Lezen

De broeksriem lossen met Boudewijn Paert

Weer schoof de levenseconoom aan tafel in een praatprogramma. Dat trof. Hij had net steak met frieten gegeten in een nabijgelegen restaurant en had de zithouding nog in zijn lijf. Nieuwsgierige kijkers konden de recensie trouwens in zijn binnenkort te verschijnen boek lezen: De broeksriem lossen met Boudewijn Paert. “Het gaat u nogal voor de wind, zeg. Uw leven lijkt de laatste jaren alleen maar in stijgende lijn te gaan. Dat terwijl sommigen hoogtes en laagtes kennen en de levens van anderen alleen maar een dalende trend vertonen. Heeft u daar een verklaring voor?”, vraagt de presentator.  “Die mensen spannen de broeksriem niet genoeg aan.” “Maar de titel van uw …” “Het is nochtans simpel. Bij een daling moet je zoveel mogelijk elke euro afvijlen. En bij een stijging alles uit het leven halen. Voor de rest moet je sommige zaken gewoon aanvaarden. Ik erger me dood aan het gedweep van sommigen met gelijkheid. Ik zou ook graag elke dag op restaurant gaan, maar ik zeur toch ook niet dat ik het me maar drie keer per week kan veroorloven!” “Begrijpt u dat sommige mensen het moeilijk hebben?”, vraagt de presentator. “Jazeker, daar ik volledig in komen. Ik ben tenslotte hoogbegaafd - ik heb me onlangs laten testen. Toch vraag ik me af of het niet vooral een gebrek aan wilskracht is. Aanvankelijk lag het drie keer per week steak met frieten eten me ook op de maag, maar ik heb mijn spijsvertering met zachte, doch strenge hand richting gehoorzaamheid bewogen. Natuurlijk zie ik ook mijn personal trainer driemaal per week. Anders zou je me over de straten kunnen rollen.” Boudewijn Paert gooit het hoofd licht naar achteren en laat een beheerste lach over de gesprekstafel horen. “In verband met de oorlog tot slot. Sommigen vinden dat die te ver gaat. De rode lijn is al meermaals overschreden. U ziet het kennelijk anders?” Boudewijn Paert zet zich rechter en rolt met de ogen.  “Kijk, ik vind het nobel dat mensen empathie hebben met anderen die lijden, maar waarom zou een ver-van-ons-bedconflict het belangrijkste thema van de dag moeten zijn? De wereld is mooi, maar sommige plaatsen moeten gestofzuigd worden. Is dat aan ons? Ik betwijfel het. Natuurlijk, dat mag je tegenwoordig niet meer zeggen in de mainstreammedia. Anders word je gecanceld.” “Dat risico is er gauw. We zien u straks nog in het programma van mijn collega.” “Klopt, daar ga ik verder in op hoe ik de score van restaurants bepaal. Sommigen zeggen dat de bakwijze primeert bij een steak, maar ik vind persoonlijk dat het de saus is. Meer daarover straks. Wie alles wil weten, kan mijn boek alvast bestellen op oranje punt com.” “Hartelijk bedankt voor uw komst naar de studio, mijnheer Paert. En u, beste kijker, wens ik verder een fijne avond toe op onze zender.”  

