Lezen

Het spinnetje dat ze niet ving.

Hopelijk ben je niet bang voor spinnen. Want dit verhaal gaat over een lief klein spinnetje. Jawel, spinnen kunnen ook lief zijn. Ze vangen bijvoorbeeld die lastpakken van muggen voor je. En wie weet eet jij wel eens graag een stuk van een varkentje of schaapje maar ben je ook lief. In ieder geval deed het spinnetje heel erg zijn best om goed te zijn. Maar wat is goed? Wat de één goed vind, vind de ander misschien weer slecht … Muggen vangen zodat we lekker kunnen slapen vinden we goed. Veel poten hebben en er griezelig uitzien vinden we dan weer niet zo leuk. Hoe dan ook, ik had als kind een vreselijke angst voor spinnen. Maar als ik dit spinnetje zie, vind ik het vooral schattig.  Het spinnetje woonde in een bos. Laten we hem Sjarel noemen. Sjarel kon niet goed webben weven en dat vond hij een groot probleem. Ze waren zo belabberd dat hij er geen mugjes en vliegjes, laat staan grotere beestjes, mee kon vangen. Zijn webben namen de meest vreemde en onhandige vormen aan. Terwijl het web van een spin op zich al een kunstwerk is, voelde hij het verlangen dit te overstijgen. Maar als hij zag dat het bijna zo ‘n kunstwerk werd, probeerde hij het weer praktisch te maken. In een poging bij de andere spinnen te horen en in de hoop zo zijn eigen eten te kunnen vangen.  Hij was zo schattig en lief dat sommige andere spinnen, ondanks hun oordelen over zijn onkunde, hem verwelkomden in hun statige web en van hun overvloedige vangst lieten smullen. Daarvoor was hij hen heel dankbaar. Maar Sjarel was best wel trots. Hij wou graag zijn eigen eten kunnen vangen.  Dus ondernam hij eindeloos veel pogingen om een deftig web te maken. Volgde ook lessen daarin. Sommige onderwijzers hadden veel geduld met hem. Anderen vonden hem reeds op het eerste gezicht een hopeloos geval. Wat hij ook probeerde: het lukte hem niet.  Af en toe ving hij wel een draaierige vlieg of verdwaasde hommel, maar dat was dan eerder een toevalstreffer. Toch was hij dan enorm trots op zijn vangst en pronkte ermee.  Het ontbrak hem volkomen aan gevoel voor symmetrie en praktische infrastructuur. En als het hem al eens lukte een aanvaardbaar stukje web te maken, werd hij plots heel moe. Of kreeg een onweerstaanbare drang iets anders te gaan doen. Iets dat hij veel leuker vond, zoals zonder doel op stap gaan of het web van een buur als trampoline gebruiken. Of hij stopte zijn werkzaamheden omdat hij wegdroomde bij wat voor reusachtig, indrukwekkend en uiterst functioneel web hij zou maken waar de andere spinnen jaloers op zouden zijn.  Van dat alles kon hij boos worden. Boos op zichzelf. Boos op de andere spinnen die met hun web en hun vangst pronkten, boos op de insecten die hem uitlachten, boos op de wereld. Dan was hij niet meer zo schattig en lief. Maar gelukkig duurde dat nooit lang. Dan had hij weer een leuke ontmoeting of kreeg een lekker dikke vlieg van een barmhartige buur.  