Over Schaduwpen

Ik ben Schaduwpen, een schrijver in vermomming, levend in en tussen woorden en schaduwen. Al van jongs af aan werd ik aangetrokken tot poëzie en fictie, een manier om de onzichtbare gedachten en onderdrukte gevoelens van het hart vast te leggen. Ik reisde door verschillende landen en werelden, van de woeste kracht van de oceaan tot de stille kracht van de pen. Taal is mijn toevluchtsoord, verhalen mijn schaduw, en ik geloof dat sommige woorden pas echt tot leven komen in de duisternis. In mijn vrije tijd dwaal ik graag door het onbekende, met mijn camera als stille getuige van het onuitgesprokene. Hier presenteer ik mijn verhalen, verborgen tussen de regels.

Teksten

De Hoop Aan De Andere Kant Van De Duisternis

  Diep in de aarde, opgesloten en ogenschijnlijk zinloos bestaand, lag een klein zaadje. Misschien was het slechts een spoortje gevoel, of misschien een symbool van een onbekend bestaan. Daarheen stonden andere zaadjes, die een soortgelijk lot deelden, stil, terwijl ze fluisterend hun bestaan in twijfel trokken. “Hier is geen uitweg!,” zei er één, met een gedempte en sombere toon: “De duisternis is oneindig; wij bestaan slechts hier, en daarna verdwijnen wij.” Een andere stem voegde, op een spottende toon, toe: “Wij zitten hier gewoon vast. Er is geen ‘daarboven’. Er is niet meer. Je moet de waarheid aanvaarden.”   Maar hij gaf het geloof niet op. Binnenin hem brandde een vonk van hoop, waarvan hij niet wist waar die vandaan kwam. “Dit kan niet alles zijn,” fluisterde hij in zichzelf; “er moet meer zijn!” Af en toe, wanneer een koele en lichte bries van boven neerdaalde, leek het, als de echo van een droom uit de verte, in zijn hart weer te klinken. De andere zaadjes naderden deze droom met spot: “Dromen zijn mooi, maar je moet realistisch zijn. Wij zijn hier en wij blijven hier voor altijd. Er is geen ‘daarboven’!”   Hij onderscheidde zich ook fysiek van de anderen. Hij was vastbesloten niet op te geven. Ondanks de menigte voelde hij diep dat hij met zijn eigen geloof alleen was.   Naarmate de dagen verstreken, verzachtten de koele, lichte aanrakingen van boven de hardheid om hem heen, alsof een dun katoenen deken hem omhulde. Hij besefte dat zijn geloof niet in zijn schil kon worden opgesloten; hij wilde naar buiten treden en zijn bestaan bewijzen. En eindelijk wijdde hij al zijn kracht aan het doorbreken van die beperkende omhulling. Toen hij al zijn energie bijeenbracht en het opnieuw probeerde, verscheen er een klein, maar hoopvol barstje; een dunne lijn, een straaltje hoop dat de duisternis tartte.   Op dat moment trokken de andere zaadjes zich angstig terug: “Wat doe je? Dit kan je vernietigen!” zeiden ze.   Maar hij luisterde niet. Hij breidde de barst langzaam uit; met elke voorbijgaande seconde leek de duisternis iets meer te wijken voor de hoop. Uiteindelijk ging hij, geleid door de stem van zijn geloof, gestaag en met zekere tred voort. Tegenover obstakels raakte hij nooit uitgeput; bij elke nieuwe aanraking voelde hij zich sterker worden. Hij wist niet waar die krachtige innerlijke emotie vandaan kwam; maar in feite was hij een deel van een machtige, eeuwenoude boom, door de wind ver weg geslingerd. Dat was precies de reden – hoewel hij zich daar niet van bewust was – die hem die vastberadenheid schonk.   En eindelijk kwam dat grote moment. Hij brak de duisternis volledig en strekte zich naar boven; die eerste adem, die eerste ontmoeting met het licht… De bries die zijn kleine lijf raakte, was de voorbode van een nieuw leven. Op dat moment, toen hij de andere bomen zag die naar de hemel reikten, begreep hij: hij was een boom. Van zijn wortels, via zijn stam en takken, zou hij groeien, richting het licht. Voortaan waren er geen obstakels meer voor hem. En op datzelfde moment…   In zijn bed opende een jonge man zijn ogen voor de nieuwe dag.Terwijl hij naar het plafond staarde, Voelde hij zijn hart van opwinding snel kloppen. De eerste zonnestralen waren zijn kamer binnengedrongen. Hij haalde diep adem. Er was een onbeschrijfelijke rust in hem.   Hij stond op, liep naar het raam en naderde het. Een lichte bries streek over zijn gezicht. Hij merkte dat het gevoel van beklemming niet langer van hem was. Hij wist dat het mogelijk was om aan de duisternis te ontsnappen en het licht te bereiken.   Op dat moment besefte hij dat elke ziel die strijdt voor wat zij gelooft, uiteindelijk de duisternis zal doorbreken en zeker op een dag het licht zal bereiken.

