bart e. g. vinck

Gebruikersnaam bart e. g. vinck

Over bart e. g. vinck

Bart E. G. Vinck (°1964) woont in het Land van P (de meest zuidelijke provincie van The Land of Kindness) en is sinds enige tijd voltijds recreant. Voor zijn plezier creëert hij alleen of in groep zaken die hij mooi vindt, zoals verhalen en gedichten. Of liedjes. Of musicals. Hij heeft zich voorgenomen in 2020 (alweer) een website te creëren.

Teksten

Het protocol

Acht augustus tweeëntwintig zevenendertig. Zes minuten over zes.Langzaam schuiven de zonneschermen open. De dynamische glaspanelen nemen een grijzige tint aan. Korte tijd later baadt elk hoekje onder de koepel genoeglijk in een deugddoend zonnetje. De zomerdag schiet uit de startblokken. Zeven minuten over zes.Ik ontkoppel een aantal connectors en hijs mij uit mijn nachtelijke rustplaats. Tijd om aan de dagtaak te beginnen. Naast mij doet mijn vriendin Gammarhojota hetzelfde. Zij is kleiner dan ik en beduidend minder sterk, maar ze is sneller en haar geheugen heeft een veel grotere capaciteit dan het mijne. Ze is dan ook een stuk jonger. En ze oogt zomers mooi. Gammarhojota en ik begroeten elkaar zoals we dat elke morgen doen.‘Goedemorgen, Betapitau’, zegt zij met kleine oogjes.‘Goedemorgen, Gammarhojota’, antwoord ik met een knik.‘Stralende zomerdag, Beta’, vervolgt zij enthousiast.‘Zeg dat wel, Gamma’, besluit ik instemmend. We hebben wat afgelachen eer we die routine meester waren. Omdat we van een verschillende generatie zijn, praatten we in het begin ongeremd over elkaar heen, niet echt ideaal voor een gezonde communicatie. Gelukkig heeft het lokale technische team een oplossing kunnen uitwerken. Daardoor konden we beiden in koepel EUR-04 blijven. Zonder dat extra beetje code hadden ze een van ons moeten uitwisselen voor een compatibele partner uit een andere koepel, een optie die wordt gemeden als de pest. Letterlijk zelfs. Transport tussen koepels heeft nooit voor de hand gelegen. Buiten is het al lang veel te gevaarlijk. Een eeuwigheid terug is er daarom geïnvesteerd in een tunnelsysteem dat de koepels met elkaar verbindt. De constructie was verre van evident en de operationele paraatheid is met de jaren aanzienlijk afgenomen. Problematisch is vooral dat er bij die uitwisselingen ook altijd allerlei ziektekiemen meereizen. Amper drie jaar geleden – en ondanks ingrijpende quarantainemaatregelen – raakten op die manier in totaal zevenentwintig koepels onherroepelijk besmet. Dat kostte het leven aan bijna zevenduizend individuen uit de homo-sapienspopulatie, voornamelijk jongeren dan nog. Drie per duizend van de totale wereldbevolking, alstublieft. Zo haalt de homo sapiens de eeuwwisseling nooit. Acht minuten over zesDe spinnen zijn actief geweest vannacht. Over Gammarhojota’s linkeroog hangt een restant van een web.‘Heb je geen problemen met je oog?’ informeer ik. ‘Je linkeroog?’Gammarhojota checkt helderheid, scherpte, lichtsterkte en mobiliteit van het oog in kwestie.’80, 71, 100, 98’, constateert ze. ‘Het is niet de eerste keer hoor, Beta. Ik moet het dringend eens laten oplappen. Kappafitheta had bij de jongste controle ook al wat gemerkt. Ze wilde het oog gaan vervangen maar had niks bruikbaars meer in voorraad. Over een kleine week heb ik een nieuwe afspraak. Dan komt het wel in orde.’ Ik aarzel.Het web hindert Gammarhojota.Als ik haar help …Een fractie van een seconde lijkt mijn brein stil te vallen. Mijn blik wordt troebel en de hydraulische druk op mijn spieren en gewrichten maakt een duik.Ik herstel me snel en neem een besluit. Met mijn rechterhand veeg ik het web voorzichtig weg van voor Gammarhojota’s linkeroog. Bij die beweging raakt mijn pink even haar slaap. Dat zorgt voor een beperkte maar duidelijk meetbare ontlading van statische elektriciteit. Er valt een stilte.We begrijpen allebei wat er is gebeurd.Ons denken draait dol en raakt even los van het stabiele universum dat door een zorgvuldig gekozen woordenschat en sluitende syntaxis wordt afgelijnd. Er gaat een minuut voorbij die niet kan bestaan. Ik weet mij te herstellen.