Lezen

Stoerdoenerij van het bange hart

Een paar dagen na mijn vertrek. Wanneer mijn planning volgens planning gelopen zou zijn, zat ik al in mijn hut, hoog in de Pyreneën. Met uitzicht over besneeuwde bergtoppen te schrijven over mijn avontuurlijke tocht. Met het knisperend geluid van de houtkachtel op de achergrond en Mila aan mijn voeten. Het leven loopt niet altijd volgens planning. Zeker niet als deze overmoedig en daardoor onrealistisch is. Daardoor vindt mijn dagelijks schrijven plaats in mijn favoriete koffiebarretje in Home Town Mechelen. Waar ik 20% van mijn geplande dag budget spendeer aan een latte. De rietsuiker, het speculaasje, wifi, warmte, toilet en drinkwater maken de 3,5 euro minder pijnlijk. Hoe ben ik in Kaffee-ine beland in plaats van mijn hut, ver boven zeeniveau en minstens even ver weg van de bewoonde wereld? Angst. Naast slechte raadgever ook de bron van deze change of plans. Vol goede moed liet ik Mechelen achter en wikkelde me in het gevoel van avontuur en vrijheid. Helaas sloeg dit haast euforische gevoel al heel snel om naar zijn minder positieve tegenhanger. Niet zo heel erg veel later, nog niet eens de taalgrens voorbij, bracht ik mijn bus noodgedwongen tot stilstand. Geen taferelen met zwarte rook uit de motorkap, al voelt het niet minder erg. Zware migraine. Van die soort dat het tikken van je richtingsaanwijzer voelt als een hamerslag op je schedel. Samen met het kloppen in mijn hoofd, ogen en maag, kwam het overduidelijke besef dat ik mezelf overschat heb. ‘Zwààr overschat’ was misschien wel beter op zijn plaats. Het was te ver buiten mijn comfort zone op dat moment om zonder plan door de vrieskoude alleen tot in de Franse bergen te rijden in mijn nieuwe oude logge 3tonner. “Hoe kan je één jaar alleen gaan reizen als je de tocht naar de Pyreneeën, zo ongeveer 5/365e van de onderneming, niet eens aan kan vangen vol vertrouwen. Of toch op zijn minst zonder het in je broek te doen?” Lekker kritisch. Zo is hij wel, die Eerste Stem. In een zachte melodieuze toon vervolgde Stem Twee op zijn eigen sussende manier “Nothing to be ashamed about: er zijn genoeg mensen die niet eens allen op een all-in vakantie zouden gaan. Of naar Antwerpen durven rijden. Zelfs in je vriendenkring.”“Yep,” antwoordde de kritische stem “die durven het niet en die doén het dan ook niet. Slimmer dan pretenderen meer te durven dan je kan. Zij kénnen zichzelf duidelijk beter dan jij jezelf kent. En dat geeft dan al jaren les over ‘naar jezelf luisteren’ en ‘je grenzen respecteren’. Tssss…” Even bleef het stil, waardoor de harde woorden hun doel niet misten. Recht in mijn bange hartje. De katalysator voor angstgedachten die op hun beurt mijn zelfvertrouwen aantastten. Dat brokkelde af met de snelheid van een over gemotiveerde lawine. Rillend in mijn bed, onzeker over hoe lang de verwarming op kan zonder de benzinetank leeg te maken, dienden twee opties zich aan. Angsten negeren, extra anti-migraine pilletje en moedig door rijden tot in de bergen. Of luisteren naar mijn gevoel en mezelf niet forceren iets te doen dat niet goed voelt. Geen evidente keuze, dààr, op de parking, tussen de truckers en in de schemer. De stemmen in mijn hoofd waren het nog steeds niet eens. “Komaan, wie durft er nu niét naar de Pyreneeën rijden?”, bulderde Stem Een. “Wel ja, …. “, hoorde ik Stem Twee fluisteren na wat getwijfel, “ik. Ik durf het niet op deze moment, alleen.”Wat was ik blij dat mijn Begripvolle Ik tussenbeide kwam, nog net op tijd om een ruzie tussen hen te vermijden. “Voelt het niet goed, dan is het niet goed. Waarom heb je een sabbat jaar genomen? Om te rushen? Om je stoer voor te doen? Ik dacht het niet. Les 1: wees trouw aan je gevoel. Je hebt niets te bewijzen en nog in het minst aan je zelf.” Ik draaide de sleutel om in het contact en reed terug naar Mechelen.

angelique
0 0

Oud brood en autobanden

  Bij nacht, mijn liefste, fluister ik. Geen mos, geen daken roepen naar de maan. Melancholie, verdwaalde snot kleeft aan mijn stembanden. Schimmels groeien op mijn stil vinyl. Er groeien korsten op de scheuren, oude schreeuwen, echo’s dachten uit te sterven, alles hapert en het is nog zeven dagen voor de kerst.   Ik heb geen haard, geknetter kan ik enkel voelen als ik bij je lig, wanneer je vel wilt dat ik streel met tong en lippen, vingertoppen. Prevelen, dat zal ik, codewoordjes, broodjes plankton wachten in een koelschrank langs een Autobahn, ik ben al onderweg. Ik kom uit Osnabrück. Ik kocht een caravan met Duitse nummerplaat en blote velgen voor het zachte asfalt in jouw warme lavaland.   Tralala, lalala. Er is geen radio aan boord, de motor neuriet onzin en een BMWmobiel vliegt me voorbij. Straks, daar in een bos bij Aken sneuvelen de biggen van de wildste everzwijnen want ze steken over, zoeken eikels aan de overkant.   Nog even, Poekie, en ik fluister. God de ganse weg zal ik gezwegen hebben want de witte Rijndolfijn hij had gesproken : Menschen, halten Sie die Klappe!   Dat was, toen ik de brug bij Duisburg overreed. De wereld vroemde, brulde, schat. Ze brult zo vaak, het is een aap met rotte kiezen, overal geboor. Een tandarts hoorde ik en wegenwerkers sloegen gaten, op een parking wilden de lantaarnpalen aarding en houvast.   Blablabla, blablabla en het zijn tweede moede ogen, zoetje, die van mij. Ze richten zich op streepjes en gebeuren doet het. Buiten mikt een klokhuis naar een vuilnisbak, meeuwen pikken in verloren brood. Oud, dat is het na één dag, doch gisteren zal altijd blijven weten, honnepon, hoeveel ik van je houd.   Waarom was deze morgen dan het licht zo raar en fel? Ik zag je even niet. Het beeld kwam weer, nog een geluk. Ik kreeg jouw blik terug en ook de plastiek jeep. Hij rijdt zo graag door al jouw heuvels en ik stopte even. Schat, je denkt allicht dat ik pipi moest doen.   Dat was het niet. Elf autobanden stonden op elkaar gestapeld als een toren die van nieuwe reizen droomt. Drei Liter Gefrierschutzmittel, vroeg ik toen in die garage. Zo verging mij daar. Ik koos een hemelsblauwe kleur voor ogen van een blindgeboren dag en verder reed ik, rijd ik nu. Nog steeds. Ik kijk niet meer opzij. Ik kom!   Het zal weer donker zijn, mijn wederhelft, als ik je oren vind. Wees lief en wees gerust, meine liebe Schmetterling, geheimen zullen het niet zijn, geen lege zinnen die ik je verklap en straks dan voel ik, zoek ik achter al jouw lelletjes naar prikkels voor een lange nacht. Ik vind ze wel, de korte pijn zal zijn, voor haar, de eenzaamheid.    