Schaduwpen
19 2
Tip

Ik met Ik samen met Ik

Vanavond had ik twee gasten aan mijn tafel:Mijn kindertijd, mijn jeugd… En ikzelf; zo zijn we er drie, hoor je? Mijn kindertijd, met knikkers in de hand en vliegerdraden in de ogen,De belichaming van onschuld. Met zijn piepkleine handjes raakte hij het glas op de tafel,En vroeg: “Wat is dit rode water?”Toen hij ontdekte dat het wijn was, trok hij zijn gezicht –De eerste slok, en de smaak was al zwaar. Mijn jeugd daarentegen, uitgestrekt op de stoel,Met een verwaande blik mompelde hij: “Wat is dit kinderspel?”En met een snauw over de knikkers zei hij tegen mijn kindertijd:“Jij zult het nooit begrijpen!” Één glas, één lach, één verwijt –En de buren begonnen tegen de muren te kloppen,“Maar wat een rumoer in de nacht!” mompelden ze.Mijn kindertijd wendde zich tot mijn jeugd en riep:“Jij bent zo onbeschoft!”Waarop mijn jeugd tegen mijn kindertijd mompelde:“Jij bent enkel maar naïef!” Ik stond daar, gevangen tussen twee werelden,Met het oog op de ene kant en het oor aan de andere,Als een vermoeide getuige van de tijd.Op mijn lippen lag een glimlach in mijn eigen rust,En ik kon geen van beiden kwaad doen. Vandaag, in de droefheid van een eenzame avond,Ben ik door de drank iets te vrolijk geworden,En kijk ik met een zachte glimlach naar de onnodige spanningenEn neerslagen van mijn verleden;Alsof het een raadsel was –Mijn kindertijd en mijn jeugd,Fluisterend in hun eigen verhalen,Mijn hoop en mijn moed,Vergezeld van zachtjes spelende muziek op de achtergrond,Vormen nu samen een stille melodie. Plotseling brak er een storm uit tussen ons;De naïeve stem van mijn kindertijd weerklonk met het arrogante geschreeuw van mijn jeugd.Per ongeluk kantelde de wijnfles van de tafelrand,En brak, met een bittere echo achterlatend…De rode wijn stroomde als een opstand tegen de tijd. Op de tafel lag een oud, klein spiegeltje, zorgvuldig neergezet,Mijn stille reflectie, een gezelschapsgenoot in mijn eenzaamheid.Op dat moment brak het – niet ver verspreid,maar binnen zijn lijst uiteengevallen in talloze fragmenten, groot en klein.In die gebroken spiegelfragmenten zag ik mezelf niet langer als drie,maar in elk fragment de vele gezichten van het verleden, de toekomst, de hoop en de moed. De stemmen stegen, en lawaai vulde de tafel;Op dat moment wilde ik niet langer stil blijven,En ik greep in, om deze chaos te bedaren. Toen ze tegen mij zeiden: “Ouwe, bemoei je niet!”Hield ik mijn mond – ik ben immers oud, woorden vallen niet meer zo makkelijk.Laat hen maar ruzie maken, terwijl ik tussen al die talloze reflectiesNog een slok van mijn glas nam. Uiteindelijk werd de tafel omgedraaid, Vier muren, drie ik, één tafel…  Mijn jeugd zei zachtjes tegen mijn kindertijd:“Als je opgroeit, zul je het begrijpen,”Waarop mijn kindertijd zijn gezicht vertrok, maar stil bleef. Toen de rust weer neerdaalde,Alsof ik in elke reflectie verdwaalde, zei ik:“Het is goed dat jullie er zijn,Één van jullie is mijn hoop, de ander mijn moed.” De buren tikken nog steeds op de muur,Terwijl ik in de gebroken spiegelfragmenten opga in uitbarstingen van gelach. "Als je zou vragen: 'Waarom roep je deze gekke twee aan tafel?'Antwoord is duidelijk:De mens kan niet aan zichzelf ontsnappen,Het meest oprechte gesprek aan tafel is dat met jezelf."

