Lezen

De wederkerende neiging om het onbegrensde te proberen vatten

Het verleden en de toekomst zijn slechts concepten, enkel het huidig moment bestaat in zijn tastbare vorm. Littekens en andere sporen kunnen enkel aan het bestaan van een verleden gelinkt worden als er een idee op geprojecteerd wordt. Alle dingen bestaan op zichzelf, zonder idee, weerstand of oordeel. Rustend in het ‘nu’. Alleen een mens projecteert een verhaal dat men verleden noemt. Ik ben er lang vanuit gegaan dat het ‘nu’ iets is dat steeds in beweging in, als immer voorbij glijdend. Maar die veronderstelling kwam voort uit het aangeleerde idee dat tijd iets lineair is. De illustratie van tijd bestaat eerder uit een punt in plaats van een lijn. Een punt dat symbool staat voor het hier en nu dat ervaren wordt vanuit oneindig veel perspectieven. Deze spelen zich allemaal simultaan af, zonder ruimte in te nemen. Omdat tijd iets abstract is, een illusie zelfs, valt het niet samen te vatten in een vorm zoals een punt of een lijn. Het projecteren van ideeën is een manier van creëren. Aan alle menselijke scheppingen zijn gedachten vooraf gegaan. Gedachten zijn in combinatie met wilskracht efficiënte tools die we als mens bezitten. Net als de verschillende perspectieven van waaruit het leven kan ervaren worden, zijn ook de scheppingsmogelijkheden oneindig. Het leven is onbegrensd. Mijn bestaan, ik als unieke creatie, is één van de oneindige mogelijkheden. Het had ook anders gekund. Maar ik ben nu volledig gefocust op en doordrongen van deze mogelijkheid. Wetende dat alle andere mogelijkheden zich eveneens aan het afspelen zijn. Als parallelle universa. Er is geen mogelijkheid die de voorkeur geniet of beter zou zijn dan een andere. Voorkeuren en oordelen zijn geprojecteerde ideeën. Er worden geen mogelijkheden overgeslagen, werkelijk alles wordt uitgeprobeerd. Alles dat we mooi zou kunnen noemen. En evenzeer alles dat we verwerpelijk zouden kunnen vinden. Geconditioneerd als we zijn, is het niet evident om zonder oordeel ergens naar te kijken. Onze opvoeding, cultuur  en medemens heeft ons geleerd wat van waarde is en wat afgekeurd moet worden. Het is een kunst om buiten dat kader te kijken. Ik oefen mezelf daarin. Maar vraag me tegelijk af of het überhaupt mogelijk is. Als de perceptie van mijn omgeving mijn eigen creatie is en ik tevens een product ben van mijn omgeving, dan kan ik nooit loskomen van mijn individueel kader. Maar wie zegt trouwens dat ik begrensd ben? Zulk idee is een creatie van eigen hand. Net zoals al de ‘rest’.

KarolienDeman
8 0

over palindromen, zelfvernedering en Hannah Gadsby

Nanette, de veelbesproken show van Hannah Gadsby, stond al een tijdje op mijn verlanglijstje. Nu ik als late adapter ook de weg naar Netflix gevonden heb, was ik klaar voor een avondje comedy. Ze begint haar show gemoedelijk: ‘My name is Hannah, and that is a palindrome. Everyone in my family has a palindromic name, it’s a bit of a tradition. There’s Mum, Dad, Nan, Bob and my brother Kayak’. Er zijn makkelijke grappen, waarmee het publiek hartelijk lacht. Gaandeweg creëert ze tijdens haar show een andere sfeer. Ze vertelt openlijk over haar jeugd. Die was allesbehalve idyllisch. Als lesbisch meisje groeide ze op in Tasmanië, tijdens een periode waarin homoseksualiteit nog strafbaar was. Toen ze ouder was, onderging ze een aantal heel akelige #metoo ervaringen. Ze heeft zeker haar deel ellende gekend in haar leven. En daar maakt ze grappen over. Dat is haar job. Dat heet zelfvernedering. Zelfvernedering op een comedy podium is geen nieuw fenomeen. Hoe ze ermee omgaat wel: ze benoemt namelijk het mechanisme van de zelfvernedering. Ze legt het bloot. Ze legt uit dat moppen uit twee delen bestaan: ‘Jokes have two parts, a question and an answer, a set-up and a punchline. The set-up builds tension, the punchline releases it. That’s my job.’ Bij verhalen ligt het anders: ‘Stories have three parts, a beginning, a middle and an end. To make a joke from a story, you have to leave out some parts of it.’ Om haar betoog te illustreren haalt ze er enkele grappen uit het eerste deel van de show terug bij. Ze vertelt het verhaal achter de grap. De verhalen zijn schrijnend. Zo vertelt ze dat ze op een avond in elkaar geslagen werd bij een bushalte. De grap was grappig, tot het een verhaal werd. Dat grappen uitleggen niet grappig was, wist ik al (‘dus: Wablieft en Wablaf zijn de namen van de twee personen die in die boot zaten!’). Maar ik wist niet dat de verhalen achter de grappen ook nefast konden zijn voor de feestvreugde. Ze werpen een ander licht op haar grappen. Als je terugblikt op het eerste deel van de show merk je dat zelfvernedering de grootste gemene deler is. Door haar verhalen of het meegeven van de volledige context  krijgt het publiek een spiegel van de kwetsbare en vernederde vrouw op het podium. Ik bewonder haar lef om het zelfvernederingsmechanisme bloot te leggen. Ze creëert een intieme sfeer tijdens de show en bevrijdt openlijk haar bestreden demonen. Comedy kan zelfspot verdragen, maar zelfvernedering gaat een brug te ver. Zelfspot werkt prima om te kunnen relativeren, om zaalshows mee op te bouwen. Maar waar eindigt zelfspot en begint zelfvernedering? En wat doet die zelfvernedering met de persoon op het podium? Verwordt het podium dan tot een zelfontworpen schandpaal? Eentje voor eigen gebruik?   Terug naar de palindromen: ik leerde proefondervindelijk dat grappen over palindromen niet altijd lichtvoetig zijn. Dochter: Mama, ik heb een raadsel. Wat is het omgekeerde van dood? Moeder (enthousiast): levend! Dochter (droog): fout! Het juiste antwoord is dood.