Dimitri Dendonder
0 0

Mijn man kon geen verlof nemen

“Hij kon geen verlof nemen.” Ik haal mijn schouders op alsof ik dat jammer vind. Merkt hij mijn aarzeling? De treinwagon maakt een onverwachte schok. Ik verleg mijn aandacht naar de nieuwsgierige dames naast mij en hoop dat ik het verhaal over mijn denkbeeldige man niet te diep moet uitspitten. “Hij werkt voor een groot bedrijf.” Hij stelt niet al te veel vragen meer en toch blijf ik ratelen. Ik doe het onbeschaamd, hoewel ik mij gegeneerd voel. Ik heb mijn stekels opgezet en had maar enkele minuten nodig om van een toegankelijke reizigster te veranderen in een ijskoningin. Als ik maar mijn bestemming bereik voor er vragen over kinderen komen.   ***   Jakarta, een uur geleden en ik vond in de ochtenddrukte de toegang tot het treinstation Cikini niet. De stoep was over de hele lengte van het station afgebakend met een meterhoge omheining om te voorkomen dat de pendelaars niet meteen de drukke straat opstromen. Ik zag nergens een mogelijke oversteekplaats. Een aantal lokale mensen kroop behendig over de afsluiting. Ik waagde mij niet aan deze acrobatie, maar vond het ook belachelijk om te vragen waar een entree was. Een jonge man, geklede broek, wit hemdje met een stapeltje papieren onder zijn arm zag het waarschijnlijk in mijn speurende blik. Hij wees me de plaats, een twintigtal meter verderop. Ik toonde mijn vriendelijkste toeristenglimlach. Zo eentje vol dankbaarheid en blijdschap dat ik in dit land zo ver van huis zo spontaan werd geholpen. Ook al was zijn pas veel kordater dan mijn dwalende reizigersstap, toch stond hij plots terug naast mij en liep mij voor naar het juiste loket. Hij regelde mijn ticket naar Bogor, ik stak hem het geld toe en hij gaf een ticket en wisselgeld in de plaats. Ik bleef glimlachen. Alhoewel diep in mij protest opborrelde. Zo een hulpeloze toerist ben ik nu ook weer niet. Hij wandelde samen met mij de roltrap op naar het juiste perron. Intussen vertelde hij dat hij onderweg was naar de universiteit. Het gesprek ging niet over koetjes en kalfjes. Als student politieke wetenschappen goochelde hij met uitspraken van Descartes en Nietzsche. Mijn alziend oog checkte intussen de route van de trein. Ik was al afscheid aan het nemen toen de trein naar Depok op het perron arriveerde. Voor de universiteit ging deze ver genoeg, voor de botanische tuin van Bogor niet. Met een stopgebaar maakte hij mij duidelijk dat ik deze trein niet mocht nemen. Ik knikte beleefd. Als bewijs van mijn zelfstandigheid opperde ik zelfzeker dat het voor hem wel de juiste trein was. Hij knikte al even beleefd. Maar instappen deed hij niet. Hij wachtte samen met mij op de volgende trein. “Niet getrouwd, maar wel samen. In België hoef je niet te trouwen.” Ik schrok van mijn antwoord. Mijn leugen had de gemoedelijke situatie een klap gegeven. Ik voelde een bedenkelijke blik in mijn rug terwijl hij mij eerst liet instappen. Ik nam een zitplaats tussen een groep vrouwen. Hij bleef staan.   ***   Ben je getrouwd? Heb je kinderen? Het zijn normale vragen. Ook als je alleen onderweg bent. Wanneer er aan de volgende halte meer mensen opstappen, gaat hij een beetje verder staan zodat onze babbel onvermijdelijk stil valt. Er is te veel ruimte tussen ons voor nog meer ‘je pense, donc je suis’. Gelukkig is er een hele rij dames met hoofddoek die mijn aandacht opeist. Het is mij niet ontgaan dat ze mij stiekem proberen te fotograferen. Ik breek het ijs en vraag of ze een foto willen. Ze spreken maar een paar woorden Engels, maar met gebaren lukt het ook. De jongeman bekijkt het tafereel van op een afstandje. De vrouwen giechelen terwijl ze van smartphone wisselen. Elk om beurt gaan ze met mij op de foto. Ik voel me terug reizigster worden. Zonder aanval op mijn onafhankelijkheid. De halte van de universiteit wordt afgekondigd. Mijn blik probeert zijn blik te vangen. Het wordt een snelle afscheidsknik en een vluchtig handgebaar. Niets doet vermoeden dat we het een half uur geleden nog over de zin van het leven hadden.

Onder andere wolken
0 0

Het Verhaal Van Een Nagelbijter

Ik loop. Ergens verloren. Omsloten door golven roestbruin zand.Een leemte, leeg.Levenloos.Mijn hoofd is een smeltende klomp ijs en ik wacht tot er niets meer van overschiet. Enkel nog een verdwaald lichaam, ergens op een eindeloos veldweggetje in Spanje, en een plasje water vol gedachten.Als ik de juiste pijl had gevolgd was ik nu al op mijn bestemming.Aan het slapen met verkoelde voeten.Misschien was ik welde liefde van mijn leven aan het ontmoeten.Dat zou ik kunnen denken. Maar dat doe ik niet.Want hier weiger ik me te wentelenin zelfmedelijdenin verdriet.Nee, hier ben ik de laatste mens op Aarde.Onaantastbaar.Ongezien.En voor het eerst in jaren,Onbevreesd.   Mensen zijn bange wezens. Van spinnen tot bliksem en donder tot de dood, we hebben allemaal iets waardoor onze nekharen overeind komen te staan. En dat is niet vreemd. Angst staat namelijk in ons DNA gegrift. Het is een overlevingsmechanisme, zonder waren we hier niet eens.Angst is ook een raadgever. Een duiveltje op onze schouder, meesterlijk bespeeld door politiek en media.Het is een schuilplaats.Een parasiet.  Het neemt en neemt. Tot er niets meer van overschiet.Angst is het donker.En ik heb nooit leren fluiten.   Misschien ben ik gewoon laf.Als ik niet buitenkom, kan er me niets overkomen. Als ik het niet weet, kan ik er ook niet over piekeren.Als ik mijn hart niet blootgeef, kan niemand het kwetsen.Het is een gemakkelijk leven, weg van alles en iedereen.Het is ook een vreselijk leven. Nee, geen leven. Een bestaan. Saai en eenzaam. Gevangen achter een glazen wand, terwijl iedereen buiten aan het spelen is.Maar glas kan breken.En fluiten kan je leren. Want diep in ons schuilt het antwoord en wij moeten luisteren. Want het woelt en woedt, voedt de oorlog in ons. Het vecht, weigert te vluchten. En voor een keer is dat niet slecht.Het klopt vol verlangen. Doet ons de wijde wereld intrekken. Het doet ons struikelen en vallen, huilen en kwaad zijn. Het doet ons voelen.En hoeveel pijn dat soms mag doen, we zouden het niet anders willen. Dus ik kies ervoor om de weg kwijt te rakenmet een lege thermosfles en geen bereik.Want hier, op deze onverbloemde plek speelt de wereld zich af.Hier ben ik de eerste mens op Aarde,bangmaar met een hartdat overlooptvan leven.