Soms viel het hem op dat sommige van zijn buren ervan konden genieten hem te zien weven. Ze nieuwsgierig waren naar welke gekke vormen hij nu weer uit zijn hoedje toverde. Ondanks dat ze hun web piekfijn op orde hadden, waren ze vaak verveeld, gespannen of moe door het vele en routineuze werk dat het onderhoud ervan vergt. En als hij weer eens een glinstering in de talrijke ogen die een spin heeft had gespot of een stiekeme glimlach bij een vermoeide buur deed ontluiken, kreeg hij vaak een extra grote hap van hen.  Maar daarna voelde hij zich weer eenzaam in zijn onverbeterlijke klunzigheid. Vaak viel hij zelfs op de grond omdat hij niet meer aan zijn eigen web uit kon. Werd zo een gemakkelijke prooi voor een vogel. Spinnen zijn enorm kwetsbaar, dat mag je vooral niet vergeten als je er schrik van zou hebben en daar mag je bovendien zeker geen misbruik van maken.  Tijdens zijn dooltochten ontmoette hij spinnen die net zoals hem waren. Maar hadden opgegeven en ergens in een hoekje lagen weg te kwijnen. En vaak allesbehalve lief en schattig maar boos op alles en iedereen waren. Ergens kon hij hen volkomen begrijpen. Maar dat vertelde hij niemand. Zijn lieve, begripvolle blik deed hen goed.  Af en toe moest hij op zoek vriendelijker buren. Omdat sommige buren zijn gedrag soms gewoonweg niet meer konden verdragen of hem te hard uitlachten.  Op een dag was Sjarel het allemaal zo beu dat hij zomaar, zonder enig plan of doel, een web begon te weven. Het was echt allesbehalve een poging er iets fatsoenlijks van te maken. Hij kreeg plots heel veel energie en weefde en weefde heel de dag door. Van de hoogste toppen van bomen tot aan de laagste plantjes en paddenstoelen. Hij besefte het niet eens dat de nacht viel. Misschien schonk de maan hem wel veel licht.  Toen de eerste zonnestralen de dauw op zijn web deed glinsteren, bekroop het ongelooflijke gevoel hem dat het af was.  Hij zette zich op een afstandje ervan en genoot van de meest onmogelijke vormen die hij tevoorschijn had getoverd. Zoiets had hij nooit eerder gezien. Bovendien zag het er ook grappig uit, waardoor hij luidkeels begon te lachen. Daardoor werden de hem omringende spinnen wakker. Ze keken eerst verstoord en fronsten met al hun ogen tegelijkertijd, maar toen begonnen ook zij, bij het overweldigende aangezicht van Sjarel’s te gekke web, het op een lachen te zetten. Schaterlachen deden ze. Heel het bos vulde zich met het gelach van spinnen. Ook de vogels, een vos en een paar konijnen voegden zich bij het orkest van verwondering en gelach. Door dat alles had Sjarel de indruk dat hij aan het dromen was. Hij werd plots heel moe en viel in een diepe slaap.  Een tijdje later werd hij wakker door gelach en dacht dat hij nog steeds aan het dromen was. Talrijke zoemende insecten omringden zijn web en schaterden het uit. Sommigen onder hen vielen door overmaat aan verwondering flauw of lachten zich dood.  Zijn web deed nog steeds allesbehalve wat een spinnenweb hoort te doen, maar insecten vielen neer op de weinige functionele stukjes van zijn web of op de blaadjes en takken van de bomen waartussen het hing. Zo kon Sjarel ze gemakkelijk overmeesteren en nuttigen als hapje. Het was de allerleukste dood die een insect zich kan toewensen.  Sindsdien maakt Sjarel alleen nog prachtige knotsgekke webben.         