Lore Dewulf
39 2

Beestenhuis is boos

Ik ben omringd door dode insecten. Het zou de titel kunnen zijn van een Fleddy Melculy-nummer dat de albumselectie niet haalde, maar het is mijn dagelijkse realiteit. Terwijl ik dit schrijf is het vals plafond boven en de vloer onder mij het enige wat mij afscheidt van de vele wespenkerkhoven die dit huis herbergt. Bendes mieren marcheren uit kieren die ons huis een week geleden nog niet leek te hebben. Ze slepen de lijkjes weg uit het spoor der vernieling dat ondergetekende elke ochtend vloekend achterlaat. Ik krab aan een van mijn zeven muggenbeten, waarvan de dader nog voortvluchtig is, terwijl een vlieg casual voorbijzoeft en beslist dat mijn voorhoofd de meest geschikte plek van de hele kamer is om te landen. Toen ik gisterochtend in de woonkamer ook nog eens werd begroet door een duizendpoot – beleefd was hij wel – besefte ik dat het tijd wordt om de huurkosten te beginnen delen met al deze geleedpotige profiteurs die ons huis tot een kraakpand hebben herleid. Het begon twee jaar geleden met een koningin en een baksteen in de maag. De koningin had een gat gevonden. 'Wat een mooi gat,' dacht de koningin. 'Hier zie ik mezelf wel een kolonie van gevleugelde soldaten in geel-zwart uniform klaarstomen. World domination, bitcheeees!’ Een ijzingwekkende wespenlach echode door het gat. Wat de koningin zich niet afvroeg is of de mensen in het huis rondom het gat het niet creepy as fuck zouden vinden om van 's ochtends tot 's avonds te horen hoe tientallen wezentjes het vals plafond boven de gang afknabbelen om het koninklijk paleis uit te breiden. Wat wederzijds respect mag wel, toch? En dat is de reden waarom het op een zweterige zomeravond plots gif regende bovende de ingang van het paleis. Velen lieten het leven, maar sommigen hielden vol en leefden nog lang genoeg om enkele weken later, bij de tweede gifbui, hun vermoeden bevestigd te zien: God is geen dj, maar een onverbiddelijke brandweerman in een zotte overall. En ze stierven met een glimlach op het gezicht, want ik hoorde al aan menig koffietafel dat er niets zo mooi is als te mogen sterven in je eigen huis. Twee jaar later vonden twee koninginnen met een baksteen in hun maag twee gaten. 'Wat een mooie gaten,' dachten de koninginnen. De mieren pakken het minder subtiel aan. Met een assertiviteit die je eerder van een stadsmus verwacht, lopen ze van de ene dag op de andere door de kamer alsof ze het pand al jaren ownen. En de kleine fuckertjes komen letterlijk van overal. Maandag zaten ze in de gang. Dinsdag claimden ze de badkamer. En tegen het einde van de week renden ze al door de living. Ik zou zweren dat er gisteren een pintje minder in de koelkast lag en ik iemand nog net de tv hoorde uitzetten toen ik binnenkwam. De beestjes hebben een uitbreidingsdrang waar zelfs Starbucks niet tegenop kan. En alsof dat nog niet erg genoeg is, zijn ze constant met iets aan het rondzeulen of onvermoeibaar aan het travakken waardoor ik me nog schuldiger voel dat ik een boek zit te lezen in plaats van er een te schrijven. Dus heb ik hen de oorlog verklaard. In elke ruimte vallen er nu op willekeurige momenten maat drieënveertigen uit de lucht. Bergen wit poeder liggen verspreid in en rond het huis alsof Tony Montana z'n villa heeft omgeruild voor een klein arbeiderswoninkje in het centrum van Heist-op-den-Berg. Mierenlokdoosjes zover het oog reikt. Alles kapot. Ondertussen strijkt de vlieg neer op m'n oorschelp. Ik sla los op m'n oor, want mijn fijnmotorische skills gaan niet verder dan het correct bedienen van een toetsenbord. Ze maakt zich uit de voeten en parkeert zich op het hoekje van het bureau. En dan doet ze wat elke vlieg doet en goed is om iemand met een levenslange angststoornis op te zadelen. Ze begint in haar voorste pootjes te wrijven. Alsof ze op wraak zint. Alsof ze een gruwelijk plan beraamt om mij terug te pakken voor elke keer ik met een hand of vliegenmepper naar haar en de haren heb uitgehaald. Alsof ze denkt: 'Wacht maar af, jongen. Mijn maten komen er zo aan met een stuk of vijftig en jij gaat hier de komende jaren vliegenkak van de muren moeten krabben tot je er kierewiet van wordt.' Daarna vliegt ze recht op m'n gezicht af, geeft me een kopstoot tegen m'n voorhoofd en verdwijnt uit het zicht. Van de dader die de nacht van haar leven beleefde door zeven shotjes bloed uit m'n lijf te slurpen, is nog steeds geen spoor. Maar ik maak me geen illusies, ze is er nog. Ze wacht geduldig de uren af tot vanavond. En op het exacte moment waarop ik in slaap lijk te vallen, laat ze terug van zich horen. Om dan weer een uur of twee te verdwijnen en dat hele ritueeltje nog een paar keer te herhalen. Ik veeg een mier van m'n hand, zucht en kijk moedeloos uit het raam. Buiten zwaait de beleefde duizendpoot naar me met meer handjes dan de gemiddelde kleuterklas.

Hans Verhaegen
7 0

over podcasts, grootmoeders en klasfoto's

‘Wiens klasfoto is dit?’. Mijn jongste dochter wijst naar een zwart-wit foto in het huis van mijn grootmoeder. Mijn 89-jarige grootmoeder volgt de vinger van mijn dochter. Ze lacht: ‘dat is een foto van mijn gezin, met mijn mama, papa, broers en zussen’. Mijn oudste dochter komt er ook bij. ‘Die foto is genomen in 1942. Toen werden nog niet veel foto’s genomen. Een gezinsfoto was uitzonderlijk in die tijd. Kan je mij herkennen op de foto?’. Beide dochters wijzen de meisjes op de foto aan, op goed geluk. ‘Ik ben het jongste meisje’. Mijn grootmoeder is de voorlaatste in een rij van elf kinderen.   ‘Er leven nog twee mensen van op die foto, één van mijn zussen en ik’. Mijn grootmoeder heeft vochtige ogen en weemoed in haar stem. ‘Hoe heet je zus?, vraagt mijn oudste dochter. ‘Thérèse? Oh, hoe grappig. Die heet een getal in het Frans’.   Vorige week luisterde ik in mijn hangmat naar Bob, de podcast van Siona Houthuys, Nele Eeckhout en Mirke Kist. Deze podcast dateert van 2017 en is ondertussen al meer dan anderhalf miljoen keer gedownload. Het stond al lang op mijn verlanglijstje en de hittegolf leek het ideale moment om eraan te beginnen. Een waarschuwing vooraf: eens u begint, is er geen stoppen meer aan. De drie vrouwen vertellen in zes afleveringen het verhaal van de 85-jarige Elisa. Deze demente, oude dame woont in een rusthuis en praat over haar jeugdliefde Bob. De kinderen van Elisa kennen geen Bob en hebben nog nooit over deze man gehoord. Stukje bij beetje krijgen we deeltjes van de puzzel aangereikt, deeltjes die deel uitmaken van het ongehoorde leven van Elisa.   Ze slagen erin een intiem portret te schetsen, zonder oordeel en zonder sensatiezucht (een omgekeerde Dag Allemaal, zeg maar). Je voelt hun oprechte interesse en betrokkenheid. Ze stellen vragen zonder de integriteit van de betrokkenen te schaden en vertellen over hun inzichten zonder voorbarige conclusies te trekken. Het verhaal van Elisa ontroert me, omdat het diepmenselijk is. Elisa ontroert me, omdat ze ontwapenend is. Als ze in haar verleden duikt en over Bob praat, lacht ze schalks, als een verliefde jonge vrouw.   Het verhaal van Elisa voert me terug naar mijn grootmoeder. Wat zou zij vertellen mocht ze dementeren. Welk onderdeel van haar leven zou een eigen leven gaan leiden? Welke woorden zouden uit haar mond rollen als ze niet meer gevangen zouden zitten in haar eigen hoofd? Hoe meer ik erover nadenk, hoe fascinerender ik het vind om haar geschiedenis te kennen. Niet om de feiten te kennen, maar om te weten hoe zij was als jonge verliefde vrouw.     Moeder (wijzend naar een foto): dat is zijn jullie bedovergrootouders. Dochter: heb je ook een foto van hun ouders? Moeder: nee. Wat is de naam trouwens van die generatie? Dochter: dat zijn onze oudouders. Verwarrend toch, want jij bent ook al een oude ouder.  

