Lezen

Je veux vivre, libre et rire

Eindelijk zomer! Vakantie! Komende zaterdag vertrek ik met mijn vriendin op een weekendje us- time.Even weg van alle sleur, vrij zijn en vooral ons zelf zijn. Ons 2 daagse start in Nieuwpoort en we fietsen langs de ijzer via Diksmuide naar Ieper.Goed uitgekiende rustige route met bankjes aan het water.Waar we kunnen aperitieven met hapjes.Een picknick die 10 keer beter zal smaken dan ergens anders.Rijden in stilte, beetje praten en lachen en dan weer even stilte en dan zuchten.Een zucht van gelukzaligheid.Zalig die zaligheid met ons 2. De westhoek.Mijn lang leven geweest.Ik keer er zo graag naar terug.Fier dat ik dit met mijn vriendin kan delen.In de vooravond wil ik haar mijne picon laten proeven en genieten van de sfeer op de Grote markt aan de Hallen.Zalig.Zucht. Één nachtje zonder onze wederhelft..Een groot bed voor ons alleen.We worden niet gestoord door gesnurk of gebrabbel, tenzij het uit ons eigen mond komt.Maar daar slapen we door.Vrij om even us time te creëren. Stilte.Rust.Zalig.Zucht. Lekker ontbijt met ons 2 op zondagochtend.Onze boel verzamelen en on the road again.We fietsen vandaag via de mooiste dorpjes naar Veurne.West-Vleteren, Beauvoorde en Oeren.Zelfs wil ik tonen waar Willem Vermandere woont en waar zijn kunst tentoongesteld staat in de kerk van Steenkerke.En waar er zo een gezellig terrasje is..Ja! je raadt het al! Ook daar hebben ze lekkere picon 🙃We hebben tijd! En we doen het op het gemak.Is tenslotte 65 km.Fietsen.Zon.Genieten.Zucht. Veurne, grote markt.Mooie oude Vlaamsche gebouwen.Het straalt iets uit.Nog een mooi plaatsje "bachten de kupe"Onze mannen staan ons op te wachten.'T zijn schatjes.Straks samen terug naar huis.Eerst genieten van een Bourgondische maaltijd.65 km fietsen geeft je honger.Weekendje Westhoek zit erop.Wat was dit leuk.Us time is voorbij.Zucht. By NoNaSh

NoNaSh
0 0

Treasure Island

Het cliché van de ochtendstond en de mengeling van dat goud en Aquafresh in mijn mond is waar.Ik hou van het zien en voelen van een omgeving die wakker wordt.Hier dicht aan zee in Bretagne is vroeg opstaan een must.In Finistère ligt het vol met kleine eilandjes.Onze planning vandaag is om op avontuur te gaan naar de twee eilandjes voor onze Plage Iilia.Deze morgen worden we allebei aangetrokken door het getij van de zee.Welke schatten blijven er niet liggen als het water zich terugtrekt en het strand breed is?Het zeewier ligt er bij als 1 groot gazon.Schelpen liggen er voor het rapen en heel wat krabben hebben het niet overleefd.Een luxe ontbijt voor de meeuwen.Zeepieren laten met massa's hun sporen na en in de verte hoor je de tractor heen en weer rijden om de oesters binnen te halen.Deze ongerepte natuur is zo mooi en ruikt heerlijk!Gewapend met onze verrekijker en Google Lens (We zijn van die moderne ontdekkingsreizigers) stappen we verder naar de eilandjes.De vegetatie aldaar is enorm en uniek.Google Lens komt hier goed van pas.We leren namen als Scabiosa, Zandblauwtje, de Lotus Corniculatus, de zeewinde en Manoor kennen.Leuke namen met krachtige betekenissen.Op Île Wrac'h staat een vuurtoren uit 1845 waar er een oude muur met poort rond gebouwd is.Ik waan mij in een boek van de vijf, op Treasure Island.Het andere eiland met de naam Lec'h Wenn geeft mij dan het gevoel in het oude Ierland te zijn van 1900.Op dit piepkleine stukje land staat een vervallen huisje die zo kan meedingen als filmlocatie.De vloed komt vlugger opzetten dan je denkt in Bretagne.En een gedachte flitst door mijn hoofd.. "wat als" we de nacht moeten doorbrengen op Treasure Island?Alleen al denken aan het drinken van wilde gemberthee of kauwen op de mooie blaadjes van de zeewinde doet ons besluiten om terug te keren naar het vasteland en onze uitstap te beëindigen in onze crêperie om de hoek.En 't leukste van al is..Ik word getrakteerd door mijn eigenste Durkinson Crusoe!God! I love this man! By NoNaSh 