Delacre
28 1

Hoofdstuk 13: de eindeloze wacht (Fragment uit 'Eindeloze Verte')

Rania, 29 mei 2028, Algiers, 7u40 'De boekhandel van Algiers' door Kaouther Adimi scande ik. Even hield ik mijn adem in. Mijn moeders favoriete boek. Het dateerde van 2017, wist ik. Zelf had ik het nog niet gelezen, al was ma er de wolken van in! Ik wist dat het verhaal een blik gaf op Algerije als toenmalige Franse kolonie in de tweede wereldoorlog. Lang vervlogen tijden, toch bleef het boek me intrigeren, zoals het nu ook weer deed. Ook al had ik élk boek verwacht; elk zelfzorgboek dat maar goed over de plank ging, of een boek dat kon verklaren waarom ik me op dit moment zo naar voelde, dit boek kwam als een mokerslag bij donder aan. Het triggerde het besef dat ik degenen die ik het liefst zag, had achtergelaten… mijn familie.  ‘Oh’, was het enige wat ik kon uitbrengen. Ik voelde Yasmine haar kijkers zich met bezorgdheid op me vastpinnen.  ‘Je mag het lenen, Rania,’ zei Yasmine met enige aarzeling, alsof ze twijfelde of haar woorden enige schade konden aanrichten. ‘Dank je, Yasmine,’ ik keek haar recht aan. Yasmine zag in mijn ogen een blik geladen met emotie, maar ook dankbaarheid. Ze mompelde een ‘ik laat je’ en spoedde haar naar de keuken.  Thee en mijn gedachten lieten zich opnieuw tot één wereld overspoelen.  … Raar, maar waar was het. Het was me gelukt om te focussen…op een boek. Tweehonderd pagina’s had ik in een mum van tijd uitgelezen. Waarom dat dit ma haar favoriete boek was? ‘Geen idee.’ Zo simpel was mijn antwoord. Weinig woorden vormden zich tot een beperkt verhaal. Toch wist het té raken. De zon stond al tamelijk hoog aan de hemel en de temperatuur was razendsnel de hoogte in gegaan. Ik was weer in de werkelijkheid gerold,  gestruikeld al was ‘vallen’ toepasselijker. Waar er voor mijn tocht slechts één vraagteken opgeroepen werd, waren het er nu honderden die krioelden nét boven de leegte van mijn ziel.  ‘Rania’, één vraagteken loste als vanzelf op. ‘Dáár ben je!’ Silas wreef nukkig in zijn haren. Hij schoof een bord met toast en marmelade naar me toe. ‘Hier, ik bracht wat voor je mee, eet op, voor het koud wordt.’ Ik lachtte, kleintjes: ‘bij zo een warm weer?’ Mijn blik geraakte niet hoger dan de lengte van het tuintafeltje. Hem aankijken kon ik al evenmin. Ik voelde Silas’ paar kijkers op me vastpinnen. Het verschroeide me, zodanig dat mijn wangen hazelnootkleurige vlekken vertoonden - een pure hel van ongemakkelijkheid doorging ik, in de - zo leek het toch - 10-tal minuten durende stilte.  Ik besloot het eerste wat in me op kwam met beide handen vast te grijpen - en nam een stevige beet uit mijn toast met marmelade. De geur en smaak van de marmelade kwamen me bekend voor, thuisbrengen kon ik het niet. Op één of andere onverklaarbare wijze had ik de moed om mijn blik met een 30 - tal cm te verhogen, en keek recht in Silas bezorgd paar kijkers. ‘Rania, alles oké? Yasmine en ik maken ons grote zorgen. Ik wil gewoon eerlijk met jou zijn.’ voegde hij als laatste toe, en sloeg zijn blik neer. ‘Eerlijk? zei ik met een nog schorre stem, ‘ik weet het niet.’ Ik voel me heel erg leeg en waar ik vroeger kleur zag, zie ik nu alleen maar donker. Snap je wat ik wil zeggen?’ Silas keek me met grote bedroefde ogen aan, maar knikte. Ik vervolgde: ‘Alsof elk sprankeltje hoop, verdween, enkel slechts één vlammetje moed bleef over, waar ik me angstvallig aan probeerde vast te klammen, totdat ook dat verdween. ‘Zo, zo, voel ik me, Silas.’ hevig begon ik te snikken en stoppen kon ik het niet.  ‘Oh, Rania…mag ik?’ ‘Het is oké’ zei ik tussen de snikken door. Silas naderde en sloeg heel teder een arm om me heen. Zijn andere arm volgde al snel. Hij hield me vast zoals een moeder, vader, broer of zus zijn of haar bloedverwant vasthield. Stevig en ondoordringbaar, alsof elk negatief gevoel door deze wal van liefde weggestoten zou kunnen worden. Alsof enkel de warmte van dit teder gebaar genoeg was om mijn donkere wereld op te fleuren met gedachten als kleurrijke bloemen.  Amine, 29 mei  2028, in de buurt van het opvangcentrum El ' Biar,  12u30 Een vriendelijke ogende oudere dame schepte een portie gekruide puree op mijn bord, net naast de berg aan groenten en een gigantische notenburger. ‘Duidelijk met Zuiderse kruiden.’ lachte Aïscha me grijnzend toe. Nog steeds grinnikend nam ze een hap van haar rijkelijk gevuld bord.  ‘Geen idee wié dit maakt, maar het is héérlijk.’ zei ik, met een mond vol, na alsook een hap geproefd te hebben.  De zaal was gevuld met mensen, allemaal van diverse multi-culturele én sociale achtergronden. Dat zag je in één oogopslag. Een graatmagere jonge tiener zat slechts enkele rijen van me verwijderd. De afstand van hier tot daar leek me onoverbruggelijk in een gevulde ruimte als deze. Het nog jonge kind, een stoer ogende jongen, maar mager en tenger tot op het bot, wist mijn blik te vatten. Hoe de wereld ook aan zijn lichaam vrat, zijn geest was nog onaangeroerd - of zo leek het toch. Telkens maar werd ik geraakt door dergelijke taferelen. Het bord eten dat voor me stond leidde me snel af van de menselijke problematiek die zich alsmaar als een donderwolk beklijvend om me heen wist te sluiten.  … Arm in arm liepen we, alsof we al jaren op dezelfde manier wandelden. Immens genoten we om in elkaars gezelschap te mogen vertoeven. We liepen richting het dichtstbijzijnde park. Natuur leek me de enigste plaats waar ik pas écht kon ontsnappen aan de toevoer van menselijke handelingen en gedragingen, die me op één of andere onuitputtelijke manier telkens wisten te vatten, nét zoals een wereld met virus symptomen, was ik ook daarvoor niet immuun. ‘Kom, Aïsha, daar, kunnen we even zitten.’  Tot plots mijn ogen de zijne opnieuw tegenkwamen. Zijn lach wees op een immense sterkte, zo incongruent met het jonge lichaam dat hem slechts op de been hield. Het was noch dat magere lichaam, noch zijn lach die me wisten te raken, het was die blakende veerkracht die uit zijn ogen straalden. Alsof leven voor hem een zuchtje van gemak was, al wees alles de verkeerde kant op - voor hem. ‘Goed als we erbij komen zitten?’ Aïscha lachte vriendelijk naar de jongen. ‘Geen probleem, hoor.’ lachte de tiener ons toe, en hij ging opnieuw op in het boek dat hij las. Nieuwsgierig en vanuit mijn linkerooghoek trachtte ik in een nonchalante poging een glimps van de kaft op te vangen. Het was geen jeugdboek, allerminst. Het leek op een thriller. Een verfrissende bries kwam opzetten. In deze hitte was het pas écht een verademing. Toch ging het haar op mijn armen recht op staan. Ik zuchtte en liet mijn hoofd loom naar achteren bengelen, zonder enige neksteun leek het alsof ik de wereld droeg, op mijn lichaam. Mijn hoofd? Dat leek uitgeschakeld.  Aïscha leunde tegen mij aan. Het vreemde gevoel bleef. Net alsook de tiener naast ons bleef lezen. … Ik voelde dat hij keek en trok me er niets van aan. Het enigste wat ik nodig had waren de letters uit dit boek die mijn brein voeden. Een gurige galoprispsing wist me haast te vellen. ‘Allemaal door het walgelijke eten deze middag.’ dacht ik. ‘Afgrijselijk.’  Eten was al iets dat me twee jaar, drie maand en 11 dagen van de ene dag op de andere dag verleed leek te zijn. Ik had het niet meer nodig. Of zo leek het toch. Ik wist allerminst dat dit niet waar was. Toch had ik er een lak aan. Allah beloonde enkel degenen die geloofden. Al bad ik niet meer, geloven deed ik wel. Al geloofde ik niet in een geloof, ik geloofde in wetenschap. Ik geloofde in het intellectuele, dat ons aan de top van de voedselketen wist te brengen, en ons zo onderscheidde van andere zoogdieren. Ik geloofde in letters, in zinnen, in woorden. Wat ik later wilde worden? Alles waar je maar een scheenshopper voor moest zijn. Met mijn 13 zomers wist ik ook al figuurlijk tegen enkele schenen te schoppen - letterlijk ook soms, daar was ik uiteraard niet trots op. Was het niet tegen de relschopper of de klasclown, dan was het wel die ene leerkracht die het op mij gemunt had. Een vat op me krijgen konden ze echter niet.  Toen was zij er geweest, met haar bliksems van ogen. ‘Zij’ met de heldergroene ogen. Zo was mijn verhaal begonnnen. Ik wist dat het ging eindigen bij datzelfde paar kleur kijkers. Al had ik nooit verwacht dat het zo snel zou zijn, want een zelfde paar kijkers zat naast mij. … ‘Amine, Amine!’ Aïsha klampte zich aan me vast. ‘De jongen, de tiener. Hij is buiten bewustzijn.’ Verschrikt keek ik links van me. Ze had gelijk! Haastig nam ik zijn tengere en veel te magere pols vast, en drukte mijn duim om enige hartslag te meten. ‘Aïscha. Bel. Een. Ambulance.’ Aïsha deed onmiddelijk wat ik zei en verwijderde haar even, toen ik de eerste zorgen toediende.  … 15 min. Zo lang had het geduurd. Zo lang had ik hartmassage toegediend. Een AED was er evenmin aanwezig geweest. In een park waar er nochtans één moést hangen. Ergernis bekroop me als een demon die me teder, duister koud omhelsde in het donker. Amine, 29 mei 2028, 16u23 thee-en koffiehuis, Algiers Hij heeft het niet gehaald. Het spijt me. Geen enkele hulp kon nog baten. Het team deed hun uiterste best. Diep aangeslagen. Paulo. ‘Paf.’ kwaad sloeg ik mijn hand op de tafel. ‘Nee,’ stamelde ik uit; verslagen door emotie. Onmiddellijk voelde ik haar warme hand op mijn schouder. ‘We gaan - nu.’ zei ze vastberaden en kalm. Dat was het enigste wat me weer bij mijn positieven haalde - en op de been hield: ‘ zij’. Mattéo, 29 mei 2028, Centre Hospitalo Universitaire MUSTAPHA, 16u45 Terwijl ik panisch de zwarte vlekken op de spiegel witte tegels telde, kwam ze bij. Een verpleger kwam nonchalant binnengewandeld. Zijn dreadlocks waren haastig vastgeknoopt in een beschermkap, toch wist er één te ontsnappen en al wat ik kon doen was er gefixeerd naar staren.  Terwijl hij glimlachte naar haar, checkte hij de buisjes die vastgeknoopt waren aan haar lichaam. De monitoren en apparaten naast haar gaven zaken aan waar ik totaal geen weet van had.  ‘Meneer, u bent haar echtgenoot?’ vragend en ook weer niet, richtte hij zijn aandacht plotsklaps naar mij. Even schrok ik, al herstelde ik me snel, charmant glimlachend zei ik al even nonchalant als hij was binnengewandeld: ‘Nee, ik ben verantwoordelijk voor de opvang van Algerijnen die op een legale wijze een buitenlands paspoort aanvragen. Ik vond haar volledig uitgeput en buiten bewustzijn bij mijn woonst.’’  De wangen van de verpleger kleurden in allerlei tinten donkerrood, aarzelend herstelde hij zich:’ Uh, oké, heeft u al contact gehad met de politie. Weet u wie deze persoon is? Had ze iets van papieren bij haar, ID?’ zonder ook maar enige ademruimte te laten, perste hij het laatste woord er haast snakkend naar lucht, uit. De laatste restjes aarzeling verdwenen in de kolkende hitte van een vragenvuur, dacht ik weemoedig.  ‘De politie is inderdaad al op de hoogte. De jongedame in kwestie heeft geen papieren, noch een ID op zak.’ Zoals een ballon die langzaam aan leegloopt, verdween alle kleur uit zijn gezicht. Zuchtend tussen zijn tanden, zei de verpleger ‘Raphaël’, toonde zijn naam tag die scheef op zijn uitrusting kleefde aan: ‘Oh, god, nog ééntje.’ ‘Hoe erg is het?’ vroeg ik hem recht op de man af. ‘Worden er statistieken bijgehouden?’  De man kleurde roder dan rood.       Eindeloze Verte - Wattpad Eindeloze Verte won in 2019 een Watty Award, de officiële wedstrijd op het platforum 'Wattpad'. Het is momenteel lopende, al is het doel om dit verhaal ten laatste in 2026 uit te geven. "Vinden ze de weg naar elkaar terug?" De Middellandse Zee.Vluchtelingen en uitdagingen voor Europa.Een verdwenen zus en een verscheurd gezin. Algerije, 2028Een recente, zware aardbeving, die vele slachtoffers en ravage met zich meebrengt, is voor Rania de druppel. Een teken dat het genoeg geweest is. Dat het zo niet meer verder kan. Dat leven zonder enige zekerheid geen zin heeft. Toch?  Verderop in Algerije komt Amine tot de ontdekking dat zijn zus zomaar, zonder enig spoor na te laten, verdwenen is.  Wanhopig maar vastberaden dat ze nog in leven is, besluiten hij en hun ouders haar achterna te gaan. Aan de hand van hun verhalen komen we meer te weten hoe hun leven plotsklaps maar niet geheel onverwachts veranderde.  Beiden geven echter niet op, op hun dromen en toekomst. Dit is hun verhaal: over hun vlucht en de zoektocht naar een beter leven. Een actueel toekomstverhaal dat zich afspeelt in verschillende leefwerelden. Een fictief, maar realistisch verhaal van hoop en dromen, pijn en leed, liefde en vriendschap en een onverwachte boodschap. Alle rechten voorbehouden (c)    