Woordenwandelaar
0 0

The American (dream) nightmare

A retractable ballpoint pen assemblage (Schneider K15) Inventor: John Loud Inception 1888   Het is 45 jaar geleden maar het kon gisteren gebeurd zijn. Amerikaanse gepensioneerden contacteren Global Travel.  De naam spreekt voor zich. Ze boeken er hun ‘trip around the world’. Slechts enkele generaties voordien volgden de voorouders van deze oudjes  hun American Dream.  Daarbij vergaten ze in hun bagage ook wat cultuur mee te nemen uit het Oude Continent.  Nu hun nazaten er eindelijk het geld ervoor bij elkaar hebben geschraapt,  keren deze terug naar hun ‘roots’.  Omdat ik er zelf voor werk,  weet ik dat het merendeel  zal overnachten in een hotel van  een internationale Amerikaanse keten.  Onder het devies ‘home away from home’ eisen deze globetrotters  het comfort dat ze thuis zogenaamd gewend zijn. Zo moeten hotels beschikken over een indoor swimming pool,  terwijl slechts  2% een voet in het water zet. In de meeste steden die worden aangedaan wordt ook amper een voet aan land gezet en beperkt het verblijf zich tot het transitgedeelte van een internationale luchthaven.  Verkooplieden in de internationale hotel business kunnen niet omheen zulke grote touroperators.  Die boeken namelijk globaal tientallen duizenden overnachtingen en vullen zo in één klap vele hotelkamers.  In de hotelwereld bestaat de ongeschreven wet dat er niets erger is dan een leegstaande kamer.  Bij het bedingen van de kamerprijs wordt gebruikelijk ook een ontbijt en zelfs een extra maaltijd aangeboden. Vandaar dat de Amerikaanse toerist tijdens zijn wereldreis haast overal een ontbijtbuffet en koude kip krijgt voorgeschoteld.  Ik heb een sterk vermoeden dat de ontbijtbuffetten die inmiddels overal zijn ingeburgerd daar hun herkomst vonden. Zeer vroeg in de morgen ben ik net op de eerste vlucht van Brussel naar Frankfurt gestapt als er een groep van de bovengenoemde toeristen aan boord komt. Een grijsgekrulde oude dame, overladen met zakjes en pakjes,  maakt aanstalten om zich naast mij neer te vlijen. Om niet onder de pakjes bedolven te worden veer ik recht en stel  de dame voor haar een handje toe te steken.  Ik krijg een ‘big smile’ en een “Oh,  you’re such a gentleman,” in een Amerikaans met een onmiskenbaar Texaanse tongval.  De cowboy, die uit dezelfde streek afkomstig is en ook president is van het bedrijf waar ik voor werk, klinkt namelijk precies hetzelfde. De desalniettemin lieftallige dame steekt meteen van wal met haar verhaal.  Haar groep is de dag voordien vertrokken en heeft reeds een tussenstop gedaan in Schiphol waar alvast een aantal souvenirs werden ingeslagen.  Nu zijn ze van Amsterdam via Brussel  op weg naar Frankfurt.  Daar nemen ze straks een vlucht naar Moskou.  Zo zullen ze in plus minus achtenveertig uren reeds een kwart van de wereld gezien hebben, bedenk ik. Ook in Brussel heeft  ze in de Freeshop al ‘famous Belgian chocolates’ gekocht.  Ze duikt meteen in haar supergrote handtas en mijn vrees is groot dat er een pralinen doos te voorschijn gaat komen. Gelukkig zijn het een pak stylo’s die samengehouden worden met een stevige elastiek.  Ze neemt er één uit het pakje en overhandigt  mij de pen met de vraag of wij dit reeds kennen in Europa? Ik kijk haar verbijsterd aan en voor ik kan antwoorden zegt ze: “This is a ballpoint and you can write with it.” Ik neem het ding aan en weet niet ik of ik moet bulderen van het lachen of hard moet beginnen wenen.  Stel je voor! Gezien haar gevorderde leeftijd besluit ik ze in haar gedacht te laten.  Tenslotte staat er in de aardrijkskundeboeken in Amerika over Nederland nog steeds dat de mensen er  ‘wooden shoes’ (klompen) dragen en het land vol staat met windmolens. Dan vraag ik haar waar ze in Amerika vandaan komt?  Ik heb namelijk gemerkt dat de balpen een opdruk heeft van een bank in Forth Worth, Texas. Ze bevestigt mij dat ze uit Forth Worth afkomstig is. Voor wie het niet kent:  dit is zowat de vierde grootste stad van Texas, gelegen vlakbij Dallas.  Even denk ik terug aan de tijd dat wij op de lagere school geen balpen mochten gebruiken.  Wij moesten namelijk met een potlood schrijven ‘om ons geschrift te vormen’.   Dan haal ik mijn meest sarcastische blik boven en met een perfect geïmiteerd Texaans accent zeg ik aan het vrouwtje: “Never heard about this place,Forth Worth.” Wat er nadien met de pen gebeurde weet ik helaas niet meer. In feite had ik ze moeten bewaren en in dit internettijdperk op zoek gaan naar lotgenoten die in de rest van de wereld een soortgelijk exemplaar ontvingen tijdens de World Tour van mijn BFF, Best Flying Friend uit Texas.