Lore Dewulf
5 1

Weerpraatje

Heet, heter, heetst. Neen, ik heb het niet over de dochters van Jan Leyers. We weten allebei dat de tweede stem van Soulsister niet drie, maar vier vrouwen wist te verwekken en dat de houdbaarheidsdatum van de dametjes vaak al overschreden is nog voor ze goed en wel op smaak zijn gekomen. Dat moment waarop de ruwe Leyerskenmerken zich zo beginnen te manifesteren op dat voordien zo koddige snoetje, dat je, mocht je met een van hen zonder kleren in een zweterige Tetriscombinatie beland zijn, niet anders kan dan op een bepaald moment beseffen dat je in principe gewoon Jan Leyers met een pruik ligt te heupbonken. En dan is 't meestal game over. Mij maakt zoiets echter geen flieter uit en ik geef de symbolische high five aan eenieder die een Leyersdochter op zijn curriculum vitae heeft staan of nog plant te zetten. Maar ik wou het over het weer hebben. Want op het moment dat je dit leest, zitten we pal in een hittegolf. Tenzij je dit enkele weken na publicatie leest, wat mij zeer onwaarschijnlijk lijkt, doch, we mogen niets uitsluiten. In dat geval hebben mijn gekwetste ego en jij dringend een hartig woordje te spreken. Zijn het de opdringerige Instagramposts? Dat licht dictatoriale stemmetje dat elke week opnieuw LINK IN BIO naar je krijst? En dan daaronder nog 37 hashtags in volzinnen, alsof iemand ooit zou zoeken op #waarvindjenogspaghettisauszondersuiker, #tekenaarsmeteenvastehandhebbenkleinepiemeltjes of #kijkmamaikhebdemuisvanmartinetanghegetekend. Goh, ik wist niet dat je er zo over dacht, lieve lezer. Nee nee, maak je geen zorgen. Eerlijke kritiek krijgen is mijn favoriet, mijn lens prikte gewoon even in m'n oog. Ja, m'n beide lenzen, ja. Mag het?! Waar waren we? Juist, het weer... Toch eerst nog vertellen dat een vriend van mij beweerde, lang voor we met de hele wereld de vleermuizenvalling kregen, dat hij in een Antwerps café een Leyersmeisje had ontmoet en er nadien z’n nieuwe Mercedes Vito mee had "ingereden". Haar naam had hij niet gevraagd, maar hij was ervan overtuigd dat het een Leyers was, zeker toen de jongedame blozend had toegegeven dat ze inderdaad bekend was van tv. En dus vertelde m’n kameraad maandenlang aan iedereen die het wou – en niet wou – horen dat hij het met een Leyerske had gedaan en dat die kinky bitch het uitsluitend in haar sterretje wou. Toen we een half jaar later met wat vrienden hetzelfde café binnenstrompelden om te schuilen voor een wolkbreuk, riep hij: 'Daar, daar! Mijn Leyerske!' Bleek dat zijn verovering allerminst een Soulsister was, maar een Antwerpse travestiet die zich Gigi Moustache laat noemen en ooit in twee afleveringen van Blokken had gezeten. Iets anders: moest je geïnteresseerd zijn in een tweedehands Vito, ik weet er eentje te koop staan met weinig kilometers en minimale gebruikssporen. Het weer dus... Hoewel ja, oud nieuws als je het toch pas een paar weken later gaat lezen. Zijn het misschien die gebrekkige tekeningen bij m'n posts die je zo tegen de borst stoten? Die vreselijke grijstinten die alle plezier uit je Instagramfeed zuigen? Ik deel te weinig foto's van m'n kinderen, ik weet het. En het is alweer veel te lang geleden dat ik nog eens aandacht zocht door m'n haar te kleuren en plaatjes te posten van bestemmingen waarvan elke staycationer op slag een jealousy boner kreeg. Dat waren nog eens tijden. Ik moest drie powerbanks meezeulen om jullie likes te kunnen blijven ontvangen. Amper iets van de omgeving gezien daar, maar dat maakte me niet uit, want geen enkel Noord-Amerikaans natuurpark kan op tegen het hartverwarmende gevoel dat jullie mij waarderen. Sorry, m'n lenzen weer. Maar laten we beginnen met de column, en die gaat vandaag over het weer: de druppels sissen in menig bilnaad. De kindertjes dragen de plakkerige restanten van te snel gesmolten raketten op hun armen en de Leyersdochters zweten zich een ongeluk uit hun tepelhoven (trekje van vaderskant). Een tsunami van zonnevuur overspoelt onze contreien en dat is uitstekend nieuws, want zoals de wetenschappers ons maanden geleden beloofden, is het coronavirus niet opgewassen tegen de warmte. Na deze week zijn we er dus allemaal eindelijk van af en kunnen we ons gelijk weer zorgeloos amuseren met de vrolijkere dingen des levens, zoals exotische reisfoto's op Instagram zwieren, Leyersmokkels in bed lokken en hansverhaegen.com refreshen tot er een nieuwe column online komt. Eind goed, al goed!

Hans Verhaegen
29 0

over bibliotheken, terminals en wildplassen

Ze staat te trappelen. Van opwinding, neem ik verkeerdelijk aan. Of omdat ze niet kan kiezen. Tot ze zegt: ‘mama, ik moet heel dringend…plas-…’. Bij het laatste woord voegt ze de daad bij het woord. Daar sta je dan, zwetend, met een hele stapel bibliotheekboeken in de ene hand, twee kinderfietshelmen in de andere. Eén kleuter die je op milde fluistertoon meedeelt dat haar zus zojuist in de kinderafdeling van de bibliotheek geplast heeft en een andere kleuter die je wijdbeens en beteuterd aankijkt. Ik keer in gedachten terug in de tijd. Waar ik in godsnaam het idee haalde om met die twee kleine kinderen naar de bibliotheek te fietsen. Ik moet niet ver zoeken: ik hou van bibliotheken, omdat ze een belofte in zich dragen. Een bibliotheek oefent een aantrekkingskracht op me uit, net zoals de schermen in de terminals van luchthavens. Ook zij hebben het vermogen om tot mijn verbeelding te spreken. Ze tonen het gemak waarmee onze schijnbaar verankerde levens zouden kunnen veranderen als we op een vliegtuig stappen. Dat vliegtuig kan ons in enkele uren naar een plaats brengen waar niemand onze naam kent. Een nieuwe wereld. Ook in een bibliotheek liggen andere werelden binnen handbereik. Boeken lezen is de puurste en minst destructieve vorm van escapisme. De romantiek, het idyllische plaatje vergeet ik even wanneer ik stapels boeken op een bijzettafel leg, me naar een medewerker van de bibliotheek begeef en haar al fluisterend en wijzend uitleg dat het kinderhoekje, welja, ondergelopen is. Zij is behulpzaam en geeft me materiaal om schoon te maken. Tussen een sip kijkende kleuter (ik wil naar hui-uis, ik wil andere kleren aandoen) en een instructies gevende kleuter (dáár ben je nog een beetje vergeten, mama) probeer ik het kinderhoekje weer kindvriendelijk te maken. Bij thuiskomst worden de boeken gerangschikt volgens kleur. De rode worden het eerst gelezen. Uit het blauwe boek lees ik net voor bedtijd voor. Als ik in bed lig, begin ik zelf aan een nieuw boek. Ik lees de achterflap en denk terug aan ons bibliotheekbezoek. Toen we eindelijk klaar waren met kiezen en kuisen, gingen we met onze boeken naar de balie. De bibliotheekmedewerkster knipoogde naar mij en zei tegen de kinderen: ‘Jullie hebben wel geluk met zo’n lieve mama’. Dat moet de beste ontdekking van de dag geweest zijn, de ontdekking van de wereld ín de bibliotheek.   Moeder: We moeten vandaag naar de bibliotheek. Dochter: Waarom? Moeder: Omdat mijn boeken anders weer te laat terug zijn. Dochter: Zo boeken, zo baasje.