NoNaSh
0 0
Tip

Een lange dag

Het is niet een geschikte ochtend om te verdrinken, al is natuurlijk geen enkele ochtend daarvoor geschikt.   Schuifelend over de loopplank voel ik naar het eind. Opvallend dat je geblinddoekt beter ruikt, zonder moeite onderscheid ik de zeegeur, mijn zonnecrème en flarden oleander van de struiken een paar kilometer verderop. “If wind is west, you smell olandre bushbush,” zei de beheerder bij aankomst. Nooit gedacht dat het zover zou dragen.    Mijn rechter grote teen herkent de rand. Mijn linkervoet houd ik achter, ik sta met de hielen tegen elkaar, als een balletdanser in een plié. In mijn achterhoofd zegt mijn nichtje: “eerste positie”, zal ik mijn knieën buigen met mijn armen netjes voor mijn borst? Zelfs nu speel ik de showman. Ik reik met mijn hand naar mijn ogen en wrijf met mijn duim de blinddoek nét voldoende omhoog om te zien waar ik val.     Een eerste aftastende prik in mijn rug herinnert mij aan de reden dat ik hier sta, de tweede prik duwt mij over de rand. Bij het ontbijt zwaaide ik met de folder en zei dat we over een uur het ruime sop zouden nemen. Jelka en ik definiëren spontaniteit anders. Zelf benadrukt ze dan: “zorgvuldig zijn,” “grenzen bewaren” en “eerst denken, dan doen”. En ja hoor: ze ontplofte als vanouds. En Rens? Zodra hij het jeugdjournaal herinnerde over piraterij en gewapende mensensmokkelaars op de Middellandse Zee, volgde hij zijn moeder.   Rens kreeg ik naar de haven met de belofte dat hij direct bij terugkomst, de piratenset kreeg uit het winkeltje in het dorp. De eerste keer dat we langs de etalage liepen zag hij tussen de emmertjes en bodyboards een rood-zwarte piratenpet met een plastic zwaard en handhaak. En hij was verkocht. Jelka haar onrust over de zeewaardigheid van de boot en mijn gebrek aan navigatiekunst was moeilijker af te kopen. Ze kwam, en daar was alles mee gezegd. Ze keek donker, het maakte haar irritant én onweerstaanbaar mooi.   ‘Gecontroleerd?’ Jelka vroeg het met een combinatie van wantrouwen en “ik ben beter.” Als hoofd van het microbiologisch laboratorium van “Gentiar Medicines”, stelde ze altijd zo vragen. Voor dit type baan was ze ontworpen, jammer dat het ontwerp in ons privéleven ook doorwerkte.   ‘Gevraagd.’   ‘Nee, dus.’   ‘Dimitrios, enough gaz?’ riep ik en wees op de grijze buitenboordmotor.   ‘No to worries mister,’ zei Dimitrios, hij krabbelde door zijn grijze borsthaar boven zijn oliebevlekte overhemd. ‘I fill up myselfly.’   ‘Je hoort het,’ zei ik.   Ze veegde een van haar eeuwig verende rossige krullen uit haar gezicht en snoof op de manier waarop ze haar ondergeschikten angst aanjaagde. Ze legde onze tas met zwemspullen en Rens zijn snorkel in de boot.   ‘Wat doe je, ronddobberend midden op zee, het wordt nacht en jij hebt geen idee waar de haven is?’ vroeg ze.   ‘En de piraten van het jeugdjournaal?’ vroeg Rens.   ‘Als iets gebeurt,’ zei ik, ‘doe ik een hele dag wat jullie willen.’   ‘Je hebt niet eens een vaarbewijs,’ zei Jelka, ze pakte een reddingsvest en trok deze over Rens zijn hoofd. ‘We zijn net gek.’ Een lichte tik tegen mijn achterste meldde dat het goed begon te komen. ‘Voldoende benzine?’ De priemende ogen waarmee Jelka mij in de nutteloos geworden stuurmansstoel duwde maakte haar ravissant, helaas niet geschikt voor een relaxte vakantie. ‘Mijnheer hoefde niet te controleren.’   Ik wees naar de horizon, in de verte schemerde ons eiland in een licht dat alleen hier lijkt te schijnen en pas zichtbaar wordt zodra anderen niet kijken. ‘Kijk en geniet, dit zie je alleen op reclames van een dure auto.’ Ik woelde door de haren van Rens. ‘Let op mijn woorden, jongen, Dimitrios zoekt ons al.’ Ik wees iets rechts naast de kerktoren van ons dorp. ‘Zie je ons appartement? Vlakbij het strand en die lichtjes.’   ‘Alsof Bob Ross zijn kwast tegen het doek heeft gekwakt,’ schamperde Jelka.   ‘De piraten komen,’ zei Rens. ‘Net als op het jeugdjournaal.’ Hij leek niet meer op de stoere kapitein van een uur geleden die het roer bediende en de koers bepaalde. Hij was een trillend jongetje van tien verdrinkend in zijn zwemvest.   ‘Niets aan de hand, dat is tv,’ stelde ik hem gerust.   ‘We varen langs de vluchtelingenroute,’ fluisterde Jelka. ‘Tussen Griekenland en Turkije is die rapportage opgenomen.’ Ze glimlachte stoer naar onze zoon. ‘Hier dus,’ siste ze me toe.   Ik wees Rens de contouren van heuvels en stadjes in het verdwijnende licht.    Een zwaarder wordend geronk liet Rens zijn hoofd omdraaien.   ‘Kijk,’ riep hij, ‘zie je!’   Een zwarte stip veranderde in een grijze streep en transformeerde verder naar een roestig schip. Het minderde vaart en scheerde langs, de hekgolf schoof mij uit de stuurmansstoel. Een dieselwalm plakte over onze boot.   In de vage schemer keek een gebarsten gezicht over de reling. Zijn vier vrijwel-niet-zichtbare tanden, rammelden.   Rens zei: ‘Het is die van het jeugdjournaal.’ Hij dook diep bij Jelka weg.   Ik haalde de pikhaak uit de klemmen aan de zijkant van de boot en maakte mij breed.   ‘Doe niet zo gek,’ zei Jelka, ‘wat begin je daarmee?’   Vanuit het schip klonk gelach en een zoeklicht scheen mij zowat omver. Iets ratelde en ons bootje schudde zo dat ik bijna overboord duikelde. Rens rent naar de rand van het zwembad. ‘Je keek,’ roept hij. ‘Nog een keer.’ Hij schuift zijn piratenpet schuin op zijn hoofd, zet een hand in zijn heup en wijst met zijn plastic zwaard naar de duikplank.   ‘Een keer is voldoende,’ zeg ik.   ‘Je beloofde de hele dag,’ roept Jelka van haar ligbed. ‘Ik zei nog: controleer de benzine. Gelukkig kwam die vissersboot langs.’ Ze neemt een slok van haar Ice Tea en leest verder in het julinummer van “Applied Microbiology and Biotechnology”.   ‘Ar Ar,’ zegt Rens met een piratenstem en draait zijn zwaard langzaam in kleine cirkels. Hij zakt door zijn knieën en vist met zijn haakhand de theedoek van ons appartement uit het water. Fel pletst hij deze in mijn gezicht. ‘En je blinddoek oplaten, landrot!’   Het wordt een lange dag.

MCH
102 2

Jonathan Jonckheere

Jonathan Jonckheere heeft een winkeltje met jojo’s, jongleerobjecten en lege yoghurtpotjes. Achterin het schroomvallige pand staan nog altijd drie machines, wordt er zelden nog gewerkt. Het zijn een draaibank, lintzaag en een hydraulische pers. Het huis is niet bijzonder en Jonathan leeft doorgaans eerder stil. Hij eet, hij knabbelt aan de tijd, hij drinkt een Bass Pale Ale of water, mijmert en vier ledematen heeft hij van gewone lengte, best normaal, van vlees en bloed. De botten in zijn lijf zijn ongebroken, helemaal tot hier geraakt. Ze zijn intussen wel verknocht aan ochtendgloren en de stralen van een milde zon. Er hangt dan ook een bordje. Open als het regent, als de wolken grauw, of grim, of grijs dreigen te zijn. Niets is nog echt, ook niet met bedoelingen. De klanten met hun circustrucjes, vragen over zwaartekracht en deviatie, ze komen nog, zo vaak als tweelingen geboren worden in een stal te Betlehem. De kans op beterschap, de dansjes van het ongewisse blijven ongezien. En heel misschien. Wanneer de voorstellingen uitverkocht zijn in dat hoofd, alles onverhoopt zijn plaats vond in een potje, in de vorm van blijdschap uitgezaagd kon worden. Dan zit hij op het dak. De glimlach van een vogel is onzichtbaar rond zijn bek. Een tol voor een kind. Een touw voor een ruk of een knoop rond de nek van een angst, de twijfel of hij spreken kan tot haar, de aarzeling. De rekjes liggen vol met dergelijke zaken, goochelinstrumenten, bibelotjes en onzichtbare verlangens. Wie ze aanraakt is gezien, kan proeven van het stof. Ofschoon. Hoewel. Jonathan, hij is zo gek nog niet. Hij kocht planeten van een Kleine Beer en reist al vele jaren ongestoord, wanneer het dak te laag is om te springen, terwijl de speeltjes voor de geest en zijn begoocheling zich liggen te vervelen. Als de mensheid moe is, Jonathan zijn laatste slaap verkocht heeft aan de strompelende onrust die deur vond van zijn winkeltje. Dan heeft altijd ergens wel. Nog vleugels liggen voor een ongeboren droom en weg is hij. Tot hij weer vallen zal.     uit de reeks 'Kleinood'

