaam mijn hart binnen en ik probeer nog eens uit alle macht mijn armen uit te strekken want ik moet echt vliegen en …

Hans Deckers
0 2

Opleiding

Schrijven (voor kinderen), basiscursus en uitbreiding bij Wisper

Publicaties

Prijzen