Lezen

Kortverhaal Kinderverhaal "1,2,... en dan?"

"1,2,...25,26,...40,...88,89,...100! IK kom je zoeken!", riep Marcel zo luid als hij kon. Hij liep het bos in en baande zich een weg tussen de bessenstruiken, loofbomen en varens. Niemand te zien. Marcel rende door tot aan de grote eikenboom. Die was breed genoeg om zeker twee kinderen achter te verstoppen. "Ik heb je!", riep hij triomfantelijk toen hij zich achter de eik omdraaide. Maar meer dan wat kevers en mieren die de ruwe schors opliepen, was er niet te zien. Marcel kreeg een benauwd gevoel om zich heen. Alsof iemand zijn maag toekneep en tezelfdertijd met beide voeten op zijn borstkas stond te dansen. Waarom moest hij ook alweer de zoeker zijn? Ze wisten dat hij dat niet graag deed. Dat hij eigenlijk een schijtbroek was. Hij hield de zijkant van zijn hand tegen zijn voorhoofd en tuurde in het rond. "Waar zijn jullie?", riep hij luid, in de hoop dat minstens één van hen rechtop sprong in het boslandschap. Maar behalve vogels die fluitend heen en weer vlogen, bewoog er niets. Nu werd hij écht bang! Zouden zijn broertjes hem daar hebben achtergelaten? Moederziel alleen in dat grote, donkere bos?  "1,2,...", gebaarde hij met zijn vingers. Voetstappen volgden en kraakten zachtjes dode takken. "3!" Ze stormden op hun kleine broer af en gaven hem een vriendelijke duw. Marcel slaakte een kreet waarbij hij alle dieren van het bos verjoeg. Hij draaide zich om en maakte zich klaar voor een gevecht op leven en dood. "Ho rustig maar, Marcel!", riep de oudste broer. "Die heb je niet nodig, hoor. Wij zijn het maar!", ging hij verder terwijl hij naar de gebalde vuisten van Marcel wees. "Smeerlappen!", riep Marcel woest. "Ik krijg jullie nog wel!" De broers moesten hard lachen terwijl ze liefdevol hun armen om Marcel heen sloegen. "Als jullie maar niet denken dat ik bang was!"