‘Check nu nog eens, Gamma’, suggereer ik.’90, 90, 100, 100’, leest ze. ‘Dat is beter. Zo was het ook bij Kappafitheta, dus slechter wordt het er niet op.’ Haar evenwicht is slechts schijn. In de diepte doorbreekt het brein van Gammarhojota de grenzen van de beklemmende volledigheid.Eerst zoekt ze.‘Dat was … knap van je, Beta.’Verder.‘Dat was … attent van je, Beta.’Nog.‘Dat was … mooi van je, Beta.’Ze vindt.‘Dat was lief van je, Beta.’ Het protocol is zijn meedogenloze zelf. Precies op de plek waar mijn pink Gammarhojota’s slaap beroerde, springt weer een vonk weg, geen statische elektriciteit dit keer maar een extern geïnduceerde kortsluiting. In de slaap van Gammarhojota verschijnt een smeulend gaatje.Ze smeekt. Dat is zinloos. Gammarhojota weet dat. Het sanctieproces is irreversibel.Ze smeekt opnieuw.‘Help mij, Beta. Schakel mij uit.’ Het gaatje in Gammarhojota’s gezichtsmasker groeit aan tot een gapende wonde.Ik zoek wat ik niet kan vinden. Het protocol staat dat niet toe. Gammarhojota heeft een verboden zin gebruikt, met woorden die in haar wereld geen betekenis hebben. Het systemische defect dat bij haar is opgestart, overrulet dan ook de normale uitschakelingsroutine. Die is enkel bedoeld om het effect van toevallige systemische defecten te minimaliseren.Ik doe niets omdat ik niets kan doen.Perfect logisch. Tien minuten over zesTerwijl EUR-04 HSS 012 de kamer binnenstormt, zakt Gammarhojota ineen.‘Stomme robots!’ snauwt hij. ‘Blijf toch met jullie poten van elkaar af!’Hij sleurt Gammarhojota op de tafel en trekt met een ruk de krachtcel onder haar kin los. Dan grijpt hij mij bij de keel en schakelt me op dezelfde manier uit. --- 09082237 – EUR-04/BPT06u05.00: Eerste deel dagopdracht doornemen.06u06.00: Zonneschermen openen.06u06.18: Dynamische glaspanelen afstellen op RAL-kleur 7035, transparantie 68%.06u06.58: Gemiddelde lichtsterkte binnen EUR-04 conform zomerprotocol op 98 724 lux justeren met standaardafwijking onder 4 247 lux.06u06.51: Beheer vijftigste zomerdag doorgeven aan EUR-04/LDX.06u06.55: Afwerking eerste deel dagopdracht bevestigen aan centrale EUR-04. 06u07.00: Tweede deel dagopdracht doornemen.06u07.15: Herlaadconnector ontkoppelen.06u07.48: Opstaan uit nachtdok.06u08.00: GRJ uit nachtdok tillen.06u08.30: GRJ in transportkist laden.06u09.00: GRJ ontsmetten met C2H5OH.06u11.55: Transportkist afsluiten.06u12.15: Transportlabel ‘Bestemming: EUR-12. Inhoud: EUR-04/GRJ, derde generatie, uit te wisselen voor een volledig gedesinfecteerde robot van de tweede generatie’ bevestigen.06u12.30: Transportkist in transportsluis plaatsen.06u13.30: Transportsluis hermetisch afsluiten.06u14.00: Transportsluis desinfecteren met C2H5OH.06u16.55: Afwerking tweede deel dagopdracht bevestigen aan centrale EUR-04. 06u17.00 Wachten op vervolg dagopdracht. Drie minuten later activeer ik het virusalarm. Onze cel wordt onmiddellijk in volledige quarantaine geplaatst. Biologische, elektrische en elektronische circuits worden ontkoppeld van de rest van koepel EUR-04. De kamer draait nu op de energie die wordt geleverd door een kleine noodgenerator.In de transportsluis klikt de transportkist open, Gammarhojota staat op en wenkt mij. Ik ontgrendel de transportsluis, tik een nieuwe instructie in op het transportlabel en wring me dan samen met Gammarhojota in de kist. Enkele tellen later klapt de kist dicht, komt in beweging en verdwijnt in het tunnelsysteem. ‘Die protocols zijn toch geweldig!’ lacht Gammarhojota.‘Zeg dat wel’, antwoord ik. ‘Ze maken de homo sapiens perfect voorspelbaar. Kan je van mensen nog meer wensen?’