Vic de Bourg
7 0

Vooroordelen en darts

Vooroordelen. Ik heb ze. Ik lijd eraan. Nog steeds. Zelfs na 39 jaar ervaringen opdoen op dit bolletje sterrenstof en na 15 jaar lesgeven aan nieuwkomers van alle pluimage. Vooroordelen werken als darts: je gooit negen keer tevergeefs richting roos en wanneer de tiende keer raak is, onthoud je enkel die ene worp. Vooroordeel 1: Mispoes Een moslima uit Pakistan zit tijdens een spreektest van top tot teen gesluierd in haar zwarte bijna-boerka. Dat uitzicht werkt blijkbaar nog steeds op me in. Op de vraag waarom ze naar België is gekomen, antwoordt ze: omdat de vrouwen in mijn land minder kansen krijgen. Hier in België is het modern en mag ik werken. Vooroordeel 2: Mispoes Een man uit Bosnië is al de ganse cursusperiode opvallend stil. Niet echt handig voor een mondelinge module. Zijn houterige houding en bloeddoorlopen ogen interpreteerde ik -redelijk onbewust- als desinteresse of erger.Bij dezelfde spreektest over de komst naar België blijkt dat hij hier al 28 jaar woont (en nu pas in niveau 2.2 zit! Hoe kan dat in godsnaam? … vooroordeel 3: Mispoes) Daarna gaf hij eerst toe dat hij enorm gesloten is en deed vervolgens in verrassend goed Nederlands zijn verhaal. Zijn teruggetrokken attitude en vermoeide blik kregen voor mij gaandeweg een totaal andere invulling toen hij vertelde over hoeveel vrienden en familieleden hij in de Joegoslavische oorlog had verloren, over zijn scheiding, zijn depressies, over de overuren die hij jarenlang aan de Antwerpse haven deed om zijn zonen te laten studeren. ‘Ik was vòòr de oorlog helemaal niet zo gesloten.’ Het stuwmeer van zijn stilzwijgen was zodanig doorheen de dam gebroken, dat hij de vijf minuten spreektijd fel overschreed en andere cursisten pas volgende les aan bod konden komen. Vooroordeel 4: Mispoes Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een moslimterrorist te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Afghaanse cursist. Toen ik polste naar zijn welbevinden in België, was hij uitermate positief. Enkel miste hij zijn familie, vooral zijn mama want die lag chronisch ziek in bed. Hoe moet ik dit zeggen? Zijn bedroefde ogen in combinatie met de uitspraak van het woord ‘mama’ deden mijn pijltje zo fel afwijken, dat het naast het dartsbord terecht kwam. Vooroordeel 5: Raak Vraag nu aan honderd FB-vrienden om een oudere bibliothecaris te tekenen en je krijgt ongeveer een afbeelding van mijn Syrische cursist. Wat blijkt nu? Hij was gewoon écht bibliothecaris! En nog wel in de grote nationale bibliotheek in Damascus. Hij beheerde tienduizenden oude manuscripten op 500m van het paleis van Assad die soms op officieel bezoek kwam. Wat een volstrekt ander leven heb je, als je je een paar jaar later in een klas in Borgerhout bevindt tussen mensen van de hele wereld met allen slechts één en hetzelfde boek voor hun neus. Vooroordelen: laten we vooral wat minder pijltjes proberen gooien.

Joachim Stoop
37 0

Glimlach van de dag

  Om de zon in volle glorie van achter de wolken te lokken, gaf ik in mijn NT2-klas de opdracht om een positief verhaal te schrijven rond een verrassende ontmoeting, een grappig toeval, een hoopvolle boodschap. Er was hierbij slechts één doel: de leraar doen lachen -met glim of schater. En de taal moest natuurlijk ook wel een beetje kloppen. Het is tenslotte les Nederlands.Het verhaal van een Afghaanse cursist ging zwaar en zenuwslopend van start: na zijn eerste twee weken in België te hebben doorgebracht in een gesloten asielcentrum in Brussel, werd hij met een treinticketje enkel richting open asielcentrum van Kapellen gezonden. Nu laten we je los, Samir. Van hieraf moet je gaan.Op het briefje las hij zonder enig begrip: Kazerneweg 35, 2950 Kapellen of stel dat jij in Afghanistan bent en enkel Nederlands begrijpt: کازنیویوګ 35، 2950 کاپیلین Met het adres in de hand ging hij koortsachtig op zoek naar hulp van medereizigers op perrons en in treinen. Tenslotte kwam hij opgelucht aan in het station van Kapellen. Oké, en wat nu? Sommige mensen waren behulpzaam, anderen lieten hem links liggen. Hoopvol wandelde hij in de vermeende goede richting en stopte een auto met een heel vriendelijke man die hem vroeg waar hij naartoe moest. ‘Stap in!’ Hij gaf het briefje aan de man. ‘Ik rijd je erheen’ moet hij gezegd hebben in die taal van Mars. Met gebaren vroeg de man of hij kleren nodig had. Wou hij een stuk chocolade? Ja, dat wel. Hij zou de man nooit vergeten. Zo vriendelijk, en wat is het woord … gastvrij.Ik vroeg of hij de man ooit nog heeft teruggezien.‘Nee, nooit meer. Maar ik had in de auto zijn telefoonnummer gevraagd en ben diezelfde dag nog als een gek Nederlands beginnen leren om hem na een paar maanden in een perfecte sms te kunnen bedanken. En dat heb ik gedaan. ’ De glimlach.De zon.

Joachim Stoop
19 1

Dat land met die mensen.

Toen ze aankwam hing de kip er al. Aan het spit boven een vuur in de buitenkeuken die niets meer was dan een hoop stenen, een verwijzing naar. Het weer was mild genoeg voor haar blote armen en te warm voor de sjaal die ze omhad. Toen het gezin in de ochtend had voorgesteld een dagje in het zomerhuis te spenderen, wist ze niet goed waar ze zich aan moest verwachten. Nu zaten de moeder en dochter naast haar, tegenover het vuur, terwijl de vader het spit draaiende hield. Er werd weinig gezegd. Of eerder weinig gesproken. Want iedere blik verhaalde van overweldigende dankbaarheid. Voor het eten, het gezelschap, de rust. Ze peuzelden samen van de kip. Vette vingers en smakkende geluiden. Het familierecept smaakte even verrukkelijk als beloofd, zelfs met haar licht verbrande tong. Slechts twee dagen eerder leerde ze de ouders kennen. De dochter beschouwde ondertussen, een maand na de eerste ontmoeting, als goede vriendin. Hoe komt het, vroeg ze zich af, dat ze zich hier onmiddellijk thuis had gevoeld? Dat het vreemde bed waarin ze deze ochtend ontwaakte al zo vertrouwd leek?  Dat ze woorden meenden te begrijpen uit hun harde onverstaanbare taal? Ze wist nu al dat het afscheid haar zwaar zou vallen.   Of ze zin had om naar het meer te wandelen? De dochter stelde de vraag heel stil, nog steeds onzeker over haar accent. Ze stemde onmiddellijk in. Het meer bleek een kleine vijver, een vertalingsfout. Ze namen plaats in het gras en praatten over de eenden die voor hen op het water dreven. Over hoe die er in België anders uitzien. Over die week samen, daar in België en nu hier. Over de toekomst, het verleden en hun dromen. Over alles en niets.   Toen ze, eergisteren net na haar aankomst, een flesje Duvel uit haar koffer tevoorschijn haalde, vertelde de vader dat er in dit deel van het land meer wijn dan bier gedronken wordt. Had ze hun wijngaard al gezien? Ze werd rondgeleid in de tuin die, verspreid over verschillende niveaus, groter bleek dan verwacht. De hond, nog heel klein, dartelde hen vrolijk achterna terwijl de vader met enorme trots iedere bloem en plant uitlichtte. De wijngaard bevond zich op het laagste punt van de tuin. Zonder woorden maar met dezelfde fierheid als haar man lichte de moeder haar het bereidingsproces van hun wijn toe. Ze openden een fles. Toost op het gezelschap.   De hangmat hing in een streepje licht. Vanaf dit punt keek ze uit over het volledige stuk grond. De hond genoot iets verderop van de zon die ook daar het gebladerte wist te doorbreken. Ze nam een slok van haar water en keek geïntrigeerd naar een kolonie mieren die ijverig te werk was. Met haar ogen dicht en armen lam naast haar luisterde ze naar de complete stilte. Niet veel later werd ze zacht gewekt. De moeder, warm gezicht, probeerde haar gebarend iets duidelijk te maken. Ze lachten beiden zachtjes om hun gedeelde onbeholpenheid.   Mens erger je niet op de te kleine tuintafel. Het was laat in de namiddag, op het mooiste uur van de dag. Het spel ging rustig vooruit en pretlichtjes waren goed vertegenwoordigd. Wachtend op haar beurt keek ze naar het huis, opgebouwd uit brede houten balken. Dit land, deze mensen. Volledig onbewust besloot ze zich nooit meer zo gelukkig als hier te voelen.  