Schaduwpen
70 2

Jij en ik

Jij en ik,We zijn als het strand en de zee,Golf na golf slaat op jouw kusten...Soms rustig, kalm, zacht...Soms woedend, stormachtig...Wanneer jouw ogen de mijne raken...Jij vult me als zandkorrels,En ik strek mijn armen zo ver als ik kan naar jou. Jij en ik,We zijn als de maan en de nacht,Je straalt zo helder in mijn nachten...Je lijkt zo dichtbij, alsof ik je kan aanraken,Maar je bent even ver weg...Mijn nacht verlicht jij,Wanneer je zachtjes glimlacht,En de duisternis wijkt voor het licht. Jij en ik,We zijn als de weg en de bestemming.Ik weet dat je daar bent, ik kom naar je toe...Aan het einde van alle wegen ben jij er.Wanneer ik je zie...Leiden al mijn wegen uiteindelijk naar jou. Jij en ik,We zijn als papier en pen.Jij bent als een witte pagina,En ik ben de pen die erover glijdt...Ik schrijf, pagina na pagina...Er is zoveel te schrijven,Zolang er papier is...Wanneer ik je aanraak,Lijkt het alsof alles wat ik schrijf nooit eindigt,Als een roman zonder einde. Jij en ik,We zijn als woorden en stilte.De woorden druppelen langzaam van jouw lippen,En ik luister in stilte naar elk van hen...Ik spreek de woorden in stilte.Soms is één blik zoveel waard als talloze pagina's,Wanneer mijn ogen in de jouwe kijken... Jij en ik,We zijn als de wolk en de regen.Jij bent een wolk die hoog in de lucht zweeft,En ik ben een regendruppel die op de aarde valt met de stralende zon...Wanneer je glimlacht,Verschijnt er plots een regenboog aan de horizon.Zeven kleuren, en in elke kleur zit een stukje van jou... Ken je een verhaal?De roos was verliefd op het gezang van de nachtegaal...En de nachtegaal was verliefd op de pracht van de roos...Haar enige wens was om op zijn tak te gaan zitten...Maar de takken van die mooie roos waren vol doornen...Ze waren zo verdrietig omdat ze niet samen konden zijn...Sindsdien verspreidt de roos zijn geur in de lucht voor de nachtegaal...En de nachtegaal antwoordt met serenades van ver weg... Jij en ik,We zijn als droom en werkelijkheid...In een verhaal van nachtegaal en roos...Wie is echt en wie is droom...Wat maakt het uit?Ik ben hier, jij bent in mijn hart.Jij en ik,We zijn als jij en ik...Soms ben jij een beetje ik, soms ben ik een beetje jij...