Zonsondergangdromen
126 1

Louis en Elien (verhaal voor prentenboek)

1. Dit is Louis. Hij zit in de klas van juf Rosa.Louis is de beste verhalenverteller die je je kan inbeelden. Hij kan veel stemmetjes nadoen en beeldt graag enge monsters uit.    2. En dit is Elien. Ze zit in de klas van juf Mieke. Elien is heel slim en de beste luisteraar die je je kan inbeelden. Als je verdriet hebt en je wil erover praten, staat ze altijd voor je klaar.   3. Louis is EXTRAVERT. Dat is een heel moeilijk woord. Het betekent dat Louis graag een praatje maakt met mensen en het liefst op een podium staat. Hij wil later zanger worden. Elien is INTROVERT. Dat woord is al even moeilijk. Het betekent dat Elien liever niet in de aandacht komt en daarom niet zoveel praat. Ze kan wel mooie gedichten schrijven en daarom wil ze schrijver worden.     5. Maar juf Rosa vindt dat Louis wat vaker stil moet zijn.Ze roept altijd door de klas:“Louis, wees stil en luister!”“Louis, hou je mond nu toch even!”En ze zegt zelfs: “Wat ben jij toch een luide jongen. Je bent vervelend!”   6. En tegen Elien zegt juf Mieke het omgekeerde:“Elien, praat eens wat luider!”“Elien, je bent zo stil, waarom zeg je nu niets?”En soms roept ze zelfs: “Doe eens wat vaker je mond open!”Daarmee bedoelt ze dat Elien wat meer moet antwoorden in de klas.   7. Louis en Elien worden wat verdrietig van dat geroep van de juffen.     8. Louis kan er toch niet aan doen dat iedereen vraagt om draken en monsters na te doen? Hij wordt er helemaal stil van. De juf vindt hem niet leuk. Hij kan nog net zijn tranen tegen houden.   9. En Elien wil helemaal niet luider praten. Ze maakt goede toetsen en mooie tekeningen. Dat is toch ook flink?   10. Daarom beslist Elien te veranderen. Vanaf nu wordt ze een luid persoon. Ze raapt al haar krachten samen en roept plots door de klas: “Juf!”Alle kinderen kijken naar haar en Elien wordt heel erg rood. Ze kruipt weg. Dat gaat ze nooit meer doen.   11.  Op de speelplaats zit Elien op een bankje. Ze kan de boze woorden van de juf maar niet uit haar hoofd krijgen.   12. Maar dan ploft er een jongen naast haar op de bank. Het is Louis. Hij is al dat stil zijn beu en hij begint te wenen. “Wat denkt de juf wel! Stil zijn is niet goed voor mij. Ik word er verdrietig van. Het is niet eerlijk!” Hij vertelt het hele verhaal en vraagt plots: “Hoe heet jij?”“Ik ben Elien. En jij?” vraagt Elien stilletjes.“Ik ben Louis. Wat kan jij goed luisteren!”Elien moet een beetje lachen. “Jij kan goed vertellen!” 13. En sinds die dag zijn Elien en Louis altijd samen. Louis houdt ervan tegen Elien te vertellen wat hij de vorige dag heeft gedaan. Hij vertelt over het vogeltje dat hij gered heeft toen de poes het wou vangen. Hij vertelt dat hij gisteren is gevallen met zijn fiets. Hij doet voor wat er gebeurd is en toont zijn kapotte knie.  Elien vindt het geweldig als Louis dat doet. Hij is de beste verhalenverteller ooit! Elien luistert naar alles en ze moet soms heel hard lachen.   14. Waarom vindt Louis Elien toch zo leuk? Omdat hij bij haar helemaal zichzelf mag zijn. Bij Elien kan hij doen wat hij graag doet: vertellen en toneeltjes spelen. En waarom is Elien zo graag bij Louis? Omdat ze ook bij hem helemaal zichzelf kan zijn. Louis vindt het niet erg dat ze soms wat stil is. Hij is daar zelfs blij om!   15. En de juffen? Die zullen nog vaak moeten roepen en tieren. Maar Louis en Elien vinden het niet meer zo erg. Ze kunnen elkaar troosten op de speelplaats. Dat maakt hen sterk.

MelanieB
0 0

Pot vol woorden (interactief jeugdverhaal)