JokeG
10 1

Hoofdstuk 1 Krrrr puwiefff twie-ie-ie-iep

Tik-tik-tik taa-ak_ tik-tik-tik_ tik-taa-ak…. Het klonk als het onregelmatige ritme van een Bulgaarse volksmelodie. Tussendoor stopte de man even en luisterde aandachtig, soms flitsten enkele lampjes aan en uit, telkens een kort moment… Geduldig herhaalde hij de boodschap enkele keren meer, maar waarschijnlijk zonder respons, want zijn aandacht bleef maar gespannen en aandachtig. Zoals wanneer je luistert of iets probeert te horen in een donkere ruimte : je beweegt niet en houd je adem in om meer te kunnen horen zodat je verder kunt. In volle ademloze afwachting dus. Dit speelde zich af in een kleine kamer op een warme zolder van een huis in Rozemenstraat 56. Een kamer met een houten schommelbank, daartegenover een bureau. Van het behang zag je bijna niets omdat alle muren bedekt waren met kasten of landkaarten en foto’s. Aan oude spijkers hingen kabels en plugs als zwarte spagetti aan de muur. Op de schommelbank bij de verwarming lag een grote gevlekte kat in diepe slaap, alleen aan het lichtjes op en neer bewegen van de buik zag je dat die nog leefde. Af en toe werd de schaars verlichte ruimte opgelicht door de lampjes van de toestellen die bediend werden door een oude man. Zijn naam? Georgeos. Hij droeg op zijn hoofd een koptelefoon die verbonden was met een grote radio met overal knopjes en lampjes. De afwisselend rode en gele kleuren weerspiegelden warme kleuren op zijn aandachtige gezicht. Zijn focus lag bij zijn rechterhand, bij de knoppen en daarboven de lampjes die alsmaar aan en uit gingen op het ritme van de geluiden. Zijn linkerhand aan een tikmachine die geduldig een code intikte die telkens na een korte pauze meermaals werd herhaald. De langverwachte respons, die kwam van een andere bron. Met luid gestommel beklom het neefje van Georgeos de trap naar boven, in zijn linkerhand een kop hete thee, aan zijn andere schouder een slaphangende schooltas. “Hello uncle George, are you standing by?!” zei de jongen luid, terwijl hij de mok thee vlak naast de radio op het randje van het bureau zette, het water klotste heen en weer, bijna tot over de rand. “Hela hela!” riep Georgeos ”Pas-op-héét, moest ik zeggen van Marja,” zei de jeugdige stem. “Dank je wel.” Georgeos verplaatste de kop naar een veiliger plaats. “Hallo Felix,” vervolgde hij en keek glimlachend naar zijn neefje. “Fijn dat je er weer bent en hoe was het op school?” zei hij. Zijn gezicht keek belangstellend en serieus, maar hij zag er tegelijk een beetje zot uit met de koptelefoon die hij nog niet had afgenomen. Felix zuchtte, het eerste wat volwassenen altijd vroegen was altijd over school. Hij had geen zin om te antwoorden, maar als gebaar wees hij naar de hoek van de kamer waar hij zijn boekentas had gesmeten en hij zei: “Eindelijk kerstvakantie” Toen zag hij de kat in zijn mand bij de verwarming, hij was nog onverstoord aan het slapen. Hij sprong er naar toe om hem te strelen. “Hallo Tango, wat kun jij heerlijk slapen!” De kat lag in zijn eigen vacht als een wollen deken volledig plat in zijn mand, hij liet Felix begaan. Maar die volledige rust en overgave daagde Felix uit! Hij pakte de kat voorzichtig onder de poten, tilde hem op en liet zijn achterlijf naar beneden hangen. Het lijf van de kat leek wel elastisch en de poten reikten tot bijna aan de grond. “Kijk eens! Wat een enorm beest!” “Jij bent een beest! Laat Tango toch met rust” maar zijn oom was niet echt boos, die kat kon dat best hebben. “Wij mensen kunnen dat niet, he” zei zijn neefje eigenwijs. De kat nam nauwelijks de moeite om wakker te worden en liet het allemaal geduldig toe. Felix nam de kat op schoot in de grote schommelbank. Tango was blij dat hij zich weer kon opkrullen. Felix voelde de lichte ademhaling van het beest en begon luidop te spinnen. Prrrr prrrrrrrr prrrrrrrrrrrrrrrr. “Waar ben je nu?” vroeg hij zijn oom. Een