Schaduwpen
21 1

De Dans van Woorden en Gevoelens -II-

Het station kwam langzaam in zicht; mijn opwinding groeide met elke seconde. Binnenkort zou ik, na al die tijd van schrijven en berichten sturen, haar eindelijk in het echt zien - die charmante en innemende vrouw. Toen de trein tot stilstand kwam en ik uitstapte, had ik nog ongeveer tien minuten te voet naar onze afgesproken ontmoetingsplek. Er was nog een half uur voordat we elkaar zouden zien. Hoewel ik de drang voelde om te rennen, wist ik dat ik mezelf moest beheersen; ik wilde dit moment ten volle beleven en besloot rustig verder te lopen. Onderweg ontving ik een bericht: "Ik kan vijf minuten te laat zijn." Ze schreef dat ze haar pakketje moest ophalen en daarna meteen zou komen. Ik liep onverstoorbaar door richting het plein waar we elkaar zouden treffen. Meerdere keren twijfelde ik of ik een sigaret zou opsteken; het zou me misschien helpen te kalmeren, maar ik wilde niet met een sigarettengeur op onze eerste ontmoeting verschijnen. Uiteindelijk besloot ik om niet te roken. Eindelijk kwam ik aan op het plein dat we van tevoren hadden afgesproken. Het was druk, want het was weekend. We hadden echter tot in detail besproken waar we zouden gaan zitten, zelfs op welke bank. Ook hadden we samen besloten hoe onze eerste begroeting zou zijn; we bespraken of een omhelzing of een handdruk warmer zou aanvoelen. Alles was doordacht om dit moment zo speciaal mogelijk te maken. Toen ik haar een bericht stuurde met "Ik ben er," antwoordde ze: "Waar ben je precies?" Terwijl ik haar van een afstandje al zag staan, beschreef ze de kleur van haar jas. Ik antwoordde door de kleur van haar baret te noemen: "Ik zie je." Dit kleine maar betekenisvolle moment versterkte onze gedeelde opwinding nog meer. Na deze korte uitwisseling keek ze geconcentreerd rond, haar ogen op zoekend en licht nerveus, totdat ze me ontdekte. Terwijl ik naar haar toe liep, stond ze op, zette een paar stappen in mijn richting, en toen volgde onze eerste warme omhelzing. Dat eerste moment, die eerste aanraking, was werkelijk onbeschrijfelijk. Alles wat we in onze gesprekken hadden gedeeld, onze gezamenlijke interesses en gedeelde gedachten, voelde alsof een ontbrekend stukje eindelijk op zijn plaats viel. Het voelde niet alsof we elkaar voor het eerst ontmoetten, maar alsof we elkaar al jaren kenden en nu eindelijk samen waren. We gingen samen op de bank zitten, alsof we oude vrienden waren die elkaar na lange tijd weer ontmoetten. Mijn eerdere verlangen naar een sigaret verdween volledig toen zij aangaf dat ze zelf ook niet rookte. In plaats van een sigaret op te steken, keken we aandachtig naar elkaars gezichten, alsof we de details in elkaars uitdrukking wilden vastleggen. Haar diepblauwe ogen straalden een mysterieuze warmte uit, en haar fijn gevormde lippen bewogen op zo'n sierlijke manier terwijl ze sprak, dat ik erdoor werd betoverd. Toen we onze sigaretten uiteindelijk toch opstaken en daarna van de bank opstonden, begonnen we samen te wandelen. Op een gegeven moment vroeg ze: "Wat wil je doen?" Aangezien we in haar stad waren en zij de omgeving beter kende, waardeerde ik haar voorstel. Stiekem dacht ik: 'Praat jij maar, dan kijk ik gewoon vol bewondering naar je, dat is genoeg.' Op dat moment herhaalde ze haar vraag: 'Zullen we eerst iets drinken of gaan we ergens eten?' In de buurt was een toeristische brug, waar mensen een glas wijn haalden bij een winkeltje en vervolgens op de brug genoten van het uitzicht en gesprekken voerden. Wij sloten ons aan bij de rij en kochten