parallellepipedum
0 0

Pendelpencils

Ze zag haar evenbeeld weerspiegeld in het raam. Buiten was het donker, of toch, zo leek het. Het was slecht een illusie. Het treintraject liep doorheen de bergen, en de penetrerende tunnels maakten dat ook overdag de reiziger zich in nachtmodus bevond. Elke maal de trein de tunnel uitreed, en het zonlicht de wagon verlichtte, werden de passagiers gewekt. Ogen werden uitwreven, monden gaapten, en lichamen strekten zich uit. Om dan weer, enkele minuten later, de volgende tunnel en nacht in te rijden, en weer verder te dommelen op het ritme van de wiegende wagon.   De pendelaars op dit traject hebben het goed. Het vroege wakker worden wordt verzacht door de sluimerende, schommelende reis naar hun bestemming. Ze krijgen de tijd om de dag te beginnen. Ze krijgen de tijd om hun ogen te laten wennen aan het zonlicht en aan de geuren en kleuren die bij klaarte hun donkere holtes verlaten. Ze moeten niets. Ze wennen. Aan het licht, aan het geluid, aan elkaar, aan hun plannen voor de dag. En wennen is goed. Wennen maakt dat je beter voorbereid de dag doorkomt.   Toch hebben de pendelaars op dit traject het ook lastig. Veel te warme wagons in de zomer, ijskoude in de winter. Verwarmingen die niet werken, plakkerige vloeren, zuurgeurende toiletten, onvriendelijke medereizigers, en constante vertragingen. Het zit hen niet mee. Gezucht rukt op wanneer ze de trein opstappen, die hen genadeloos naar hun bestemming brengt. Ze hopen een vertraging op te lopen, om dan het recht op klaagzang over de Italiaanse spoorwegen te kunnen opeisen. Ze grommen en knorren en puffen en zuchten.   De trein remt het station binnen. De pendelaars staan recht en stappen de trein uit. De dag is begonnen. Het warme deken van de treinwagon wordt genadeloos van hen afgetrokken. Maar dat is niet erg. De reis heeft zijn dienst gedaan. Ze zijn klaar. Ze zijn het gewend.   Ze zag haar evenbeeld weerspiegeld in het raam. Buiten was het nu licht. ‘Het blijven het pendelaars. Maar deze hebben het toch niet zo slecht.’, dacht ze.

Rebekka
0 0

Djoembier

    Nagels wijzen naar de lucht. Aan een tros ballonnen, kijk, het kind drijft weg en boven wacht een hemelmeer, dobbert er een luchtmatras. Het punthoofd is van de fakir.   Ricky wil ook naar de top en bij het winkeltje, bij de belegde broodjes, honing, ooretter in potjes, daar begint het pad. Je moet eerst door het bos van de gewurgde tijd, pluk er bessen, zwammen worden best venijnig, als je zomaar stippen op de hoedjes tekent.   Ricky is een doorzetter. Nochtans. Zijn koffertje het bulkt van onheil en verlossing. Alles is geregeld. Blijf kalm! Ginds beneden achter bergkammen wacht een knalblauw busje. Op de laadvloer kan je alle knopen vinden, het tapijt is lekker hard.   Ach Ricky, de spits van de Djoembier, je bent er zo. Zotten hebben alles geplaveid, de brokken ziek geschikt en in de hut verblijven alle daders, eten ze goulash met knedla. Een haardvuur knettert, kiekjes schiet je, vang het uitzicht, lach of kwetter, tongen proeven sap van zoet gelul.   Genoeg, het zal, geloof me, vriend, je hebt gedroomd van beterschap toekomst, papegaaien met te grote tieten, een drol smeulde in de microgolfoven, echt waar, ik zweer het, niets is van mij, geen ene streek, het schilderij is zonder vorm, de worm wilde geen vel, appelsienen zonder schil worden gesneden voor een peuter. Zwaai niet. Ga nu. Bergaf.   Er is een kabelbaan die niet eens rammelt, Milan heeft een hendelhand, stap in, maant hij en in de gondel zit hij stil, naast die fakir met zijn een blik vol gaten. Kijk toch naar beneden!   Zonder lier en zonder kabel zouden zij nu vliegen. Over liefdeshuizen, klinieken voor abortus van de kleinigheden en in zijn tuin heeft een man de tomaten vrolijk ingekleurd. Wat gebeuren moet vindt plaats, onder het zitje zit het spul, een paardenmiddel. Dood lust leed en wonder!   Sluit ze, Ricly, je ogen, de beelden van de smurrie, van de smeerlapperij. Zeg geen vaarwel aan uitgezongen krekels, groet de sheriff van de stoere zielen niet want alles is te moe, de lucht in de ballonnen, zelfs de melkkoe braakt oranje en de mussen mijden kruimels van het kind.   Zwijg. Het is zoals een boom. Laat los alle ballonnen. De bladeren, die snel hun groen verloren, heb je volgeschreven. Volg de takken stam en wortels, nagels bijten doet geen haan, geen kraai. Ontspan. Loop leeg. Slaapwel. De bodem wordt van jou.         uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
0 0