Els Staes
21 1

Onder alle lagen

Onder alle lagen van het gedomesticeerde mens-zijn zit er een natuurlijk wezen dat schreeuwt om aandacht. Die schreeuw klinkt vaak als een auto-immuunziekte, een allergie, een hernia, een burn-out of een andere kwaal. De hardnekkigheid van lastige kwalen, maar ook van confronterende triggers, ligt als een sluier over al wat niet aangekeken wordt. Alle emoties en gevoelens die rationeel gezien geen bestaansrecht krijgen wegens te onlogisch, te destructief, te kwetsbaar, te lelijk of gewoonweg onaanvaardbaar, liggen diep in het onderbewuste te sudderen. En na vele bochten en omwegen kom ik erop uit dat boosheid de wortel is van die woekerende plant die ‘chronisch leed’ heet. Bedolven onder dikke lagen verdriet zit er een ingehouden vuur. De vlammen likken al jaren aan mijn ingewanden, een deel van mezelf ging in as op. Een vuur dat ‘er niet hoort te zijn’. Een vuur dat steeds opnieuw aangewakkerd wordt door de luchtstroom van mijn gedachten. En eenmaal het laait, is er die aangeleerde schaamte en angst die zegt dat het vuur mijn donkere kanten belicht en gevaarlijk is. Snel weg ermee, voor iemand het ziet. Ik strooi er excuses overheen, gooi er enkele relativerende redeneringen tegenaan. Ik heb geleerd om mijn vuur in een doosje van mooi verwoorde argumenten te verpakken. Ik voel zelfs trots over de esthetiek en kundigheid van mijn verpakking. Zo had ik jarenlang veel gedachten en woorden, zonder het vuur echt te voelen branden. Ik merkte de pijn van de schroeivlekken natuurlijk wel op en die werden het voornaamste focuspunt: symptomen voorkomen. Trachten te functioneren in een wereld die haaks op de mijne staat terwijl ik er alles aan deed om de schade van het innerlijk vuur te beperken. Het voelde als Sisyphusarbeid. Te midden van een onmenselijk ritme plande ik telkens tijd om te recupereren van handelingen die mij niets authentiek opbrachten. Uit angst die gefundeerd was op aangeleerde sociale conventies. Angst die van bij mijn geboorte, en waarschijnlijk zelfs daarvoor al, als een sluipend gif mijn vrije wil programmeerde. Het geniale aan de donkere krachten in deze wereld is dat ze maar half werk moeten leveren, want de rest doen we zelf wel. Tal van extern gehanteerde overtuigingen, wetten, regels en voorschriften worden door veel mensen gewoon geïnternaliseerd. Een onnatuurlijke levensstijl met bijbehorende ideologie die door een systeem van bovenaf wordt voorgeschreven, wordt massaal geïmplementeerd. De controlerende organen van dat systeem worden bijgestaan door ‘burgers’ die zich de regels eigen hebben gemaakt en daarmee hun eigen authentieke richtlijnen hebben overschreven. Het verklikken of aangeven van wie de systeemregels overschrijdt, is daar een misselijkmakend voorbeeld van. Ik ben mij bewust van de vervuiling die ik toegelaten heb in mijn puurheid. Van de verstoring en onderdrukking van mijn ware zelf, uit angst en overlevingsdrang. En ik vergeef mezelf daarvoor. Het openbaren, uitzuiveren en loslaten van destructieve overtuigingen die van nature niet bij mij horen, is een proces. Het is niet alleen een individueel proces, maar ook een collectief proces dat nu gaande is. De onnatuurlijke, gejaagde, op materie en ego gefixeerde westerse levensstijl wordt nu nog door tal van onbewuste systeemaanhangers verdedigd, maar loopt wel op z’n laatste benen. Er is een kentering gaande en dat zorgt ervoor dat het contrast tussen ‘echt’ en ‘onzuiver’ helderder dan ooit is voor mij. En mijn kompas is en was altijd