Hendrik Van Moorter

Gebruikersnaam Hendrik Van Moorter

Teksten

keer je om, Orpheus- tweede deel

Zijn tante vertelt Hij wil zijn vader beter begrijpen en gaat bij diens oudste zuster, die kloosterzuster is. Laten we in de tuin gaan wandelen om daarover te spreken, Hendrik. De andere zusters moeten dat niet horen. Ze zijn vaak zo nieuwsgierig. Wat is de tuin klein geworden, tante. We speelden verstoppertje achter die bomen daar. Ja, waar is de tijd. Ge waart nog klein. En nu zo een grote man, zoals uw vader. Ik vraag me soms af  hoe het voor mijn vader was toen hij besliste om me aan de deur te zetten. Als oudste zus waart ge een vertrouwenspersoon voor hem. Uw vader was niet zo een gemakkelijke mens. Hij had zijn principes. En hij wou een goede opvoeding geven. Tot uw verkering met Marleen waart ge zijn trots. Ge studeerde goed en hij droomde ervan dat ge hem zoudt opvolgen. Hij had zelfs met de stichter van een verzekeringsmaatschappij afgesproken dat ge in Londen financiële wetenschappen mocht studeren op hun kosten. Dan zal het hem wel zijn tegen gevallen dat ik geneeskunde ging studeren. Ikzelf had het gevoel dat ik voor de verkering met Marleen  een marionet was in zijn handen, te laf om voor mezelf op te komen Ze lopen intussen over het bruggetje dat over de vijver ligt. Ze blijven staan om naar de vissen te kijken. Het water is diepte en hoogte tegelijk. Een spiegel om in de tijd terug te kijken. Ik heb met hem gesproken in de tijd van de breuk tussen u beiden. Hendrik dit is zeer vertrouwelijk, hé. Ik wil onze François niet tekort doen. Dat is niet de bedoeling, tante. Ik wil hem beter kunnen begrijpen. Ze stappen verder. Uw beeld van een marionet, Hendrik, ik denk niet dat het voor uw vader klopt. Hij zag u als een sterke zoon, die in de sporen van zijn sterke vader zou stappen. Ik weet hoe goed hij het bedoelde, maar hij kon zijn affectie niet tonen. Hij was altijd de eerste om familie in nood te helpen. Materieel. Hij vertelde hoe vreselijk hij was teleurgesteld in u. Hij had nog maar pas gehoord dat ge verkeerde zonder dat hij iets wist. Hij had tranen in de ogen. Hendrik. Ik heb uw vader niet vaak zien wenen. Het was een harde. Maar in die periode heb ik hem zien wenen. Hij begreep niet wat er was misgelopen met zijn oudste zoon. Haar spreken spit bedolven herinneringen naar boven. Het boort dieper in nooit ontgonnen lagen. In de crisis kwam hij voor een dilemma te staan. Ik denk dat hij zich voelde als een kapitein wiens schip in groot gevaar was. Hij ervoer uw gedrag als een vorm van muiterij. De spanning en het verdriet waren onhoudbaar, ook voor uw moeder. En dus hakte hij de knoop door. Bijna als een chirurg die zijn eigen arm amputeert. Met zeer veel pijn en spijt. Beter dan mijn marionettenbeeld pakt uw beeld van een schip het geheel van wat er toen gebeurde. Misschien heb ik dat altijd wel ergens gevoeld. Ik heb ook nooit echt rancune naar va gevoeld. Ze lopen onder enkele grote beuken. Hij slaat met zijn hand op de grootste beuk. En de eik en de beuk staan niet in elkaars schaduw.Tante glimlacht. Dat is variante op een vers van Kahlil Gibran, Hendrik, dat wel goed past bij u en uw vader. Wat ik toch nog niet goed begrijp waarom verkeren zo een muiterij was, tante. Ik wil proberen dat nog duidelijker te maken. Het is een aantal stappen stil. Ge hebt hem toen een brief geschreven. Hij heeft me die laten lezen. Een zeer eerlijke brief. Ge waart nog jong en ge deed het zeer hard. Ge wilde hem niet kwetsen, maar het kwetste hem heel erg. Ze botst  op een harde kern. Het doet pijn. Hij zucht diep en knippert met zijn ogen. Het is goed dat ze rondlopen. Dat ze in beweging blijven. Hij wil haar niet onderbreken want het is kostbaar materiaal dat nu naar boven komt. Op een bepaalde manier hebt ge daar de vinger op enkele pijnlijke plekken gelegd. Zijn seksuele moraal speelde sterk mee. Voor hem was langer verkeren dan een jaar onmogelijk. Hij was overtuigd dat er dan seksuele betrekkingen van komen. Dat was voor het huwelijk ontoelaatbaar voor hem. Dat wou hij absoluut voorkomen.  Hij vond u daarom een slecht voorbeeld voor de andere kinderen. Ik kende vooral  zijn zorg om de studies. Ikzelf wilde meer vrij zijn om met Marleen onze liefde te kunnen beleven. Dat het seksuele zo erg meespeelde, wist ik niet. Of misschien wel. Het werd niet uitgesproken. Wat ik niet begrijp is waarom hij zo principieel was. Er waren meer ouders in die tijd bezorgd over de voorhuwelijkse betrekkingen van hun kinderen. Maar die zetten hun kinderen toch niet op straat? Misschien ligt een verklaring in zijn jeugdjaren. Dat zult gij als psychiater beter kunnen uitleggen dan ik. Mijn vader dat weet ge, had een grote zwakte. Hij had een zeer goed hart en was een harde werker, maar alcohol…Ze zwijgt even. Als het te moeilijk is om daarover te spreken, moet het niet, hé tante.Ze herpakt zich. Uw vader als oudste en ik als oudste meisje moesten onze vader vaak uit het café gaan halen. En ik denk dat het op uw vader als jongen een grotere indruk heeft gemaakt dan op mij als meisje. Zou dat kunnen, wat ik nu zeg? Mijn moeder hield  het huishouden recht. Bedoel je de invloed van het rolmodel dat uw vader was, die eerder afwezig was als autoriteitsfiguur en dat mijn vader dit absoluut anders en beter wou doen. Dat denk ik. De scherven die nu naar boven zijn gespit, lagen op de straten van een verborgen stad, begraven onder het puin van het verleden. Ze keren zwijgend naar het klooster terug voor een tas koffie en stukje taart. De zusters krijgen na het weekend  van een bevriende patissier altijd een aantal taarten die niet verkocht zijn.                                                                                   ++++++ Mijn vader was onzeker over zijn vader zijn. Hij had geen goed rolmodel gehad. Ook ik vond mijn model niet goed en wilde het beter doen. Slaan van de kinderen heb ik moeten afleren. Als ik te veel spanning voelde, liet ik het aan Lieve over om op te treden. Zo kon ik mijn onzekerheid camoufleren. Vader heeft zijn onzekerheid ontkend en houvast gezocht in strakke regels en harde discipline. Zijn God was een strenge, straffende God. De God die de mens verdreef uit het paradijs. Een noodzakelijk stap in de menswording.                                                                                   ++++++ De gedachten zijn vrij De tijd dat hij machteloos achter het venster stond te brullen is voorbij. Zijn vader stond toen buiten, in de garage zijn broer op te wachten. Vader had zijn broeksriem rond zijn hand gedraaid en zou zijn broer afranselen. Die was tegen de zin van zijn vader naar een voetbalmatch van zijn klas. Zijn broer reed met zijn fiets de weg op naar de garage. Hij zag zijn broer achter het venster staan, glimlachte en wuifde. Hij had vader nog niet gezien. Hendrik maakte nog gebaren om het zijn broer duidelijk te maken. Te laat. Niets kon de opgekropte woede nog tegenhouden. Met gebalde vuisten. Als kanonskogels vlogen de scheldwoorden eruit. Smeerlap. GROTE SMEERLAP. Steeds opnieuw werd het kanon geladen. Smeerlap. Smeerlap. Zo luid dat hij er hees van werd. Het venster en de afstand verhinderden dat vader hem kon horen.  Vandaag is hij op weg als reactie op een telefoontje van zijn zus.Hendrik, va heeft ons allemaal verboden om nog met u contact te hebben. Wat? En waarom? Hij zegt dat je communist bent. Je wist niet welk uur de mis was in Holsbeek. Hij wil nooit nog bij een van zijn kinderen blijven slapen. Het voorbije weekend zijn va en moe bij hem komen logeren. Het was zaterdag in de vooravond. Hendrik woont samen met Lieve op een boerderijtje. Pica, de hond blaft als de auto van zijn vader op het erf rijdt. Hendrik gaat naar buiten om hen te verwelkomen. Dag va. Ze geven elkaar een hand. Dag Hendrik. Hij geeft zijn moeder drie zoenen. Dag moeke. Jullie wonen op een heuse boerderij en ze wijst naar de stallen en naar de rondscharrelende kippen. Ze kijkt omhoog naar de til waar de duiven zitten te roekoeën. En zelfs duiven zoals je opa. Hij had de beste reisduiven van Dokkum.Zijn vader is op weg naar de tuin. Allee, ge gaat uw grootouders achterna. Hij bukt zich bij een pompoen. En wat is dat voor iets? En waarvoor dient dat stro tussen de bedden? Om niet te moeten schoffelen? Jong volk, lui volk. Kom laten we binnen gaan. Lieve heeft konijn klaargemaakt. Zelf gekweekt. ’t Is konijn op zijn Vlaams. Leuven Vlaams, lacht zijn vader. Aan tafel. Na de tomatensoep met balletjes, komt al snel de politiek binnenwaaien. Vader blaast de eerste windstoot. Israël heeft dat weer goed aangepakt. Wil hij nu een confrontatie met mijn nieuwe politieke visie? Wat wilt ge zeggen, va?Volgt ge dan ’t nieuws niet? Ze hebben korte metten gemaakt met die vliegtuigkaping, ergens in Afrika.Ja, maar Israël heeft op illegale wijze massa’s Palestijnen verjaagd en die willen zich daartegen verzetten. Tijd voor het konijn! Lieve begint de soepborden af te ruimen. Het is wel Israël dat van de woestijn vruchtbare grond gemaakt heeft. Hij wil weer het laatste woord, godverdomme. Hendrik ademt diep in. De tegenwind komt eraan. Die wind zaait, zal storm oogsten.Ik versta niet dat de joden die zoveel ellende hebben gekend, nu hetzelfde doen. Een tijd geleden hebben ze nog met scherp geschoten op vreedzame betogers. Ik weet niet hoeveel doden. Die Arabieren die er woonden leefden in armoede omdat ze niets met het land deden. Ze kunnen er nu mee van profiteren, als ze willen. François, ga je nu ophouden met die discussies. Proef liever hoe lekker Lieve gekookt heeft. Moeder legt de wind stil.Ja, dat is waar. Vader steekt nog een stuk sappig bruin vlees in zijn mond. De saus drupt van zijn lip. Na het eten, in de zithoek.Hendrik, om wat uur is de Mis morgen? Even valt de stilte als een rotsblok uit de ruimte in het midden van de kamer. Een schokgolf. Brokstukken vliegen in het rond, door het hoofd van Hendrik. Het ontbreekt hem aan tijd of inspiratie om een stuk ruwe steen wat te polijsten of er iets creatiefs in uit te kappen.Dat weet ik het niet, va. Hoopt hij hiermee de zaak te sluiten?Lieve, wanneer zijn de missen in Holsbeek? Lieve is intussen voorbereid. Als we naar de mis gaan, is dat in de universitaire parochie in Leuven. Dat is om 10u30. Prachtig gevonden. Daar gaat hij toch niet naartoe, naar iets van de studenten. Thuis gekomen, sprak vader zijn fatwa uit. Na het telefoontje van zijn zus. Hoe durft hij. Met welk recht. De smeerlap. Plots staat hij weer achter het venster te roepen. 