Bernd Vanderbilt
6 0

Kustliefde

Ik ben verliefd! Ze heet C. Een algoritme bracht ons bij elkaar. Eigenlijk had het algoritme zich vergist want we wonen nogal ver uit elkaar. De first date heb ik omwille van een concerttip van een vriend in allerijl een dag vervroegd. Die bewuste dag nog iets zots gedaan. Via Instagram liet Soma, het beste en sympathiekste restaurant van Antwerpen, weten dat er een tafeltje voor twee vrijkwam. Iets voor snelle beslissers want je moet daar 3 maanden op voorhand reserveren. Geboekt! In alle opzichten was het dus toeval dat ons samenbracht. En dat toeval zorgde ook voor de perfecte date.  Het beste tafelgezelschap – C. is een heel mooie en bevallige verschijning – voeg daarbij een subliem staaltje van gastronomie, gevolgd door een magisch clubconcert en je hebt de ingrediënten voor een super-date. De prachtige stem en songs van de harpiste Sophye Soliveau die avond deed onze harten smelten. Gooi daarbovenop nog DJ Boats en het feestje was helemaal compleet. Met een passionele eerste kus sloten we de nacht van 5 juni af. Die kus was “een test” waarop ik met brio geslaagd was, vertrouwde C. me later toe. C. woont al de helft van haar leven in Duitsland maar is geboren en getogen in Brussel. Haar kleur en krullen verraden haar gedeelde Belgisch-Senegalese roots. We zijn er nog steeds niet uit hoe we het best communiceren. Dat fluctueert nogal en hangt af van tijd, plaats en situatie. Engels is zowat onze eerste lingua franca maar het wordt doorspekt met de Franse, Duitse of Vlaamse uitdrukkingen die ons te binnenvallen. We verstaan mekaar perfect ook al spreken we momenteel het liefst dit koeterwaals. Ik had C. uitgenodigd voor een weekendje Nieuwpoort. We bleken een gedeelde liefde te hebben voor de Belgische kust. C. bracht in haar jeugd de vakantie steevast door in Oostende.  Ze had een paar jaar geleden met een Duitse Tinder date een uitstapje gemaakt naar de Belgische kust. Die man vond de gebetonneerde muur die onze kustlijn is heel lelijk. Hij had daar helemaal niets mee. Hij snapte het gewoon niet.Sommige buitenlanders hebben vaak een andere kijk op ons kusttoerisme. Zo vindt de Nederlandse architect Willem Jan Neutelings, bij ons beter bekend als ontwerper van het MAS, dat die betonnen kustlijn iets bijzonder democratisch heeft. Het geeft de massa de mogelijkheid om een uniek en betaalbaar zicht op zee te hebben. Mijmerend over kust en liefde moest ik plots denken aan een vies woord dat door velen misbruikt wordt om andere mensen uit te sluiten: identiteit. Ik en C. hebben beiden Belg op onze identiteitskaart staan. In mijn ogen is het kusttoerisme een van die monumenten die thuishoren in gevoelsmatige Belgische canon. Gedeelde waarden in verband met kusttoerisme zeg maar. Zo delen we samen herinneringen aan de kwistax op de dijk. Onze tanden hebben ongetwijfeld aan elkaar geplakt van de babelutten en we krijgen beiden ook water in de mond van een goede garnaalkroket of mosselen met frieten. Tot hier een korte bloemlezing van de geneugten van onze kust. In onze eerste summer of love brachten we ook een bezoekje aan Oostende. We zouden er tomate-crevettes gaan eten. Garnalen, het goud der Noordzee! Oostende, de stad omgebouwd tot badplaats door Leopold II met zijn rijkdommen die hij op bloedige wijze liet roven uit Congo. Zelf was de man niet zo een reiziger maar een verblijf in de goede zeelucht was toen wel de hype. Dat maakt dat deze niet-zo-koshere figuur wellicht mee aan de basis van het Belgische kusttoerisme ligt. Ik wilde C. in Oostende Lafayette laten zien een oud muziekcafé waar portretten van Marvin Gaye, Alain Delon en Serge Gainsbourgh stille getuigen zijn van het bruisende uitgangsleven van de stad. Onderweg vertelde C. me over een ander gedeeld stukje erfgoed. Toen ze als tiener in Oostende uitging ging ze vaak nog na middernacht een halve kip eten. Ik heb ook herinneringen aan het in Antwerpen teloor gegane Kiekeskot, waar je dag en nacht , kiek uit de poot kon eten. Een gebraden kippetje hoe lekker kan dat niet zijn! De simpele dingen des levens. Onderweg naar LaFayette slaakte C. plots een kreet van verrukking. Op de hoek van de straat stond zowaar Taverne Koekoek, haar verloren gewaande instituut, te blinken. We hebben die dag geen tomate-crevettes gegeten. Neen, het werd voor elk een halve kip. Ik wilde nog een vork vragen maar de kelner zei dat dat niet mocht. Kip eet je met je handen. Zalig. De Belgische kust is van iedereen!

kvb
33 0

Dappere wereldreiziger

Gedurende zijn epische "Wereldreis", de, van half juni tot half september durende, bus- en treintocht door Thailand, Cambodja en Maleisië, netjes volgens de regels van de Lonely Planet, Tripadvisor en de aanmoedigingen van mede-backpackers die, zeer origineel, precies op dezelfde tijdstippen langs dezelfde route opdoken, had hij niets meegekregen van de wonderen die TV-reisprogramma's beloofden.  Uit angst te worden afgezet, met een omweg op een bestemming aan te komen of juist daarvan te vertrekken, in de maling genomen te worden door gidsen, lokale reisbureaus, taxichauffeurs, baliemedewerkers van hostels en alle overige ingezetenen ("locals", in reizigersjargon) die matig Engels spraken, tuimelde hij schichtig langs de voorgeschreven route, zijn onzekerheid verbergend achter een botte arrogantie die bij de lokale veroorzakers van zijn angst zo'n instantane antipathie opwekte, dat juist zijn gedrag al zijn angsten tot werkelijkheid materialiseerde.    Je zou kunnen zeggen dat het "Reis" deel van de wereldreis zoveel planning, organisatie en inspanning kostte, dat hij bij terugkomst besefte dat hij vrijwel geen blik op het "Wereld" deel had geworpen. Dat hij geen rijst lustte, hielp hier niet bij, gelukkig werd de universele taal van pizza, pasta en banana-pancake zelfs in de kleinste dorpjes langs de touristtrail gesproken.   Zijn opsnuiven van nieuwe culturen beperkte zich tot de geur van oude sokken en zijn van zweetbacteriën doorweekte ondergoed, dat zijn moeder, bij het meesnuiven tijdens het uitpakken van de rugzak, bezorgd deed uitroepen dat hij de volgende keer wat beter aan zijn lichamelijke hygiëne moest denken. Nou, er kwam geen volgende keer. De vakantiedagen werden zo dicht mogelijk bij huis doorgerbracht.   Het woord "reizen" zou de rest van zijn leven een onrustig, verdrietig sentiment oproepen alsof hij zijn enige, ware geliefde door onhandigheid misgelopen was en waarna dat eeuwig geluk aan de andere kant van een muur stond. Wuivend door een potdicht raam en bemind door anderen.