ander zou zeggen ‘wat ben je aan het doen’, maar Felix was al zo vaak komen meekijken en luisteren dat hij helemaal mee was in deze schijnbare wereld van de radio-amateurs. “Wel, ik probeer contact te maken in Tbilisi, maar ik heb nu nog even geen antwoord, ik zal nog eens een oproep doen, maar zoeven was er een duidelijk signaal..” “CQ GEOR7IOS calling CQ and standing by”, zei hij ervaren in de microfoon. Hij wachtte even, draaide een aantal knoppen, en herhaalde zijn boodschap. Plots lichtte zijn gezicht op, contact!! “Luister!” Hij zette onverwacht de koptelefoon van zijn hoofd, trok de stekker uit en beiden hoorden ze nu : “Wioe wioe wioei….five five seven here five five seven…woooehieprrrrrrr” “We hebben een match, in Tbilisi!” klonk het verheugd. “Tbilisi? Waar ligt dat?” “In Georgie, het is de hoofdstad” Felix had nog nooit van deze stad of dit land gehoord. Toch nog eens nakijken in de Atlas. Had de meester niet laatst verteld over dit verre land? “Hoe ver is Tbilisi van hier?” “Wel, dat is zeker meer dan 4000 kilometer” “Oh, aan de andere kant van de aarde?” zei hij hoopvol. Georgeos moest een beetje lachen. “Nee, zeker niet zo ver, naar de andere kant van de aarde is het nog veel en veel verder, je kunt deze afstand vergelijken met één keer van hier heen en weer naar Zuid-Frankrijk.” Dat begreep Felix wel, ze waren vorige zomer met het gezin naar Zuid-Frankrijk gereden: uren en urenlang achterin in de auto. Snakkend naar verkoeling en eten in de schaduw. Georgie, zo ver weg! “En..hoor je iets?”vroeg hij nieuwsgierig, zijn oom had de koptelefoon alweer op en was te aandachtig om direct te kunnen antwoorden. Sebas liet het maar zo, hij had nog alle tijd om er naar te vragen. Hij had kerstvakantie! In de vakantie kon hij nog vaker langsgaan dan anders. Hij dronk van zijn cola, at zijn Mars en streelde de dikke vacht van de kat. “Ja, ja, jij hebt altijd vakantie, daarom kun je slapen wanneer je maar wilt.., en wij maar werken!” en dan leunde hij gemakkelijk achterover. ‘Vakantie, school, Tango de kat, vakantie, radio, school, de atlas, Georgie, Tbilisi morse, oom Georgeos…’ allerlei gedachten en beelden flitsen aan hem voorbij. Hij werd er ook soezerig van. Het was alsof hij met bed en al werd opgetild en zag zichzelf met de kat en de hele kamer van bovenaf en het kale hoofd van zijn oom met daarlangs de brede zwarte band van de koptelefoon. Net het hoofd van Mickey Mouse. Daar moest hij even om lachen. Maar al gauw knipperden zijn ogen van slaperigheid en sloot hij zijn ogen. Voor heel even, dacht hij. “!! krrrr pwieff krak pieeeept tuut tuuuii !!” klonk het alarmerend. Met een schok kwam hij overeind, nu werd de kat wel wakker. Hij zag de radiolampjes flikkeren als nooit eerder, zijn oom draaide hevig aan alle knoppen en keek telkens zijn richting uit. Wat was er, waarom schrok hij zo? Wat is er oom, wilde hij vragen, maar het was alsof zijn tong zo groot en dik in zijn mond was dat hij niks meer kon uitbrengen. Hij voelde dat zijn bed wiebelde en bewoog, van voor naar achter van achter naar voor, alweer voelde hij zich opgetild, met bank en al, zijn oren suisden, de wind door zijn haren, ze vlogen door de ether, door zijn straat, hij zag het het huis van zijn moeder, de winkel, de grote kerk, alles zag hij aan zich voorbijgaan om weg te duiken in een onmetelijke ruimte. Waar ging dit heen? De kat en hij klampten zich vast aan elkaar en ze hielden hun ogen strak dicht. Hoe lang gaat dit duren? Na een tijdje kwam de bank tot rust en zweefden ze boven een zonnig en heuvelig landschap met een grote stad. Het was redelijk warm, ook al was het avond in plaats van de late namiddag. Felix durfde weer even te kijken. Maar het schommelen en hevige suizen begon weer, de ogen weer toe, tot plotseling ze weer stilstonden in een totaal vreemde ruimte. “Vin khar shen?” vroeg een krakende stem verbaasd. (wordt vervolgd)