15 jaar oud. En dan staat hij op een kussen te kloppen. Een therapeut moedigt hem aan. Hij is in het psychodrama van zijn kindertijd terecht gekomen. Hij slaat vanuit zijn machteloze woede van vele jaren. Hij schreeuwt zoals toen. Maar nu met open venster. Een tegenspeler geeft tegenwind. Ge zult luisteren. Ik ben uw vader. Ge zijt nog een snotjong. De wind wordt een orkaan die alles door elkaar gooit, de lucht inslingert. Kort maar hevig. De orkaan verliest kracht. De wind verzwakt en valt stil. Al wat rondvloog, valt naar beneden en vindt een nieuwe plaats op de grond van zijn ziel. Nadien staat hij voor een lege stoel. Hij spreekt op een rustige manier tegen zijn vader en zegt dat hij nu geen snotjong meer is. Dat hij vanaf nu zijn eigen leven leidt. Hij neemt de telefoon en belt zijn vader.Va, ik wil eens afkomen om met u te spreken. Dat is goed jongen. Dan kom ik nu af. Hij gaat naar zijn boekenkast en bladert door enkele boeken over omgaan met agressie. Geen angst voor agressie. Woede helpt! Hou op! Je maakt met gek. De prijs voor de verdringing van agressie. Ik ben OK- Jij bent OK.Bij zijn platen valt zijn aandacht op Oh freedom, oh freedom. Hij leest de tekst en neuriet mee. And before I ‘ ll be a slave, I ‘ ll be buried in my grave, and go home to my lord and be free. Hij zingt het intussen luidop. AND BE FREE. Hij wil proberen duidelijk te zijn maar rustig te blijven. In de autorit blijft het lied zich opdringen. Oh freedom, oh freedom over me…and be free. Er voegen zich nog enkele andere liederen in de optocht. Leuven Vlaams stapt mee op. Er komen andere tijden. En we shall overcome. We walk hand in hand. We are not afraid.Hij glimlacht. Hij voelt zich solidair met alle onderdrukten. Eeuwenlang. Vast besloten om daar nu een stap in te zetten. De god die zijn kwaadheid blokkeerde, is dood. Kwaadheid over onrecht bevrijdt. Die Gedachten sind frei. Bij zijn vader. Vader ligt helemaal achteruit in zijn relaxzetel, de voeten op de kachel. Hij geeft hem de hand. Hij zet zich aan de andere kant van de tafel. Op veilige afstand.Va, ik ben daar niet mee akkoord dat mijn broers en zussen geen contact met mij mogen hebben. Ge weet wel waarom. Het begin van wat pingpong.Ik heb dat gehoord. Ge zijt een slecht voorbeeld. Het pingpongballetje wordt zwaarder.Wie geeft hier het slechte voorbeeld! Ge hebt dat recht niet! Ik ben hier nog altijd de baas. Een dictator, ja. Komt ge daarvoor?Hij zit hier niet voor een lege stoel. Het pingpongballetje wordt een steen; een ongepolijste. En de steen wordt… Ineens grijpt hij in zijn colère de schaar op tafel en gooit ze naar zijn vader. In een laatste reflex trekt iets of iemand zijn arm naar beneden. De schaar ploft in het midden van de kamer op het zachte vloerkleed. Zonder veel lawaai, in de vorm van een kruis. Oef. Terug in de auto, bedankt hij God. Een klein jaar later wordt Bram, zijn eerste zoon geboren. Ze gaan hem voor het eerst bij zijn ouders voorstellen. De kersverse oma, nonkels en tantes komen rond zijn draagmand staan. Wat een mooi kereltje. En een grote. Hij trekt op zijn vader. Neen, op zijn moeder. De nieuwe opa komt ook kijken. Va, zoudt gij graag peter willen zijn. Ja, jongen natuurlijk.De zachte wind door de kamer is een zucht van verlichting. Na al de spanningen van de voorbije tijd. Het is de eerste keer dat ik peter word. Dat moeten we vieren. Hij gaat naar de kelder en komt met een fles wijn naar boven. Daar moeten we op klinken. En hij is op dezelfde dag als ik geboren, roept een jonge oom. Op een familiefeest 15 jaar later. Bram draagt zijn haar in een paardenstaart. Op wat trekt dat nu. Als ge mijn zoon zoudt zijn, zoudt ge er zo niet bij lopen. Bram loopt in een wijde boog van zijn opa weg. Hendrik stelt zich recht en richt zich met duidelijke stem tot zijn vader.Va, Bram dat is mijne zoon en ge moet u daar niet mee bemoeien. Hij kijkt hem recht in de ogen. Even valt alles stil. Dan zet iemand een nieuw lied in en iedereen zingt mee.                                                                              ++++++Ik rijd met de fiets naar het werk. Lieve heeft daarnet bij het ontbijt gezegd dat ik er weer zo gespannen uitzie. Het ergerde me. Vooral dat woordje weer. Maar ze heeft godverdomme gelijk. Ik voel mijn nek en schouders. Een blok steen. Een rotsblok. Gebogen over mijn stuur trap ik stevig door. Ik zie niets. Blind voor de bloeiende Japanse kerselaars en de blauwe lucht, zie ik alleen wat er allemaal misloopt in de wereld. Niets hoor ik, doof voor de zangwedstrijd tussen merels. Ik hoor alleen mijn vloeken. Job die jammert: weg met de dag waarop ik werd geboren. Steeds stormachtiger worden de stromen van woorden. De zware steen op mijn schouders steeds onverdraaglijker. Ik wil niet langer als Sisyphus de rotsblok blijven naar boven duwen. Zo wil ik niet leven. Ik wil het niet. Het klinkt steeds luider. Lieve lijdt er ook onder. Waarom? Verzet. Protest. Maar tegen wie? De druk neemt toe. Een draaikolk trekt hem de diepte in. Het barst. Godverdomme, God. Laat mij met rust. Gij met al uw geboden en verboden. Met al uw verwachtingen. Ik kan de wereld niet redden. Godverdomme. Laat me los. Ik kom in een holle weg steil omhoog en schakel naar een lagere versnelling. In de schaduw van de bomen die de weg overdekken sleur ik mij de berg op. Ik vloek. Laat me los! Ik kan niet meer. Ik wil niet meer. De mond wijd open. Het zweet barst uit al mijn poriën. Binnenin slingert een orkaan alle heilige huisjes de lucht in. Hijgend, buiten adem kom ik boven. Ik schakel weer en kijk rond. Ik kom in een andere wereld. Mijn ogen gaan wijd open. Ik stop met trappen en laat mij uitbollen. Een uitgestrekte vlakte met velden en wijngaarden heet me welkom. Kraaien en eksters. En het lied van de merels. Mijn oren gaan open. Mijn adem wordt rustig. De zachte warmte van de zon. Hier hoeft niets. Tranen van vreugde om een herwonnen paradijs. Mijn nek en schouders vrij, dank ik God voor Zijn genade.                                                                            ++++++ Het lied van Oem. Hendrik loopt langs zijn boekenkast. Of liever zijn boekenkasten. De boeken trekken een spoor door zijn leven. Op sommige ligt stof. Alleen op de wereld. Bijbelatlas voor kinderen. Sprookjes van Grimm. Hij slentert langs die lang vervlogen kinderlijke paden. Op zoek naar…ja, naar wat? Een schab met enkele boeken van Marleen. Een glimlach. Maar hij loopt verder en komt op het pad van de sjamaan. Dik bezaaid met boeken, vol beelden van de sjamaan. Wat bezielt de sjamaan?  Het blijft een goede vraag. Maar plots struikelt hij over essai sur la transe. Dit is wel het eerste, denkt hij luidop. Je ontdekt nieuwe dingen door verloren te lopen en te struikelen. Wat hier als psychisch ziek wordt bestempeld, wordt in Afrika als de roeping van een nieuwe sjamaan gezien. Och. Carlos Castaneda. Een hele reeks. Wat heeft hij die verslonden. Zijn hart slaat een paar slagen sneller. Hij kan de verleiding niet weerstaan om enkele titels te lezen. Tales of power. De blik van de adelaar. The fire from within. En die psychedelische beelden op de omslagen! Onder een grote regenboog, één oog in het gerimpeld gelaat van een man dat door je lijkt heen te zien, omgeven door wolken en bloemen. Echt Salvador Dalí waardig. Hij maakt zich los. Hij voelt opnieuw in de opwinding van zijn lijf hoe aantrekkelijk deze weg is geweest en nog lijkt te zijn. Het verrast hem. Maar hij is definitief andere wegen ingeslagen. Hij steekt Castaneda terug op zijn plaats en schuift verder in de geschiedenis. De tijd van rondvliegen in de parapsychologie. Jammer dat ik niet in elk boek de datum heb geschreven wanneer ik het heb gekocht, denkt de autobiograaf anno 2017. Tenhaeff. Hendrik Van Praag. Professoren parapsychologie aan de universiteit van Utrecht.  Hans Bender prof in Duitsland. Hij zocht  een wetenschappelijk verantwoorde manier om hiermee bezig te zijn en wilde voorkomen om te gaan zweven in het luchtledige. Hij schudt het grijze hoofd. Sommige mensen leken over uitzonderlijke gaven te beschikken. Ene Croiset hielp door zijn helderziendheid onopgehelderde moordzaken oplossen. Hij kon voorspellen op welke stoel iemand zou gaan zitten. Alles onder strikt wetenschappelijk toezicht van een professor. Later bleek het enorme manipulatie. Was de prof verblind door zijn wetenschappelijke ambities? Maar zijn we dat niet allemaal? Poltergeisten. Nog zo iets. Hij doet het boek toe. Hier voelt hij niet langer de aantrekkingskracht van. Na het overgaan van Marleen was dat anders. Er leefde een onuitroeibaar geloof in hem dat als het mogelijk was om met geesten van overledenen te communiceren, hij dat zeker met Marleen zou kunnen. Daar stond hun liefde garant voor. Dat was zijn ambitie. Hij draait zich om en ziet zijn sjamanentrom staan. Hij glimlacht. Als hij op zijn kussen zit en begint te trommen en te zingen, vliegt hij door ruimte en tijd naar de voordeur van zijn leermeester. Hij belt aan. Het is een onopvallend huis in de rij. De deur gaat open en een vriendelijke vrouw heet hem welkom. Hij is verwacht. Achter haar verschijnt de man die hij een paar maand geleden heeft ontmoet. Een jonge zestiger. Lange grijze haren en een lange baard. Een paars, loshangend hemd en een wijde linnen pofbroek, gebroken wit. Een gezicht dat hij niet goed kan lezen. Volg me maar en kom mee naar boven, naar de tempel. Het klinkt als de kerkklok van zijn dorp. Een gewijde stilte in het kraken van de treden. Hij volgt hem op de smalle, steile trap. Door duisternis naar schemering. De tempel. Overal beelden en muziekinstrumenten. Trommen, rammelaars, sitars, triangels, gongs. De sjamaan wijst hem een kussentje waar hij mag gaan zitten. De leermeester zet zich tegenover hem, in kleermakerszit, achter een reeks klankschalen waar hij op begint te tokkelen. Wat ik kom doen? De trillingen van de schalen zegenen de ruimte zoals vroeger de rondvliegende stralen wijwater van de kwast van de pastoor de kerk zuiverden.Tijdens een studiereis in Malawi was ik te gast in het genezersdorp van Mluala. Daar ben ik als psychiater geïnteresseerd geraakt in de helende kracht van de trom.Hij bromt goedkeurend: Dat heb ik hier nog niet in mijn tempel gehad, ne psychiater. Hij neemt zijn trom. Een grote, platte trom met langs één kant een dierenvel beschilderd met allerlei symbolen. In het centrum van de trom staat een bruin rood hart. Het is tegelijk de kop en het lijf van een vogel wiens kleurrijke vleugels de hoogte ingaan. Op de rug van die hartvogel, een witte vredesduif, een blauwe maansikkel en een grote gele zon. De hartvogel staat met stevige poten in groene grond en op een hertenkop met een enorm gewei waarvan de vingers hoog de lucht ingaan. Hij klopt een vrij snel, eentonig ritme en zingt met een lang gerekte éé-klank. Het gaat op en neer, trager en sneller. Éééé. Soms klinkt iets van het gregoriaanse kyrie mee. Op zijn kussen laat Hendrik alles over zich komen en wacht af. Zijn ogen gaan dicht. Hij is terug in Malawi.  