MCH
20 0

De strijd van het voedsel.

Soms denk je dat je goed bezig bent. Dat je als moeder alles doet voor je kind met autisme. Soms denk je dat je faalt en dat door andere mensen. Waarom denk je nu?  Je gaat op reis wetende dat je kind overprikkeld zal worden en zich dan zal afzonderen in zijn eigen wereld. Dat je kind bijna tot niets zal willen eten, omdat dit jammer genoeg één van zijn problematieken is van zijn autisme.  Alles gaat behoorlijk goed eenmaal aangekomen op de vakantiebestemming, hij doet het goed. Er zijn nog twee kinderen met autisme en zij stellen het ook goed.  Maar dan komt het moment dat hij moet eten. Het moment van zijn grootste struikelblok. Hij wil niet eten, hij weigert ,maar neemt na een lange tijd toch een hap. (Ja de overwinning voor mama, hij heeft een hap genomen, hij heeft gegeten onder druk. Wat voor hem moeilijk is.Een strijd die we al lang hebben verloren: "De strijd van het voedsel.") En dan hoor je die woorden die je niet wil horen. Wel niet tegen jou bedoelt want je staat om de hoek net klaar om binnen te wandelen. 'Bij mij zou dit geen waar zijn.' Je voelt jouw falen terug opkomen, iemand weet het beter. Maar ik weet één iets, ze weten het niet beter. Ze zouden mijn zoon een week bij zich moeten hebben dan zullen ze zien wat voor een dagelijkse strijd ik moet aangaan. Dan zullen ze zien dat er ook kinderen zijn met autisme die zich niet volproppen met van alles wat ze lusten (omdat zij enkel deze vorm van autisme kennen). Dan zullen ze zien dat "De strijd van het Voedsel" in de handen ligt van het kind met autisme en iedere kleine hap van nieuwe en oude dingen die in de categorieen "dat lust ik niet" of "dat ken ik niet" liggen, een overwinning zijn voor vele ouders met kinderen met een eetprobleem.   Eén iets weet ik zeker. Ik weet dat ik goed bezig ben en blij ben, dat mijn omringende vrienden en familie mijn zoon kennen en aanvaarden.    Deze mama zal "de strijd tegen het voedsel" nooit helemaal winnen, maar iedere kleine overwinning is een grote zegen die ik met open armen aanvaard.  

T.S. Cobbe
19 1

Bestemming nul

Buiten liggen ze op een hoopje. De mirakels en de wonderen. Samengeharkt. Als hooi van rare grassen en ze komen overgewaaid. Pluisjes kunnen vliegen. Eerst nog op de pelouse van een gazonzot en daarna met wat wind tot hier geraakt. Pluimen, dons van kuikens. Zomaar denk ik, iemand heeft er een dozijn gered uit dat miljoen. Het is een kot van veel beton en ziek plastiek. Daarin gingen ze even leven. Daar konden ze dansen. Drie stappen. Met de rechterpoot rondom de linker en ze keken met hun lege ogen naar de lampen voor gebroed. Ik weet het niet meer. Niet goed noch amper. Gelukkig zijn ze weggeraakt, die paar kiekentjes weg uit dat paviljoen, vol van gekakel, kippenkak en wondergroei. We moeten hier weg. Wij met zijn allen. Het pluimvee, mens en ieder dier dat zich nog redden kan. Genoeg. Dat hebben wij ervan, van al die knoeierij en dat gezooi met al wat leeft. Ja. We gaan op reis. We willen voort. De ark is langer dan weleer omdat er zo veel beesten zijn, bedreigd, misvormd, geklooid wordt gretig met het zijn. Het zwijn is dikker, rozer, malser dan voorheen. Alleen de koekoek weet van niets, hem laat het koud. Hij is zijn kindjes kwijt. Hij zingt maar vrolijk over koetjes, koekjes, weet-ik-veel en het is helemaal echt tijd. We moeten gaan. Ik heb hem net gebeld. Ricky is zijn naam. Hij is mijn vriend die altijd doolt, die ooit nog in een bolster leefde, maar voorgoed de aftocht koos, het weg-van-hier, het laat-het-zijn. Alleen, het is nu zo en iedereen, zo lijkt het toch, is nu de richting kwijt. De ark, hij slalomt tussen alle wrakken, want de zee ligt vol met grut, met hun plastiek. De rotzooi drijft waar het niet zinken kan. Ricky zegt dat alleman vertrekken kan. Met TUI. Mee met Tante Tutti Frutti welgevormd, ze is gehouwen, mals gesneden uit het Heuvelland. Ze wil haar boezem laten bruinen voor de bleke jongens die aan warme tepels willen zuigen. Gij zot! Daar wil ik niet heen. Ik voel me eenzaam tussen borsten die mijn tong niet kunnen lezen en ik heb gekozen, voor een tocht, geblinddoekt omdat deze wereld veel te lelijk is. Ik zal me laten leiden door de wind. Bij geuren van de eenzaamheid. Een bloem die mij niet kent. Die stilte van een droog kadaver. Overal waar rust verschuilt zit in het struikgewas. Daar kan ik even halt houden. Niet lang. Ik heb immers beloofd. Het is aan Ricky, aan de kronkels in zijn hoofd, dat ik heb toegezegd, alles mee te brengen. Zachte pluimen voor een harde nacht. Koekoeksbout met saus van stoute dromen en verzwegen wensen. Kaartjes ook, van Tante Tutti Frutti, naakte foto's van een schijntoneel, een tijdschrift over wielen, die traagheid en alles doodrijden wat zich in deze wereld waagt. Het is dat handjevol, die boel, die menschheid met zijn mal gedoe en Ricky denkt. Ik weet het. Laat het maar! Hij blijft het liefst ver weg. Hij is. Hij wil. Alleen op reis, van niets naar nul.     uit de reeks 'Reizen met Ricky'