allebei een glas wijn. We vonden een rustige plek aan de reling van de brug, waar we ons gesprek verderzetten. Of het nu de manier was waarop ze sprak, haar glimlach, haar stem, of de wijn die op mijn lege maag insloeg - ik weet het niet, maar het gesprek liep zo soepel dat we de tijd volledig vergaten. Elke keer als ze lachte, zorgde de sierlijke beweging van haar lippen ervoor dat ik een warm gevoel van binnen kreeg. Na een tijdje gaf ze toe dat ze honger had en dat ze 's ochtends nog niets had gegeten. Blijkbaar deelden we zelfs dezelfde opwinding, want ik had die ochtend ook niets gegeten. Ze noemde een gezellig restaurant waar ze graag kwam, en zonder te aarzelen besloten we daarheen te gaan. Bij aankomst in het restaurant was het druk, wat typisch was voor de lunchuren. Een medewerker vroeg: "Waar willen jullie zitten?" Mijn oog viel op een tafel in de hoek, zo ver mogelijk van de mensen vandaan, en ik zei: "Daar," omdat ik op dat moment geen enkel detail van haar sierlijke ogen en oprechte uitdrukking wilde missen door de drukte om ons heen. We bestelden ons eten en een fles wijn, en het gesprek ging verder met lachen, grappen en het delen van mooie herinneringen. Af en toe gingen we naar buiten om een sigaret te roken, en daarna keerden we steeds weer terug naar onze tafel. Tijdens een van onze rookpauzes verzamelde ik al mijn moed en liet haar weten dat ik haar wilde kussen. Onze blikken hadden eigenlijk al talloze keren "ja" tegen elkaar gezegd, en toen onze lippen elkaar raakten, verdween elk gevoel van afstand tussen ons. Het voelde alsof alle uren die we achter schermen hadden doorgebracht, ons alleen maar dichter bij elkaar hadden gebracht en ons perfect hadden voorbereid op dit moment. De uren vlogen voorbij, en terwijl de dag langzaam ten einde liep, wilde ik niet dat deze magische eerste ontmoeting ooit zou eindigen. We bleven urenlang in het restaurant, misschien vijf, misschien langer, zonder ons bewust te zijn van de tijd. We hadden zoveel te bespreken, zoveel te delen, alsof we jaren van gemiste gesprekken inhaalden. De energie en harmonie tussen ons waren bijna tastbaar, en ik was ervan overtuigd dat zelfs de mensen om ons heen de warmte en helderheid van ons samenzijn voelden. Toen we uiteindelijk het restaurant verlieten, wandelden we door de straten van de stad. Het was inmiddels donker geworden, iets wat we pas beseften toen we uit het met glas omringde restaurant kwamen. Terwijl we door de smalle steegjes liepen, stopten we om de paar stappen om te kussen. De koude lucht deed ons huiveren, maar elke kus laaide een nieuwe warmte op tussen ons. Terwijl we verdwaald raakten in onze eigen wereld, besefte ik opeens dat ik de laatste trein moest halen. Het betekende dat deze bijzondere dag tot een einde kwam, iets wat ik absoluut niet wilde. Na elf magische uren samen, moest ik afscheid nemen. Natuurlijk was dit slechts onze eerste ontmoeting; er zou een vervolg komen, maar ik wenste dat deze dag nooit zou eindigen. Na een laatste omhelzing haastte ik me naar het station en haalde op het nippertje mijn trein. Terwijl ik op mijn stoel zat, klonk de muziek in mijn oren, en ik tikte zachtjes mee op de maat. In de reflectie van het raam zag ik mijn eigen glimlach. Ik negeerde de nieuwsgierige blikken van de andere reizigers en koesterde de onbeschrijfelijke vreugde die ik met me meedroeg. Hoe vaak in een mensenleven maakt iemand zoiets mee? Hoeveel mensen ontmoeten hun andere helft echt? Wat een geluk dat ik haar heb mogen leren kennen – die warme, charmante en betoverende vrouw.