Lore Dewulf
19 0

Van Mars

Vaak komen voor de hand liggende feiten plots aan het licht na jaren van onwetendheid. Geen mens die dan snapt dat ze zo lang over het hoofd gezien werden. Neem nu dat van M&M’s en Mars. M&M’s komen van Mars. Dat staat letterlijk op de verpakking, zwart op geel. Het zijn eenvoudigweg marsmannetjes, de naam zegt het zelf: M&M, marsmannetje. Spielberg weet dit al j.a.r.e.n. Ken je de scène uit zijn film E.T. waarin Elliott het buitenaardse wezen lokt met Reese’s Pieces? De bekende sf-regisseur wilde oorspronkelijk M&M’s gebruiken maar Mars weigerde de samenwerking, wilde wellicht vermijden dat de ware aard van het populaire snoepgoed zou worden onthuld. Een buitenaards wezen dat zich aangetrokken voelt tot een marsmannetje (M&M dus), menige nuchtere kijker zou de link kunnen leggen tussen de dubbele m en de echte betekenis ervan. Ik begrijp niet waarom de snoepgigant dit geheim wil houden. Het is best een geruststellende gedachte dat M&M’s marsmannetjes zijn. We hoeven immers geen bloeddorstige monsters te vrezen bij een invasie van Mars op aarde. Het komt er dan op aan de indringers op te eten. Bij hopen. En net daar heb ik ervaring mee. Net zoals zovelen eet ik me af en toe “ziek” aan (peanut) M&M’s. Nu, een zak M&M’s leegeten is één ding, je wordt er waarschijnlijk misselijk van en moet in het slechtste geval even neerliggen. Een leger van de gekleurde chocoladebolletjes naar binnen werken, dat is andere koek en zou m’n dood wel eens kunnen worden. Ach, er zijn ergere manieren om te sterven dan aan een overdosis M&M’s. Toch? (c) Belle Pen

Belle Pen
34 0

Gesjareld op de Parking

Dat van alle Belgische steden de meest fiere, fantastische en, naar wat sommigen beweren, zelfingenomenste als eerste voor de bijl ging, was ook voor mij een verrassing. Dat wij, de spreekwoordelijke parking, als verre provinciegenoten ook zouden worden meegesleurd in de natte droom van burgemeester De Wever met avondklokken en meer, was voor deze Heist-op-den-Berger een nog veel grotere verrassing. Tot zover onze provinciegrenzen overschrijdende samenhorigheid, lieve lezer. Tot zover die gevonden verbondenheid in ons gevecht tegen een gezamenlijke tegenstander, vele malen intenser dan wat een EK of Olympische Spelen ooit hadden kunnen teweegbrengen. Vanaf nu is het ieder voor zich. Moge de sterkste winnen. Of beter, moge de meest sociaal angstige, columns tikkende schrijvers, die zich al hun hele leven gepassioneerd hebben toegelegd op de buitenwereld buiten houden – en masturberen op Goedele Wachters, maar da's niet relevant hier – winnen. Helaas is de strijd al grotendeels gestreden, zelfs in voor wat moest doorgaan als één, aan hetzelfde zeel trekkende provincie. Ik lijst even op welke extra maatregelen volgens de media sinds deze week van kracht zijn in de provincie Antwerpen: 'U zult te allen tijde in de publieke ruimte een mondmasker dragen. U zult in uw woonst blijven tussen 23.30 uur en 6 uur tenzij u essentiële verplaatsingen moet doen, zoals naar het werk rijden of naar het ziekenhuis omdat u bv. uit een mengeling van verveling en frustratie beslist hebt om een nagel in de muur te kloppen met uw voorhoofd. Betreffende de arbeidsdaad bent u verplicht tot thuiswerk, dus als de politie u om 23.31 uur met uw voertuig een halt toeroept, kan het maar beter zijn omdat u op weg bent naar het hospitaal terwijl het bloed uit uw voorhoofd gutst.' Waarom ik deze jou ongetwijfeld reeds gekende regels herhaal, lieve welgeïnformeerde lezer? Omdat het verhaal van de media in de verste verte niet overeenkomt met hoe het er echt aan toegaat in onze provincie. Om te beginnen de mondmaskers. Wat je favoriete nieuwslezer – de mijne is Goedele Wachters – vergeet te vertellen, is dat iedereen die niet uit de stad Antwerpen zelf is, dat met een aanduiding op het mondmasker moet tonen. Ter verdediging: de op te naaien gele sterren met daarin het parking-icoontje zaten al heel snel in de brievenbus, alsof de stad hier al enkele jaren op voorbereid was. Verder mag intensieve sport zonder mondmasker, maar wat de rest van België niet weet is dat buiten 't Stad hardlopen verplicht vervangen werd door huppelen. Een rit op de koersfiets is enkel nog toegestaan wanneer er speelkaarten met wasknijpers aan je voorvork bevestigd zijn en je om de tien meter 'broem, broem' roept. Zwemmen mag, mits het huren van een Speedo en mondmasker in het zwembad. Ook daarbij een kleine voetnoot: omwille van waterbestendigheidsredenen krijg je geen echt mondmasker, maar een tweede zwembroek, die je over mond en neus dient te bevestigen. Nu weet ik niet of dit de vaste procedure is, maar mijn Speedo-mondmasker was nog nat, harig en rook naar iets tussen een te lang geopende pot augurken en een te kort gebakken cervela. Mijn Speedo-zwembroek was proper en droog. Al deze maatregelen in acht genomen, snap je dat vandaag iets als over het perron huppelen om je trein te halen er nog beschamender uitziet dan het al was toen je nog kon lopen. En probeer na je vaste zondagsrit maar eens met een uitgestreken gezicht een Duvel te bestellen als je twee minuten ervoor nog als iemand uit een Dieter Coppens-programma – eender welk – met ratelende wielen arriveerde. Maar laten we vooral de groep niet vergeten die werkelijk alle respect en geloofwaardigheid is kwijtgeraakt: de triatleten. Tot slot nog een paar andere voorbeelden van hoe de diamantstad de rest van de provincie bij de kroonjuwelen heeft: barbecueën buiten 'A' mag met 30 personen, maar uitsluitend met veganistische vleesvervangers (niemand barbecuet hier nog). Alcohol kopen na 22 uur mag, zolang het Radler, Strongbow en Wittekerke is (niemand drinkt hier nog). En seks buiten het huwelijk is nu écht niet meer toegestaan (niemand sekst hier nog). Masturberen op een op pauze gezet beeld van het journaal met Goedele Wachters kan gelukkig nog ongestraft plaatsvinden. Laat het duidelijk zijn: er is hier veel meer aan de gang dan wat het nieuws je vertelt. Daarom raad ik je ten zeerste aan om niet alles te geloven wat je leest of hoort. Blijf sceptisch, check je bronnen en laat je niet in de maling nemen. Maar vooral, hoed je voor de grote overname van 't Stad. In onze provincie is ze alvast ingezet. De rest mag dan wel parking zijn, maar zoals iedereen met zelfrespect, en dus een auto die geen Nissan Micra is, weet: van parking is er nooit genoeg.