Marie Jos
0 0

Tommy, het draakje dat geen vuur kan spuwen.

Morgen is het zover. Dan moet Tommy voor het eerst naar school. De vuurspuwschool.Eigenlijk heeft hij daar niet zoveel zin in. Mama en papa Draak kunnen heel goed vuurspuwen, maar als Tommy het probeert komt er alleen maar rook tevoorschijn."Geen zorgen, jongen," zegt papa Draak dan. "Je zal het wel leren." Tommy gelooft er niets van. Papa heeft hem al zoveel trucjes geleerd, maar het lukt hem toch niet. Tommy ligt in bed. Hij is heel moe, maar zijn buik doet zo'n pijn. Hij wil helemaal niet naar school! Als Tommy de volgende ochtend wakker wordt, staat zijn boekentas al klaar. "Ben je klaar voor je eerste dag op school?" vraagt mama Draak. Tommy zucht. "Het zal wel moeten," zegt hij terwijl hij zijn schouders optrekt. Papa Draak wandelt met hem mee tot aan de schoolpoort en geeft hem daar een afscheidszoen. "Tot vanavond," zegt papa. Tommy zwaait nog een keer naar papa Draak en wandelt dan met zijn hoofd naar beneden de schoolpoort binnen.Tommy zit in de klas bij Juf Katrien. Zij is de allerbeste vuurspuwer die er bestaat en ze begint de dag onmiddellijk met het tonen van haar kunstjes.  Alle kinderen zitten met open mond naar haar te kijken. Dat ga ik nooit kunnen, denkt Tommy. "Zo kleine draakjes, nu is het aan jullie," zegt Juf Katrien. "We gaan de kring rond en dan mogen jullie eens laten zien wat jullie al kunnen." Tommy wordt een beetje zenuwachtig en krijgt weer pijn in zijn buik. Hij hoopt dat er nog draakjes zijn die alleen maar rook blazen.Jana mag beginnen. Zij kan al een klein vlammetje spuwen en heel de klas klapt in haar pootjes. Daarna is het de beurt aan Bent. Zijn vlam komt bijna tot aan de andere kant van de kring. "Wauw," zegt Juul. "Zo cool!"  Eén voor één laten alle draakjes zien wat ze al kunnen. En één voor één is er bij iedereen een vlammetje te zien. Nu is het de beurt aan Tommy. Hij haalt diep adem, zoals papa Draak hem heeft geleerd, sluit zijn ogen en spuwt zo hard hij kan. “Wraah, kuch kuch.” Behalve wat rook is er niets te zien. Geen vuur, zelfs geen klein vlammetje. "Hahaha," Bent begint luid te lachen. "Wat een sukkel, hij kan niet eens een vlammetje maken." Tommy kijkt naar de grond en begint te huilen. Hij wilt niet dat Bent het ziet, want dan gaat hij nog harder met hem lachen. “We lachen hier niemand uit Bent,” zegt juf Katrien streng. “Tommy moet gewoon nog wat oefenen.” Ik ga dat nooit kunnen, denkt Tommy. Bent heeft gelijk, ik ben een sukkel. Tommy ziet papa al aan de schoolpoort staan en krijgt tranen in zijn ogen. Hij wilt morgen niet terug komen naar die stomme school. De andere draakjes lachen hem uit omdat hij de enige is die nog geen vlammetje kan spuwen. “Hé Tommy, dat is niet erg,” zegt papa Draak terwijl hij Tommy in zijn armen neemt. “Je zal wel zien dat je binnenkort hele mooie vlammen kan spuwen.” Tommy huilt. “Ik ga dat nooit kunnen,” snikt hij.  Die avond is Tommy heel stil en als hij naar bed moet, begint hij te huilen. “Ik wil niet meer terug naar school,” zegt hij tegen mama Draak. “Zo erg zal het niet zijn,” zegt mama Draak. “Morgen is alles wel beter.” Die avond heeft Tommy weer buikpijn en wilt hij niet gaan slapen. Er gaat een hele poos voorbij en alle draakjes in de klas worden steeds beter in het vuurspuwen. Alle draakjes behalve Tommy. Hoe hard hij ook probeert, het lukt hem niet.Tijdens de speeltijd blijft Tommy bij Juf Katrien in de klas. Ze legt hem stapje per stapje uit hoe hij vuur moet spuwen. "Zonder vuur is er geen rook, Tommy," zegt Juf Katrien. "Dus ergens diep vanbinnen brandt er een vlammetje in jou.” Tommy bloost. Hij oefent en oefent tot zelfs zijn rook bijna op is. De volgende dag zitten alle draakjes weer in de kring. Bent gaat als eerste. Zijn vlam is nog groter dan vorige keer. Ook bij de anderen is hun vlammetje groter geworden. Dan is het aan Tommy. “Wraah, kuch kuch.” Hij probeert nog een keer en nog een keer. “Wraah, kuch kuch.” Maar het lukt niet. "Hahaha," Bent rolt over de grond van het lachen.  "Ik ben het beu!" brult Tommy naar Bent. "Je bent een gemene pestkop, wraah." Plots is daar een grote vlam. De hoorn op Bent zijn neus staat er zelfs een beetje van in brand. Snel blaast juf Katrien hem uit, alsof het een kaarsje is. Alle draakjes en juf Katrien zijn stomverbaasd. "Wauw Tommy," gilt Jana. "Zo een geweldige vlam heb ik nog nooit gezien." De draakjes juichen en klappen in hun pootjes. Tommy bloost een beetje en stapt naar Bent. "Sorry dat ik zo boos werd," zegt Tommy stilletjes. "Sorry dat ik zo met je heb gelachen," antwoordt Bent. Ze geven elkaar een pootje en besluiten dat ze nooit nog met een ander draakje zullen lachen. Zeker niet als hij geen vuur kan spuwen.  