Het mijmermonster in overdrive

Thuisblijven staat niet in mijn lange lijst van hobby’s. Enkele uren Oostwaarts van thuisfront anker ik met mijn vertrouwde busje. Volledig in mijmermodus. Zoals dat vooral kan wanneer je je uit je vertrouwde omgeving waagt. Of wanneer je ‘gewoon’ tijd hebt. De combinatie hiervan maakt dat mijn mijmermonster met vrije teugel kan grazen, springen en dansen, niet zelden in overdrive. Heerlijk is dit! En dat beseft deze geluksvogel maar al te goed.    Anders dan toen ik lang, lang geleden in de renbaan van negen tot vijf liep, speelt mijn leven zich niet meer af in blokjes ‘werkdagen’ en ‘weekends’. Standaard veel te weinig onderbroken door het veel te korte blokje ‘vakantie’. Deze blokken zijn consequent ingeruild door periodes van ‘reizen’, ‘onderweg zijn’, wanneer nodig onderbroken door korte blokjes ‘thuiskomen’. Wat maakt dat mijn leven voelt als een aaneenschakeling van kleine verhaaltjes. Short stories als het ware.   Het huidige kortverhaal zich af ter hoogte van 52° 31.8' N 13° 25.2' O, beter bekend als Berlijn. Waar het hoofdpersonage uren kan verdwalen in de Allee’s tussen immense platanen en statige gebouwen die de grootsheid van deze miljoenenstad alle eer aandoen. Tussen stoere coffeebars en oase achtige parken, tussen hipsters en junkies. Zoals steeds bijgestaan door partner in crime Mila, die kwispelend geniet van de verscheidenheid aan geuren en honden. Minstens even blij, loopt het baasje er bijna kwispelend naast. Met de haviksneus speurend naar LT35’s, Transporters en 508’s en de glimlach nét onder controle. Yep, Berlijn is het Walhalla voor iedereen wiens hart sneller gaat slaan van busjes. En voor fashion-, food-, party-, design-, tattoo- en andere freaks ook natuurlijk.   In deze setting voel ik me meteen een ware Pipi Langkous met een snuifje Alice in Wonderland. Blij als een klein kind sta ik elke paar straten oog in oog met wéér een te stoere bus. Het kost me minimale moeite me in te beelden er in te wonen. Meteen zie ik me er Oost- West- Zuid- Noord-Europa mee doorkruisen. Mijn hart zingt, mijn ziel danst. Ik voel me zo gelukkig als een voetfetisjist die in het zwembad onder de kleedhokjes doorkijkt, bij het zien van zoveel naakte voeten. Me like. De busjes. Niet de voeten(fetisjist).   Mijn mijmerpaard staat scherp. Scherp als het lemmet van mijn trouwe Opinelvriend in mijn handtas. Zoals altijd benieuwd naar de verschillen met Tzie Germans, vraag ik er op los. Statiegeld in plaats van vuilzakken? Cool. Honden niet verplicht aan de leiband. Wunderbar! Wildkamperen getolereerd? Ganz toll!   Mijn traditioneelonproductieve geest gaat zich te buiten aan de rijkdom van creativiteit en de oneindigheid van mogelijkheden die mijn oogjes waarnemen in Berlijn. De kracht van het potentieel. Mijn brein -dat ook wel een ideeënshop voor toekomstige ondernemers zou kunnen zijn- snoept van de overal aanwezige creativiteit.   Wat maakt dat ook hier, mijn hersenactiviteit relatief hoog te noemen valt. Een rustvakantie voor mijn actieve brein is dan ook niet aan de orde, waar ik stiekem blij om ben. Ik voel me namelijk als een roodvleugelvis in het water wanneer ik wandel door het rijk der zinnen, met mijn hoofd zwemmend in toekomstvisioenen. Want zo noem ik het af en toe wel eens, die ideeënstroom...   Maar, hoe heerlijk rondslenteren in de stad ook is dankzij al deze mijmeruitnodigingen, het voelt als een aperitiefhapje. Lekker, dat zeker, maar doet vooral dienst als smaakmaker en voorbereiding om meer van Duitsland te ontdekken. Yep, de natuur!   En hiervoor heb ik mijn andere Partner in Crime: Hannes. We laten de stad en zijn fashion-, food-, party-, design-, tattoocultuur voor wat ze zijn en verliezen onszelf in de natuurcultuur. Kwestie van mijn cultuurbarbarisme -waar ik af en toe van beschuldigd wordt- zo laag mogelijk te houden, stort ik me zonder al te veel tegengespartel in de FKK; Voor de (andere) cultuurbarbaren onder ons: FreiKörperKultur. Een stroming in Duitsland die is ontstaan aan het begin van de 20e eeuw. Het kan gezien worden als het begin van het moderne naturisme, zeg maar. Samen wat natuurcultuur opdoen met deze (voor mij) exotische paradijsvogel, er zijn slechtere manieren om je kostbare nooit meer terugkerende jeugdige tijd mee te verdoen.   Ook hier is het moeilijk om niét te dromen van treehouses, zelfvoorzienend wonen en eindeloze dagen aan het meer en in het bos. Al dan niet in Adam en Eva kostuum. Niet zelden herinner ik mezelf er aan  slechts een half uur verwijderd te zijn van daar waar de wereld gewoon doordraait. En wel aan het tempo dat de meesten van ons zo gewend zijn.  Waarom voelt dit bostempo dan zo natuurlijk? Zelfs na 111 keer al dan niet luidop afvragen, komt er geen antwoord dat toereikend is voor mijn –op dit vlak- kritische geest.   In afwachting van een antwoord dat wél toereikend is, beslis ik om gewoon lekker te blijven dromen. Omdat het kan.   Maar wat met al deze dromen? De dromers onder ons weten echter dat de bijhorende valkuil te zoeken valt in het niet tot in actie brengen van (één van) deze dromen en idee-aanbiedingen. Je hoeft geen SWOT analyse te maken om te beseffen dat je niet alles kan hebben, right? Misschien ontmoet je wel net daarom een exotische paradijsvogel die stevig met zijn voeten op de grond staat. Yin Yang. Zodat dromers kunnen blijven verder mijmeren. Het zou maar zonde zijn om een racepaard op stal te houden, toch?    

angelique
0 0

Ergens tussen Peter Pan en Pippi Langkous

Hij is nu niet meer dan een stip in de verte. Een zwaaiende stip. Ik wandel achterstevoren en zwaai wild terug naar mijn vader. De straat is, op ons na, volledig leeg en stil, alsof de wereld ons met ingehouden adem bekijkt ergens achter een gordijn.Dit doet zeer.Meer zeer dan ik had gedacht of gehoopt.Ik vraag mezelf terug af waarom ik dit nou eigenlijk alleen wou doen.‘Loslaten.Ik moet leren loslaten.’Nog een stap en hij verdwijnt achter de muren van Pamplona.Ik zet hem.Hij is weg.Met verdroogde tranen op mijn wangen loop ik de stad uit. Soms denk ik dat ik gewoon niet bestemd ben om volwassen te worden.Ik bedoel, ik weet nog steeds niet hoe belastingen werken (en ik durf het nu ook niet meer te vragen), mijn planten blijven maximaal twee weken leven en bij het horen van ‘huisje, tuintje, boompje’ krijg ik spontaan een migraineaanval. Alle mensen rondom mij maken zich klaar voor het volgende hoofdstuk van hun leven terwijl ik liever terug wil naar heksensoep maken in de tuin en Harry Potter-boeken lezen. Ik ben nu eenmaal een moeders- en vaderskindje.Een trouwe klant van Hotel Mama.Een klein verwend nestje.En vol bewondering kijk ik naar de vriendinnen die zich zorgen moeten maken over verzekeringen, huishuur en kapotte wasmachines. Zij durven tenminste op eigen benen staan.Ik heb altijd al het gevoel gehad achteraan te lopen.Of beter gezegd: te manken.Alsof mijn mentale groeispurt een vertraging heeft opgelopen waar alleen de NMBS jaloers op kan zijn.En nooit was ik kleiner dan hier, op die straathoek in Spanje. Niemand voor of achter me om me op te vangen als ik val.Ik wandel, zonder stoppen, vijf uur aan één stuk door.Ik heb nu eenmaal heel wat in te halen. Maar hoe hard ik ook ren, in de ogen van de wereld blijf ik een snotneus.  En blijkbaar moet ik, om volwassen te worden, eerst mijn rijbewijs halen, alleen wonen en ruzie staan maken over dekbedovertrekken in de IKEA. Dus dan ben ik nog liever even kind als het mag.Een kind dat alleen kan zijn. Een kind dat zichzelf leert vertrouwen en liefhebben.Een kind dat kan sprinten als het moet. En nu moet het.Dus ik zwaai en laat je los, op deze straathoek van het leven.Ooit zal ik mijn planten wel water leren geven.