Een jaar geleden. Hij zit op een stoel samen met zijn collega in de grootste hut van het dorp. Ze zijn de enige blanken. De enige mensen die een stoel krijgen. In de hoek links van hen staan de drummers die er lustig op los trommen. Mluala gaat langs de zieken die in de half duistere hut verspreid op de grond zitten. Vlakbij de trommelaars is een soort dansvloer. Een paar vrouwen dansen. Op blote voeten. Hoe Afrikaanse vrouwen met de heupen wiegen. Hun kleurige kleren draaien rond. Ze dragen belletjes rond hun middel en rond de enkels en polsen. Ze genieten er duidelijk van om die te doen rinkelen. Ze schudden met hun billen, stampen met  hun voeten en draaien met hun armen door de lucht. Er wordt een man binnengebracht. Hij is ontmaskerd als heks in een conflict tussen buren en zal nu worden bevrijd. Hij draagt een bruine broek waarvan de pijpen tot op de knieën zijn opgestroopt. Een wit hemd. De vrouwen binden gewichten rond zijn middel. Hij krijgt ook belletjes om. Zijn gezicht is gespannen. Zware groeven in zijn zwarte huid. Zweetdruppels. Is er angst in zijn ogen te zien? Zijn dans begint erg houterig. De drummers versnellen hun ritme. Hij danst steeds sneller. De vrouwen wisselen elkaar af. Hij moet voort dansen. Plots wordt er geroepen. Trek zijn broek af. Hendrik krijgt een schok door zijn lijf. Na een kwartier, zet hij zijn trom naast zich neer en begint opnieuw op de klankschalen te tokkelen. Ik ben een scha maan en mijn artiestennaam is Shiva-Dji, zegt  hij met enige zelfspot. En welke vragen hebt ge voor mij als psychiater? Een lichte twinkeling in zijn ogen. In de psychiatrie zegt men dat emoties moeten verwoord worden, is het niet? Wel in het sjamanisme zegt men dat emoties moeten verklankt worden, dat is veel ouder dan het gebruik van woorden. Daarom werkt het veel sterker. Een eerste les in sjamanisme.Kwam ik in een soort trance en wat is het verschil met hypnose? vraagt Hendrik.Hypnose dringt zich op aan de patiënt. Hier gebeurt het vanzelf. In de ruimte tussen de klanken klinkt de waarheid.Dan stopt Shiva-Dji hem  een trom in de hand en hij zingt met hem mee. Een jaar later wijdt hij Hendrik in. Hij stopt een rituele schedel in zijn handen en vraagt wat hij voelt. Hendrik betast het ding maar er komt geen leven in. Tot de sjamaan begint te trommen en te zingen. Hij komt in het oude Egypte terecht. In een boom zit een gebochelde man die de voorbijgangers gadeslaat.Dat is uw beschermgeest. Hij zal u begeleiden op uw sjamanistische reizen. Door veel te zingen zult ge een eigen lied ontwikkelen, helemaal anders dan het mijne. Ge kunt ook zielen van overledenen helpen om los te komen van hun aardse banden. Wat moet ik me daarbij voorstellen? Het zal zich op uw weg voordoen, en ge zult weten wat ge moet doen.Een laatste waarschuwing. Als een sjamaan wordt ingewijd, grijpen er in zijn leven soms grote veranderingen plaats. Ik zeg u dat zodat ge niet verrast zult zijn. Dat zou Hendrik twee weken later zelf ondervinden. Tien jaar later. Maar laten we nu eerst tien jaar verder reizen. Vader is net gestorven. Hendrik is de voorbije nacht in zijn ouderlijk huis blijven slapen, zodat moeder niet alleen zou zijn. Vader ligt opgebaard in de voorste kamer. Mag ik wat trommen en zingen bij va? vraagt hij voorzichtig. Natuurlijk, jongen, doe maar, het is je vader.Hij zet zich aan de linker kant van het bed. De stilte is volkomen wit. Hij neemt zijn trom. Hij is door Shiva-Dji beschilderd met dezelfde motieven als de zijne. Met zijn linkerhand houdt hij de trom vast en met zijn rechter beroert hij zacht het strak gespannen vel. Trage, ritmische cirkels imiteren het ruisen van de zee. Een meeuw die meedrijft op de golven van het water. Tot hij zijn trommelstok neemt. Met een matige kracht, beaufort vier laat hij het hertenvel trillen. De meeuw vliegt op en duikt in de diepte. De witte stilte wordt doorbroken. De golven volgen elkaar op. Ze kleuren de hele ruimte. Zijn lied wordt het lied van OEM, een lang gerekt OE oe OE oe MMM. OE oe OE M M M. De beaufort gaat op en neer. Moeder komt erbij zitten. Rechts van haar man. Het verhaal van oem duikt verder de geschiedenis in, dieper in de emotionele zee. Het is mooi, zing maar verder als je wil. De broers en zussen komen binnen en zetten zich rond het bed. Over een half uur komt de begrafenisondernemer. Het hele gezin is volledig. Samen met hun moeder zijn de negen kinderen verzameld rond het dode lichaam. De lucht ademt hun geschiedenis. De ruimte tussen de klanken zuigt de emoties uit hun ingewanden. Gesnotter. Gebalde vuisten. Ontspannen. OE oe OE oe M M M. OE oe Oe oe M M M. Een beeld duikt op en vader verschijnt. Hij gaat zwijgend een berg op. Het is een zonnige dag. Er is weinig begroeiing in het dorre landschap. De weg wordt rotsachtig en kronkelt omhoog. Hij nadert de top en draait zich om. Hij wuift. Hij komt op de kim. Een laatste keer keert hij zich om. Ga maar verder vader, ga maar. Hij daalt af naar waar we hem niet meer kunnen volgen. Het lied van oem gaat verder. De begrafenisondernemer belt aan. Het zingen en trommen gaat door. Tot op de straat. De begrafenisauto rijdt weg. Buren komen kijken. De trom gaat naar binnen. Hij klinkt zachter. Bij het lege bed wordt de trommelstok vervangen door de hand die ritmisch over het hertenvel glijdt. Het geluid van de aanrollende golven van de zee, het geluid van de wind. De wind gaat liggen. De stilte neemt nu alle ruimte. De leegte. Het Niets. Niemand die iets zegt. In    de    L  E  E  G  T  E    tussen    de    klanken,    weerklinkt    de     waarheid. Heeft iemand zin in een tas koffie? brengt hen allen terug van de lege bergtop. Ze omhelzen elkaar. Zonder woorden worden spanningen vergeten. Ze waren altijd een gezin waar veel gezongen werd.                                                                                 ++++++ Ik droom.…tot we plots kop tegen kop staan de armen met wapens in de hand zakken langzaam en ontspannen heel langzaam ontwapen ik ik heb u uitgedaagd vader Ja, daarom ben je ook mijn zoon          aarzelend nog, twijfelend of ik hem wel mag vertrouwen vallen de wapens op de grond      ook die van hem Ook ik heb je uitgedaagd, zoon ja, vader, daarom ben je ook mijn vader kop aan kop blijven we lang genoeg staan om helemaal te ontspannen en de kracht en de waarde van de ander dankbaar te erkennen kop tegen kop                                                                                               ++++++                                   Keer je om! Hij trekt zijn stapschoenen aan en zet zijn groen petje op als bescherming tegen de zon. In zijn bruin lederen rugzakje uit Tunesië steekt hij zijn schrijfblok en een boek. Zijn twee wandelstokken zijn vaste gezellen sinds hij de camino naar Compostela liep. De vogels fluiten. Hij kijkt rond op de straat en ziet dat hij alleen is. Hij begint ook te fluiten. Hij komt in een veldweg en stapt op de brug over de wingebeek.Orpheus liet de hele natuur meezingen met zijn lied. Hij komt in een donkere holle weg. Hier komt minder zonlicht en hij moet zijn weg zoeken tussen de modder. Op depressieve momenten is hij vaak langs hier afgezakt. Naar een bank op het einde van dit donkere pad.Na de dood van zijn geliefde daalde Orpheus af naar de onderwereld. Hij zocht steeds hoe zijn depressiviteit te verbinden met God. Lectuur, schrijven en mediteren waren de ladders om omhoog te klimmen. Of was het om af te dalen in de diepte? Het boek dat hij laatst bij zich had, was De hemel begint in jezelf. Dan moesten de ladders helemaal niet groot zijn. Hij wil vandaag mediteren bij zijn geliefde Marleen.Orpheus zoekt de goden op. Hij wil zijn geliefde Eurydice zien.Op zijn bank begint hij te mediteren. Op het ritme van zijn ademhaling zegt hij als mantra de lettergrepen van het woord Maranatha, het Aramese woord voor Kom, Heer, Kom. De laatste tijd is hij diep in zijn verleden afgedaald. Hij heeft al de brieven gelezen die ze elkaar hebben geschreven en hun beider dagboeken uit die tijd. Enkele weken geleden liep hij in een beukenbos tussen enorme beuken die de ruimte vormden waar zijn verloren ziel in kon rondvliegen. Hij begon erbarmelijk te wenen. Hartverscheurend. Uit de diepte van het graf. En tegelijk riep een andere stem Het mag. Het mag. Naarmate hij harder huilde. HET MAG HET MAG HET MAG. Hij werd er helemaal rustig van. Hij heeft altijd gezocht naar de alchemie van dit proces. De formule blijft hem een geheim.Orpheus zingt zijn treurigste lied en overtuigt de goden dat hij niet geïnteresseerd is in de kwellingen in de onderwereld: Sisyphus, Tantalus, Prometheus, die de goden hebben uitgedaagd. Dat het enkel om zijn geliefde gaat. Ma ra na tha. Ma ra  na tha. Op weg naar de stilte duiken kwelgeesten op. Ben ik haar toch niet ontrouw geweest? Verdriet en schuldgevoelens. Hij