mijn gevoel en intuïtie. Het is wel zo dat ik dat kompas steeds beter ben gaan begrijpen. Mijn moeizame zoektocht van ups en downs leverde vooral helderheid op. En een nog fijner afgestelde gevoelswereld, iets dat mijn rationele zelf jarenlang als angstaanjagend beschouwde. Het gaat ook over het herwinnen van zelfvertrouwen: durven vertrouwen op de zuivere juistheid van wat er intuïtief en gevoelsmatig aangegeven wordt, zonder dat er een rationele ‘ja, maar’ op volgt. ‘Ja, maar dit gevoel kan ik niet uiten, want het zou anderen kunnen kwetsen.’ ‘Ja, maar als ik mijn gevoel zou volgen, dan kan ik weerstand en consequenties verwachten.’ ‘Ja, maar leven volgens mijn gevoel is niet praktisch haalbaar, financieel noch sociaal.’ Het zijn enkele voorbeelden van collectief ingebedde ‘ja, maars’ die niet eigen of authentiek zijn. Het zijn overtuigingen die als een beperkende koord rond de vrije wil zitten gewikkeld. En rond het natuurlijke zijn. Ik ben mezelf al jaren aan het bevrijden van het kluwen aan beperkende overtuigingen dat mijn ware zelf belemmert. Ik begrijp nu ook ineens waarom ik mezelf zo vaak gewikkeld in touw heb geschilderd. Via kunst, of dat nu schrijven, zingen, schilderen, dansen of spelen is, krijgt het onderbewuste een podium. In onze creatieve uitingen lezen we wat er onder de vele lagen van overlevingsstrategieën echt speelt. Daarom vind ik het belangrijk om dat met anderen te delen. Ik kan en wil niet anders meer dan bij ontmoetingen spelen en samen creatief zijn. Ik wil alle ingehoudenheid en sluiers van oppervlakkigheid achterwege laten. In een sociale context kan ik geen urenlange mentale processen voeren zonder dat mijn lichaam grenzen aangeeft. Ik wil, moet zelfs, loskomen van ratio en verhalen en dieper zakken richting gevoel, anders voelt het leven voor mij als een opgave of een strijd. Dit is ook een maatstaf voor de bijeenkomsten die ik bijwoon of zelf organiseer: het praten en redeneren mag niet primeren boven het verbindend voelen, desnoods doorheen weerstand en angst. Maar natuurlijk steeds in zachtheid, met liefde en respect voor onszelf en elkaar. Ik heb het gevoel dat deze tekst resoneert met de frequentie van de zogenoemde ‘nieuwe wereld’ die eraan komt en in feite de ‘oude’ of ‘oorspronkelijke wereld’ is. Er is immers niets nieuws aan onze ware natuur, ze is er altijd geweest. Soms bedolven onder vergeetachtigheid en allerlei systemische mechanismen. Dit is weer een tijd van herinneren en uitzuiveren. De verontwaardiging en boosheid die ik zo lang heb getracht te relativeren is gegrond. Er is niets te ‘overgevoelig’, ziek of moeilijk aan mijn ware authentieke zelf, hoe hard deze soms ook lijkt af te steken in collectief aanvaarde contexten. In de ogen van oppervlakkigheid lijkt diepgang en gevoel een zwakte en het is aan mij om mezelf niet langer door die ogen te bekijken. De verbinding met andere zielen die zich herkennen in dit relaas, of mij hierin erkennen, voelt als heerlijk thuiskomen in een wereld die steeds groter wordt rond mij. Een zalige wereld waarin ik mezelf niet hoef in te perken om aanvaard en geliefd te zijn. En ik voel daarvoor zoveel dankbaarheid! Het geeft zoveel steun! En vanuit passie bouw ik graag mee aan dit netwerk van liefde, zodat steeds meer zielen dit thuiskomen kunnen voelen.* De afbeelding bij deze tekst is een schilderij dat ik maakte in 2010 getiteld 'Twisted & Turned', verwijzend naar de bochten waarin ik mezelf dacht te moeten wringen om te overleven in deze wereld vol rare kronkels.