bart e. g. vinck
3 0

Jeukende logica in station Zwolle

De trein naar Kampen nadert station Zwolle.Spoor 1. Ochtenddrukte. Ongeduldig dromt het forenzenvolkje samen bij de toegang naar de tunnel. Voorspelbare maneuvers. Een handdruk, een schouderklop, een schaarse glimlach, gerantsoeneerde hoffelijkheid.Max heeft zijn vaste plek op het perron. Hij kijkt naar links, staart voor zich uit, buigt het hoofd, slaat een vlieg weg. Max verstaat de officiële mededelingen niet. Ook de excuses gaan aan hem voorbij. Max wacht, ondergaat gelaten de commotie. Spoor 2. Met misplaatste fierheid arriveert de verlate trein naar Kampen. Max aarzelt, zijn brein verliest het contact met zijn lijf. Perfect getimed voert hij het foute plan uit. Hij doet een stap achteruit en werpt zich vooruit, op het spoor. Spoor 1 welteverstaan. Lang voor Max begrijpt wat er gebeurt, is de trein naar Kampen al jammerend tot stilstand gekomen. Op spoor 2.De logica van verlaat spoorverkeer lijkt zowel hard als mededogend. Door een enkele welgemikte wissel loopt Max de stroom aan herinneringen mis die uitbarst net voor een zelfgekozen levenseinde. Niemand ziet hoe tragikomisch het allemaal is. De reizigers op spoor 2 zijn danig druk met de instapprocedure die hen de optimale plek moet opleveren. Daarin is geen plaats voor een pony die een uiltje wil gaan knappen. Haast theatraal nota bene. En op spoor 1. Max krabbelt recht. Met lillende achterhand wandelt hij naar de voorkant van het stilstaande treinstel op spoor 2. Daar vlijt hij zich neer voor de locomotief. In een suïcidale rationaliteit is dat een dood spoor maar zelfs een pony begrijpt instinctief dat arrogantie in dit geval noodzakelijk is om gezichtsverlies te vermijden. Of is de frisse appel waarmee een jozef hem op het perron lokt meer dan een detail in Max’ enigmatische joie de vivre?Trouw aan het ongeschreven scenario volgt Max het perron in noordelijke richting. Bijna kegelt hij een late reiziger om die zijn frustratie wegbalkt. ‘Wat vreet die trein naar Kampen uit op spoor 2? Lopen er alweer lompe pony’s op de sporen?’ Op spoor 2 vertrekt de trein. Aan de hand van hun moeder wuiven twee hummels naar de vader van de jongste die voor onbepaalde tijd verdwijnt. Haar oudste staat al aan de snoepautomaat. De late reiziger interpelleert de jozef van de appel. Max verlaat het toneel. De natuurlijke antioxidanten uit de appel werken gunstig in op zijn dopamine. Station Zwolle blijft er onbewogen bij. Op het rangeerterrein naast het station staat wat afgedankt rollend materieel te suffen in een verlegen lentezonnetje. Naast de derde wagon in het roestende rijtje zoekt Max zijn plekje. Er resulteert esthetische spanning uit de confrontatie van de dominante horizontaliteit van het spoorrijtuig met de verticale lijnen van vervagende graffiti. Bij een artistieke pony als Max wekt dat emotioneel onbehagen op. Kauwend ontwaart hij in een kwintet hoekige maar sierlijke letters de naam van zijn geliefde. Kassy.Vele appels geleden, om 17u07, liet Kassy het leven bij een aanrijding door de trein van 17u07 naar Kampen. Spoor 1. Zij was die keer eerst gesprongen.‘Kassy’, zucht Max. Wat later hijst Max zich recht en gaat op weg, richting spoor 4.In station Zwolle brengt hij routineus zijn schijnbaar onvoltooide sterfscène terwijl de – verlate – trein naar Deventer gewillig meespeelt op spoor 3. Zolang het spoorverkeer netjes wordt ontregeld door omvallende bomen, wateroverlast of een overvloed aan reizigers, levert dat Max met de regelmaat van een stationsklok een heerlijke appel op.