stuurt er warmte naartoe. Dat is gemakkelijk om warmte te sturen. Je zou haar eeuwig liefhebben en hoe vaak denk je aan haar? Hij verzet zich op de bank en herneemt zijn maranatha. Ma ra na tha. Plots begint hij te wenen. Hij klemt zich vast aan zijn mantra en laat de tranen en de snikken hun weg zoeken. Ma ra na tha. Zijn adem wordt weer rustiger. Hij daalt dieper af en daar is ze! Zijn Marleen. Een warmte stroomt door zijn maranatha. De liefde!Orpheus overtuigt de goden van zijn grote liefde en Hij mag zijn Eurydice meenemen. Maar ze spannen ook een val.Maranatha. Marleentje. Ma ra na tha. Haar beeld wordt vager en tegelijk vervuld van licht. Licht in de vorm van een mandorla. Het schittert. Eén groot licht. Er klinkt een stem. Het is haar stem.Liefste, staar je niet blind op het licht dat ik voor je ben. Keer je om en ik zal jouw weg verlichten. Ga naar de wereld om te getuigen van onze liefde. We zijn toch geen mossel waarvan de twee schelpen aan elkaar geklonken zijn met in het midden het vruchtvlees van hun liefde? Keer je om en ga!Maranathamaranathamaranatha. Zijn adem versnelt. Dat beeld van een mossel. Plots verschijnt er een glimlach. Ze heeft nog steeds haar humor. Ma ra na tha herneemt haar rustige ritme op weg naar een diepe stilte. Daar zwijgen de demonen in zijn hoofd. Vol vrede, voorbij de onderwereld van Orpheus. Gedachteloos in het grote Niets, waar geen goden kunnen komen. Even toch, in het korte moment dat de alchemie werkt. Orpheus verliest zijn Eurydice een tweede keer en definitief. Hij wil niet meer verder leven. Hij wijst het leven af en wordt vermoord door de kansen die zich aanbieden.Ma ra na tha.  Zijn meditatiewoord dringt weer helder door. Op het ritme van zijn in- en uitademen. Een vogel roept hem uit de diepte naar boven. Hij knippert met de ogen. Hij zit intussen in de zon. Hij staat op. Daar is dat schitterende licht waarin Marleen veranderde. Hij glimlacht. Alles begint in hem te zingen terwijl hij terugkeert naar de bewoonde wereld. Kom zing een vredeslied en leer het aan je broeder. Ja, zing een vredeslied, zoek in elkaar het goede.Hij springt over de plassen, niet bang voor de modder. En ineens moet hij aan die mossel denken. Hij lacht. Misschien moet ik wel eerst voldoende gekookt zijn, voordat de mensen kunnen genieten van het lekkere mosselvlees. Hij zingt verder. Sluit vriendschap voor het leven, strooi liefde om je heen. Eén van de liederen in hun huwelijksmis.15 mei 2018. Hendrik Van Moorter          

Hendrik Van Moorter
45 0

keer je om, Orpheus

Proloog Boven zijn hoofd vliegen ontelbare vogels. De vissen springen hoog in de lucht wanneer ze vanuit het donkere water zijn zuivere lied horen. Maar niet alleen de wilde dieren betovert hij. Ook de bomen en de rotsen volgen hem bij de klanken van zijn muziek. Orpheus is een profeet die met zijn lier vreugde en vrede brengt. Wie zijn muziek hoort wordt een beter mens. Hij bedaart ruzies tussen dronken zeelui en overstemt met zijn snarenspel de melodieën van de sirenen, zodat de roeiers veilig voorbijvaren. Geen wonder dat nimfen hem volgen. Een van hen is Eurydice. Ze bekoort hem met haar verrukkelijke dans. Orpheus wordt verliefd en ze inspireert hem tot steeds mooiere liederen. Zijn klanken en haar dansen worden één. Hun bruiloft is een lofzang op het leven. Een werveling van vreugde. Ook Hymen, de god van het huwelijk is aanwezig maar hij deelt niet in de vreugde. Hij komt er niet toe het paar te zegenen. Zijn fakkel wil niet branden, geeft zwarte rook af en er komen tranen uit. Maar het wordt nog erger dan dit voorteken voorspelt. Terwijl Eurydice samen met een groep nimfen door het gras wandelt, wordt ze door een slang gebeten en valt dood neer. (Naar Ovidius’ metamorfosen)                 De Bureaulamp gaat uit. September 1970 Als je wil, blijf ik de hele nacht samen met jou wakker, liefste, had ze in het begin van de avond gezegd. Ze had zijn hoofd in haar handen genomen en had hem diep in de ogen gekeken terwijl ze het zei. Neen, liefke dat wil ik niet. Je hebt je rust ook nodig. Ik haal het wel, had hij zijn Marleentje gerust gesteld. Een fles water, een thermos koffie, een tas, zijn sigaretten en een asbak staan tussen de vele samenvattingen en nota’s van de cursus die hij moet blokken. Een eenvoudige bureaulamp met een groene blikken kap op een plooibare stang maakt het stilleven compleet. Op een schema heeft hij de uren en de bladzijden genoteerd die hij per uur moet doen. Een trainingsschema voor een atleet. Een klein jaar voordien. Het moet een klein jaar voordien geweest zijn dat hij een brief van zijn moeder ontving. Je moet er met je vader over praten, jongen, ik hou dit niet meer vol. Ik krijg altijd de schuld. Zij kan ook niet tegen hem op, fluisterde hij, terwijl hij verder las. Op zaterdagavond is het zo ver. Va, ik heb verkering met Marleen. Je kent haar vader. Hij zat ook in Lokeren. Er hing altijd een sfeer van verbondenheid tussen hen die zich na de oorlog slachtoffer van de repressie voelden. Hij dacht dat dit een goede introductie was, een captatio benevolentiae, zoals hij dat in de lessen Latijn had geleerd. Ja, natuurlijk ken ik hem, veel meer woorden wilde zijn vader er deze keer niet aan wijden, aan de Vlaamse idealisten. Maar ik ben daar niet mee akkoord, gaat het kort afgemeten verder. Er is weinig plaats voor voorspel in zijn theater. Gij moet nog veel te lang studeren en het is mijn plicht ervoor te zorgen dat ge daar in slaagt. Zijn hart bonsde in zijn borst. Zijn benen werden slap, zo slap als toen vader hem sloeg. Slap als een marionet waarvan zijn vader aan de draden trok. Deze marionet probeerde nu uit zichzelf tot leven te komen. Er zijn toch veel studenten die een lief hebben en goede punten behalen. Guido heeft ook een lief. Aai. Terwijl hij het uitsprak, besefte hij al dat dit een slechte zet was. En zijn vader was een goede schaker. Uw vriend is het beste bewijs. Hij is vroeger altijd de eerste in uw klas en is twee jaar geleden gebuisd. Neem het van uw vader aan jongen, ik heb veel meer levenswijsheid dan uw vrienden. Er zijn drie grote gevaren voor een jongeman: de sigaretten, de drank en de vrouwen. En als ge een goed diploma hebt, hangt er aan elke vinger een vrouw die u wil. De vader besefte niet dat de tijd voorbij was dat er slechts een paar draden waren om aan te trekken. De tijd dat hij met een speelkruis zijn zoon kon bewegen of doen knikken, was voorbij. Er zijn meer draden en latten gekomen die de marionet tot leven brengen. Ik geef u twee keuzes: of ge maakt het uit of ge trouwt zo snel mogelijk. Een krachtige ruk aan het kruis. Want dan ben ik van mijn verantwoordelijkheid over u ontheven. Zijn tanden klemden en knarsten. De gespannen spieren rolden op zijn kaken. Zelfs een marionet moest van zo een slag bekomen. Ze krabbelde recht. Dat begrijp ik niet goed dat we mogen trouwen, va. Ge hebt gehoord wat ik heb gezegd en als ge daar niet mee akkoord gaat, onttrekt ge u aan mijn gezag en sta ik niet langer voor u in. Dan kunt ge uw studies zelf betalen. Op dat moment verandert er iets in de marionet. De opstand van de zonen tegen hun vader wordt weer opgevoerd. Kronos, een titaan castreert zijn vader Uranus en wordt zelf door zijn zoon Zeus vermoord. Maar Hendrik wilde zijn vader geen kwaad doen. Hij was geen reus en geen oppergod. September 2017 Hij loopt door de straten van zijn studententijd. Waar is hij naar op zoek? Het was vijftig jaar geleden een tijd van breken, uitbreken, gebroken worden en weer samenrapen. De charme van oeroude, gelijmde vazen. Ze winnen aan waarde omdat men iets oud heeft gered. Maar oeroude breuken in een familie worden gelijmd herontdekt en moeten soms weer worden gebroken voor een betere restauratie. There is a crack in everything, that’s how the light gets in, zingt Leonard Cohen. Hij wil ontdekken hoe God tot hem spreekt door de breuken in zijn leven. Hij loopt langs zijn vroegere kot aan de vismarkt. Daar ontving hij voor het eerst zijn liefste op zijn kamer. De eerste heel voorzichtige verkenningen van elkaars lichaam. Hij glimlacht. Waar vroeger het café The Pipe was, op een regenachtige dag. Ze liepen onder één paraplu, singing in the rain. Door te dicht contact verloor ze een contactlens. Even paniek. Wat zou ze moeten verzinnen om dit verlies te verklaren. Niemand wist dat ze hier was. Hij ziet hen nog op de knieën zitten. Tussen de vele glinsterende druppels op zoek naar een glinsterend kleinood. Tot die triomfantelijke kreet ik heb ze! en haar zucht van opluchting. Hij wandelt verder naar de Diestsestraat waar hij onderdak vond op het kot van een vriend nadat het in het kot boven het zijne had gebrand. In die bewuste confrontatie met zijn vader repliceerde hij met een duidelijke stem: Ik kan daar niet mee akkoord gaan va, ik hoop dat er nog iets anders mogelijk is. Hij nam het speelkruis van de marionet in eigen handen, hij viel niet langer slap in een rechtstreekse confrontatie. Het was niet langer zijn vader die aan de touwtjes trok en het bracht tot zijn verrassing enige rust van binnen. Was hier een spreken van God te horen? Iets van binnen dat hem een eigen weg beloofde? Via bemiddeling van een priester kwam er een derde oplossing: hij mocht zijn lief één keer per maand zien op zondagmorgen na de hoogmis van de Bond van het Heilig Hart. Alle bemiddelaars waren tevreden met iets dat voor hem onaanvaardbaar was. Eens de mens het vuur had ontdekt, bewaakte hij het met de meeste zorg, zodat het nooit nog doofde. Sprak God nu via die priester of via zijn gevoel? Die priester zal beslist wel hebben gedacht van iets goed te doen. Maar is dat denken een garantie dat het goed is? Het was in elk geval het begin van het einde van de relatie met die man. Een maand na de bemiddeling. Vader riep hem bij zich. Hij kon vermoeden waarover het zou gaan. Ge hebt u niet aan onze afspraken gehouden. Omdat gij ongehoorzaam zijt aan uw ouders, zondigt ge tegen het vierde gebod. Als oudste zoudt gij het voorbeeld moeten zijn voor uw broers en zusters. Daarom is het mijn plicht om op te treden. Ik wil u hier niet meer