KarolienDeman
5 1

De zeven zegeningen van Draak Morophin (Deeltje 2)

Zeven treden onder de grond Nordaque volgde de slechtgezinde Danz het kantoor uit. De man rook een beetje muf, naar natte stenen en eeuwig vochtige kleren. Tot zijn verbazing verlieten ze De Unief. De hoofdstraat van het dorpje Konquelphous door, richting een vierkant gebouwtje net buiten het dorp. Nordaque had het bouwwerk nooit echt geregistreerd met het idee dat hij er nooit zou komen. Het grensde pal aan de kliffen. Onder hem beukte de zee met een onvermoeibare kracht tegen de rotsen. De wind gierde langs zijn oren. Ze kwam van over de golven, ijskoud en nat en kreeg vrij spel eenmaal ze de kliffen bereikte. Met een hoge snelheid en een onophoudelijk gejank denderde ze door Konquelphous. Nordaque plooide zich een beetje dubbel om overeind te blijven op het smalle pad.  Danz viste een gigantische sleutelbos uit zijn broekzak. Er hingen meer sleutels aan dan dat er deuren waren in heel Konquelphous. Hij nam zijn tijd, ongevoelig voor de wind en de druppels ijskoud zeewater. Danz koos een oud, metalen ding en ramde het in het slot. 'De volgende keer breng je beter een jas mee,' grapte hij. Nordaque keek hem vuil aan. 'Welkom.' Danz boog cynisch. 'Je bent niet de eerste, het is een geliefde straf voor arrogante kereltjes als jezelf. Kom mee.'  Danz trok de deur dicht en sloot daarmee de wereld buiten. De stilte viel abrupt. Nord schudde de druppels uit zijn haar. Het was een bijzonder sobere werkruimte, met één raam met zicht op zee, potdicht uiteraard. Verder stond er een tafel, overdekt met mappen en paperassen. En een klein vrij stukje waar een bord met koude etensresten stond. Hier nuttigde Danz zijn maaltijden en verwerkte hij 'de verslagen', dacht Nordaque moedeloos. Danz plukte een sleutel van een nagel naast een deur. 'Kom mee,' gromde hij. Nord volgde hem een trap af, slechts zeven treden maar hij stond in een andere wereld. Zonder daglicht. De trap mondde uit in een gang, van nauwelijks tien meter lang. Op het einde, tegen de muur brandde een vuurkorf. Links en rechts in de gang zat een deur. Nord begreep onmiddellijk waar Danz specifieke geur vandaan kwam. Hij sloeg zijn hand voor zijn neus en mond. 'Blijf hier wachten,' blafte Danz, tevreden met zijn rol van baas. Hij trok naar de kast onder de trap en keerde terug met een zwabber, een emmer en een paar dikke, lange handschoenen. Het poetsgerief dropte hij voor Nordaque, als heldere boodschap. De handschoenen trok hij met veel vertoon aan.  Nordaque slikte nerveus. 'Dat zijn cellen,' zei hij met hoorbare weerzin. Er kroop een onplezierig lachje rond Danz lippen en die bleef daar plakken toen hij op de linkerdeur trommelde. 'Lortarson, ga op je plek staan, je krijgt bezoek!' bulderde Danz. Hij telde luidop tot vijf. Nordaque ademde scherp in. De deur zwiepte open. Danz marcheerde de cel in, greep de enige bewoner nogal ruw bij de schouders en klikte met een geroutineerd gebaar twee metalen ringen rond zijn polsen, die hij vervolgens met een ketting verbond aan een metalen ring in de muur. 'Zitten,' blafte hij. De gevangene negeerde hem compleet en nam Nordaque nieuwsgierig op. 'Lortarson, ik vraag het geen twee keer, zitten!' brulde Danz, recht in het gezicht van de jongeman. 'Geen van beide keren was echt een vraag, Danz,' antwoordde hij vrolijk. 'Wie is dat?' 'Dit is...' 'Hunister, Nordaque Hunister, oud genoeg om zichzelf voor te stellen.' Nordaque oogstte daarmee een vaag lachje bij de gevangene. Hij kon onmogelijk ouder zijn dan Nordaque zelf. Hij sloeg hem met verstomming gade, waardoor de ander nog breder grijnsde.  'Jouw nieuwe gezelschapsdame, Lortarson. En geen grapjes deze keer. Meneer Hunister hier is een gewaardeerd lid van de gemeenschap.' Danz draaide zich op zijn hakken om naar Nordaque. 'Je poetst zijn kamer, twee maal per week. Daarna slaan jullie maar een babbeltje. En Hunister?' 'Ja, meneer.' 'Raak hem nooit of te nimmer aan, hij is....' '… een Wilderen,' zuchtte Nordaque ademloos. Hij kende het ras alleen uit de biologieles en de geschiedenisboeken en vroeg zich af waarom de school zo'n exemplaar vasthield.  'Geboren in het licht van de Everdraak, wilde ik zeggen,' bromde Danz misnoegd nu Nordaque zijn introductie verpestte. 'Huidcontact is gevaarlijk, ik hoop dat je de cursus kent, Hunister.' 'Oh, dat moeten we nog eens zien,' verzuchtte de Wilderen. 