Hans Verhaegen
6 0

over turnen, Turkmenistan en machtsmisbruik

Om aan de top te komen is doorzettingsvermogen nodig. Daar is consensus over. Hoe doorzetten gestimuleerd wordt, is niet eenduidig. Gerrit Beltman werkte, samen met andere trainers, volgens de ‘domme koe’- methode. Die methode bestond uit het kleineren, vernederen, bodyshamen, onverantwoord omgaan met blessures (over de omschrijving van blessures kunnen we het later nog hebben, maar ik geef nu al mee dat ‘kruisbanden scheuren’ niet in de lijst staat), slaan, in het gezicht spuwen en ga zo maar door. Mentale en fysieke mishandeling van gymnasten zit ingebakken in de turnwereld. En niet alleen op het hoogste niveau. Jonge meisjes die topprestaties neerzetten zijn bijzonder kwetsbaar. Een ondersteunende omgeving is cruciaal. U hoeft geen motivatiepyscholoog te zijn om dit te begrijpen. Er bestaan verschillende manieren om te motiveren: door factoren buiten de persoon (‘ik ben gemotiveerd omdat ik afgestraft word als ik niet win’) of door factoren binnen de persoon (‘ik ben gemotiveerd om te winnen omdat ik dat zelf wil’). Dat laatste heet autonome motivatie. Uit de schrijnende getuigenissen van vele turnsters is duidelijk dat er geen sprake was van autonome motivatie. De trainer ziet winnen als zijn doel en reduceert gymnasten tot het middel om tot dat winnen te komen. De hele turnwereld stond erbij en keek ernaar. De mea culpa mantra van trainers is nobel, maar ontoereikend om dit probleem systematisch aan te pakken. Veel turnsters hadden na hun carrière traumatherapie nodig. Dit is misselijkmakend. Nu wordt er gegoocheld met ethische commissies en gedragscodes om tot een gezond topsportklimaat te komen. Maar een omwenteling van de heersende cultuur zal meer nodig hebben, zoals een gedegen opleiding voor trainers, waarbij ze kennis maken met de ware toedracht van autonome motivatie en motiverend coachen. Ik maakte laatst kennis met de president van Turkmenistan (niet persoonlijk, maar online, zoals het moderne mensen betaamt). Meneer Berdimuhamedov (moeilijke naam om te onthouden, gelukkig mag ik hem met zijn voornaam aanspreken: Gurbanguly) is niet alleen de autocratische leider van een politiestaat, hij heeft ook een obsessie met winnen. Hij heeft heel wat titels van het Guinness Book of Records op zijn naam staan. Dat gaat van de stad met het grootste aantal gebouwen bedekt met wit marmer, over het grootste indoor reuzenrad, tot het ‘achter elkaar rijden’ van 3246 fietsers. Hij gaf miljarden uit om deze records te behalen, terwijl de mensenrechten in het land ontelbare keren geschonden worden. Rest alleen nog de vraag: wie haalde de mosterd bij wie? De ethische standaarden tussen Turkmenistan en de gymnastenwereld zijn te gelijklopend om toeval te zijn. Bovendien zouden beide partijen geen genoegen nemen met een gedeelde eerste plaats. Daarom een nieuwe wedstrijd: om ter snelst een ethische standaard bereiken die hoger is dan het grootste indoor reuzenrad en die meer turnsters omhelst dan die schamele 3246. Wat er te winnen valt? Een stukje respect en als u geluk hebt ook een fractie van de veerkracht en het doorzettingsvermogen van alle turnsters die deze wandaden moe(s)ten doorstaan.   Dochter (wijzend naar de tv): Waaw, heb je gezien wat die turnster op de balk deed? Moeder: Ja, echt fenomenaal. Dochter: Waarom wrijft die trainer in zijn ogen? Moeder: Hij probeert die balk uit zijn ogen te krijgen.

Lore Dewulf
23 0

over wikipedia, astronauten en Tanja Dexters

‘Heb je een pagina op Wikipedia?’, vroeg hij. ‘Nee? Dan ben je klaarblijkelijk niet belangrijk genoeg’. Ik kon niet uitmaken of hij een grap maakte. Het feest liep ten einde en de betere gesprekken lagen al ver achter ons. Op weg naar huis kon ik maar één ding denken: ik schrijf zélf mijn Wikipagina, om zijn ongelijk te bewijzen. Maar dat bleek niet zo simpel. Dat ik niet in aanmerking kom voor een Wikipagina, kan ik begrijpen, maar ook personen die er wel één verdienen, krijgen er geen. Maak kennis met Donna Strickland, een Canadese hoogleraar Natuurkunde, die tot voor kort geen Wikipagina had. Iemand diende in 2018 een bijdrage over haar in, maar deze werd door een vrijwillige redacteur geweigerd omdat Stickland ‘niet aan de noodzakelijke criteria voldeed’ om gepubliceerd te worden. Later dat jaar won Strickland de Nobelprijs voor de Natuurkunde voor haar onderzoek in de laserfysica. Ze kreeg uiteindelijk wel haar Wikipagina. Je moet als vrouw blijkbaar een Nobelprijs winnen om in aanmerking te komen voor een Wikipagina (Ja, Tanja Dexters, ook hier ben jij door de mazen van het net geglipt, met je Wikipagina en zonder Nobelprijs). De Vlaamse Angelique Van Ombergen is een academicus die in 2019 door Forbes opgenomen werd in de lijst ’30 under 30’. Haar Wikipagina beperkt zich tot het Forbes weetje. Dat kan beter, hoor ik u denken. Zoveel is zeker. Ze deed niet alleen baanbrekend onderzoek naar hoe de hersenen van astronauten zich aanpassen aan een verblijf in de ruimte, ze won verschillende internationale awards, schreef kinderboeken over ruimtevaart en organiseerde ruimtekampen voor kinderen. In 2020 zijn minder dan 20% van de Wiki biografieën van vrouwen. Onze geschiedenis leest als een mannelijk verhaal. Terwijl vrouwen wel degelijk geschiedenis maakten. Het is alleen nog niet neergeschreven. Wikipedia is in de markt gezet als één van de grootste online encyclopedieën. Het vormt voor velen een vertrekpunt in hun zoektocht naar informatie. Als vrouwen systematisch ontbreken, dan heeft dit grote gevolgen voor onze perceptie van de geschiedenis. Ik zocht het even op: Wikipedia is een samentrekking van Wiki en Encyclopedie. Wiki is Hawaïaans voor snel, vlug. Snel staat in veel gevallen niet gelijk aan nauwkeurig. Wikipedia is in snelheid gepakt. Het is dringend tijd om de informatie over vrouwen neer te schrijven, anders verdwijnen ze geruisloos of gaat waardevolle informatie verloren. Op de Wikipagina van Tanja Dexters word ik doorverwezen naar haar eerste hit ‘Out of my mind’. Ze zingt: ‘I can’t get you out of my mind’. Je hoeft geen Nobelprijs in huis te hebben om te weten dat dit over alle vrouwen gaat die een Wikipagina verdienen.   Moeder: En hoe heette die schrijver? Dochter: Dominique… En nog iets. Is dat eigenlijk een jongen of een meisje? Moeder: Ik weet het niet. Weet je hoe we daar snel kunnen achter komen? Eens checken of die een Wikipagina heeft.