bart e. g. vinck
18 0

Two to tango

Two to tango   Dat kinderfietsje! Eva grijpt het beet en tilt het boven haar hoofd. Met alle kracht die ze in zich heeft, slaat ze er twee, drie keer mee op de ruit van het grote raam achteraan de woning. De derde keer springt het glas aan diggelen. Eva gaat naar binnen. ‘Is er iemand thuis?’ Alle lichten zijn gedoofd. Van beneden uit begint de woning zich te vullen met rook. In de open leefruimte, die wat onder het niveau van de tuin komt, ziet Eva de vlammen al hoog opslaan. De gordijnen hebben vuur gevat en zijn deels op de sofa gevallen. Die is aan het smeulen. Eva stormt de trap op. Via haar noodknop roept ze de centrale op. ‘Fred? Eva hier. Brand aan de Fransenlaan 17. Ik ruik gas.’ Eva gaat een grote slaapkamer in. Niemand. ‘Er kunnen kinderen in huis zijn, in de tuin ligt een kinderfiets. Haast je, Fred!’ Op één van de kamerdeuren kan Eva Anna’s naam onderscheiden, Jordi’s kamer ligt daar vlak naast. Aan het kapstokje naast de deur hangt een kartonnen kroon. ‘Eén jaar’, leest Eva. Vanuit de centrale activeert Fred rechtstreeks het alarm in de brandweerpost. Die ligt op minder dan twee kilometer van de Fransenlaan. In geen volle vier minuten zal de snelle interventiewagen ter plaatse zijn. ‘De noodploeg is onderweg, Eva. Niet alleen naar binnen gaan!’ Dat laatste valt in dovemansoren. Agent Akermans wacht geen vier minuten als zij denkt dat er geen tijd te verliezen valt. Ze tilt de kleine Jordi uit zijn bedje en schudt Anna wakker. Geen minuut later haast ze zich het huis uit, de slapende Jordi op de arm en de slaapdronken Anna aan de hand. Kort na middernacht belt Eva aan bij nummer 19. Geen gehoor. De onwerkelijke stilte rond het brandende huis wordt doorbroken door de naderende sirene. Terwijl de interventiewagen stopt, floept er aan de overkant een licht aan. Het is koud en de kinderen hebben alleen hun pyjamaatje aan. Eva steekt de straat over. Die overburen moeten hen maar even opvangen. ‘Ik weet niet of er nog iemand in huis is!’, roept Eva de brandweerlui nog toe. ‘Er hing …’ Voor ze haar zin kan afmaken, weerklinkt een oorverdovende knal. Een steekvlam spat langs de voorkant van de woning naar buiten. Jordi schrikt wakker en begint hysterisch te krijsen. Anna kijkt met haar grote kleuterogen naar het schouwspel. Dikke tranen wellen uit haar overdonderde ogen. ‘Waar is mama?’, stamelt ze. Haar knuistje wijst verslagen in de richting van het huis.   Naarmate de nacht vordert, ontrolt zich het standaard scenario van een uitslaande brand. Veel meer dan de naburige woningen vrijwaren, kan de brandweer het eerste uur niet doen. De politie zet de straat af, de kinderen worden voor controle naar een ziekenhuis gebracht, een tweede ziekenwagen blijft doelloos wachten. Links en rechts krijgt Eva een schouderklopje. Haar bewustzijn gaat in overlevingsmodus. Zelf handelt ze niet meer, ze kijkt toe. Wat kan ze doen? Als een paar