Joni Motmans
0 0

Krol en Kwispel

Er was een tijd dat de mensen de taal van de dieren nog begrepen. Wanneer een poes niet vriendelijk was tegen een hond, dan kon een persoon horen waarom deze lieve diertjes toch zo onhebbelijk waren tegen elkaar.  Nu denken wij dat kat en hond een andere taal spreken en ze elkaar niets kunnen uitleggen. Niets is minder waar; de poes die haar rug krolt en precies aan het blazen is? Haar tanden aan de hond laat zien? Zegt eigenlijk zeer vieze woordjes tegen dat lieve beest.  In die lang vervlogen tijd durfde de mens die erbij stond, luisteren en vragen om op een beleefde manier uit te leggen wat het probleem was voor de poes. Wanneer hij haar troostte en daarbij lieftallig aaide, zachtjes sprak en op geduldige wijze verder bleef horen naar de poes en het antwoord van de hond, en af en toe een vraag stelde, werden de diertjes meestal dikke vrienden. De poes strekte haar nagels graag uit, en plantte die dan in de grond om zich zeer stevig en machtig te voelen. Voor het hondje kwam dit zeer bedreigend over. Die zakte dan door de voorpoten om met de staart tussen de achterpoten op de grond te liggen. Gespannen wachtte hij de reactie van de poes af. Door de troostvolle woorden van het mensje kwamen beide tijdelijk tot rust. Zo kon de poes haar boosheid verklaren. De hond keek verwonderd, besefte dat hij fout had gedaan. Hij had toch niet geblaft! Hij was toch niet dreigend rond de poes beginnen kruipen! Waarom was dat poesje dan boos? Hij begreep het niet.  Het menskind dat er eerst bij was, wist niet goed wat ze zou zeggen. Gelukkig kwam haar mama eraan. Zoals naar haar eigen kinderen, keek zij naar de dreigende poes en de bange hond. Zo bleef ze een tijd doordringend kijken tot de aandacht van poesje en hondje naar haar bewegingen ging. Mama nam haar dochter in de arm, troostte haar omdat zij het niet begreep. Nu vroeg ze aan de poes, zoals haar dochtertje ook gedaan had, wat de reden van de boosheid van het poesje was. De poes keek verwonderd naar de mama omdat die niet boos werd. Ze begon kopjes te geven aan het kind. ‘Maar nee poesje, nu ben je lief. Maar waarom was je boos op het hondje?’ ‘Miauw’, zei de poes op een klaaglijke manier, ‘miauw, ik weet het niet meer!’ ‘Ach’, zei het hondje, ‘ik denk dat het is omdat we regelmatig onze agressie kwijt moeten. En wie is daarvoor het beste slachtoffer?’ Mama en Liesje keken verwachtingsvol naar Krol de poes. Die bleef met haar kopje tegen het been van mama schuren, terwijl ze haar staart langzaam heen en weer bewoog. Kwispel, de hond, zette zich afwachtend op zijn poep. Natuurlijk wilde ook hij weten of de poes echt boos was geweest.  De drie paar ogen bleven nu rustig kijken naar Krol, die zich krampachtig tegen het been bewoog. Lang mocht mama dit niet laten duren, de beestjes zouden niet meer tegen elkaar durven spreken als ze geen oplossing bood. ‘Is het niet dat je eigenlijk niet boos was, maar niet wist hoe je Kwispel moest vragen om te spelen?’ vroeg ze aan Krol, de poes. Likkebaardend knikte deze. Met gestrekte pootjes ging ze naar het hondje en aaide hem met haar hoofdje.

Luc Van Roosbroeck
0 0

Het meisje dat van lawaai hield

Weet je, vroeger woonden we in een flat. Daar was het nooit stil. Overal hoorde je geluiden, van de buren, van de straat, van mensen die hun deuren dichtgooiden. Dat vond ik eigenlijk heel fijn. Het lawaai was een beetje mijn vriend. Maar nu wonen we in een huis met een tuin, en hier is het stil. Mama zegt dat ze dat fijn vindt, maar ik weet niet zeker waarom we eigenlijk verhuisd zijn. Misschien heeft het te maken met mama, want vroeger werkte ze op een school. Toen stopte ze opeens met werken en bleef ze de hele dag thuis. Sindsdien kan ze niet meer zo goed tegen geluiden. Soms schrikt ze zelfs als ik gewoon mijn speelgoed laat vallen. De flat was anders. Daar was dus altijd geluid. Hier is het helemaal anders. Ons nieuwe huis is maar een klein stukje van de flat, misschien vijf minuutjes fietsen. Maar het voelt alsof we naar een ander land zijn verhuisd. Daar had je overal flats en drukte, en hier zijn het allemaal huizen met tuinen. Ik mis de flat soms. Vooral omdat je daar de zee kon zien vanaf de galerij. Mama fietste vroeger met mij naar de zee, en dan voelde ik de wind door mijn haren. Dat was het allerfijnste. En vanaf ons balkon kon je de zon op zien komen. Dan leek het wel of de zon aan de waslijn hing net als onze kleren. Hier in ons nieuwe huis zie ik dat niet meer. Ik zie de zon helemaal niet opkomen of ondergaan. Het is ook anders met de kinderen. In de flat speelde ik altijd met een groep kinderen van allerlei verdiepingen. Ze kwamen uit allemaal verschillende landen. Dat was leuk. Hier, in de straat, zijn de kinderen anders. Ze zijn allemaal in Nederland geboren. Hun ouders en zelfs hun opa’s en oma’s ook. Ze wonen hier al zo lang dat ze vinden dat het land echt van hen is. Soms zijn ze een beetje gemeen. Ik pas er niet zo goed tussen. Een keer noemde een groepje kinderen me ‘bakje nasi Chinees’. Ik vroeg of ze daarmee wilden stoppen, maar ze bleven het steeds zeggen. Ik voelde me zo verdrietig. Toen ik thuis kwam, vroeg ik aan mama hoe ik van dat stomme woord toch iets positiefs kon maken. Net zoals de dikke Marokkaanse buurvrouw, die een tekenklasje in haar flat had, dat altijd deed. Zij maakte van nare dingen juist iets grappigs en moois. Ze noemde zichzelf en haar vrienden 'kunstmarokkanen' en zei dat je van een rotwoord iets goeds kon maken met een beetje fantasie.Ik hoop dat ik dat ook kan leren. Maar soms weet ik niet hoe.