Bernd Vanderbilt
4 0

Mysterie in de bibliotheek

Het mysterie in de bibliotheek Hanengekraai en hondengeblaf begeleiden directrice Adèle om zeven uur s ’morgens naar haar school. De weg is stoffig en droog. Ook het openen van de grote metalen schoolpoort produceert een gekrijs dat je dagelijks hoort. Elke ruimte in de school heeft een naam, die mooi boven de deur is aangebracht. Keuken, bureau directrice, klas 1, klas 2, klas 3, toilet en bibliotheek. Buiten klas 1, 2 en 3, zijn alle ruimten volgestouwd met allerhande pluralia. De keuken bezit naast kookpotten en pannen ook tuingerief, borstels, een stofzuiger en vuilbakken. Alle administratie van de school bevindt zich in het kantoor van de directrice. Haar bureautafel is bedekt met stapels papier, farden met gekleefde etiketten, geopende brieven en opgerolde plannen van de nieuwe te bouwen school. Vijf computers van de eerste en de tweede generatie liggen als een puzzel op elkaar gestapeld. In de hoek naast het venster staan twintig oude landkaarten opgerold op houten stokken. Bij het verlaten van het bureau van de directrice, kijken we omhoog en zien we aan onze rechterkant het opschrift bibliotheek boven de deur. Bevinden zich nog boeken in deze ruimte? Zo groot als een klaslokaal, met drie rijen rekken in het midden en tegen elke muur. Al het schoolmateriaal dat nergens anders terechtkan is hier op de rekken geplaatst. Speelgoed, telramen, leien, brooddozen, verfmateriaal, atlassen en twee boeken. Buiten de vijf atlassen en de twee boeken vind je geen ander boek in deze bibliotheek. Twee boeken met de ronkende titels: Musique de l’Afrique en Handboek Aardrijkskunde Belgisch Congo. De gemeente zal de school sluiten wegens een gebrek aan fondsen. Ze zal ze dan op haar beurt zijn gang laten gaan. De opschriften boven de deuren zijn gebleven en het bureau van de directrice is kaalgeplukt. Eenmaal per week, op zaterdag opent de directrice de bibliotheek voor de omwonenden in de wijk. De bewoners snuisteren dan in tussen het schoolmateriaal, de atlassen, het speelgoed en de oude VHS-banden. Een week kunnen ze dan genieten van hun leenproducten.De twee boeken ‘Musique de l’Afrique en Handboek Aardrijkskunde Belgisch Congo zijn nog nooit uitgeleend. Is deze bibliotheek de voorloper van de hedendaagse bibliotheek, zoals we ze nu kennen.Als ik binnenstap in de bibliotheek waar ik bijna wekelijks binnenspring, merk ik dat het oude, sacrale en rustige van de bibliotheek uit mijn studententijd verdwenen is. De bibliotheekgangers lezen de krant, terwijl ze even de knop van het koffieapparaat indrukken voor een machinale koffie met melk. Jonge moeders komen binnen en doen een praatje met een collega, alsof de schoolpoort zich tot in de bibliotheek heeft gewurmd. Kleuters en lage schoolkinderen rennen door de bibliotheek, ploffen neer in de diepe zitzakken, met de nieuwste commerciële bestseller voor kinderen, aangeprezen door de Sint en de Kerstman. Even dwalen mijn gedachten terug naar de school van directrice Adèle. Ik zie en hoor haar de schoolpoort openen, gekrijs, blaffende honden en hanengekraai. Ze stapt door de halfdonkere gang rechtdoor naar haar bureau. Al openend bemerkt ze dat haar bureau leeg is. Ze sluit teleurgesteld de deur en stapt dan naar de deur met opschrift ‘bibliotheek’. Lichtjes bevend opent ze deur. Haar blikken dwalen door de ruimte, tot ze verschrikt merkt dat haar twee boeken verdwenen zijn. Op dat moment kijk ik naar het boekenrek met de nieuwste titels in mijn bibliotheek, Musique de l’Afrique en Handboek Aardrijkskunde Belgisch Congo.

Etienne
0 0

Renewal By The Dessert (part of TheWildlander's Ember stories).

Snippet 1 It had been hours since the sun had set, yet the dark red sand remained hot. I must admit that I had been utterly unprepared. My Robes and wide hat had been fashioned in such a way to protect me from the scorching sun. But now that the heat came from below, it created a bubble against my skin af trapped sweat, heat and blistering pain. I didn't dare to stop to heal my heatburned legs, for I feared I mightt not get up again. It would still be two hours before we would reach the next oasis. Two hours of heat, pain and exhaustion. Snippet 2I noticed how cold I felt, before I regained any other senses. I remembered tumbling on my knees in the desert sand for what seemed mere seconds ago. I shivered as the contrast in temperature from my last memory and the currest state of my body failed to reconcile. I openend my puffy eyes. My neck stung as I moved to propperly take in my surroundings. I laid on a small stone bed in a dark grey tent. Not all like the simple tents my expedition used, but one fashioned by elaboratly decorated canvas. A seemingly endless chain of iron was woven into it and along hung small droplike gemstoned.  How had I come to find myself in a deamonic Welltent? Snippet 3I stayed four days in that Welltent, while the deamonic doctors helped me back to health. None of the doctors spoke my language, so I couldn't ascertain how many days I had been unconscious, how I got there or how long I would need to get on my way again. Yet their ailments and ols seemed to help, for my burned and blistered skin healed rapidly. Shortly after my fourth sunset in the Welltent, a turquoise skinned deamon entered my tent. She was older and wore a white surgeons gown that had seen better days. She was humming a soft chant as her eyes glared rapidly from her clipboard to me and to the clipboard again. She shook her head. The small gems and golden chains that were fixed between her silvery horns rattled.  She sat down on the stool next to my stone bed and took hold of y arm. She continued humming and gently started pinching my sunburned skin between her long fingers. The places that she touched turned white for a few seconds. She seemed to nod approvingly. Snippet 4She wrote something down on her clipboard and stood up slowly. “Please follow me. Some fresh night-air will do you good.”, she said in a fluent Lanrian accent. After not having been able to communicate with anything more than some basic hand signals and nods, it took some time before I realised that I understood what she had said. I got out of bed, awkwardly fumbling with the spacious silken robes the deamons had given me. “Could you tell me what day it is?”, I asked and added: “You are the first person, well first euhm.” My throat was sore. I swallowed. “You are the first individual that I've spoken to that speaks my language .”  A joyful smile appeared on her face. “For your question, it is the fifth day after your human Saldrian Specialday. As for your puzzlement: the others were male.”, she said. Seeing my confused face she added: “They are male. The lesser educated.” Snippet 5The night-air outside  the tent felt much cooler than I had expected and even though it the sun had set, my eyes still needed a multitude of seconds to register my surroundings. The deamons had set camp in a small oasis with long trees that probably provided ample shadow during the day. Most tents were clustered in a crescent shape around a stone pool, with my tent being the tail end. I inhaled deep and focused my eyes on more distant objects to relax the tension that had build up in my recti. I slowly let my eyes drift from the small cooking fires to huge round nuts in the trees to the wooden palisade and back.  Snippet 6“Do not toutch the Water of Slaver, for this oasis is a holy place for deamons. If are in need of water, you must take it from one of the pumps.” The doctor pointed her long fingers towards a stone building surrounded by tents. The small building was intricately decorated and stood out as it was the only permanent construction in sight. “I am at the Oasis of Selkier?”, I asked to her as much as I asked to myself. Her face grew dim and her joyfull hum stopped abruptly. “You should refrain youself from using his name.”, she said. “If any of the clergy hear you they might take great offence.” I mumbled an appology and she begged my goodnight. I stared at the firelights reflecting on the water and pondered. The Oasis of Selkier was located at least two days of travels from where I had lost consciousness. Was it just good fortune that had brought me to my destination?