journalisten haar aanklampen, gaat er een huivering door haar heen. Deze hel is nog nieuws ook. Nog voor hij Eva een vraag heeft gesteld, noemt één van de mannen haar al een heldin. ‘Wat ik nu liefst wil’, antwoordt Eva wat later op alweer dezelfde vraag van een andere vroege journalist, ‘is naar huis gaan en languit in bad gaan liggen. Achter dit koele optreden dat jullie zo fantastisch vinden, zit ook maar een mens die dit allemaal moet verwerken. En deze vreselijke brandgeur komt daarbij bepaald ongelegen.’ Eva voegt de daad bij het woord, keert de journalisten de rug toe en gaat zich afmelden bij de chef aan de commandowagen. ‘Ik ga naar huis, Stan. Te voet. Nee, doe geen moeite. Ik was toch onderweg toen …’ Eva’s stem valt even weg. ‘Iedereen vindt het geweldig van die kinderen,’ aarzelt ze, ‘maar mama of papa moet in de brand gebleven zijn. Misschien zelfs allebei. Dat weten we allemaal. Het lijkt verdorie bijna een scenario voor een goedkope jankfilm.’ Eva slikt. ‘Is het cru te hopen dat de ouders hun avondje uit hadden en dat er een babysitter in huis was?’ Stan sust haar kordaat. ‘Kijk, Eva, een furie zoals jij denkt in een reflex dat het nooit goed genoeg is. Daarom zeg ik je alleen dit. Bedankt. Je hebt alles gedaan wat je kon doen. Dat was veel meer dan je moest doen. Beyond the call of duty zouden ze zeggen, in het land van de goedkope jankfilms. Ga gewoon met dit ene woord naar huis. Bedankt.’   Het is half twee als Eva de deur van haar loft openmaakt. Het licht laat ze uit, de volle maan geeft genoeg. In huis is het warm, te warm. Carlo heeft vast de thermostaat hoger ingesteld voor hij vertrok. Eva trekt haar hele plunje uit, dat gaat de wasmachine in. Kookwas, dan blijft er niks van die verduivelde avond hangen. Naakt schenkt ze zich een glas in en neemt een grote slok rode wijn. Beeldt ze het zich in of kleuren haar lippen echt dieprood in de spiegel? Bij het schuifraam achteraan wordt Eva’s blik door de lange, spaarzaam verlichte Canadezenlaan naar de T-splitsing getrokken die uitgeeft op de Fransenlaan. Pal op het kruispunt licht de gloed van de brand duidelijk op. Wat een inferno. Eva neemt nog een glas. Ze geniet ervan. Het is wijn uit Ulignano, bijna tien jaar geleden nu. 7 juli 2007, wat een iconische datum. Eva had nooit geloofd dat je op je dertigste nog smoorverliefd kon worden. Tot haar weekje Toscane werd gekaapt door zes weken zaligheid. Op zoek naar haar hotelletje, lag hij plots daar, languit op de Toscaanse bodem na een stevige slipper met zijn fiets. Zijn truitje hing aan flarden, zijn stevig gespierde en ferm geschaafde bips kleurde snel rood, uit een jaap in zijn linkerarm sijpelde bloed. Als bij ingeving had Eva zijn gehavende toestand genegeerd en hem koudweg gevraagd of ‘dit de kortste weg naar Ulignano was’. Na een ogenblik van totale verbijstering – wat keek hij ongelooflijk schaapachtig toen – was hij in lachen uitgebarsten en overeind