'Maar ik ben blij dat je me deze keer iemand bezorgde die wel oplette in de lessen. Hoi, ik heet Lortar Lortarson.' Hij knikte maar, handen schudden zat er niet in.  'Ik kom je over precies drie uur weer halen.' Danz stond al bij de deur.  'Drie uur? Hoe kan ik hier drie uur kuisen?' De kamer telde hoogstens zes vierkante meter. 'Dan slaan jullie maar een babbeltje, zoals ik net zei. Vriendschappen en dingen bijleren stimuleren de groei.' Lortar zond de bewaker een vernietigende blik toe. 'Veel plezier samen, jongens.' Danz verliet bijzonder goedgeluimd de cel. En sloot die af. Er stond één bed, een lage kast met twee deurtjes en twee lades en een werktafel. Daarop lagen dikke boeken, kaarten, schrijfgerief en schriften. De kamer had geen raam. De Wilderen zat in kleermakerszit op de koude grond, met zijn handen achter zijn rug en keek geamuseerd toe hoe Nordaque zijn kamer keurde. Nordaque stond ongemakkelijk op de zwabber te leunen. Hij probeerde vooral niet te staren.  'Jij bent een levend fossiel,' brabbelde hij. Eén wenkbrauw kroop omhoog. 'Wel, jij bent niet bijzonder tactvol,' kwam het vrolijk. 'Maar bedankt, denk ik. Of was dat geen compliment?' Dik blond haar, in lange pieken rond een bleek maar knap gezicht met die ogen als een soort sterren. Ze smeekten bijna om er in te verdwalen. De Wilderen was ongelofelijk mooi, daar stond zijn ras om gekend. Het was één van hun Zegeningen: schoonheid. Nord kende niks van mannelijk schoon maar zelfs hij kon inschatten dat deze jongeman 'iets' had.  'Je staart,' zei de Wilderen monter.  'Ik mag, jij hoort niet eens te bestaan. Wilderen zijn uitgemoord,' herpakte Nord zich betrapt.  'Wauw, dit wordt hier gezellig. Heb je iets tegen veronderstelde uitgestorven rassen, meneer Hunister?' 'Wat?' 'Niks, laat maar. Nog nooit van je leven iets gepoetst?' vroeg de Wilderen met een zachte, melodieuze stem zonder greintje spot. Al deed de grijns op zijn gezicht wat afbreuk aan de bezorgde toon. Nord vond het een bijzonder onaangename ervaring: vloeren dweilen behoorde inderdaad niet tot zijn talenten. Het feit dat de jongen zat toe te kijken en opmerkingen gaf, maakte het niet beter. 'Ik wil gerust ruilen,' stelde hij ten slotte voor, alsof Nordaque de grootste kuisramp ter wereld was. Hij rammelde met zijn boeien. Nord zwabberde nijdig verder, tot groot vermaak van de Wilderen.  'Maak je niet zo boos,' suste de jongeman tenslotte. 'Dit is mijn verzetje, zo twee keer in de week. Ga nu niet pruilen omdat jouw trots zegt dat 'poetsen' niet hoort voor een welopgevoede jongen als jezelf. Dat vond je voorganger ook, hij was saai. Ik geniet oprecht van het gezelschap en de afleiding.' Nord stond op hem neer te kijken. Er begon hem iets te dagen.  'Zit je hier altijd alleen?' vroeg hij. 'Ja, toch zo een beetje. De Dapperen houden hun Wilderen graag uit het zicht van de wereld. Er zou al eens een pientere geest vragen kunnen stellen over waarom een jongeman in de lokale cel van Konquelphous zit, alleen omdat hij tot een uitgestorven volk behoort. Wel, volgens uw mening dan.' Nord pikte de hint op en negeerde die vakkundig. De Wilderen kauwde op zijn lip. 'Begrepen, ik kon het maar proberen. Jullie zijn toch ook allemaal zo trouw aan de vlag van De Unief, is het niet. Wel, ja, ik zit hier alleen. Er is Danz maar die volstaat niet als gesprekspartner. Hij spreekt zelden in volzinnen. Daarom sturen ze studenten, al doen de meesten hun mond ook niet open. Kuis je de tafel ook?' Nord voelde er veel voor om de natte zwabber in zijn gezicht te draaien maar maakte een diepe buiging in plaats. 'Natuurlijk, mijn heer.' Hij kreeg een fijn lachje als beloning. Nord slaagde erin de klus te klaren zonder de kamer onder water te zetten, zijn eerste poetsbeurt overleefde Danz' keuring. Danz trok de handschoenen opnieuw aan voordat hij de Wilderen losmaakte. De jongeman wreef misnoegd over zijn polsen.  'Tot zaterdag,' mompelde Nordaque.  'Ja, tot zaterdag, Hunister, Nordaque Hunister. Ik vond het aangenaam.' De Wilderen stond tegen de muur geleund, met zijn handen in zijn zakken en keek Nordaque na.  'Je mag Nord zeggen,' zei hij in een opwelling en hij genoot van de verbijstering in de groene ogen voordat de deur dichtsloeg. Einde, voor hier.  (En daar gaan ze, op zoek naar draak Morophin. Nordaque Hunister en Lortar Lortarson... ik zie het helemaal zitten. Hopelijk beleeft iedereen hier echt evenveel plezier aan het schrijven en verzinnen van zijn/haar/hun teksten en verhalen)

