Kortverhaal van mijn lichaam
Ik sta op en mijmer over het labyrint dat zich voor me uitrolt,
ren noordelijk,
de zon brandt in mijn nek en
mijn huid voelt: er is niet genoeg regen.
Ik word ergens heen gekatapulteerd
in gedachten verzonken reis ik kilometers,
verdwaal ik langs struiken,
tot een kleiachtig mannetje met een schriele stem
aan de andere kant van de struik waarschuwt:
De uitweg zou zichtbaar moeten zijn(!), goed kijken.
Ik ga rechts, adem,
sinds jaren reisbegeleid ik dit lichaam doorheen felverlichte dagen
en moest er geen crypte vol ingekapseld weefsel
onder mijn borstbeen leven
zou ik vast ook niet zorgeloos bestaan,
laat staan juist navigeren.
Ik draai terug, een warmzoete bries streelt mijn bovenlaag,
en ik ontdek dat de weg uit dit grasgroene mysterie
enkel bereikt kan worden door een balans te zoeken tussen
steeds opnieuw en nooit meer.
In de verte rijst een heuvel,
ik beklim hem bij zonsondergang,
wat blijft wordt zichtbaar;
de zonnecyclus, het gras, het kleiachtige mannetje,
mijn borstbeen jeukt,
ik krab.