Woorden. Woorden. Woorden.Ik vind ze maar raar. Ze zijn er, want we kunnen ze uitspreken.Maar zo snel als ze komen, zijn ze ook weer weg. Of ze gaan het ene oor in en het andere oor weer uit.(Dat zegt mijn papa toch, wanneer ik niet goed luister.) Ze maken blij, ze troosten ook of maken je zelfs boos,Maar de mooiste, die ontroeren en klinken virtuoos**VIR-TU-OOS betekent: geweldig mooi, geniaal     Ik ben er niet zo goed in, in woorden.Ik kan ze niet goed schrijvenen lezen gaat ook niet vlot. En spreken?Nee. Ik vind er nooit en nergensde juiste woorden voor.     De ene spreekt de ander aan. De ander praat terug. Conversatie* noem je dat. Soms kort,Soms lang,Soms vlug. *een CON-VER-SA-TIE is een gesprek     Maar dat ik het moeilijk heb met woorden vinden, betekent natuurlijk niet dat ik niets te vertellen heb! Zeker niet. Ik heb iets heel belangrijks te zeggen. Aan iemand heel speciaal!Heb je dat al eens meegemaakt? En dus heb ik een plan: Ik ga woorden verzamelen.Woorden van andere mensen. Ik vang ze en bewaar ze in bokaaltjes tot ik ze gebruiken kan.   Verzamel je mee? Neem een glazen pot en knip een blad in stukjes. Net groot genoeg voor 1 woord. Ppsst: neem ook je mooiste stiften, pennen of potloden klaar. Hoor of lees je ergens een mooi, raar, lang of piepklein woord? Onthouden, onthouden, onthouden. En schrijf het zo snel mogelijk op!     We gebruiken zeDuidelijk en luidElke dagKom, we trekken erop uit!   En dus is mijn zoektocht begonnen. Op de eerste dag al, vang ik een paar geweldig toffe woorden. Bij de bakker bestelt de persoon voor mij:“Pateekes, pistoleekes en ook nog videekes”. Super!Ik stop ze in mijn hoofd en thuis gaan ze mijn bokaal in.Ik kleef er een sticker op: lekkere rijmwoorden     Framboos, snoepjesdoos. Cola, vla en chocola.Ken jij nog rijmwoorden om van te snoepen?Schrijf ze snel op voor je eigen pot!     In een hotel in Frankrijk hoorde ik HALLO in alle talen. Ik hoorde Bonjour (Frans),Hello (Engels)maar de mooiste vond ikSalam Aleikum (Dat is Arabisch). Ik ving ze op in het bokaaltje met de naam:Goede-dag-woorden Iedereen heeft zijn eigen verhaal.En elk zijn eigen taal. In welke talen kan jij hallo zeggen?     Op zaterdag maakt mama altijd kruiswoordraadsels. Het is dan weekend en ze vindt het ontspannend of zoiets.De kruiswoordraadsels zitten ook vol woorden. Moeilijke maar ook heel lange. KWARTETHELIKOPTERPOOLZEELIGSTOEL Perfect voor mijn verzameling!     En dan nog maar te zwijgen van de krant die papa leest!Dat is een speciale extra dikke bundel met ook nog mode, cultuur en achtergrondverhalen.Ja, ach-ter-grond-ver-ha-len. Dat zijn langere artikels over dingen waar veel over te vertellen valt.Bingo! Net wat ik zoek: veel woorden.   Welke woorden vind jij in de krant? Knip ze uit!     Soms moet je er niet veel woorden aan vuil maken.Dat betekent: zeg maar beter niets. Of: woorden schieten tekort.Wanneer je niet goed weet wat zeggen, dan zeg je gewoon zo iets!     Dat ken ik wel. De juiste woorden niet vinden.Dat ken ik zeker wel! En daarom zoek ik verder. En mijn verzameling potjes groeit en groeit.Zit jouw woordenpot al vol?       Ik had gisteren ruzie op school. Lana riep:“Stomme koe! Brillenkop!” Die woorden heb ik maar niet gevangen.Daar ben ik niets mee. Ik hoefde ze ook niet te vangen. Ze bleven vanzelf in mijn hoofd dwalen. “Stomme koe!” “brillenkop!”“Stomme koe!” “Brillenkop!”“Stomme Koe!” “Brillenkop!”“Stomme Koe!” “Brillenkop!”     Het lijkt alsof ze weg zijnzo gauw we ze zeggenen toch blijven ze soms hier. Je kan ze niet vangen,maar toch blijven ze hangenin gedachten of op papier.   Gelukkig had mama troostende woordenom de andere te overspoelen: “Mijn lieve, lieve SCHAT, trek het je niet aan. Laat die woorden komen,maar laat ze ook weer gaan.”   Woorden kunnen hard aankomen. Ook al zijn ze van lucht.Maar andere zijn als wolkjes. Kussentjes om op te slapen. Ken jij ook HARDE en zachte woorden?Schrijf ze op een STEENHARDE MANIER of een superzachte manier.       wordt de zee zichzelf nooit moeis wind aan liggen toeen hoe betrouwbaar tikt de tijdbinnen de oneindigheid* Op de radio hoor ik een lied. Wat mooi!Dat was ik bijna vergeten:Woorden zijn zoveel mooier als ze worden gezongen.Zelfs lelijke woorden klinken helemaal anders. Ook als ik niet alle woorden helemaal, tiptop begrijp,vind ik liedjes prachtig klinken.   * Het stukje lied komt uit ‘Ontdooi me’ van Bart Peeters. Wat is jouw lievelingslied? Komen daar ook mooie woorden in?         Nu zit ik hier. Met al mijn woordenpotjes. Ik ben er blij mee. Ik heb woorden die opbeuren,woorden die doen lachen,luide en duidelijke woorden,geschreven,gezongenen gedrukte woorden. Het is mij nu wel duidelijk. Met woorden kan je veel. En je kan ze niet terugnemen.Al wil je dat heel graag.Wanneer je spreekt,bespreekt,uitspreekt,maar vooralwanneer je je verspreekt. Woorden ontroeren, kwetsen, genezen, voorspellen.Sommige zeggen de waarheid. Andere liegen.       En toch heb ik nog niet de woorden die ik zoek.En ik weet waarom. Deze woorden zijn enkel van mij. Van mij voor jou.Van mij EN van jou…     En plots liggen ze op het puntje van mijn tong…                                                                                  Ik ben dapper en ik besluit ze zelf op te schrijven…       Ik wil je wat vertellen. Toch rolt het er niet snel uitHet valt ook moeilijk te spellen. Kan jij er nog aan uit? Maar je ziet het aan mijn ogen. Ze flikkeren en ik bloos.Je kan er donder op zeggen: Jij maakt mij woordenloos.       Hierbij een afbeelding van de tekst,met illustraties van Tinne Rens.

