Lezen

DE KRACHT VAN STILTE

Een wijs man zei ooit: “Niet elke fitnessclub heeft een sauna, dus als er eentje aanwezig is, moet je daar gebruik van maken.” Ik geloofde die man in de spiegel, die van zichzelf ook wist dat zijn angst om verwikkeld te geraken in sociaal onaanvaardbare gesprekken niet langer in de weg kon staan van de talloze voordelen van een sauna, die hij zich tot dan toe had ontzegd. Zodus stapte ik op een dinsdagochtend de kleedkamer binnen, wetende dat het druk zou zijn. De kamer was naar goede gewoonte gevuld met naakte zestigplussers, die allemaal de sauna zouden induiken binnen ettelijke minuten. De snelheid van het ontkleden en douchen bepaalde dus in grote mate wie zich eerst tegoed kan doen aan een plek op de hete houten banken. Mijn jeugdigheid gaf me daarin een aanzienlijk voordeel. In één vloeiende beweging en balancerend op één been verwijderde ik meerdere kledingstukken, terwijl mijn lotgenoten zich niet waagden aan zulke manoeuvres en zich beurtelings – wegens rugklachten en beperkte zitruimte – moesten neerzetten. En zo was ik zeker van een plaats. Alleen had ik gehoopt dat ik alsnog geen deel zou worden van de kleedkamergesprekken, nu die zich hadden verplaatst naar een nog engere ruimte. Ik deelde de sauna met drie andere mannen: de eerste was afgetraind voor zijn leeftijd en had een gezicht als een luitenant, waarin geen spier vertrok. Hij had bruin, kortgeknipt haar dat met gel naar achteren was gekamd. De twee anderen waren kaal. De man die bovenaan plaatsnam had een bierbuik maar was voor de rest graatmager. Wanneer hij lachte, klonk het als een dier dat werd geslacht. Op zijn lichaam stonden verschillende tattoos, maar ik kon alleen een ietwat uitgerekte tijger onderscheiden. De derde man was reusachtig in de breedte en zat vlak naast de kachel waarop de stenen lagen. De mannen spraken luid en hoestten ongegeneerd. Alles verdampt hier toch, leken ze te denken. De man naast de kachel sprak amechtig en bulderde, het hout trilde mee wanneer hij sprak. Het ging over voetbal, goedkope vlieg- en busreizen, de onkunde van hun vrouw, de aanhoudende regen, rugpijn en geschikte medicatie en goede adresjes om rolluiken te laten repareren, iets waarvan de man met tattoos blijkbaar erg veel afwist. Het waren zaken waarover je een mening diende te hebben en die je luid diende te verkondigen. Hoewel ik mezelf gelukkig prees dat mij niets werd gevraagd, moest ik concluderen dat ook zonder actieve deelname aan dit gesprek de sauna niet als een moment van ontspanning aanvoelde. Vriendelijk verzocht ik dus om stilte. Daarop verstarden de blikken van mijn tegenspelers. Ze bekeken me alle drie voor het eerst, alsof ze me daarvoor niet eens opgemerkt hadden. Ik las de oordelen in hun ogen, maar het was wél stil. Het werd een uitputtingsstrijd. Er werd hevig gezweet. Gepuft. Gehijgd. En gelukkig gezwegen. Het zweet van uitgerekte tijger lekte op de luitenant. Minuten kropen voorbij. De luitenant gaf het op. Misschien vond hij het ook niet leuk dat er op hem gezweet werd. We waren nog met drie. De warmte leek nog meer om zich heen te grijpen, nadat de deur kort maar krachtig was geopend en gesloten door de luitenant. De brede man lepelde water over de stenen die een sissend geluid maakten, terwijl hij me grijnzend aankeek. Meteen verspreidde zich een penetrante eucalyptusgeur. Ik glimlachte terug. Opnieuw stilte en een verzengende hitte. Tien minuten later werd het de uitgerekte tijger eindelijk te veel. Dit moest de langste sauna zijn die hij ooit had genomen. Hij strompelde naar buiten. De reus en ik bleven over. Even keek hij naar de lepel en de kom, maar bedacht zich. Nog een minuut later droop hij af, zichtbaar verslagen. Ik bleef nog even zitten en genoot van de kracht van de stilte. Ik bedankte in gedachten de man in de spiegel.