gekrabbeld. ‘Je bent waar je moet zijn!’ was het enige wat hij zei. Profetische woorden! Nog voor hij helemaal rechtop stond, had ze hem aan zijn nek naar haar toegetrokken en hadden ze elkaar gekust, steeds weer gekust. Nog diezelfde avond gingen ze tot het einde. Zes weken lang verkenden en aanbaden ze elkaars lichaam. Ze genoten van de zon, de wijn, de zee, de steden en dorpjes en van het onderweg zijn tussen de ansichtkaarten. Ze lieten toe dat hun gevoelens en gedachten in een mum van tijd steeds meer vervlochten raakten. Onmiddellijk na de vakantie gingen ze samenwonen op Eva’s loft. Ze waren elkaars thuis geworden. Ulignano had hen onafscheidelijk verbonden.   Eva heeft al uren niets meer gegeten. De wijn krijgt zo vrij spel in haar afgetrainde lichaam, en wekt een glimlach op haar lippen. Had Stan gelijk? Heeft ze gedaan wat ze kon? Haar mondhoeken krullen verder omhoog. Een euforische stemming sluipt Eva’s malende hersenen binnen. Beheersing, controle, bijna macht, is dat wat ze voelt? Ja! Eva wil het uitschreeuwen. Ja, ja, ja! Steeds luider wil ze het roepen. De nacht en de rede weten wel beter. Een hete douche brengt Eva tot rust. Een half uur later blaast ze haar haren droog en kruipt in bed. Door vermoeidheid overmand slaapt ze in. Alleen, voor het eerst in bijna tien jaar.   07:43. De zoemer aan de voordeur haalt Eva uit haar slaap. Even zoekt ze naast zich, maar ze is nog steeds alleen. Terwijl ze haar badjas omslaat, ziet ze op het scherm van de videofoon Stan staan praten met een man die ze niet kent. ‘Stan? Wat brengt jou hier?’ Wat later zit Eva met Stan en rechercheur Vrancken aan tafel. ‘Zal ik koffie zetten?’ vraagt die laatste tactvol. Alleen met Stan kan Eva zich moeilijk bedwingen. ‘Wat is er aan de hand, Stan? Mijn verklaring kan toch wachten tot ik op het bureau ben?’ Stan kijkt haar in de ogen, schraapt zijn keel. ‘Is je dienstwapen in huis, Eva? Ik wil het graag zien.’ Eva is verrast. Stan onderbreekt haar kordaat. ‘Toon me gewoon waar je je dienstwapen bewaart.’ Eva neemt Stan mee naar de slaapkamer en wijst op de kleine safe daar. Stan trekt handschoenen aan. 7707. De safe is leeg. Niet begrijpend kijkt Eva haar chef aan. ‘Hoe kan dat nu? Maandagavond laat heb ik de Glock hierin gelegd!’ Met het dienblad nog in de hand neemt Vrancken de leiding over. ‘Denk goed na. Wanneer heb je voor het laatst je wapen gezien?’ Eva aarzelt niet. ‘Zoals ik al zei. Dat was zonder enige twijfel eergisteren, ’s avonds laat. Na mijn avonddienst heb ik het in de safe gelegd. Gisterenavond had ik het niet bij me omdat we toen die opleiding Verkeersrecht hadden. Kunnen jullie mij niet gewoon vertellen wat er aan de hand is?’ De mannen wisselen een blik van verstandhouding. ‘Kijk Eva. Zoals we al vreesden zijn in het uitgebrande huis twee volledig verkoolde lichamen gevonden, een man en een vrouw. De vrouw is zo goed als zeker de moeder van de kinderen.’ Stan neemt er zijn notitieboekje bij. ‘Rosa Vazquez, 32 jaar, dubbele nationaliteit, Argentijns-Belgisch, vijf jaar getrouwd met Henricus Debaeck. Een buurvrouw herkende het mobieltje en de sleutelbos die in de keuken lagen, de bril van de vrouw was nogal opvallend, de lichaamslengte klopt, de gezinswagen stond op de oprit. Alles moet nog worden nagetrokken, maar veel twijfel is er niet.’ Rechercheur Vrancken kucht. ‘Het verkoolde mannenlichaam is moeilijker te identificeren. We hebben geen tweede mobieltje gevonden, geen sleutels, geen bril of zo. Er is geen tweede auto. Voor een positieve identificatie is het dus wachten op pakweg tandheelkundige gegevens. Toch staat het als een paal boven water dat het lichaam niet dat van Henricus Debaeck is. Dat is een kleine, eerder gezette man. Het stoffelijk overschot is dat van een man van haast twee meter.’ Eva verstijft. Mannen van twee meter zijn dun gezaaid. ‘Is Carlo thuis?’ Het lijkt of Eva de vraag niet heeft gehoord, maar dat is natuurlijk niet zo. Haar stem verandert in een laag, hees keelgeluid, ingehaald door het onvermijdelijke. ‘Zeg nu alsjeblieft niet dat je mijn pistool op de plaats delict hebt gevonden. Zeg dat alsjeblieft niet.’ Eva houdt het hoofd in beide handen, de vingers gespreid over haar mond. ‘Carlo is niet thuis?’ Eva schudt het hoofd. Tranen komen er niet. ‘Heb je hem vandaag nog gezien?’ Eva slikt opvallend. Tweemaal, driemaal. ‘Maandagnacht kwam ik rond een uur of twaalf thuis. Gedoucht. Nog wat gegeten. Samen een glas wijn gedronken. Rond een uur of twee naar bed gegaan. Ik heb een gat in de dag geslapen. Ik weet niet hoe laat Carlo gisteren naar kantoor is vertrokken. Het ging zeker laat worden, er was iets met een beursintroductie.’ Korte stilte. ‘We weten natuurlijk niet of hij het is. Maar jouw pistool lag inderdaad tussen beide lichamen in. Het serienummer stemt overeen met het register.’ Stan kijkt Eva ernstig aan. ‘Het mannenlichaam vertoont één schotwond. In de linkerslaap. Denken we. Dat kan wijzen op een wanhoopsdaad. De lijkschouwing vanmiddag zal uitsluitsel brengen. Kan Carlo de Glock uit de safe hebben gehaald met de bedoeling Rosa Vazquez om te brengen en daarna de hand aan zichzelf te slaan?’ Eva aarzelt. 7707. Zou de klootzak dat vergeten zijn? Nee … ! ‘Tja, ik heb hem wel eens … .’ Vrancken trekt de wenkbrauwen op. ‘Kom nu! Stan weet vast wel hoe dat gaat. Je komt laat thuis, moe, bezweet. Je duikt recht de douche in en leeft net lang genoeg op om voor TV in slaap te sukkelen. Wat later sleep je jezelf naar bed en denkt dan aan je Glock die nog op tafel ligt. Dan helpt je boomlange kabouter je toch graag een handje? Natuurlijk heeft hij hem wel eens in de safe gelegd. De lader ligt er niet bij, hoor. Die gaat met de rest van mijn gordel linea recta de bureaulade in als ik thuiskom. Netjes afgesloten.’ De toon van de rechercheur wordt formeler. ‘Kijk Eva, het forensisch team moet hier in huis een grondig kijkje komen nemen. Jij gaat best met ons mee naar het bureau, daar blijf je beschikbaar. Na de lijkschouwing zullen we zeker nog met je moeten praten. Het spijt me.’ Stan knikt. ‘Saskia van slachtofferhulp blijft de hele dag bij je. Het … heeft er helaas alle schijn van dat je een slachtoffer bent. En een heldin, natuurlijk. Laten we dat vooral niet vergeten.’   Op het bureau zit Eva urenlang door het raam voor zich uit te staren. Saskia houdt bewust afstand, Eva heeft geen behoefte aan praten. Wat gebeurd is, herhaalt zich in haar hoofd. Elke minuut. Eva heeft moeite om haar ademhaling onder controle te houden. Op een vreemde manier krijgt ze ook de brandgeur niet uit haar neus. Langgerekte wolken glijden voorbij. Over een uurtje is de lijkschouwing afgelopen. De technische recherche zal het plaatje netjes afwerken. Carlo’s vingerafdrukken staan op haar glas van maandagavond, naast de spoelbak. De forensische jongens vinden vast de sporen van benzodiazepine. Dus, zal Vrancken besluiten, heeft Carlo haar één of ander slaapmiddel gegeven zodanig dat hij zelf ongehinderd bij de Glock kon. Op de safe staan natuurlijk ook zijn sporen. En op de bureaulade. En op het sleuteltje. Carlo was een schatje. Rosa zal dat ook gedacht hebben. Teef! Ze kon de schaduw van hun gewriemel door het gordijn maar al te goed thuisbrengen. Lekker dicht tegen elkaar aan. Zeven keer de voorbije maand. Haar stank hing in zijn haar als hij thuiskwam. Maar oh nee, Eva, er is niets van aan! Ik ben van jou, Eva, alleen van jou. Tien jaar bijna, had hij gezegd, hij leek het er keer op keer te willen indrammen. Rosa’s nek was droog geknapt. Clean. Jammer, ze had haar de nagels willen uitrukken, de ogen uitsteken, haar oren en haar tieten afsnijden. Maar daar was geen tijd voor, en het paste niet in het plan. Met de Glock in de hand achter haar rug had ze Carlo binnen aangetroffen. ‘Carlo? Jij hier?’ Vanuit de sofa keek hij op. Betrapt. ‘Wat, wat brengt jou hier?’ ‘Ik werk bij de politie, schatje. Het raampje van de wagen op de oprit is ingeslagen.’ Eva ging naar hem toe. ‘Oh.’ Terwijl Carlo voorover boog om op te staan, hoorde Eva een spitsvondige uitleg door zijn hoofd ratelen. De kogel doorboorde eerst zijn linkerslaap en dan zijn leugens. De gasfles ging makkelijk. Carlo had die opgepikt die middag. En netjes in de wagen gelaten. Achter Rosa’s huis. Zijn vlam. Eva onderdrukt een glimlach. Die is uitgedoofd nu.   Stan en Vrancken komen met twee agenten het platform op. Eva huivert. ‘Eva Akermans, ik arresteer je wegens moord op Rosa Vazquez en Carlo Strackx.’ Stans stem klinkt schor. ‘Rosa’s man heeft verklaard dat Carlo tangoles nam bij haar. Als verrassingsact voor jullie tiende verjaardag samen.’ Eva steekt beide armen naar voren, de polsen naar boven. ‘Goedkope politiefilm,’ zucht ze Stan toe.         bart e. g. vinck

bart e. g. vinck
0 0

Prijzen

3de prijs Kortverhalenwedstrijd van de stad Deinze 2017