MelanieB
42 0

Nog één stevige tak te gaan

Intro: onlangs waren we in het vogelopvangcentrum. Er was een eekhoorn voor verzorging binnen gebracht. Wat had het arme dier meegemaakt? Op de fiche las ik: uit een boom gevallen. Iemand uit de schrijfgroep stuurde een tekening door waarop je een eekhoorn boeken ziet dragen naar de holte in een boom. Het beeld inspireerde mij. Ik schreef deze tekst. Het wordt een verhaal, ik heb er nog werk aan.     Juul was al langer dan een uur bezig met het dragen van leesvoer. Hij bracht de dunne en ook de dikke boeken naar boven. Nog één stevige tak te gaan, dit was de veiligste weg naar de ingang. Dan uitrusten, het zweet van zich afschudden. Tuur had de hele tijd staan kijken zonder te helpen. --Overdrijf je niet een beetje? Juul schudde met z'n kop, hij kon goed ontkennen. --Ik wil dat je ermee stopt Juul, ik woon hier ook. --JIj woont boven, beet Juul. --Ik moet je wel passeren om naar buiten te gaan, verdedigde Tuur. Met al die rommel breek ik nog eens mijn nek! --Goed, zei Juul. En een ruzie werd vermeden. HIj schikte de boeken per onderwerp. Hij kon al een hele tijd lezen, en sinds hij las was hij niet meer van verhalen weg te slaan. Tuur daarentegen speelde spelletjes. Dat beweerde hij althans. Het was nooit bij Juul opgekomen om van dichtbij te gaan kijken wat al dat spellawaai betekende. Waar kwam het eigenlijk vandaan? De hele winter lang zochten ze elkaar niet op, hun kamer was privé. Tuur was een beetje overstuur met al die boeken op de vloer, en ging vroeger dan gewoonte naar boven. Juul wreef zijn pootjes warm aan een heimelijk plan. Het bos werd aan de randen donker, het maanlicht naderde. Juul kon het verlangen naar die ene bundel niet opzijzetten, maar hij had het wel geprobeerd. Hoe dan ook wilde hij die bundeling gedichten ook in zijn hol. Dat zou het verschil niet maken, zijn broer zou dat extra boekje niet eens opmerken. En bovendien; hij wilde zo graag leren dichten. Gedichten lezen was bijgevolg geen tijdverdrijf maar een noodzaak. Hij was er zeker van dat hij op de tast op die ene brede tak in evenwicht kon blijven. Hij knoopte zijn pels tot aan zijn kin dicht. Er stond wat wind. Vanop de hoger gelegen kamer kwamen meerdere knallen, alsof er iets afgevuurd werd. Juul zag beukennootjes door de lucht vliegen; een visioen in zijn blije geest. Tuur speelde door en daar kon zijn broer handig gebruik van maken. Om de uitgang van de boom te bereiken moest Juul voorzichtig over al de geschreven woorden, al de vermoeide zinnen, de geeuwende komma's, de in-de-ogen-wrijvende vraagtekens. Hij voelde de drang om even, heel even bij een openliggend boek te gaan zitten. Hij ging er zelfs bij liggen, op z'n zij, linker poot als steun onder z'n kop. Een droom zocht naarstig naar de slaperige geest van een dier, liefst van een eekhoorn. De heldere droom had daar zo zijn reden voor. Uitgedoste eekhoorns gaven hun ticket af aan de balie. Iedereen nam plaats, het licht werd gedimd, één spot vlammend op het podium. Juul nam zelfzeker de bundel, zijn eerste boekje poëzie in handen, las enkele gedichten voor. Het publiek vroeg om meer.

Ingrid Strobbe
0 0