Lennart Vanstaen
3 0

EEN STILLE KRATER

Het is een ogenschijnlijk alledaags tafereel: mijn vrouw en ik die in stilzwijgen naast elkaar zitten op het doorgaans niet erg comfortabele metalen meubilair van de NMBS. We wachten op de trein richting Brussel, om vandaar verder naar Kortrijk te gaan, naar het Wonder Festival — meer bepaald naar de audiovisuele installatie Calamity, over het moment vlak voor een bominslag. Mijn broer had er muziek bij geschreven. Het is op dat moment dat mijn vrouw plots een teken van verbazing geeft tijdens het lezen. Omdat ze zich wel vaker verbaast over dingen die niet per se verbazingwekkend zijn, vraag ik nonchalant wat ze gelezen heeft.‘Juf Stefanie is dood!’ zegt ze, op een onbedoeld kinderlijke manier.Even dringt dat niet tot me door, maar wanneer er tranen over haar wangen rollen, daalt het besef neer als een ijskoude priem in mijn keel. Juf Stefanie, de vroegere lagere-schooljuf van mijn zoon, is er plots niet meer. Ze was veertig geworden. Zo staat het in de WhatsApp-groep van de school, tussen allerlei andere berichten. Er wordt, bij gebrek aan woorden voor zo’n nieuws, dan maar naar passende emoji’s gezocht, die totaal misstonden. Maar helemaal niets zeggen is nog erger. Ik leg een arm om mijn vrouw heen, terwijl ik er zelf ook een nodig heb. Er is iets van mijzelf afgebroken wanneer ik het lees. Alsof een kind in zijn onbezonnen enthousiasme een bloem heeft uitgerukt. Een overweldigend gemis. Niet zozeer een persoonlijk verlies — ik kende haar enkel als juf — maar een verlies van een hogere orde, het besef dat niet juf Stefanie het leven verliest, maar het leven juf Stefanie. Ze was erg begaan met haar kinderen, heel intelligent, creatief en altijd lief. Ik lees de leegte van mijn boodschap onder het bericht: ‘Zij was zo’n goede en warme juf.’ Alsof het daarmee gezegd is. De installatie is indrukwekkend. Een hoop schermen is aan elkaar gekoppeld om samen één grote woestijnvlakte te tonen waar alles kalm is. Totdat de muziek suggereert dat er iets staat te gebeuren. Rode, tapijtachtige figuren glijden heimelijk over de heuvels. Veel tijd om zich voor te bereiden krijgt het publiek echter niet: in een splitseconde kleurt alles donkerrood en lijkt de muziek stuk te gaan. Een hels lawaai en hoekige geometrische figuren die snijden als messen grijpen naar de kelen van de omstaanders. Daarna komt de verslagenheid.Volledige duisternis.Een stille krater.

Lennart Vanstaen
0 0

We are meant to lose our high school friends

For many of us, graduating high school means falling into an unknown void. A place you’ve never been before, a naked independence, “the great unknown”, as Dylan said. For the first time, you have to be on your own and make choices on your own. Some of us go to college or university, some of us look for work, others might travel the world, and some of us are simply looking for ourselves. But the one thing we all have in common is the fact that we’re all becoming new versions of ourselves. Discovering what it means to change and to exist amongst all the others who are changing as well. This is the void, the feeling of not fully knowing or understanding yourself, but also feeling such excitement at the fact that you get to reinvent yourself as a person. The joy of getting to know new people, expanding your knowledge, and mostly getting to know yourself all over again. It’s this scary and exciting tipping point that comes with turning into a so-called “adult”. And as a newly turned “adult”, you stand at a crossroads between freedom and responsibility. You are inexperienced and young enough to make mistakes — to be stupid and boundless and unbridled. But at the same time, a certain sense of responsibility still exists in your mind. And even though this piece is about high school friends, I urge you to always hold onto that kind of boundless freedom and not settle for the so-called socially accepted freedom deemed sufficient by society. While this change means to flourish and to enjoy, it also means to lose and to grieve. Because change comes at the cost of leaving certain things behind in order to move forward. As you outgrow the teenage, high school version of yourself, you also outgrow certain interests and connections. In high school, you exist in a very concentrated bubble of people who share your interests, mentality, and experiences. You are a small part of a dynamic kept alive by the simple fact that you’re all at school together. This is not to say that these relationships only find their foundation in sharing the same space; it goes deeper than that. But, it has to be said that sharing this space, almost every day, years on end, simplifies keeping these relationships alive. You can genuinely love your high school friends and form deep connections based on shared interests, experiences, opinions, etc. But the fact is, keeping friendships requires work. While you’re in high school, the workload is lighter because you don’t have to make time for these friends you already see almost every day. But after graduating and settling into this new stage of life, it takes work to keep these specific friendships as deep and meaningful as before. You cannot expect the same kind of relationship once a crucial pillar is removed. But oftentimes, when you have distributed your efforts and energy across the different aspects of your life, there is simply nothing more to spare. And it doesn’t need to be ugly or angry; sometimes relationships dilute, and neither party intervenes to prevent it. Some friendships can no longer keep pace with the people we are becoming, and so, we slowly drift apart. But in my opinion, we are meant to lose our high school friends. Not all of them, of course, some of my deepest connections are with those friends. But we are supposed to grow, and by always staying in the same circumstances, surrounding ourselves with the same people and opinions, we are limiting ourselves and preventing growth. We are stealing our own chance to become the person we are most proud of, and wouldn’t that be a shame? Yet, I am the last to say that these losses don’t hurt. I myself have lost a fair share of my high school friends, and I grieved those relationships as if the people themselves had died. But that’s the thing, life didn’t end because we stopped talking, it just changed, not for the better, not for the worse, just, simple change. Healthy, normal change. Because at the end of the day, I feel that change is the price we pay for living, and grief is the price we pay for love. And some people are not meant to be loved for a long time; they are just meant to be loved deeply, for a short while.

eliserosaaa
3 0