zien in mijn huis als ik morgen na de mis thuiskom. Hij stond op en ging naar bed. De woorden sloegen in als een donderpreek van een pater die dreigt met hel en verdoemenis. Zo een radicale actie, waarbij vader er hem als zoon gewoon uitgooide, had hij niet verwacht. Een echte ontworteling, een plant die wordt uitgetrokken. Onkruid. In de keuken stonden moeder en zijn oudste twee zussen te wenen. Ook bij hem brak de dam door met een stroom van tranen. In zijn dagboek schreef hij: Mijn God, ik wil niet dat mijn vader ongelukkig is door mij, maar ik kan daar niets aan doen. Heeft Uw Zoon niet gezegd dat wie zijn vader en moeder niet haat en niet met hen breekt, zijn volgeling niet kan zijn? Ik weet niet hoe letterlijk Hij dit heeft bedoeld, maar ik begrijp dat een jonge mens de plicht heeft om naar Uw stem te luisteren, om zijn eigen levensweg te vinden. Mijn God, help ook mijn vader en moeder in deze moeilijke tijd. Hij schreef dit ook in een brief aan zijn vader. Een week later kreeg hij een brief terug. Als ge uw plaats in het gezin weer inneemt onder mijn vaderlijk gezag, zal ik u met open armen ontvangen, als een zoon die verloren was en is teruggekeerd, zoals in de parabel van de Verloren Zoon. Hij las de brief aan Marleen voor en hij concludeerde met die brief bewijst mijn vader dat hij er niets van heeft begrepen. Misschien heeft uw vader het ervaren dat ge hem de les wou lezen en pikt hij dat niet, nuanceerde ze. Hij perste zijn lippen op elkaar en knikte. Ik heb hem met de bijbel om de oren geslagen. Stom van mij. Maar deze nacht, daar in de Diestsestraat moest hij het bewijzen. Hij probeert zich volledig in die tijd in te leven. Wat moest die jongen van bijna 22 eigenlijk bewijzen? Het begin van dit alles lag twee jaar eerder, in oktober 1967. Onder invloed van een tante in het klooster was zijn vader akkoord gegaan dat zijn oudste drie kinderen een danscursus volgden. Er ging voor Hendrik een heel nieuwe wereld open. Hij vergelijkt het nu met Prins Siddartha die lang was opgesloten in het paleis van zijn ouders. Ze wilden hem weghouden van de ellende buiten, die als een bedreiging voor zijn toekomst werd gezien. Hijzelf was niet in een paleis opgesloten, maar eerder in een bunker van dikke muren. Zijn vader bouwde die bunker met strenge verboden en onderhield die met harde hand. Als vader hem sloeg, zakte hij door de benen en viel op de grond. Alle spieren verslapten, ook de sluitspieren. Als de hond slaag kreeg, plaste die ook. Pijn, verdriet en schaamte. Hij verstopte zich dan in bed en kroop weg met zijn hoofd onder de dekens. Daar vond hij steun bij God die hij leerde kennen als een trooster, die er altijd voor hem was en viel in slaap. Later werd zijn god naast trooster, ook iemand die hem riep om priester te worden. Op die manier werkte die god samen met zijn vader om hem van de meisjes weg te houden. Uiteindelijk was de zonde tegen het zesde gebod zijn redding. Hij kon toch geen priester worden als hij de seksualiteit niet volledig onder controle had. Op de danscursus ging de tot dan toe verboden wereld open. De meisjes, die bloeiende bloemen, die dansende libellen, die zingende sirenen… Hij glimlacht bij de woorden die deze herinnering wakker schudden. Maar hij bond zich niet vast aan de mast van zijn schip zoals Odysseus maar maakte zich los van de mast waaraan zijn vader hem had gebonden. Hij stopte zijn oren niet dicht en luisterde naar wat zijn vader had verboden. Zijn ogen en zijn hart gingen open en hij ontdekte iets mooiers dan de mythe, die zijn vader scheen gelijk te geven: als je toegeeft aan het verlokkende lied van de sirenen, is dat je ondergang. Hij ontdekte de liefde. Hij danste en zong ze uit. Ik zal het hem bewijzen, klonk het stoer. Hij keek naar zijn liefste en glimlachte. Ze stuurde hem van in bed nog een kusje en sloot haar ogen, de lieve schat. En nu, vooruit! Hij drukte op de knop van zijn bureaulamp en deed de verlichting van de kamer uit, zodat ze haar niet stoorde. Met zijn vinger gleed hij over de regels op zijn blad. Als een rups verslond hij de woorden en zinnen. Hij beet zich een weg tot op de nerven. Actief onderstreepte hij en krabbelde neer wat hij begrepen had. Zijn lippen bewogen terwijl hij zacht de inzichten verwoordde. Twee uur later. Zo kom ik er nooit, dreigde een stem die hem moest aanvuren. Wanhoop stak als een sluipwesp in de rups. Er moest nog zoveel gebeuren. Hij trok zich aan de haren en sloeg zich in het gezicht. Hij trok nu zelf aan de touwen van de marionet. Vooruit. Doe voort. Hij speelde hetzelfde marionettenspel als zijn vader. Komt hij hier niet op één van de gelijmde familiebreuken? Zijn ambitieuze vader was tweemaal in zijn studies mislukt en de derde had hij omwille van de oorlog niet kunnen afwerken. Hij laat de film verder rollen. De marionet vloog heen en weer en geraakte helemaal verstrikt. Het werkte niet meer. De touwen en draden werden een knoop, niet te ontwarren. Helemaal verward, ging hij languit op de grond liggen, op zijn buik, de armen wijd uitgespreid. Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten, zuchtte hij. Hoopte hij dat God het speelkruis in handen zou nemen en de marionet weer in beweging zou brengen? Hij krabbelde recht en zette zich met de rug tegen het bed en omarmde zijn opgetrokken knieën en legde er zijn hoofd op. Het is genoeg geweest. De rups had haar plek gevonden en begon te spinnen. Mijn God, Mijn God, sta me bij. De rups spon zich helemaal in een cocon. Er kwam enige rust. Nam God het nu echt over? Zelf wist hij niet hoe het nu verder moest? Op dat moment werd zijn liefste wakker en streelde hem. Een kleine lichtstraal door de crack. Ik kan niet meer liefste, ik stop ermee. Hij begon te snikken. Ze kwam naast hem zitten en nam hem in haar armen. Hij vleide zich tegen haar aan en zocht haar borstjes. Laten we in bed kruipen, liefste, ik krijg kou. Hij deed de bureaulamp uit.                                                                                  ++++++ The birds they sang at the break of day start again I heard them say don’t dwell on what has passed away Ring the bells that still can ring forget your perfect offering There is a crack in everything that’s how the light gets in. (Leonard Cohen)                                                                                ++++++ Op weg naar het volleybalveld Het grind knirpt onder de banden van zijn fiets terwijl hij het domein van jeugdheem Berg en Dal oprijdt. Zijn hart bonst in zijn keel. Hij wist nog gauw zijn zweet af met een zakdoek voor hij naar de Kleine Club gaat. Hij ademt even diep in voor hij de klink naar beneden duwt. Na 22 jaren in het leven, maak ik het testament op van mijn jeugd, het is Boudewijn de Groot die hem verwelkomt. Hij kijkt rond om te zien wie er nog in de club zitten. Dat valt mee, zo heeft ze niet veel werk. In de zeteltjes zitten twee koppeltjes en aan een tafel zitten enkele jongeren van K.S.A. voor wie hij zijn hand opsteekt. Hey mannen! Hij gaat nu naar de toog. Haar grote bruine ogen stralen. Marleen doet als PV, de Permanent Verantwoordelijke van het jeugdheem elke zaterdagavond de bar in de Kleine Club. Hier heeft hij bij de liederen van Boudewijn de Groot, Liesbeth List en Miel Cools vele uren met haar gediscussieerd. Over derdewereldproblematiek, het communisme, maar ook over religie en de relatie tussen man en vrouw. Over penisnijd bij de vrouw. In Alles over vrouwen, een boekje van een zekere Peck, las hij hoe vrouwen de domme man manipuleren. Marleen moest er erg om lachen. Je bent een toffe kerel, maar ik beklaag de vrouw die ooit met jou trouwt. Naast de affiches die de heemfeesten aankondigen, hangt een poster voor een betoging in Aalst voor Leuven Vlaams. Heb jij die poster gemaakt? Ik herken van ver dat creatieve van jou. Ze draait zich om en kijkt mee naar de poster: Ze gaat uit van de scholieren in Aalst. En terwijl ze zich weer naar hem toewendt: Hoe was de betoging in Leuven? Haar interesse blaast in het zachte vuurtje in zijn hart, dat gloeit in zijn borst. Geef me eerst een pint en pak er zelf ook één voor mij. Het ontsnapt hem voor hij het beseft. Het is niet zijn gewoonte om te trakteren want zijn vader geeft hem nauwelijks zakgeld. Dat weet zij. Een paar maand geleden bij hem thuis. Om naar de film te gaan, zijt ge niet in Leuven, dat betaal ik niet, en intussen trok zijn vader een streep op het briefje van de uitgaven van die week die zijn zoon hem had overhandigd. De zoon probeerde nog: maar va alle studenten gaan naar de film en ik heb al zo weinig zakgeld. Als ge uw oudste niet heel kort houdt, dan hebt ge aan uw jongste niets meer te zeggen, en ge zult me daar later nog dankbaar voor zijn. Een van zichzelf vervulde profeet. Daar moest hij het dan mee doen als oudste van negen. Ik Ben nat gespoten door een waterkanon, zegt hij net luid genoeg zodat de anderen het ook kunnen horen. Hij werpt een snelle blik over zijn schouders de club in. Doet dat zeer? Ze fronst haar gezicht en knijpt de ogen tot spleetjes. Ze houdt even op met het vullen van de glazen. Zeer doet dat niet maar het is moeilijk om recht te blijven. Arm in arm lukte het wel. Ze houdt het glas schuin in de juiste hoek, met het oog van een meester bierschenker en giet langzaam zijn glas vol met een witte schuimkraag van twee cm. Ze schenkt ook het hare in, terwijl hij in stilte toekijkt. Hij heft zijn glas en tikt het tegen het hare. Gezondheid! Op Leuven Vlaams! zegt ze plechtig. Ze komt ook uit een zogenaamd zwart nest. Hij steekt zich een sigaret op, trekt de rook krachtig binnen om ze even krachtig uit te blazen. ’t Is goed dat de strijd op alle fronten gevoerd wordt. Jong en oud, studenten en arbeiders, arm en rijk. Het stroomt eruit met de kracht van een waterval, met veel nadruk op alle en op de woordjes en. Hij klopt de as van zijn sigaret. Langer dan nodig blijft hij er met zijn wijsvinger op kloppen. Zo alleen is het kapitalistische systeem van de franskiljonse bourgeoisie klein te krijgen. Het is niet meer met de kracht van daarnet. Hij zoekt rustiger water op. Dient het als veilige plek om