De Donderklif
5 1

Alleen maar lichaam

Gisteren stond ik voor de derde bloedende man. Op enkele maanden tijd. Er was er een in een voortuin, een op straat, een aan de kassa in de Carrefour.Het is altijd de arm, zelf zien ze het niet. Ik moet hen zeggen: je bloedt. En nee, ze hoeven geen papieren zakdoekje, geen pleister, ze zijn flink. Ik wou even alleen maar lichaam zijn en legde het op mijn spijkermat. Weerloos.Iemand snerpte door me heen. Nee, dacht ik, ik loop hier niet zomaar rond. Mensen willen altijd dat ik geruisloos leef, maar luid kan ik ook. Oké dan! riep het in mij. Oké dan, als dit is hoe het moet zijn. Ik brak in twee in het holst van mijn rug. Ik wandelde (aan de linkerkant) naast de tweede vriendin met een defect rechteroor. Op twee dagen tijd. Over hetzelfde pad door hetzelfde bos. Zelf hoor ik alles. Vooral wat niet wordt uitgesproken.Een vriendin zegt: je was handig voor me, vroeger. Maar ik ook voor jou.Een vriendin vraagt: kom je morgen zwemmen? Ik zeg dat ik geen badpak heb. Je kan er een van me lenen. Ik las over een vrouw die zich alleen thuis voelt in bodemloos water. En in een kale schedel.Ze gaf haar bezorgde zwemvrienden de toestemming / de opdracht haar nièt te redden, mocht dat ooit nodig zijn. In dezelfde week was ik twee keer een mevrouw voor iemand. De eerste keer was onder een parasol  na een brunch, naast een wei vol wilde bloemen (en naast een man, dichterbij). Vanuit de keuken, door het grote openstaande raam, over het gebrom van de slowjuicer heen, hoorde ik: rechts, de cappuccino voor de mevrouw. Ik keek de man / de meneer aan, glimlachend maar een beetje bevreemd, omdat iemand me net had opgesplitst.De tweede keer riep een man in lycra pak tegen zijn drie volgende fietsvrienden: opgepast voor de mooie mevrouw! terwijl ik de tunnel uit kwam gestapt, die zij wilden inrijden. Deze keer glimlachte ik het toevoegsel wat weg, maar toch voelde ik me nog altijd eerder mooi dan een mevrouw. Langs achter was ik warm, langs voor koud. Mijn rug voelde elk pinnetje afzonderlijk. Ik zag een wereld waarin ik niet meer was. De bomen, de huizen. De duinen, de eksters, de theebuiltjes in de kast.

Katrin Van de Velde
8 0