Schaduwpen
16 1

Het Begin van Ons Verhaal-I-

Op die eerste dag waarop we elkaar zouden ontmoeten, had ik door de opwinding de hele nacht niet kunnen slapen. Misschien sloten mijn ogen een paar keer, want in de vroege ochtend stond ik al op voordat het alarm, dat ik op een eerder tijdstip had ingesteld, afging. Er waren nog uren te gaan tot onze ontmoeting en de tijd leek zo traag te verstrijken dat seconden als minuten en minuten als uren voelden. Normaal gesproken spelen de wijzers van de klok een speelse achtervolging, maar die dag bewogen ze alsof ze alle energie hadden verloren, zo langzaam en aarzelend. Die ochtend kan ik me niet herinneren hoeveel kopjes koffie ik gedronken heb; het enige wat ik me nog herinner is dat ik geen eetlust had. Ik at niets en had nergens zin in, behalve jou te zien. Na dagenlang achter een scherm gezeten te hebben en eindeloze uren in lange berichten geschreven te hebben, zouden we elkaar voor het eerst niet slechts tegenkomen via levenloze foto's, maar oog in oog beleven. Onze stemmen zouden de geluiden van het toetsenbord vervangen. De opwinding die ik daardoor ervoer, is bijna onuitsprekelijk. Die eerste ontmoeting, die eerste blik, dat eerste ‘hallo’… Ondanks dat de tijd langzaam verstrijkte, straalde de zon buiten in al haar pracht. Tot die dag toe was het weer al een tijd tegengevallen – meestal bewolkt en regenachtig. Maar die dag leek het alsof de lente plotseling was gekomen. Alles voelde anders; ik kon zelfs het gezang van de vogels buiten horen, of misschien was het slechts het geluid van mijn eigen opwinding en gelukzaligheid. De energieke, opgewekte en ritmische muziek die op de achtergrond speelde – zorgvuldig gekozen om me voor te bereiden op de naderende ontmoeting – gaf me tegelijkertijd kracht om mezelf op te maken. Voor de spiegel, die als een stille getuige voor me stond, glimlachte ik naar mezelf en vond ik mezelf af en toe dansend, meegevoerd door het ritme van de muziek. Die dag besloot ik dat ik extra zorgvuldig moest zijn in mijn voorbereidingen. Normaal gesproken bereid ik me altijd met de grootste nauwgezetheid voor op een ontmoeting, maar deze keer leek dat niet genoeg. Misschien is het wel zo dat, hoewel ik nog de verkwikkende nasmaak van de douche op mijn huid voelde, mijn haren niet de gewenste elegantie vertoonden, waardoor ik gedwongen werd ze opnieuw te wassen. Alles moest – ten minste – de best mogelijke uitvoering van mijn kunnen zijn. Ik ben iemand die graag en nauwgezet prept, maar voor deze ontmoeting was ik zo opgewonden dat ik zelfs niet een dag van tevoren kon beslissen wat ik zou aantrekken. Ik koos mijn kleren zorgvuldig uit en, hoewel ze al gestreken en in de kast gehangen waren, streek ik ze opnieuw. Er mocht geen enkele kreuk te bekennen zijn. De dag begon prachtig en ik zou niets toestaan dat er een schaduw over dit moment viel – zelfs niet een kleine kreuk in mijn overhemd of broek. Op een gegeven moment viel mijn oog op de klok aan de muur – en wat bleek? De wijzers waren weer tot leven gekomen en begonnen elkaar in een speelse achtervolging na te jagen. Ik versnelde mijn tempo enigszins en rondde mijn laatste voorbereidingen af. Ik controleerde nogmaals mijn schoenen – een bijna obsessie die ik al sinds mijn jeugd koester: mijn schoenen moesten altijd brandschoon zijn; ik kon niet verdragen ook maar de kleinste vlek erop. Ik vermoed dat dit te maken heeft met een artikel dat ik als kind gelezen had, waarin werd gesteld dat je een man kunt aflezen aan de netheid van zijn schoenen – een observatie die ik bijzonder treffend en relevant vind. Ik deed mijn schoenen aan, trok mijn jas aan en wierp voor de laatste keer een blik in de gangspiegel om mezelf nog één keer te controleren. Nu was ik klaar om te vertrekken. Toen ik mijn huis verliet, werd ik meegesleept door het mooie weer en de invloed van die energieke liedjes, die ik als een zacht refrein op mijn lippen neuriede. Alsof ik danste, begon ik met dansende passen naar het treinstation dat niet ver van mijn huis lag. Ik voelde me fantastisch en mijn opwinding nam gestaag toe. Ik zal een treinreis van ongeveer vijfentwintig minuten maken en na een wandeling van ongeveer tien minuten zal ik de afgesproken ontmoetingsplek bereiken. Daar komt de trein!…

Schaduwpen
44 2