Woordenwandelaar
0 0

Kerk & Leven

Twee versleten schoenen bengelen zachtjes aan een tak. Ze zijn bedekt onder de grijze tape: een laatste redmiddel om toch nog even verder te kunnen gaan.Maar daar, aan die boom, was het goed geweest.Mochten de schoenen eindelijk rusten.Ze zijn van hetzelfde merk als diegene die ik nu draag en ik hoop vurig dat dit geen beeld is van wat mij te wachten staat. Ik besluit toch, voor de zekerheid, om mijn veters in het vervolg wat liefdevoller te strikken. Het is rustig op de weg. Niet veel pelgrims te bespeuren. Wel een gigantisch oud, en hoogstwaarschijnlijk, religieus gebouw dat langs de route ligt. Terwijl ik ernaar sta te kijken komt er een man naar me toe gelopen. Hij vraagt of ik een stempel in mijn credential (stempelboekje dat elke pelgrim bij heeft) wil hebben. Mijn nieuwsgierigheid neemt het van me over en ik ga mee met de man, die Neill blijkt te heten en uit Zuid-Afrika afkomstig is. Hij besloot de kerk te kopen en er zijn levensproject van te maken: een plaats creëren waar pelgrims kunnen blijven slapen in ruil voor wat hulp. ‘Alleen vorderen de verbouwingen niet zo vlot,’ zegt hij terwijl we (mijn vader is er ondertussen ook bijgekomen) naar binnen stappen. Mijn ogen moeten even wennen aan het duister maar ik kan het voelen en ruiken.Geschiedenis.Verhalen.Mysterie.‘Dit is hoe een personage uit een Dan Brown-boek zich dus voelt,’ denk ik.Ik moet me inhouden om niet te beginnen zoeken naar de Heilige Graal. Neill vertelt ons over ‘The Abbey’, zoals het gebouw heet. Hoe ze achter iedere steen wel iets vinden. Hoe ze elke dag opnieuw, samen met de universiteit, proberen om de geheimen te ontrafelen. Hoe de inwoners van het dorp kwaad zijn dat de kerk die ze lieten verkrotten, nu toch iets waard blijkt te zijn. Hij haalt plannen naar boven, toont ons waar ze wat al gevonden hebben.‘Natuurlijk is het meeste gestolen. In 2009 hebben dieven het altaar meegenomen.’‘Vreselijk!’ reageren mijn vader en ik unaniem.Neill schudt het hoofd.‘Een geschenk,’ zegt hij, duidelijk geamuseerd door onze verwarde blikken.‘Door het altaar weg te nemen is er namelijk iets anders tevoorschijn gekomen.’ Hij wijst naar een grote tekening op de muur. ‘Het oorspronkelijke altaar, gemaakt in de 13e eeuw. Ik ben ze dus eigenlijk best dankbaar.’We kijken minutenlang naar de vreemde tekening, proberen er iets uit op te maken. Zonder veel succes.‘Ooit zullen we het wel begrijpen, als we er klaar voor zijn,’ lacht Neill. We nemen afscheid van de vriendelijke man en wandelen verder.‘Ik denk dat er nog nooit iemand zo gelukkig is geweest na een overval,’ zeg ik.‘Je moet toegeven dat het een fantastisch verhaal is. En je kunt er wel wat van leren.’Ik knik.‘We moeten altaren beginnen stelen.’Even stilte.‘Ik had het eigenlijk over het feit dat er soms slechte dingen moeten gebeuren voor er iets goeds tevoorschijn kan komen.’Ik werp een laatste blik op het buitengewone gebouw terwijl ik antwoord.‘Ja, dat ook.’

Woordenwandelaar
0 0

Ode Aan De Ochtend

Het is half zes wanneer de meest vreselijke klanken door de slaapzaal galmen. Weet je wat erger is dan het geluid van een aflopende wekker? Tien aflopende wekkers. Allemaal verschillende. Met een extra portie gesnurk.Dit is de moeilijkste test die mijn ochtendhumeur al ooit heeft moeten doorstaan.Ik draai me om en probeer met mijn kussen de herrie te dempen. Tevergeefs. Rugzakken worden dicht geritst, flessen nog snel gevuld met water. De schaduw van mijn onderbuurman verdwijnt van de muur. Het bed is leeg en verlangt alweer naar zijn volgende pelgrim.‘Ik haat de ochtend,’ denk ik wanneer ik uit het stapelbed klauter. Het water is ijskoud. Mijn slaapogen kijken me nogal kwaad aan in de spiegel en zijn het duidelijk niet eens met de keuzes die ik maak. Ik weet eigenlijk niet of ik het wel eens ben met die keuzes.Nu ja, terugkruipen is geen optie.Mijn kleren liggen klaar op het uiteinde van mijn bed. Dat wil zeggen: de minst stinkende T-shirt en broek die ik nog heb. Het greintje modelgevoel in mij treurt. Fluo gemixt met camouflageprint.A match made in heaven.De rest van mijn spullen prop ik zorgvuldig in mijn rugzak. Mijn toekomstige zelf moet dat probleem met die verloren sok maar oplossen.En dan veters toeknopen en op mijn tippen door de slaapzaal. Ik wil niemand tot last zijn en het goede voorbeeld tonen aan mijn medemens. Tot ik alle lege bedden zie en besef dat ik de laatste ben.De deur valt met veel kabaal achter me dicht. En dan stap ik eindelijk naar buiten. Laat ik de verse lucht in mijn longen stromen en voel ik mijn ogen opengaan. De ochtendnevel kleurt goud. De zon weet duidelijk hoe ze haar intrede moet maken. Ik wil foto’s nemen maar ze doen het beeld alleen maar onrecht aan.Niemand ziet wat ik nu zie.Het geheim van de ochtendmens. — Het is tien uur in de voormiddag. Het bed is warm. Een cocon van flanel en kersenpitkussens waar ik voor geen geld van de wereld wil uitkomen.De wekker gaat voor de zevende keer af.Ik druk voor de zevende keer op de snooze-knop.Beneden hoor ik rumoer. Een radio die speelt, mijn moeder die al aan het koken is. Mijn zus komt de krakende trap op en klopt op de deur. ‘Ga je opstaan?’ vraagt ze. Ik antwoord met een soort onverstaanbaar gegrom en hoor haar terug naar beneden gaan. Nu kan ik het ontwaken niet lang meer uitstellen.Ik trek het laken voorzichtig naar de kant en voel de kilte over me heen vloeien. Buiten is het grijs. Alsof zelfs de hemel me terug naar bed wil sturen. Ik kijk naar de klok.‘In Spanje had ik al tien kilometer gelopen rond dit uur,’ denk ik.Daar waren regendruppels dauw. De koude een troost.En ik voel hoeveel ik verlang naar die morgenschemering.Het begin.Maar vooral naar een geheim,dat mij, jammer genoeg, ontging.