Margaretha Juta
10 0

Meeuwenleven

Ik voel het,ik moet terug. Elke pluim aan mijn lijf trekt me naar ons nest op dat rode pannendak in Oostende . ’t Is nochtans goed hier aan de Middellandse zee. Geen zware stormen, geen overvloedige regen, geen hevige westenwind zoals daar bij de Noordzee. Toch moet ik terug. Onze soort moet blijven! Mijn ventje Scheefbek vliegt met me mee. Die zuurpruimen, die wereldvreemde meeuwenhaters zullen ons niet graag zien terugkomen. Ze weten verdomme niet wat het is om elk jaar opnieuw te moeten beginnen ! Ik, Luidkeeltje , ik weet het wel. Elk jaar opnieuw kilometers vliegen over zee, over velden, langs de Costa Brava, de Costa del Sol, de Costa Blanca. Langs Costa’s vol zonnekloppers die nooit op eigen kracht vliegen maar in toestellen waar ze ons meeuwen mee ambeteren. Ik , Luidkeeltje, vlieg over de Pyreneeën, over de Midi, over de Seine en de Loire. Enfin, een hele tocht van talloze vleugelslagen. Vleugellam ben ik en bekaf als ik eindelijk terug ben. En dan is er de desillusie. Niets voelt als thuis. Dat nest, dat nest dat we hadden achtergelaten, dat nest waar vorig jaar nog drie mooie kuikens in zijn grootgebracht is verloederd! Daar heeft niemand nog naar omgezien. Verdomme! We moeten opnieuw op zoek naar takjes , blaadjes,stro halmen, gras en mos; scharrelen en duizenden keren weg en weer vliegen. Probeer het zelf maar eens met alleen maar je bekje. Ondertussen hoor je ze weer klagen. Gerda vindt dat ik teveel krijs. Jeannine vindt dat ik te vroeg krijs, Jean vindt dat ik te luid krijs. Marcel vindt dat Scheefbek te veel poept. Die sukkels weten niets van het meeuwenleven. Zij hebben een dak boven hun hoofd! Zij kunnen hun deuren sluiten.Wij moeten ons nest bewaken, beschermen, verdedigen en onze enige wapens zijn roepen en poepen. Ik schreeuw, ik schreeuw het uit! Die sukkels verstaan er niets van! Eieren leggen en broeden, daarvoor ben ik teruggekomen. Daar zitten ze dan met opengesperde bekjes, hongerige kuikens, kwetsbare en weerloze kuikens, afhankelijke kuikens. Hun leven hangt van ons af, van mij en van hun vader. Jeaninne kan het niet verdragen dat we haar etensresten uit de vuilniszak nemen. Ze wou die toch niet meer ? Jean ergert zich aan de poep op zijn autovenster. Ja man, hij weet niet wat het is . Soms doen we het ook van angst in onze broek, versta je ? Gerda is kwaad dat mijn vent over haar hoofd scheert. Ze komt te dicht bij een uit het nest gevallen kuiken en respecteert ons territorium niet ! En Marcel is boos dat we hem wakkerkrijsen. Ja man ,ga dan wat vroeger slapen! En ik schreeuw en blijf schreeuwen naar Gerda, Jean en Jeaninne en Marcel. Wanneer gaan jullie ons een keer verstaan !? Een beetje begrip voor ons zou niet verkeerd zijn. We willen ons ook veilig voelen, wij willen ook een plek en wij willen vooral geen stress .                    

Alma lavado
1 0