Lore Dewulf
13 0

Golf Twee

Lap zeg, waren we daar toch net iets te vroeg om de zorgverleners terug als stront te gaan behandelen, zeker? Het was maar een grapje, hoor. Maar het is officieel, COVID maakt een comeback en dat is een probleem. Vooral omdat ik eindelijk van die telkens terugkerende droom verlost was waarin ik met smaak een broodje vleermuis met Bicky-ajuin in m'n gezicht duw, waarna een Chinese versie van Maggie De Block verschijnt – en ik weet zeker dat ze Chinees is, niet doordat haar ogen spleetjes zijn, want tja... Maggie, maar omdat ze bladeren Chinese kool heeft als haar en er noedels uit haar oksels groeien. Oosterse Maggie vertelt me vervolgens met de nodige dramatiek dat er maar één manier is om de wereld te redden: asap alles wat los zit in m'n lichaam er asap uitpersen tot de bloedvaatjes in m'n ogen ervan springen. Aziatische Maggie is net als de gemiddelde marketing manager dol op het woordje asap. Ik volg haar wijze raad en elke keer, vlak nadat ik erin geslaagd ben de mensheid wat bonustijd op deze aardkloot te kopen, word ik wakker. Meestal van m'n wederhelft die kokhalzend de lakens van het bed aan het trekken is. Verder maak ik me niet teveel zorgen over die tweede golf. Oké ik doe dat wel, maar ik probeer mezelf ervan te overtuigen dat het in situaties als deze altijd de idioten zijn die als eerste gaan. En aan idioten hebben we, in tegenstelling tot FFP3-mondmaskers, een eenduidig beleid en vrije Collect&Go-afhaalmomenten, gelukkig nog lang geen gebrek hier. Zo zijn er de idioten die na twee maand nog steeds niet hebben uitgevogeld waarom er pijlen op de voetpaden van onze winkelstraat plakken. Nochtans zou je denken dat die pijlen opvallen als je een winkel buiten wandelt en je hoofd buigt om je mondmasker op de grond te gooien, hetgeen ik de meesten van deze idioten zie doen, in de schaarse momenten dat ze geen sigaret aan het rollen zijn of een blik goedkope namaak-Red Bull opentrekken voor hun achtjarig zoontje met nekmat. Eén keer zag ik er eentje twijfelen en rechtsomkeer maken om verder in de juiste richting te wandelen. Wat later werd duidelijk dat ze haar baby's uit de auto was vergeten te halen. Meervoud, dat las je correct, lieve lezer. Na deze idioten, zijn het ongetwijfeld de letterlijk-nemers-wanneer-het-hen-uitkomt die het de komende maanden weer gezellig druk zullen maken op de COVID-afdeling. De knappe koppen die als de café's om middernacht de deuren dichtdoen voor weken, om 23.52 uur nog uit volle borst Atje voor de Sfeer staan mee te brullen, terwijl hun keelvocht tikkertje speelt met de ventilator aan het plafond. Het wordt pas gevaarlijk vanaf dat de regel ingaat, toch? In deze categorie vind je ook die ongelofelijke konthoofden – je hebt ze zeker al gezien – die enkel het woord 'mond' in mondkapje horen, daardoor vinden dat hun neus er niet bij in moet en er bijgevolg met hun masker op half zeven zo verwaaid bij lopen dat het lijkt alsof ze hun begeleider kwijt zijn. Laten we dus vooral voor mijn gerust gemoed en het jouwe even vergeten dat mijn theorie niet opgaat omdat al deze idioten niet alleen zichzelf, maar ook ons in gevaar brengen met hun acties. Want morgen vertrekken we met het vliegtuig op die hij-had-echt-geen-dag-later-moeten-komen vakantie naar warmere oorden en al dat stressen over idioten zou ons all-in verblijf alleen maar vergallen. We zullen zorgeloos praatjes maken met de andere Belgen aan het zwembad, schouder aan schouder verbroederen met de Nederlanders aan het buffet, en als we terug zijn organiseren we een barbecue voor de godganse familie om hen de foto's van kleine Olivia in de kinderdisco te tonen. En pas dan zullen we ons weer druk maken in die idioten die ervoor zorgen dat de coronacijfers nog altijd de verkeerde richting uitgaan, terwijl wij er verdomme alles voor hebben opgeofferd.

Hans Verhaegen
21 2

GEEN NIEUWS: 'Schandaal voor uitvaartcentrum, tuin vol opgezette mensen.'

Lier- De jarenlange illegale handelingen die het uitvaartcentrum JoLa uitvoert, zijn eindelijk naar boven gekomen. In samenwerking met een stille genootschap genaamd "het zuiver leven" kan je niet alleen kiezen voor het begraven of cremeren van een lijk maar ook voor het opzetten.  Na een jaar lang maandelijks telefoontjes te krijgen over verdachte activiteiten die zich afspeelden bij de verblijfplaats van "het zuiver leven", besloot de politie toch maar eens om een kijkje te gaan nemen. De genootschap was voorzien van een uitgebreide vergaderzaal, zonneruimte, private kamers en een grote tuin. Standbeelden stonden op een rijtje in het hart van de gaarde, perfect om er door te wandelen en ze te bewonderen. Het kwam allemaal wat eigenaardig over en toen ze er een expert bij haalden, bleken het dus opgezette mensen te zijn.  Uitvaartcentrum JoLa heeft zich nog niet uitgesproken over deze shockerende ontdekking. Verder onderzoek is voorlopig in werking. Wat ze al wel weten is dat ze er zeker hun geld aan hebben verdiend. Als je koos voor de optie 'opzetten' dan kostte je dat tussen de 10.000 en 15.000 euro. Factoren zoals: geslacht, leeftijd, lengte en andere fysieke kenmerken vormden de totaalsom.  Men schat dat deze praktijken al een vijf tot zes jaar bezig zijn. Het uitvaartcentrum zelf heeft het altijd geregistreerd als een crematie, met als gevolg dat er natuurlijk nooit een lijk zoek was. Officieel klopte alle documenten dus, zijn ze dan echt dit afgelopen jaar minder voorzichtig geworden met hun verplaatsingen naar de genootschap zelf? Er zijn nog zo veel vragen over dit ongewone schandaal. Hopelijk weten we snel meer. 