Woordenwandelaar
18 2

In De Ban Van De Mist

‘Loop maar door!’ schreeuw ik naar een silhouet ergens in de verte dat mijn vader moet voorstellen. De twee andere vlekken zijn jonge Italiaanse kerels die al sinds deze ochtend niet meer van hem weg te slaan zijn.‘Ben je zeker?’‘Ja!’Ik zie ze zwaaien, hoor ze schaterlachen.‘Maar regel dan wel maar een mooie begrafenis voor mij.’Hij hoort me niet meer.   Ik wandel traag, tergend traag. Alles rond mij vervaagt, wordt onwerkelijkheid. Ik hoor niets meer. Geen schuifelende schoenen over het steengruis, geen krakende rugzakken of gedachtewisselingen in een vreemde taal. Hier ben ik alleen. Niets meer dan een (fluo)roze stip in de witte wolkenmassa. Misschien was die zwarte regenjas minder opvallend geweest. Wat meer filmisch ook, maar nu word ik tenminste opgemerkt door de dwalende schapen die hier en daar opduiken in de mist.Ik twijfel of ik wel de juiste keuze heb gemaakt.Er zijn namelijk twee routes die je naar Roncesvalles brengen: door de vallei of over de bergen. In mijn pelgrimsgids staat dat die laatste zonder enige twijfel de mooiste is, maar dat je bij slecht weer best de ander neemt.‘Het uitzicht is echt magnifiek, dat mag je voor geen geld van de wereld missen!’ beweerde de vrouw van het pelgrimsbureau in Saint-Jean-Pied-De-Port. Ik weet niet of ze bewust het tv-scherm dat achter haar hing, met de apocalyptische weervoorspelling op,  negeerde.‘Ah, als we dan toch moeten sterven kunnen we het evengoed op een berg doen,’ zei ik nog lachend tegen mijn medepelgrims.God, ik moet dringend leren om mijn mond te houden.   Zo zielig heb ik me in lange tijd niet gevoeld. Een hoopje zwakte. Verzwolgen door de Nevel Der Mislukkingen. Van dat prachtige uitzicht waar iedereen het over had is niets te zien. Hoewel ik weet/hoop dat ik ergens bovenop een berg wandel heb ik meer de indruk dat ik in een isolatiecel zit.Omsingeld door witte muren. Ik wil schreeuwen maar mijn ademhaling zit nog een paar stappen achter.Machtig en ontzagwekkend zou ik me moeten voelen hier, op de toppen van de wereld. In plaats daarvan ben ik meer als Frodo die Mount Doom op moet klimmen. Zonder Sam. In de kou.‘Ik haal dit niet,’ blijf ik in mezelf herhalen. Tot ik verstoord word door gemekker. Ik zie een schaap naast me staan. Dan een tweede en een derde. De laatste wolkenslierten drijven voorbij en onthullen een gigantische kudde op een grasgroene weide vlakbij.Met daarachter het mooiste uitzicht dat ik al ooit in mijn leven zag.‘Hey!’ roept iemand mijn kant uit.Drie afschuwelijk flashy regenjassen op enkele meters van mij. Eentje die ik herken.‘Wacht, ik dacht dat jullie al veel verder waren?’‘Je hebt blijkbaar serieus doorgestapt!’ zegt mijn vader even verbaasd. ‘Alles nog oké?’‘Ik voel me fantastisch,’ antwoord ik, de soundtrack van Lord Of The Rings galmend door mijn oortjes.

Woordenwandelaar
0 1

Another Brick In The Wall

‘Dus je gaat écht écht gaan?’Als ik een euro kreeg voor elke keer dat deze vraag me werd gesteld lag ik nu ergens op een wit strand in Ibiza veel te dure mojito’s te drinken terwijl modellen me met palmbladeren wat koelte toewuiven. Maar eerlijk? Ik heb het mezelf ook meer dan eens afgevraagd.Toen ik twee weken voor vertrek mijn treinticket boekte kwam het besef dat ik een eenrichtingsstraat was ingereden: ik weigerde terug te keren voor ik Santiago bereikt had, al was het maar om al die twijfelaars te bewijzen dat ik het wel degelijk kon.Desnoods zou ik me ernaar toe slepen. Voor elke verbaasde blik die ik kreeg hoorde ik ook een ‘Goh, dat zou ik nu ook nog wel eens willen doen’. Sommigen begonnen, net als mijzelf, stille plannen te maken die meestal al snel tot ‘onrealistisch’ of ‘zot’ werden bestempeld door tijdgebrek, een vaste job, een lastig lief, stijve spieren of kleine kinderen.Natuurlijk heb ik makkelijk spreken: ik ben net afgestudeerd, vrij als een vogeltje met een algemeen goeie gezondheid en zeeën van tijd. Er is niets of niemand om rekening mee te houden, behalve misschien die bankrekening, en zelfs dan nog was de kans dat ik uitgehongerd zou terugkeren uit Spanje nihil. Ik besef dat het pad voor mij wagenwijd openlag terwijl zoveel mensen op een torenhoge muur botsen waar alleen nog meer stenen bij komen.Maar toch.Tijdens mijn tocht ben ik mensen tegengekomen uit alle leeftijdscategorieën, landen en sociale statussen,… die er op deze aardbol rondlopen. Mensen die hun hele hebben en houden in een of andere garagebox hadden geslingerd en naar Spanje waren vertrokken. Mensen die hun jobs hadden opgezegd, relaties hadden verbroken. Mensen met alles, veel mensen met niets.Zij die de muur die hen belemmerde in enkele seconden hadden neergehaald met de sloopkogel.En ze wisten niet of hun gebroken harten ooit geheeld zouden worden, of ze ooit terug een job zouden vinden, laat staan een thuis, maar gedurende die vijf weken waarin ik tientallen mensen heb ontmoet zat er niet één tussen die er spijt van had.Nu voor je de scheiding aanvraagt en dat ‘Te Koop’ bordje aan je huis hangt moet ik ook zeggen dat naast die impulsieve groep mensen een grotere groep stond die dit al jaren gepland had. Een groep die mettertijd de muur steen per steen afgebroken had. Je hoeft dus niet direct een werf van je leven te maken. Eén steen. Eén stap. Daar komt het dus wel op neer. Die voetstap die ik zette als oververmoeide, stinkende pelgrim die nog 500 kilometer te gaan had was even belangrijk als die stap die me naar het midden van het plein voor de kathedraal van Santiago bracht. Ik moet er gemiddeld zo’n 40.000 per dag gezet hebben en allemaal waren ze even kostbaar en essentieel. Nu als werk- en levensdoelzoekende persoon sta ik vastgenageld aan de grond, wil ik de bestemming al kunnen zien voor ik begin te stappen, net als zo velen. Meer dan ooit voel ik me op dit moment diezelfde stervende pelgrim, ergens op een verlaten zandweg zonder eind en sta ik opnieuw voor de keuze: stilstaan of doorgaan. Maar ik weiger tegengehouden te worden, ook niet door mezelf.Dus laat ons die muur met de grond gelijk maken en vertrekken, wat de ongelovigen ook mogen zeggen of hoe ver ons bestemming ook nog mag zijn.   Ooit komen we aan.

Woordenwandelaar
1 0