TheWildlander
8 1

Deutsche Gründlichkeit

Konnichiwa. En arigato. Dat is goeiendag en merci. Tot zover reikte mijn kennis van de Japanse taal na vier dagen Tokio. Op zich niet zo’n probleem. De meeste restaurants hebben van ten minste één gerecht wel een foto, makkelijk kiezen trouwens als het bij eentje stopt, en bij eetkraampjes kon ik gewoon aanwijzen wat ik wilde. Weten wat ik at, was een andere zaak, maar daar had ik me op dag één gelukkig al overheen gezet. Ook in de metro kon ik me prima behelpen met de kleuren van de metrolijnen en de nummers van de stops. De hele Japanse romans op de infoborden in de stations en onderweg miste ik wel volledig, maar aangezien ik iedere keer aankwam waar ik heen wilde, ga ik er vanuit dat die info niet essentieel was. Dat was Tokio. Nu ben ik net aangekomen in Kyoto, mijn tweede tussenstop in deze reis. Meteen bij aankomst merk ik dat mijn gebrek aan kennis van het Japans me hier net iets meer parten gaat spelen. Een uitgebreid metronetwerk om me makkelijk te verplaatsen is er niet, en de infoborden die in de hoofdstad nog heel af en toe naar het Engels versprongen, tonen hier halsstarrig alleen maar Japanse tekens. Moeilijk gaat ook, denk ik dan maar, en vol goede moed vertrek ik de volgende ochtend richting Nara voor een bezoek aan enkele imposante tempels. Om nog maar te zwijgen van de 1200 heilige herten die er vrij rondlopen. De metrorit naar het treinstation was geen probleem. Het is te zeggen, ik heb geen idee wat mijn rit had moeten kosten, maar ik heb de gulden middenweg gekozen tussen het goedkoopste en het duurste ticket, en het ticketpoortje leek zich daar in te kunnen vinden. Het poortje content, ik ook content. Maar nu. Nu sta ik op het perron van het station in Rokujizo. Er zijn maar twee sporen, dat is al een meevaller. Maar er valt nergens een letter Engels te bespeuren. Werkelijk géén letter. Wat verderop is een groepje Westerse toeristen samengetroept die aan de verwarde blikken op hun gezichten te zien, ook niets verstaan van de info die op de digitale borden voorbij raast. Me bij dat groepje voegen, lijkt mijn kansen om vandaag in Nara te geraken, niet bepaald te vergroten, dus ik gooi het over een andere boeg. Enkele meters van me vandaan, al wachtend op de trein op perron 1, staat een iets oudere vrouw met wat volgens mij best haar dochter kan zijn. Op goed geluk vraag ik in het Engels aan de dochter of dit het perron voor Nara is. Met een giga smile en hevig knikkend, wijst ze trots naar de brochure in haar handen. Wat er op geschreven staat weet ik niet, maar ik herken wel de hertjes. “We”, wijst de moeder opeens dolenthousiast naar zichzelf en haar dochter, “Nara!”. “Great!”, zeg ik met minstens evenveel enthousiasme. “I’ll just follow you then!”. Aan de uitgebreide Japanse dialoog tussen de twee die daar op volgt, durf ik te concluderen dat ze dat laatste niet helemaal verstaan hebben. Na iets dat mij leek op wat Japans gekibbel, richt de moeder zich opeens terug tot mij. “You here alone?”, vraagt ze met grote ogen. “Yes”, antwoord ik al knikkend. “Waaaauw. My daughter, no out Japan”, schudt ze haar hoofd. “Where you from?” “I’m from Belgium”, zeg ik, toch een beetje trots. Maar dat land doet duidelijk geen belletje rinkelen. Die wereldgoal van Chadli op het wk vorig jaar, heeft hier duidelijk minder indruk nagelaten dan ik gedacht zou hebben… Als ook mijn tweede poging, Brussels, geen succes kent, doet de olijke mama dan zelf maar een voorstel over mijn herkomst. Ik mag kiezen tussen Germany en France. Omdat de Deutsche Gründlichkeit me toch net iets beter ligt dan dat Franse chauvinisme, ga ik maar voor de eerste optie. “Ooooooh wauw”, is het Japanse antwoord op mijn keuze. Ik zal het nooit weten natuurlijk, maar ik gok dat ik met Frankrijk hetzelfde resultaat had geboekt. Haar woorden zijn nog maar net koud, als ik in de verte een trein op spoor 1 zie aankomen. “Nara?” wijs ik voor de zekerheid nog eens naar de naderende trein. “Yes. Yes.”, antwoordt de moeder met nog altijd evenveel enthousiasme. Ze lijkt wel immens trots op het feit dat ik haar heb uitgekozen om info in te winnen. En die trots is helemaal wederzijds wanneer ik eindelijk één van mijn twee Japanse woordjes kan gebruiken. “Arigato”, lach ik hen toe terwijl ik de trein instap en een zitplaats kies. Minuten later, en al helemaal in gedachten bij de heilige herten van Nara, voel ik opeens een hand op mijn schouder tikken. Het is de vrolijke mama die een handvol snoepjes voor mij uit haar handtas heeft gevist. Blij als een kind neem ik ze aan, en daar lijkt ook zij weer heel gelukkig van te worden. Met een smile tot achter mijn oren, en heerlijke snoepjes tussen mijn kiezen, zit ik de 20 minuten durende rit naar Nara uit. En de andere toeristen? Die hebben hun weg naar deze trein uiteindelijk ook gevonden. Zonder snoepjes weliswaar.