Kaat Janssen
79 0

over wandelen, creativiteit en Jean-Jacques Rousseau

Mijn dochters plaatsen allebei hun kampeerstoel op de oprit van ons huis en starten met straatvinken: een uur lang alle voetgangers, fietsers en voertuigen tellen die in onze straat passeren. Met die gegevens berekent de Ringland Academie, in samenwerking met de Universiteit Antwerpen, HIVA en KULeuven, elk jaar of je straat op de goede weg is naar duurzamer verkeer. Wat opvalt: een uur tellen leverde 11 voetgangers op. Ter vergelijking: ze telden 216 auto’s. Koning wie?   Die elf voetgangers intrigeren me: wat zijn hun beweegredenen? Is het wandelen voor die mensen een functionele bezigheid, verplaatsen ze zich van A naar B met een doel? Of is het wandelen an sich hun beweegreden en gaan ze dus wandelen van A naar A zonder meer?   Toen mijn dochters nog vrij jong waren, kregen ze stapschoenen cadeau. Die onthaalden ze vrij euforisch (joepie, nieuwe schoenen!), tot ze ontdekten dat er een activiteit gekoppeld was aan die nieuwe schoenen (maar ik heb geen zin om te gaan wandelen.). Tot hun ontsteltenis moesten ze vaststellen dat ik werkelijk elk nieuw oord wandelend wil verkennen.   Na meer dan tien jaar ervaring met wandelen met kinderen kwam ik tot volgende inzichten: er bestaan liedjes die ze na 100 keer zingen nog niet beu zijn (één champignonnetje, trala la la laaa), drie kilometer wandelen met een peuter in je nek kan ernstige gevolgen hebben voor je hoofd en haar (die hoofdmassage is leuk, maar mijn ogen hoef je niet te masseren), wegmarkeringen zoeken is voor een kleuter geen middel maar een doel op zich (we moeten hier naar links! nee, nee, andere links).   Tijdens het wandelen zijn er momenten waarop het volledige gezelschap in een gelijkmatig ritme zit. Op die momenten creëert de cadans van het stappen mentale ruimte. Ruimte om langverwachte of juist onverwachte gedachten te verwoorden. Zo vertelde mijn jongste dochter op één van onze wandelingen het verhaal achter haar gebroken been. Drie jaar – jawel, drie jaar – na de feiten kreeg ik te horen dat er een kindje vanop het klimrek per ongeluk op haar been was gesprongen. Ik keek naar haar terwijl ze dit vertelde en dacht bij mezelf: ‘waar komt dit ineens vandaan?’. Te weten dat ik drie jaar eerder talloze keren aan haar vierjarige zelf vroeg: ‘Maar weet je echt niet hoe het komt dat je been gebroken is?’. Ze haalde haar schouders op en zei iets over spelen en lopen en plots niet meer kunnen spelen en lopen. Ik hoorde nooit eerder over die jongen op het klimrek. Die nieuwe informatie was op dat moment onbruikbaar, maar ik vond het ronduit fascinerend dat ze net tijdens het wandelen die lang zoekgeraakte informatie uit haar brein terughaalde.   Wandelen heeft precies dat effect: het verheldert gedachten of ideeën. Marily Oppezzo en Daniel Schwartz van de Standford University onderzochten het effect van wandelen. Ze publiceerden in 2014 een artikel waarin ze concludeerden dat creativiteit met 60 procent toeneemt wanneer iemand wandelt. De studie bevestigt op een wetenschappelijke manier wat vooraanstaande denkers al langer wisten. Zo schreef Jean-Jacques Rousseau in Les Confessions: ‘Jamais je n’ai tant pensé, tant existé, tant vécu, tanté té moi-même, si j’ose ainsi dire, que dans les voyages que j’ai faits seul ou à pied’.   Redenen genoeg om niet af te stappen van het wandelen. Als u weinig creatieve ideeën hebt waar te starten: er is nog plaats in onze straat.     Moeder: Je bureau opruimen staat niet gelijk aan alles in één lade gooien. Je loopt er de kantjes vanaf, nietwaar?   Dochter: Hoe kan het ook anders met die stapschoenen?

Lore Dewulf
31 0

over logica in de supermarkt

‘Met kinderen naar de supermarkt’ staat voor veel ouders in de top vijf van activiteiten die u niet wil inplannen na een lange werk- en schooldag. Tenzij u bij alle partijen bepaalde communicatievaardigheden wil aanscherpen, zoals argumenteren, onderhandelen en overtuigen. De gesprekken in de supermarkt zijn gevarieerder dan u aanvankelijk zou denken. Het gaat niet enkel over de discussie ‘snoepen of geen snoepen’. Ook andere onderwerpen komen aan bod. De winkelkar: wie mag met de kar rijden?, nemen we ook een kleine winkelkar?. De boodschappen: die andere chips zijn veel lekkerder, de vorige keer mocht jij óók kiezen. De sanitaire voorzieningen: kan je niet wachten tot we thuis zijn? Nee, ik moet nu écht super-dringend plassen. Ok, we zullen nooit weten of we effectief in de snélste rij stonden aan de kassa’s (volgens mij wel). En het inladen: ja, je mag helpen inladen, maar steek de zwaarste boodschappen onderaan. Oei, mama, de bananen onderaan zijn ‘gepletterd’, denk ik. Die discussies zijn maar een klein onderdeel van het supermarktgebeuren. Ik kwam er onlangs achter dat er ook ongeschreven wetten bestaan in de jungle die supermarkt heet. Die ongeschreven wetten zijn bovendien onlogisch. Vóór de lockdown kwam er een kleuter naast mijn dochter (met klein winkelkarretje) en mij (met grote winkelkar) wandelen. Ze keek welke boodschappen er in het kleine karretje van mijn dochter lagen. Haar ogen blonken wanneer ze de doos snoepen zag. Mijn dochter glimlachte en lipte naar mij: ‘schattig kindje!’. Ik lachte terug. Op dat moment pakte dat kleine meisje de snoepen uit het winkelkarretje van mijn dochter en liep snel (volgens kleuternormen) weg. Mijn dochter wist niet wat haar overkwam en keek afwisselend naar haar karretje en naar de nog kleiner wordende rug van het meisje. Toen we bij de kassa (niét de snelste, geloof me) stonden, passeerde het meisje opnieuw. Deze keer had ze een doos koekjes bij zich. Ze kwam de doos zonder een woord te reppen in het winkelkarretje van mijn dochter leggen. De ongeschreven wet luidt hier: je mag geen boodschappen wegnemen uit de winkelkar van iemand anders. Maar, anderzijds: je mag ook geen boodschappen in andermans winkelkar leggen. De simpele indeling ‘de ene handeling is goed en de tegenovergestelde handeling is fout’ is in dit geval niet toereikend. In opvoedkundige termen is dit verwarrend. En onlogisch. Door de intercom vragen ze iemand naar de koekenafdeling te komen. Ik vraag me af of die kleuter er voor iets tussen zit. Misschien is ze rekken aan het herschikken volgens het aloude logische marketingprincipe: zet alle A-merken op ooghoogte. Als ze met haar lengte die logica volgt, is ze nog even zoet.     Dochter: Wanneer gaan we naar de supermarkt? Ik heb honger. Moeder: Naar de supermarkt gaan als je honger hebt, is geen goed idee. Dochter: Net wel, met al die proevertjes.

