Brieven aan Manon
31 maart 2018
Lieve Manon,
Weet je nog toen je me zei dat je "met geld wel een hond kunt kopen maar dat je hem er niet mee kunt laten kwispelstaarten"? Ik denk dat dat ook voor katten geldt.
Toen ik gisteren Athos en Porthos vanachter het keukenraam de tuin in zag lopen, gelokt door een deugddoend voorjaarszonnetje, moest ik aan die woorden van jou terugdenken. Hun staarten schoten als de periscoop van een onderzeeër richting hemel, ze rekten en strekten zich zoals enkel katten dat kunnen om dan languit op de warme arduinen terrastegels te vallen en van puur kontentement de meest onmogelijke bochten te maken met hun elastieken lijf. Na dit ontwakingsritueel lonkte het avontuur.
Een berg aarde is bedekt met ontluikende krokussen en narcissen, met tulpen en paasbloemen, enkel de meiklokjes laten nog op zich wachten. Langsheen de houten scheidingsmuur met de buren heb ik voor de winter appel- en perenboompjes neergepoot en er staat nu een tweede dakplataan op hangmatafstand van de andere die er al twintig jaar groeit en zonder veel zuchten een volwassen mannenlijf kan dragen. Aan een steunpaal heb ik tijdens de voorbije vriesperiode een voederkastje opgehangen. Het is nu een komen en gaan van mussen en merels, van meesjes, kwikstaartjes en heel af en toe zelfs een roodborstje. Het is alsof ze tegen mekaar gezegd hebben : "Daar moeten we zijn, daar is een feestje vandaag!". Sociale media in het dierenrijk. Net zoals bij mensen duiken ook hier profiteurs op die een graantje willen meepikken van deze nieuwe ontwikkelingen en met de noorderzon verdwijnen als het feest voorbij is.
Ik geniet van al dit leven in mijn tuin. Athos en Porthos kijken er steeds weer met verwondering en, even maar, met argwaan op neer.
Ze werden opgeschrikt door het gekir van Jinthe en Jolien, de buurmeisjes die nog even op de trampoline sprongen voor ze weer naar school moesten. Ze zwaaien altijd vrolijk naar mij, gevolgd door een verlegen "hallo", meer niet. De klasjes van de lagere school zijn nog niets veranderd. Ik zie ons nog steeds tikkertje spelen en stickers van de smurfen omruilen op de speelplaats. De schoolbel klinkt nog net als toen, een uitgerokken ringtoon van een bakelieten telefoontoestel, in decibel enkel overstemd door het gebimbam van de kerktoren een beetje verderop.
Het snoepwinkeltje van Joseeke van de bakker schuin tegenover de kerk is niet meer, Joseeke is nu met pensioen, en ook de kruidenierszaak van Geert en Els is inmiddels voltooid verleden tijd. Hun winkel werd na hun echtscheiding overgelaten aan de Turkse familie. Kun je je de reactie in het dorp voorstellen? "Ziede wel, die vreemdelingen nemen hier alles over, binnenkort is niets hier nog van ons!"
Een kat besnuffelt en omarmt de angst voor vernieuwing, een dorpsmens denkt meteen dat hij ALLES zal kwijtspelen. De winkel is niet lang daarna opgeslokt door de pakjesdiensten van HelloFresh, Bpost en Post.NL. Vooruitgang noemen ze dat naar het schijnt, de oudjes van het dorp zitten met de gebakken peren.
Athos en Porthos hadden na een halfuurtje genoeg nieuwe indrukken opgedaan en vonden van zichzelf dat ze hiermee weer minstens een halve dag slaap verdiend hadden. Ik heb nog een praatje gemaakt met Luc, je weet wel, de buurman met de twee naakthonden waarvan eentje in de zomer een roze pyjama droeg omdat hij een zonneallergie heeft. Je piste haast in je broek van het lachen toen je dat zag. Had ik al verteld dat Luc vrachtwagenchauffeur is? Ik vind het altijd een beetje lastig praten met hem. Het lijkt alsof we nooit echt verbinding maken, alsof er een muurtje tussen ons staat. In elk gesprek sluipt wel een distributieriem, een oliefilter, een bougie of een waterpomp binnen. Ik heb geen flauw idee waarvoor die dingen dienen. Als ik hem mag geloven, heeft hij al meermaals het leven van zijn camion verlengd enkel en alleen maar door goed te luisteren naar het geluid dat hij maakt (mensen zouden beter naar elkaar moeten luisteren). Zouden alle vrachtwagenchauffeurs zo zijn? Ik kan mij niet voorstellen om ganse dagen 'op de baan' te zijn. Zo zegt hij dat : "Ik ben op de baan geweest vandaag." En dan vertelt hij over zijn baas die achter zijn veren zit om zijn vracht zeker op tijd af te leveren, dag na dag, over de stress van het verkeer ("D'er rijdt wat op de baan tegenwoordig, zenne!") om dan een apart hoofdstukje te wijden aan het geluid dat zijn vrachtwagen maakte ("Hij klonk maar raar vandaag. Ik weet niet wat er scheelt.").
Na die 'geluidsboodschap' ben ik altijd weer gelukkig dat ik gewoon met de fiets en de trein naar het werk kan, en op dat moment herinner ik mij doorgaans ook dat ik dringend naar binnen moet omdat er iets op het vuur staat te pruttelen.