ClauTluk
12 0

Curieuze neuzen

Amper een paar minuten na mijn aankomst in Tokio, had ik al een grenzeloos respect voor de Japanners. Alles wat ze doen, gebeurt met een ijzeren discipline: de paspoortcontrole was de vlotste die ik ooit meegemaakt heb, alle roltrappen worden enkel aan de linkerkant bezet zodat de gehaaste medereiziger langs rechts vlot voorbij kan, en bij het wachten op de metro staat iedereen netjes, in één rij, achter de gele lijn. Zelfs in de metro, die spik en span is trouwens, gaat het perfecte verhaaltje verder: in de bochten wordt er door heel de rechtstaande bende synchroon naar links en naar rechts gehangen. Het is een streling voor het oog. Maar terwijl ik mijn ogen verder lustig de kost geef, ervaren mijn oren opeens een hele andere kant van het verhaal. De man in het strakke pak naast me, die heel erg verdiept zit in de Anime game op zijn smartphone, trekt zo hard zijn neus op dat het wel lijkt alsof het snot van enkele weken in enen trek zijn weg vindt naar zijn maag. Zijn slokdarm gaat het voorbijzoeven niet eens gemerkt hebben, zo snel moet het zijn gegaan. En het blijft niet bij die ene keer van die ene Japanner naast me. Het lijkt wel alsof hij een heus snuifconcert doorheen het hele metrostel in gang heeft gezet, waarbij de ene neus nog goorder klinkt dan de andere. En allemaal al hangend boven een smartphoneschermpje waarop lustig gegamed wordt. Gelukkig worden mijn oren, en mijn omgedraaide maag ondertussen ook, enkele minuten later gered dankzij een resem Japanse woorden gevolgd door “Tawaramachi”, het station waar ik eruit moet. Gepakt en gezakt verlaat ik de metro en wandel ik in de richting van mijn hostel. Een straat verwijderd van dat einddoel, wordt mijn aandacht getrokken door een hoop kabaal en flitsende lichten uit iets dat heel veel weg heeft van een lunapark, maar dan zonder de rest van de kermis. Mijn curieuze neus, een exemplaar dat wel nog netjes gesnut wordt, kan het niet laten om hier toch al even binnen te springen. Wat ik hier binnen aantref is ronduit fascinerend. Doldwaze Japanners gaan helemaal los op grijpmachines, arcade games en veel te gesofisticeerde muntenschuivers. Maar dan valt mijn oog op iets anders: de neuzen! Die zijn hier, op een paar uitzonderingen na, allemaal volgepropt met papieren doekjes. Ik begin haast te denken dat heel Japan het zo druk heeft met spelen, dat ze het zich niet kunnen permitteren om hun handen even te laten stoppen om een zakdoek boven te halen. Maar in mijn hostel komt de aap uit de mouw. Nadat ik daar al snuitend mijn beurt afwacht, vertelt de Britse jongedame aan de receptie dat Japanners dat nogal onbeleefd vinden. Hier hoor je je blijkbaar af te zonderen om je neus te snutten, en als dat niet gaat, is het dus doodnormaal om je snot naar hartenlust op te snuiven. Met het schaamrood op de wangen trek ik naar mijn kamer, vastberaden om toch eens wat op te zoeken over de Japanse etiquette voor ik mij opnieuw onder de mensen begeef…

ClauTluk
0 0

Etwas Herzhaftes ...

Mijn volgende stop op mijn vakantie terugreis wordt Zweibrücken of all places in het Rijnland-Palts. Wat in mijn geboortestreek de ‘Zwarte Beek’ genoemd wordt, heet hier simpelweg de ‘Schwarzbach’. Toen ik jaren geleden een Duitse nachbarin had was ik verwonderd hoeveel Nederlandse woorden verstaanbaar blijken als je er een Duitse draai aan geeft. Behalve toen Helga ooit zei “Damit komm ich schon klar”, kreeg ik het even moeilijk om uit te leggen hoezeer die uitdrukking op mijn lachspieren werkte. In een kaffeehaus bestel ik een koffie. Aan een tafeltje zitten twee koppels van net over middelbare leeftijd uitbundig mee te zingen met Vico Torriani op de lokale radiozender : “In einer kleinen Konditorei, da saßen wir zwei bei Kuchen und Tee. Du sprachst kein Wort, kein einziges Wort und wusstest sofort dass ich dich versteh…“  Het wordt mij te uitbundig en luid en ik zoek heil op het aanpalend ruime terras. Iets verder van mij zitten twee exemplaren van de plaatselijke jeugd, nu ja plaatselijk. Hij kan zijn Arische roots niet verloochenen: groot, blonde haardos en blauwe ogen. Zij is een Zuiders type met halflange golvende ravenzwarte haren, een lichtbruine huid en donkere ogen.Er worden geen woorden uitgewisseld, maar dat lijkt om heel andere redenen dan in het liedje. Zij kijken ieder verbeten een andere kant op.  Binnen wordt op de Rundfunk een andere plaat opgelegd en op de achtergrond weerklinkt nu ‘Love hurts’.  Op dat ogenblik bemerk ik de elektriciteitskast op het plein met de graffiti ‘The Love, the Pain’. Toeval bestaat.Zijn lederen vest, smaakvolle merkkledij en dure schoenen verraden een gegoede afkomst. Een schril contrast met haar ietwat kitscherige grote ronde oorbellen en bonte, zwierige kledij.  Ze doet mij denken aan de Gitanes, die elk jaar op bedevaart trekken naar Saintes-maries-de-la-mer. Ze heeft ook iets van die wilde paarden in de Camarguestreek, want plots staat ze bruusk op en loopt op haar knalgele hoge hakken het etablissement binnen. De jongeman schudt het hoofd en verdiept zich in zijn iPhone.   Even later komt de Spaanse furie terug naar buiten. Ze blijft recht staan met beide handen op het terrastafeltje en kijkt haar tafelgenoot strak in de ogen: “Nein, Jurgen, kein Perro, niemals!”Hij heeft duidelijk iets opgezocht en toont haar nu iets op zijn telefoon: “Sieh nur, wie lieb er hier ist.” Zij blijkt niet te vermurwen: “Jurgen, ich habe dich und das ist genug. Ich will kein Hund!” “Bitte, Viola”, Jurgen doet teken om naast hem te komen zitten. Hij wil haar blijkbaar nog meer foto’s tonen op zijn gsm.Viola houdt voet bij stuk, ritst haar handtasje van de tafel en snelt weg. Als ze voorbij mijn tafel komt hoor ik hoe ze luid in zichzelf praat: “¿Un perro?de ninguna manera!”Dus toch Spaans, denk ik. Duidelijk verslagen zit Jurgen aan het tafeltje waarop zijn iPhone ligt. Met zijn rechterhand lijkt hij het scherm te aaien. Even overweeg ik om hem een drankje aan te bieden, iets stevigs.

Vic de Bourg
6 0

Zwischen den Bergen...