Lore Dewulf
32 1

over verlegenheid, ijsberen en Rosa Parks

‘Is ze altijd zo verlegen? Ik wil eens zien hoeveel ze gegroeid is, maar ze verstopt zich achter de rok van haar moeder. ‘Ja, kijk hoe verlegen ze is’. Aan het woord: een kennis van mijn ouders. Aan de rok: ik als kind. Haar meewarige toon, bezorgde blik en licht nee-knikkende hoofd. Uit de lichaamstaal van die vrouw maakte ik op dat verlegenheid geen eigenschap was die op haar goedkeuring of sympathie kon rekenen. Van achter mijn moeders rokken kon ik die vrouw goed bestuderen. Ik zag dat haar blouse verkeerd geknoopt was, waardoor de twee kanten scheef hingen. Ik zei maar niets, want dat doen verlegen meisjes niet, toch? Dit soort non-conversaties installeerden twee gedachten in mijn kinderhoofd. Knoop je blouse met een zekere toewijding en verlegenheid is een eigenschap die best geen zichtbaar deel uitmaakt van je persoonlijkheid. Mij attenderen op mijn verlegenheid zorgde voor een verhoging van mijn zelfbewustzijn: terwijl ik net heel hard mij best deed om niet te blozen, zorgde die opmerking ervoor dat ik net meer ging blozen. Een klassiek voorbeeld van actie-reactie. Het doet met denken aan het experiment waarin aan proefpersonen gevraagd wordt om gedurende vijf minuten niet aan een witte beer te denken. Als ze toch aan een witte beer denken, moeten ze een belletje rinkelen. Wat denkt u? Jawel hoor, jingle bells all the way. Misschien schuilt er een oplossing in de combinatie van beide processen: verlegen kinderen laten denken aan een witte beer wanneer ze vrezen te moeten blozen. We zijn ondertussen tig jaar later en mijn rokken doen ondertussen dienst als verstopplaats voor mijn dochters. De verstopplaats wordt voornamelijk gebruikt bij onbekende personen of op onbekend terrein. Het is als ouder verleidelijk om mee te gaan in het ‘ja-ze-is-verlegen-verhaal’ bij opmerkingen van buitenstaanders, maar wat zeg je daarmee, tegen je kinderen en tegen die persoon? Ik vind het vrijmoediger om de vraag terug te kaatsen: ‘Ach, hoe zijn we zelf op onbekend terrein? Op een feest waar we niemand kennen?’ Niet-stereotype verhalen over verlegen mensen kunnen inspireren, zoals het verhaal van Rosa Parks. Zij was een timide en verlegen vrouw, maar nam het uiteindelijk op tegen een bus vol misprijzende passagiers. Rosa Parks belichaamt en belicht kalme onverzettelijkheid en stille standvastigheid. Toch ligt het moeilijk om eenzelfde persoon als verlegen én moedig te zien. Parks leek zich bewust van die paradox en gaf haar autobiografie de titel Quiet Strength. Je hoeft niet altijd te roepen om gehoord te worden.   Moeder (tegen een kennis): ‘Ach, hoe zijn we zelf op onbekend terrein? Op een feest waar we niemand kennen?’ Dochter: Euh... Moeder: Wat zeg je, lieverd? Dochter (tegen de kennis): Je hebt je blouse verkeerd geknoopt.

Lore Dewulf
25 1
Tip

Weerstand tegen het lieve meisje

Natuurlijk is de weerstand die ik voel ten opzichte van de kassierster in mijn vaste supermarkt niets anders dan een projectie van een deel van mezelf waar ik afkerig tegenover sta. Aanschuivend aan de kassa sta ik haar soms gebiologeerd te observeren. Ik wens het arme kind uiteraard niets dan het beste toe, maar ik ben mij wel bewust van dit zurige gevoel. Iets in mij wil de energie die zij uitstraalt niet aanvaarden. Het is interessant om hier bij stil te staan, want ik wil graag in het reine zijn met elk aspect van mezelf. Weerstand tegen dingen maakt het leven moeilijk. Weerstand tegen een deel van mezelf zou zich wel eens kunnen uiten in een lichamelijke kwaal. Vandaar mijn motivatie voor deze persoonlijke psychoanalyse. Het meisje achter de kassa zou ik kunnen samenvatten als een seut. Ze blaakt van de goedheid, braafheid en betrouwbaarheid. Haar bewegingen, stem, blik, huid, haar en karakter zijn zijdezacht. Ze straalt niets pittig of verrassend uit en ze lijkt vlekkeloos op te lossen in haar omgeving. Toen ik eens vroeg of ik mijn zonnebril toevallig niet in de winkel was vergeten, deed ze zoveel moeite om hem te vinden dat ik spijt kreeg dat ik ernaar gevraagd had. De toon waarop ze naar mijn klantenkaartje vraagt, triggert iets tegendraads in mij. Het is een gevoel dat verzinkt in de achtergrond, het had mij zelfs gemakkelijk kunnen ontgaan. Ik weet echter dat er grootsheid in de kleine dingen schuilt.   Het is niets nieuws voor mij om te beseffen dat ik moeite heb om het zachte en gevoelige deel van mezelf volledig te aanvaarden. Enerzijds prijs ik mijn gevoeligheid de hemel in en weet ik hoe ik voordelen uit deze eigenschap kan halen. Maar anderzijds voelt het soms als een last. Zo vind ik het bijvoorbeeld vervelend van mezelf dat ik sociaal contact als vermoeiend ervaar. Ik weet ook heel goed hoe dat komt. Het vermijden of inperken van sociaal contact beschouw ik als een voorlopig antwoord op dit probleem. Ik baken grenzen af en bedenk regeltjes die ervoor zorgen dat ik mezelf niet teveel uitput als ik sociale interactie op mijn programma zet. Maar het liefst van al zou ik onverstoorbaar in mijn authentieke energie moeiteloos met anderen omgaan. Hoe heerlijk moet het wel niet zijn om me even vrij en ontspannen te kunnen voelen met anderen zoals ik me voel als ik alleen ben. Het is een belangrijk werkpunt waar ik actief aandacht aan besteed en het is wel degelijk al verbeterd in vergelijking met een paar jaar geleden. Toch ben ik nog niet waar/wie ik wil zijn. De sensitiviteit waar ik mee worstel, maakt me poreus ten opzichte van de energie van anderen. Het antwoord lijkt te liggen in afsluiten en harder worden. Minder gevoelig zijn. Ik vind mezelf soms te lief en ik walg daarvan. Het kassierstertje herinnert mij daaraan. Ik voel me dan ook aangetrokken tot mensen die een zeker je-m’en-foutisme uitstralen. Mensen die aan alles lak lijken te hebben en die laten uitschijnen dat niets hen raakt. Individuen die zonder enige schaamte hun uniciteit zegevieren. Dat vind ik inspirerend. Het lijkt me zalig om onverstoorbaar te zijn. Ik wil geen harde tante worden, maar zonder schuldgevoel een beetje meer lucht geven aan mijn inner bitch zou de dingen soms gemakkelijker kunnen maken. Eén van de belangrijkste levenslessen is dat niets is wat het lijkt. Het lijkt misschien logisch om de problematiek omtrent mijn gevoeligheid op te lossen door mezelf op één of andere manier te trainen in afsluiten en harder worden. Maar het tegendeel is waar. In plaats van mij af te keren van gevoeligheid, is het veel constructiever om er nog dieper in mee te gaan en deze eigenschap te exploreren en benutten. Dit lukt mij met vallen en opstaan. Het loont vaak de moeite om de dingen eens contra-intuïtief te benaderen. Om op de weerstand af te gaan. What you resist, persists. Wat je probeert te weren, trek je juist aan. Het is ook amusant om te constateren dat ik in alles dat hard lijkt het zachte zoek. Alsof ik via een omweg toch op hetzelfde punt uitkom. Als ik bijvoorbeeld iemand ontmoet die zelfzeker, sterk en onverstoorbaar overkomt, dan ga ik bijna automatisch op zoek naar zijn of haar gevoelige plekken. Het gevoelige vrouwelijke dat veilig huist in het stoere mannelijke vind ik ontzettend mooi. Een balans tussen beide is prachtig. Ik schommel soms tussen uitersten. Hypersensitief en tegelijkertijd gek op death metal en close combat. Ik heb lief met overgave, maar ben even passioneel in mijn woede en verdriet. Ik ben net zo donker als ik licht ben en ik hoef niet te kiezen. Ik wil het geheel omarmen. Alles draait om eigenliefde. Het is bepalend voor de levenskwaliteit. Ik oordeel over mezelf, met dezelfde blik waarmee ik naar het meisje achter de kassa kijk. Denkend dat ik meer in mijn mars heb dan waar ik momenteel mee bezig ben. Maar ik wil niet te streng zijn voor mezelf, anders gaat mijn innerlijk kind huilen. En dat is ook nefast voor de levensvreugde. Schipperend tussen nooit tevreden zijn en liefdevol aanvaarden probeer ik mezelf te scheppen.

KarolienDeman
231 5