Neen, niet Oostenrijk, maar Tignes Val d’Isère, skioord in de Franse Alpen, wordt onze zomervakantiebestemming.Vrienden raadden  ons deze zonovergoten streek aan voor de zuiverste berglucht en de fauna en flora van het  Vanoise-massief.  Dat wij voor een appel en een ei in hun flat mogen verblijven, overtuigde ons om de reis te wagen.De Peugeot 304 diesel stationwagen heeft ons al eerder veilig heen en weer tot in het  ‘Zuiderste’  puntje van Frankrijk gebracht, dus die moet ook de bergen aankunnen.In Bourg-Saint-Maurice begint de klim naar een slordige achttienhonderd meter hoogte. Al snel durven vrouwlief en de dochters van negen en twaalf niet meer naar beneden kijken. De valleien, zeg maar afgronden, worden alsmaar indrukwekkender.Vakantiegangers met snellere bolides en zelfs vrachtwagens doen mij verstaan dat ik, zodra het kan, even aan de kant moet gaan staan om hen door te laten.Het is steeds bergop, dus remmen hoeft amper maar toch word ik gewaar dat er iets niet pluis is met het remsysteem. Om mijn medepassagiers niet in paniek te brengen zwijg ik in alle talen, zelfs in het Frans, dat ik af en toe gebruik om een onvoorzichtige chauffeur de huid vol te schelden.Slechts tweeëndertig kilometer duurt de urenlange tocht. Het uitzicht is hemels mooi maar voor mij is het een hel. Boven is geen autogarage. Ach, we hebben hier geen wagen nodig.De terugtocht verloopt vlotter, want het is bergaf. Ik gebruik constant mijn handrem. Af en toe krijg ik weer druk op de remmen.

Vic de Bourg
9 0

Heerser van de peristaltiek

Ooit duwde ik me tijdens La Festa di Sant Agata door de Catanese straten. Ik was toen bewust aanwezig, dat wel, maar dat het dit, ginds o zo belangrijke, feest was, wist ik op dat moment niet. Zo kwam het dat ik me in een massa bevond, waardoor ik nu steevast smalend reageer wanneer men een groep mensen een massa noemt: ‘Ge weet niet waarover ge spreekt! Tien man of wat?’Zowat alle Siciliaanse lichaamsdelen, en wat ze kunnen dragen, werkten mijn bewegingen tegen en dwongen me mee te doen met hun ritueel. Alle Catanesi, jong en oud wierpen, huilend met witte zakdoeken, kusgebaren naar hun beschermheilige die op een immense, vergulde troon zat. Enkele tientallen mannen in witte pijen torsten het gevaarte voet voor voet door de stad. Wie goede oren had, kon de ruggenwervels van de mannen horen knarsen en kraken. Niemand hoorde dat. Rond de troon, nog steeds op het gevaarte, liepen andere witte mannen. Zij deelden kaarsen uit of namen er in ontvangst. Dat kaarsenverkeer heb ik nooit kunnen ontcijferen. De dag nadien had ik de processie alleen kunnen afwerken door het gele kaarsvet op de donkere straatstenen te volgen. Ik deed het niet.Intussen schoof ik een halve meter op. Ik voelde me dat taai stuk vlees dat ik als kind toch maar mijn slokdarm in moest jagen. Door de samenwerking aan kring- en lengtespieren hebben de stukken zich al die jaren peristaltisch naar beneden kunnen werken. In Catanië waren de inwoners de kringspieren en was ik de enige lengtespier die alles uit de kast haalde om toch maar vooruit te geraken. Ik wilde weg, een rustige straat inslaan en een museum bezoeken. Wie wil er nu cultuur opdoen door er middenin te staan? Het lukte. Ik bleek sterker dan zij die bescherming zochten bij een corpulente dame op een troon, die slechts één keer per jaar uit haar kathedraal kwam. Ze zouden míj moeten vereren, verdomme, heerser van de peristaltiek. We zouden kunnen afspreken dat ik jaarlijks twee keer door hun straten wandel. Of zet me maar op de troon van de witte mannen, het zal hun ruggen en schouders goed doen.

de amechtige specht
41 0

De val

De hitte schoof twee ongemakkelijke ligstoelen de schaduw in en duwde ons bruusk achterover. We lieten begaan, bliezen de laatste autolucht onze lijven uit en waren het eens; voor ons lag een landschap dat we lang niet meer hadden gezien. Ik zag het voor het laatst op een schilderij van Pieter Bruegel de Oude dat ooit de achtergrond was op mijn computer: de zon stond hoog en bleekte het meer onder het hemelsblauw zodat een verlaten rotseiland onafwendbaar leek voor het schip met bolle zeilen. Ik besefte dat enkel dat laatste ontbrak toen Sofia besloot de sleutel van ons logement op te halen bij de eigenares. De vakantie kon voor haar niet snel genoeg starten. Ze is altijd ondernemender geweest dan ik, zij had deze trip uitgestippeld, ik keurde goed. We zaten hoog. Het pad naar het water slingerde tussen rotsen en olijfbomen naar beneden en het kostte ons minstens een halfuur voor we onze schoenen in de hand konden nemen. Naast het bruisende water, voeten soms diep in het zand, hervatten we het gesprek van eerder die dag toen we ons vakantiedorp naderden. Hoe zou ons leven er hebben uitgezien, moesten wij hier zijn opgegroeid? Zouden we meeroesten met de straatlantaarns van het Place de Victor Hugo? Of zouden we vleugels aanbinden en vluchten naar de stad verderop? Thuis hadden we ons die vraag nooit hoeven stellen omdat we in een kleine stad woonden. Het was tevens een dorp waar we rust en activiteit vonden zonder moeite te doen; wilden we avontuur dan maakten we het laat op café en fietsten we op de tast weer naar huis, wilden we rust was het bos altijd nabij of maakten we het minder laat op café. Waar je ook gaat, stad of dorp, roest je niet overal? Misschien is het louter een kwestie te kiezen hoe je dat doet; snel of traag, weelderig of gematigd, intens of oppervlakkig. Als je al de keuze hebt. Sofia vertelde me dat de eigenares best aardig was, al had ze verbaasd gereageerd op de vraag wat er voor jongvolwassenen zoal te doen was in de buurt. Ik wist dat Sofia de bewoners van het dorp bedoelde en dat ze antwoorden zocht op onze vragen: Wat houdt de jongeren hier? Komen ze na hun studies terug naar huis of blijven ze in de stad? De vrouw had drie tellen voor zich uit gestaard voor ze antwoordde: ‘Bevalt het u hier dan niet?’ Het aangelegde strand maakte snel plaats voor een welig kronkelend rotspad dat almaar op en af ging, twijfelend tussen water en lucht. Enkele meter hogerop bewerkte een boer zijn grond. De man droeg een strohoed met brede rand, zweet parelde op zijn verweerde onderrug. Nadat hij ons opmerkte snoof hij ander vocht weer naar binnen en richtte zich gehaast terug op zijn werk. Mijn onzekere maar oprechte knik ging volledig naar zijn achterste, Sofia merkte dit op en gniffelde.  Wat verderop besloten we terug te keren en waren we opgelucht toen we opnieuw wegzakten in het mulle zand aan de rand van het kleine strand. Óns strand, want deze strook behoorde tot het domein van het hoger gelegen vakantiehuis dat tien dagen het onze zou zijn. Ik keek nog even achterom toen Sofia het halfuur bergop aanvatte. De zon was op haar beurt aan de terugweg begonnen en zou binnen enkele uren het water raken. Een visarend plooide zijn vleugels en bad voor zijn val.      

de amechtige specht
31 1