zich schuil te houden alvorens een moeilijker te bevaren water in te gaan? Is het de angst voor de volle zee? Gaan de studenten niet te veel mee met de communisten en hun revolutie? Hier raakt ze hem in een zwaar dilemma. Het is een moment stil. Ze kijkt hem aan. Hij kijkt naar zijn pint. Hier heb ik geen zin in, zucht een stem in zijn hoofd, zeker vanavond niet. Misschien wel, prevelt hij tussen zijn tanden. Ik ga naar het volleybal kijken. Hij blaast de laatste rook van zijn sigaret uit en dooft ze in de asbak. Hij buigt zich wat dichter naar haar toe en fluistert: anders zeggen ze weer dat ik me daar te goed voor voel. Dat studentje uit Leuven. Ze lacht haar witte tanden bloot. Terwijl hij naar de deur gaat, roept ze: ik ga mee. Met een sprongetje, dat typische sprongetje van haar, komt ze achter hem aan. Ze komen voorbij de Grote Club. De deur gaat net open, blauwe en rode lichten draaien in het rond. Dansmuziek rolt in langzame golven naar buiten: voor jou Natasha, speel ik op het klavier van mijn hart… Het neuriet onbewust in hem verder. Voor jou Marleentje, speel ik op het klavier van mijn hart. Hij wordt er helemaal warm van. Plots zegt ze: over een kwartier komt Gerard. Het valt op hem als een koude douche. Zijn adem stokt. Nu herinnert hij zich dat ze had verteld dat ze een nieuwe vriend heeft nadat ze het met haar lief had uitgemaakt. Hij vertraagt zijn pas. Ze zijn halverwege het grasveld dat de clubs scheidt van het volleybalveld. Ik wil je nog eens bedanken voor de hulp die je me gegeven hebt in mijn verliefdheid op Liva. Ik durfde het haar niet zelf zeggen. Hij stapt wat verder. Zou jij als je op iemand verliefd bent, dat zelf durven bekennen? Hij zoekt hoe hij zijn boot in de goede richting moet sturen en is niet van plan om zich uit koers te laten slaan door Gerard. Als ik mij bij die jongen heel veilig zou voelen wel, bij Frans bijvoorbeeld en misschien… ze aarzelt een moment, kijkt rond alsof ze iets zoekt, en misschien ook bij u. Zeg het nu! klinkt het van binnen. Is het de stem van zijn vriend Guido? Ze staan nu stil. Hij kijkt haar recht in de ogen. De wind zit goed, hij moet slechts zijn zeilen juist richten. En als het antwoord negatief is, is dat dan het einde van de vriendschap? Een ultieme controle van de richting. Guido zegt dat vriendschap tussen een jongen en een meisje altijd eindigt in verliefdheid en als de verliefdheid niets wordt dat de vriendschap dan stopt. Ze luistert en schudt haar hoofd. Dat vind ik niet. De vaarroute ligt open. Het stroomt van zijn hart naar zijn mond: Marleen, ik wil graag met u verkeren. Haar grote bruine ogen worden nog groter en haar mond valt bijna open. Een paar seconden duren een eeuwigheid. Het overvalt haar, loeit het scheepsalarm. Helemaal uit koers geslagen. Ze weet niet wat ze moet zeggen. Hij komt haar snel tegemoet om haar te helpen. Dat gaat hem beter af. Ik maak het u misschien erg moeilijk, denk er gerust over na. Het moet niet het einde van onze vriendschap zijn, als je het niet ziet zitten. Ze gaan langzaam verder. Er hoeft niets meer gezegd. Hij heeft zijn bootje aangemeerd. Het is aan haar om te zien of ze er mee instapt. Mag ik gaan, vraagt ze vertwijfeld, hij zal gaan toekomen. Haar vertwijfeling ontgaat hem niet en opgelucht toont hij zijn meest begripvolle kant: ja natuurlijk, zeg. Ga maar vlug. Hij steekt zich een sigaret op en trekt de rook heel langzaam naar binnen. En blaast hem heel langzaam naar buiten.                                                                        ++++++ Is die Gerard geen vlucht, Marleen? Om het verlies van uw lief te verwerken? Is ze dan zo zwak dat ze niet zonder lief kan? Ik moet wat zeggen, natuurlijk. Eerst op Dette, dan op Liva verliefd. Wat moet Marleen dan niet van mij denken! Hij trekt aan zijn sigaret en blaast met de rook die onfrisse gedachten weg.                                                                           ++++++ Ze wist zijn zweet April 1968 Ik voel me rot vandaag, Hendrik, heel rot. Het komt er uit met veel nadruk op rot. Haar gezicht is gespannen. In haar ogen hangen donkere wolken die elk moment kunnen breken. Zijn gezicht is een frons vol vraagtekens. Wat is het dat haar zo belast? Hij had er zo naar uit gekeken om haar terug te zien, sinds hij haar enkele weken geleden zijn liefde bekende. De voorbije weken komen als een sneltrein voorbij. 4 april. De moord op Maarten Luther King? Allebei, schreven ze elkaar onmiddellijk hun woede uit. Dat iemand die zo opkomt tegen onrecht, wordt vermoord, godverdomme! Hij had Kings verhaal over de Rijke Dwaas nog gebruikt in een misviering voor zijn jonghernieuwers van KSA. Een oproep om het materiële niet tot levensdoel te maken Gerolf of Gerard? Mijn liefdesverklaring? Ligt het aan mij? Zijn maag knijpt samen. Wilt ge erover spreken, Marleen? De toon verraadt niets van de laatste gedachte. Met wie anders kan ik daarover spreken, Hendrik? Oef!   Gerolf, heeft me gedwongen om het weer aan te maken. Ik heb volgens hem het recht niet om hem te dumpen. Ik ben bang van hem. Het raakt hem. Hij ziet gelijkenis tussen Gerolf en zijn vader. De vrouw moet haar man volgen. Er is zo weinig genegenheid. Enkele weken geleden liep hij Gerolf onverwachts tegen het lijf. Ge kunt van geluk spreken dat gij haar niet van mij probeert af te pakken, zei hij nors, langs zijn neus weg. “Ik begrijp dat ge bang zijt van hem, maar liefde kan toch niet gedwongen worden, Marleen. God heeft de mens vrij geschapen en het is de liefde die een mens vrijmaakt.” Ze hebben vaak over God gesproken. Voor hem is het leven een leven in dienst van God om bij te dragen tot een betere wereld. Ieder met zijn talenten. Gij hebt mij geholpen om God opnieuw te ontdekken, zei ze eens. Een liefdesrelatie is geen boksmatch waar de sterkste de andere dwingt tot overgave door de nodige klappen. Ze knikt en het moedigt hem aan om nog even in dat beeld te blijven. Ge klinkt alsof ge in de touwen hangt. Liefde moet gedragen zijn door wederzijds respect, Marleen. Gerard, is nog een groter probleem. Hij heeft me een brief geschreven dat hij zelfmoord pleegt als ik hem afwijs. Ze trekt haar schouders omhoog en steekt haar open en lege handen voor zich uit. Maar ik ben niet verliefd op hem. Ze laat de handen zakken en krijgt vochtige ogen. Ik kan er niet tegen dat iemand door mij ongelukkig is. Wat moet ik doen? Het is uw goed hart dat spreekt, Marleen, maar in de liefde moet een mens in een zekere zin...hoe moet ik het zeggen…wat egoïstisch zijn. Het is misschien raar om dat te zeggen. Emoties, woorden en beelden schieten als bliksems in de oersoep van zijn diepste zijn. Die Gerard plakt op haar. Een parasiet die haar leegzuigt. Ze moet hem van zich aftrekken. Of iemand anders moet het doen. Kent ge niemand die hem zou kunnen helpen? Het springt zomaar uit de oersoep. Dat is het. Ik ga Miel en Marie-Rose inschakelen. Dat is een pracht koppel, Hendrik. Ge zoudt ze moeten leren kennen. En zij kennen Gerard goed. Het is de sleutel voor de deur die volledig op slot leek. Er daalt een rust over de wereld. De bliksems hebben hun werk gedaan. De zon schittert weer in haar ogen. Het land vruchtbaarder dan voordien. Een week later. Het is dansavond. Er wordt wat afgedanst. Hij staat helemaal in het zweet. Zijn hemd is doordrenkt. Mijn winterroosje, verlaat me niet meer. De wals die hij met Marleen draait, mag blijven duren. Van waar het komt weet hij niet, maar hij heeft er zelf plezier in als hij zingt mijn wilde roosje, verlaat me niet meer. Het zingt en swingt doorheen zijn hele lijf. De hele wereld draait rond hun. Er is geen plaats voor andere gedachten of gevoelens dan euforie. Een kwartier geleden fluisterde ze in zijn oor: het is definitief gedaan met Gerolf en Miel zal Gerard aanspreken. Bedankt voor uw hulp, Hendrik. Ze rusten niet. De ene dans volgt op de andere. Ze laten elkaar niet meer los. Een korte pauze om iets te drinken. Tijd om met een zakdoek zijn zweet weg te nemen. Een rustige slow lokt hen weer op de dansvloer. Ik droom voor jou in groen en blauw een eiland in de zon. Tot nu toe dansten ze met een zijwaarts gestrekte arm en met de nodige afstand. Maar nu legt ze dadelijk haar handen rond zijn nek. Het voelt even onwennig. Een heel kort moment. Hij legt zijn handen om haar middel en beseft dat er iets is veranderd. Ze neemt een zakdoekje en wist zijn zweet. Hun lichamen vleien zich tegen elkaar aan en ze legt haar hoofd tegen zijn borst. Ze zingen zacht mee: waar iedereen nog weet waarom de liefde liefde heet. En waar ik jou in groen en blauw steeds in mijn armen hou.                                                                                    ++++++ In zijn dagboek schrijft hij: Mijn lieve God, ik weet niet hoe het met Marleen zal verder gaan. Het lijkt alsof ze voor mij kiest. Ze heeft het wel nog niet gezegd. Misschien moest ze zich eerst van Gerolf en Gerard bevrijden. Heb ik ook niet een omweg gemaakt voor ik ontdekte dat ik in het diepst van mezelf op haar verliefd ben. Kan het zijn dat zij ontdekt dat ze op mij verliefd is, nadat ik haar hielp met die twee? Worden we niet vaak van ons diepste zijn afgesneden door oppervlakkige zaken. Waren die snelle verliefdheden niet heel oppervlakkig als ik ze vergelijk met de diepe vriendschap die er tussen Marleen en mij bestaat? Ik denk mijn God dat het bij haar ook is doorgedrongen dat ze op mij verliefd is. En als het niet zo is, dan is het voor mij ook oké. Ze blijft mijn beste vriendin.                                                                              ++++++ Naar de pastoor Het is een zonnige zaterdag. Een jongen in zijn korte ribfluwelen broek. Zijn vader heeft een hele rol van zwart ribfluweel in stock. Onverslijtbaar noemt hij ze. Hij laat er alle broeken voor zijn zonen van maken, door een kleermaker die een klant is. Hij kocht de stof tijdens de Suez crisis, de schaarste van de wereldoorlog nog vers in het geheugen. Zo staan er in de kelder nog een hele voorraad cornedbeef in blik en dozen van grote blokken Sunlight zeep. Hij springt op zijn fiets. Het is zijn eerste herenfiets met een baar die hij voor zijn twaalfde verjaardag heeft gekregen. Hij rijdt in de richting van de kerk. Hij doet dit geregeld want zijn grootouders wonen vlakbij de kerk. Elke eerste vrijdag van de maand gaat hij naar de mis van 6u30. Hij zet dan zijn velo in de poort van zijn metj en gaat samen met haar naar de kerk. De eerste vier jaar woonde hij samen met zijn ouders in een twee kamer huisje, een vroegere stal aangebouwd aan het woonhuis van zijn grootouders. Er lagen nog geen tegels op de vloer. Elk jaar kwam er een broer of zus bij. En toen zijn moeder zwanger was van het vierde, zei ze geregeld: Ga jij maar bij metj spelen. Dat deed hij met plezier want hij kreeg er altijd wel een snoepje en zijn jongste tante knuffelde hem. Hij bleef er vaak ook slapen. Metj leerde hem zijn eerste schietgebedje: Heer Jezus, kom in mijn hart, doe erin al wat u behaagt en doe eruit al wat u mishaagt.” Het leek alsof ze hem een geheim verklapte, een gebed voor ingewijden. Er ontsnapte geen enkele beweging van haar lippen. En na twee keer kon hij het zelf opzeggen. Hij glunderde. Ik ben blij dat ik drie dochters in het klooster heb, vertrouwde ze hem eens toe, maar ik vind het spijtig ik geen priester heb. Uw vader als oudste moest het normaal worden, maar hij was daar niet voor geschikt. Als een honingbij werd hij opgezogen in het hart van een bloem. Gelokt door de zoete nectar van haar liefde, kijkt hij haar met grote, open ogen aan. Metj, als ik groot ben, wil ik priester worden. Vandaag is het om een heel andere reden dat hij die richting uitrijdt. Schichtig kijkt hij op zij naar het huis van Godfried, om zich dan snel weer over zijn stuur te buigen. Hij hoopt dat niemand hem ziet. Er komt iemand uit het postkantoor, maar hij kijkt strak voor zich uit. Hij wil niet zien of iemand hem opmerkt en hem herkent. Hij komt voorbij het klooster met daar tegenover de jongensschool waar hij tot voor een paar jaar naar de school ging. Hier begint de dorpstraat met haar kasseien. Zijn fiets rammelt. Wat een lawaai, dreunt het van binnen. Met de blik op de weg gefixeerd, probeert hij de meest hobbelige stenen te vermijden. Op een trektocht met KSA bleven Godfried en hij in een pas gemaaid korenveld achter. Het was een warme, zonnige dag. Het rook naar het verse stro. Ze lagen naast elkaar en met hun blote benen stootten ze elkaar aan. Ze speelden met het stro en met een strootje zochten ze een weg in elkaars broek. Later ook met hun handen. Hij rijdt net voorbij één van de dorpscafés. Hij hoort het liedje Brigitte Bardot, Bardot. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes en bijt op zijn tanden in een grimas om zijn oren en ogen af te sluiten. Zijn lichaam reageert zo gevoelig op dit soort zaken. Op school zinspeelt de leraar geregeld op dit soort dingen. Ze lachen dan allemaal. Zouden andere kinderen van de klas ook vuile manieren doen? vraagt hij zich dan af. Er wordt altijd wat lacherig over gedaan. In de godsdienstles heeft hij geleerd dat het de zonde van onkuisheid is, een doodzonde. En wie in doodzonde sterft, gaat naar de hel. Hij leerde ook dat in doodzonde te communie gaan heiligschennis is en op zijn beurt een doodzonde. Te biechten gaan zonder uw doodzonden te biechten ook. Het wordt een karrenvracht die niet meer te overzien is. In het begin voelde hij zich onnozel dat hij nog niet wist wie Sint Maarten was, toen vader het hem vertelde. Nadien glunderde hij omdat hij het niet aan de kleinere kinderen mocht verklappen. Een geheim onder grote mensen. Maar zijn nieuwe kennis is een vat vol gevaar. Beschaamd houdt hij het verborgen en hij sprak er nog met niemand over. In bed ligt hij al een tijd te woelen. Het beeld van het hellevuur verontrust hem. Het sublieme idee is gekomen toen hij tijdens de communie Gods hulp vroeg. Het was in een mis die de pastoor opdroeg en waarin hij preekte over Jezus die samen met zondaars ging eten. Jezus is gekomen om de zondaars te redden. Bij die woorden besluit hij ineens om naar de pastoor te gaan en alles gewoon op te biechten. Alles ineens. Daar is de pastorij. Hij zet zijn velo tegen de hoge bakstenen muur die het domein omgeeft. Hij kijkt niet meer rond en stapt naar het hoge wit geschilderde metalen hek. De spijlen eindigen bovenaan in puntige uitsteeksels. Voorzichtig duwt hij de klink naar beneden. Hij ademt diep in, werpt een vluchtige blik op de straat en sluit voorzichtig het hek om geen lawaai te maken. Hij struikelt bijna over zijn voeten. Met trillende benen begeeft hij zich op het geplaveide pad naar de imposante pastorij. Hij trekt aan de hendel van de bel. Een klokje klingelt. Het is een vrouw die opendoet. Hij deinst achteruit. De woorden in zijn hoofd waren naar de pastoor gericht. Het is wel voor meneer pastoor, mevrouw. Ze knikt vriendelijk. Ja, die woont hier ook. Ik zal hem eens roepen, zegt ze lachend. Hij wordt rood. Hij staart naar beneden. Kom toch binnen, maant de vrouw hem aan. In de hoge gang, met grote witte en zwarte tegels staat hij te wachten, vlakbij een groot kruisbeeld. Er hangt een geur die hij niet kent. Dag beste vriend. Een zware mannenstem. De oude pastoor lijkt van dichtbij nog ouder dan in de kerk. Hij loopt gekromd, met wit grijs haar en een klein brilletje op zijn gerimpeld gezicht. Dat lange zwarte kleed en die witte boord. Het maakt de jongen heel klein. De pastoor schuift een stoel wat van de tafel. Ga maar zitten en vertel het eens. Hij duwt dadelijk op de pijnlijke plek, een rood gezwollen puist. Meneer pastoor, ik ben… De woorden blijven steken in zijn droge keel en hij slikt. Ik ben in doodzonde. Het floept er ineens uit, als de etter die er wordt uitgeduwd. De zweer was rijp. Nu nog de zalf om te genezen. En ik wil alles biechten. Het grijze hoofd kijkt ernstig. Dan gaan we naar de biechtstoel. De jongen heeft nog geen biechtstoel gezien. Met de pastoor, met hun twee te voet op weg naar de kerk. Mensen die naar hun kijken. Hij verkrampt en zijn hoofd trilt. Neen, dat niet. Kom maar naar hier, de pastoor wijst hem een speciale stoel. Een diepe zucht. De pastoor zet zich op een stoel voor de bidstoel. Ik luister. Eerwaarde vader, zegen mij, want ik heb gezondigd. Het rolt er zo uit als het refrein van een lied, een somber lied. Nu begint het moeilijkste deel. Hij weet bij benadering niet hoe vaak hij al die doodzonden heeft bedreven, en dat moet je er normaal bij zeggen. Hij had zijn kar vol zonden tot hier getrokken en hij zou ze leeg maken. Hij haalt diep adem, de ogen gefixeerd op het plankje waar zijn handen op rusten. Ik heb de zonde van onkuisheid bedreven, ik weet niet meer hoeveel keer, hij gaat nu door, het moet er allemaal uit, en ik heb dat nooit gebiecht als ik te biechten ging en ging zonder te biechten te communie en ik weet niet hoeveel keer dat allemaal is gebeurd. In één ruk braakt hij alles uit. Een zieke die overgeeft en zijn zieke maag ontlast. Heb je die zonde tegen het zesde gebod alleen of met anderen gedaan? Daar was hij niet op voorbereid, om details te moeten vertellen. Allebei, meneer pastoor. Soms doe ik het alleen, soms met een kameraad. Hij aarzelt. Kan hij de naam van Godfried wel verklappen? De pastoor kent Godfried goed, want hij is misdienaar. En wie is die kameraad? Die moet ook geholpen worden, nietwaar. Zo had hij het nog niet bekeken. Dat is waar. Godfried moest ook worden geholpen. Daar had hij nu de kans voor. Misschien kan de pastoor een steun zijn om Godfried van het lijf te houden. Die dringt altijd aan en hij kan zijn handen niet afweren. Nog niet. Het is Godfried, meneer pastoor. Het is goed dat ge alles hebt gebiecht. Ik ga u nu een goede raad geven. Als de drang om te zondigen opkomt, dan moet ge u geselen. Dan zal dat overgaan. Op het einde maakt de pastoor het verlossende gebaar en zegent hem: in naam van God vergeef ik u uw zonden. Ego te absolvo….. De priester staat op en wenst hem proficiat. Hij glundert. Bedankt, meneer pastoor. Hij springt op zijn fiets. Hij vliegt vooruit, zoveel lichter. Recht naar het huis van zijn grootouders.                                                                              ++++++ Vele jaren later. Ik heb net vernomen dat ik ben geslaagd in mijn examens van de eerste zittijd. Marleen en ik liggen in elkaars armen op de achterbank van de auto van Guido, mijn beste vriend. Onze lippen zoeken elkaar. ‘Onze mond’ gaat open. Voor het eerst zingt in mij het Hooglied van de Bijbel: je adem is zo zoet als een appel, je tong smaakt naar zoete wijn. Het is het begin van de bevrijding van mijn seksualiteit. Jarenlang was die het monster dat moest worden vernietigd. Later gaat het lied verder: je beide borsten zijn twee welpen, de tweeling van een gazel, weidend tussen de lelies.                                                                                   ++++++ En de fluite gaat 4 april 1971 Klein soldaatje, groot soldaatje, laat ons flink marcheren en de trommel slaat en de fluite gaat…Als een onvoltooid lied verspreidt zich de melodie door de hemelsferen. Hun gebaren verstijven. Marleen en Hendrik zijn op huwelijksreis vertrokken met haar broer en zijn vrouw en hun kleine Pieter. Het gaat richting Spanje, waar Hendriks vader een appartement heeft. Ze zingen heel hun Vlaamse liederen repertorium. Pieterke zingt mee. In een bosje staat een huisje, keek eens door het vensterraam. Het kind zet zijn handen als een verrekijker voor zijn ogen en kijkt door het raam naar buiten. En als het gedaan is, stelt hij zich recht achter de zetel van zijn mama en zegt ferm: nog een liedje. Het wordt klein soldaatje, groot soldaatje. Wat er toen gebeurd is, weet hij niet. Als hij de ogen opent, komt hij uit een rondtuimelende droom en herkent niets van de omgeving waarin hij ontwaakt. Hij is opgesloten in een kooi en zoekt hoe hij er kan uit klauteren. Iemand van buiten helpt om de kooi te openen. En als een dier kruipt hij op handen en voeten naar buiten. Waar ben ik? stamelt hij. De mensen verstaan hem niet. Ze spreken Frans. Iemand brengt hem een stoel. Steeds meer wijkt de droom en herkent hij hun auto die op zijn dak ligt. Ma femme, fluistert hij en smeekt dat ze haar uit het wrak halen. We zijn pas getrouwd. In de ambulance zit hij naast de chauffeur en achterin ligt nog iemand. Hij draait zich om en herkent zijn Marleen aan haar groene pull. Dag liefke. Ze kreunt iets terug. We mogen van geluk spreken, liefste dat we nog leven. Het had veel erger kunnen zijn. We hebben elkaar nog. Toen ze haar in het ziekenhuis onderzochten, herkende hij haar aan het litteken op haar buik. 3 april 1971 Ze slapen bij haar ouders, in haar vroegere kinderkamer. De eerste keer sinds ze getrouwd zijn. Er wordt nog nagekaart over de vreugde waarmee die hele dag is verlopen. Uw vader was ook in een goeie bui, Hendrik, zegt vake, zijn schoonvader. Vanaf nu mag je ons vake en moeke noemen net als onze dochter, zegden ze hem de dag na de bruiloft. De hele familie is gelukkig dat alles is bijgelegd tussen ons. Mijn twee tante nonnen zijn er mij voor komen bedanken. Er is gezongen en gedanst. De openingsdans hebben ze gewalst op hun eerste lijflied. Oh winterroosje verlaat me niet meer. Ze zwierden over de dansvloer. Ze wilden iedereen laten genieten van hun liefde. O wilde roosje… In haar witte bruidsjurk was ze de mooiste van alle Griekse nimfen. Het begin van een sprookjeshuwelijk. De verloren gewaande zoon die terugkomt in het land van zijn vader. Als een prins in een gouden koets, getrokken door vier witte paarden en naast hem de mooiste prinses. Het bed waarin ze haar hele jeugd heeft geslapen, is nu hun bed. Morgen is het Palmzondag en begint hun huwelijksreis naar Spanje. In de sterkst mogelijke woorden spreken ze hun liefde en hun geluk uit. Hij neemt haar hand in de zijne. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit nog een andere vrouw kan lief hebben. Als ik alleen val, moet ik nooit nog een andere vrouw hebben. Ik zou ze altijd met u vergelijken en dat zou haar te veel pijn doen. Ik bid God dat ik voor jou mag sterven, lieveke. Ik zou niet verder kunnen leven zonder jou. Willen we samen God danken dat Hij ons aan elkaar heeft gegeven? Lieve God en lieve Marleentje, ik dank jullie allebei voor het geluk dat ik mag ervaren. God, ik vraag u om ons te helpen dat we onze liefde, die ook Uw liefde is, kunnen uitdragen naar alle mensen waarmee we in contact zullen komen. Lieve God en lieve Hendrik, mijn man. Ik heb er geen woorden voor om jullie te danken voor wat jullie voor mij betekenen. Ook ik wil mij levenslang inspannen om andere mensen de liefde te leren kennen die mij te beurt valt. 4 april 1971. Palmzondag. Ze zijn al heel vroeg op. Ze maken hun picknick klaar. Ze gaat hem voor door de donkere gang naar de winkel. Geruisloos loopt hij achter haar aan. Ze doet het licht aan. Zij snijdt als volleerde winkeljuf de plakken kaas. Hoe vaak heeft ze haar Hendrik hier kaas en salami meegegeven in de periode van de problemen met zijn vader. Buiten lopen enkele mensen naar de kerk. Twee aan twee. In hun beste pak, een hoedje op, met in hun handen palmtakjes. Hé, liefke, ’t Is Palmzondag. Groot feest voor Jezus. En op zijn typisch kritische toon: maar over enkele dagen zal Hij sterven. Laten we het vandaag bij het feest houden, Hendrik. Eurydice, de schoonste van de waternimfen was verliefd op het mooie gezang van Orpheus. Kort na hun huwelijk sterft ze. De zanger die nog maar pas de bruiloft had opgeluisterd door zijn muziek, zingt nu zijn onnoemelijk verdriet uit. De hele wereld wordt er door geroerd. Alle andere kwellingen en obsessies vallen weg en ruimen plaats voor het oeverloze verdriet. De bomen komen in een kring rond hem staan en buigen zich naar hem toe. Zelfs de onderwereld opent zich. Hij vangt een glimp van zijn geliefde op en hij smeekt de god en de godin: geef me mijn geliefde terug. Hij is overtuigd dat ze dit niet kunnen weigeren als ze zien en horen hoe groot hun liefde is. Hij zingt en roept de goden van de onderwereld toe. Heeft niet de god van de liefde ook macht over het dodenrijk? Heeft hij ook jullie niet bij elkaar gebracht? Hij zingt zo mooi dat hij zijn geliefde mag meenemen naar de aarde. De god verwittigt hem dat hij haar moet voorgaan doorheen de donkere weg en pas naar haar mag omkijken als zij volledig in het daglicht is aangekomen. Dan volgt een lange weg, door stille duisternis. Eurydice volgt geruisloos haar geliefde. Hij vraagt zich geregeld af of ze er nog is. Als hijzelf het zonlicht bereikt, kan hij het niet langer houden en kijkt om. Hij ziet ze nog even, om haar dan onherroepelijk te zien wegzweven, met een onherkenbaar geruis. De eeuwige duisternis in. Als het uitstervend geluid van het lied van een fluit verliest hij zijn geliefde een tweede keer.                                                                                ++++++ 12 april 1071. Paasmaandag. Hij ziet haar liggen op een draagbaar. In een wit kleed, haar bruidskleed. Ze ligt op een bed van bloemen. Vier engelen dragen haar naar het midden van de hemel. Er wordt gezongen en muziek gemaakt. De hemel is in feest. Ze komen vlakbij God, die haar de hand reikt en ze staat recht. God, Gij hebt mij deze vrouw geschonken als een geschenk van uw liefde. Ik geef ze U nu terug. Er zal veel vreugde in de hemel zijn, want ze is een fantastische mens. Bedankt dat ik haar drie jaar heb mogen hebben. Hij straalt terwijl de film zich ontrolt. Naast hem zit zijn oudste tante non. Volkomen stil.                                                                                    ++++++ Dear Father 12 maart 2017 Een berichtje van Bram, hun zoon uit Trondheim. Dochter geboren. Alles OK 4,300 kg Skype straks. Ze kussen elkaar. Proficiat, Lieveke. Ze hadden zelf graag nog een dochter gehad. Nu hebben ze een kleindochter. Zaterdag 7 mei 1977 Comme un enfant aux yeux de lumière qui voit passer au loin les oiseaux…vois comme le monde est beau... ‘t Is precies of het over ons ging hé. Ze lagen luilekker te luisteren naar het eurovisie songfestival. Elke dag kon hun kind geboren worden. Zijn ziel cirkelt nog als een vogel rond hun huis, en zoekt naar het gepaste moment om in te dalen. Twee dagen later. Ik verlies een beetje bloed, liefke, roept ze van op het toilet. Oké, ik bel eerst de dokter en dan zijn we weg. De valies staat klaar. Als een vooruitziende zorgzame vrouw heeft ze alles netjes voorbereid, voor zichzelf en voor de baby. Al twee cm opening. De huisarts heeft haar vingers diep in de vagina van Lieve en tast de voortgang van de arbeid af. Ze hebben haar gekozen omdat ze op een kind- en moedervriendelijke manier een bevalling begeleidt. Lieve mag zo lang als het kan in een gewoon bed liggen in plaats van in de ongemakkelijke gynaecologische stoel. Het licht is gedempt, zoals in het zeewater van de baarmoeder. De muziek is van Neil Diamond uit de film Jonathan Livingston Seagull. Lonely looking sky laten ze zich zachtjes zweven als een meeuw, die haar eigen eenzame weg zoekt. Ze willen hun zoon welkom heten in een lieflijke wereld. Lieve en Hendrik hebben geoefend om te ontspannen. Om de arbeid te laten gebeuren door de wijsheid van haar natuur. Lieve moet op de eerste plaats zo weinig mogelijk doen. Gewoon ontspannen en de baarmoeder doet al het voorbereidende werk. Negen maand zweefde hun baby in een onderwaterwereld met gedempte geluiden en schemerlicht. In een eindeloze tijd. Ze hebben geleerd om naar de weeën op een positieve manier te kijken. Bondgenoten. Korte krachtige golven die door de baarmoeder trekken. Ze moeten door de beschermende dijk van de baarmoederhals breken en de baarmoedermond open maken. De monding van een stroom die de weg naar zee opent. Het gebeurt vanzelf. Lieve hoeft niets te doen, enkel de neiging om mee te persen moet ze tegengaan om pas op het einde tijdens de echte uitdrijving mee te duwen. En zich nu over te leveren aan de krachtige stoten en ze welkom te heten. Tussendoor ontspannen om voorbereid te zijn op de volgende golf. En ze hebben alle tijd. Ze wandelen in die tussentijden op het strand langs de zee. Ze is een kind van de zee. Hoor de meeuwen schreeuwen tussen het bruisen van de zee, liefke. Zie de schittering van de zon op de weidse zee. Voel het warme zand onder jouw voeten schuiven. Zie de golfjes wit aanspoelen op het strand. Zijn woorden ondersteunen samen met de muziek haar verbeelding. Lost on a painted sky where the clouds are hung for the poet’s eye you may find him if you may find him. Nog even en ze vinden hem in hun armen. En daar is een volgende wee. Een windstoot die de golven opjaagt, die de boot van de geboorte voortdrijven. Straks brengt die hun zoon mee, die zijn eerste grote reis maakt. Ze zullen hem Bram heten naar Abraham, de aartsvader die zijn vader en familie verliet om zijn eigen weg te gaan, de weg die diep in hemzelf lag verborgen, de weg die zijn God hem zou tonen. Is het omwille van zijn eigen losmaken van zijn dominante vader dat hij Abraham als model voor de menswording van hun zoon heeft gekozen? Jonathan de zeemeeuw vindt zijn roeping buiten de groep. Nadat hij zichzelf gevonden heeft keert hij terug in de gemeenschap waar hij zijn rol opneemt. Sing as a song in search of a voice that is silent and the one God will make for your way. Ik kan het hoofdje al voelen, zegt de dokter. Lieve straalt. Wat doet ze het goed. Ze knijpt in zijn hand. Het helpt. Het leidt de neiging om zich op te spannen af naar hun handen. Hoe het hen verbindt! En rustig ademen. De luchtstroom laten gaan, in en uit. En dan weer laten drijven op de lucht, in de vrijheid van de zeemeeuw. De dokter duikt weer bij Lieve naar binnen. Hij zit klaar. Hij wil naar buiten. Je mag naar de gynaecologische stoel. Een stoot van vreugde. there on a distant shore by the wings of dreams through an open door you may know him if you may. Nu mag je mee persen bij de volgende wee. De weeën komen sneller. Hand in hand werken ze met hen mee. Hand in hand lopen we weer op het strand. De tijd van de wee is een heel andere dan de tijd van de zee. Het is een grote kerel. Zijn schouders zitten wat dwars. Wat wil je met onze familie, fluistert hij. Ze glimlacht terwijl een volgende wee zich opdringt. Ik zal wat extra moeten helpen, besluit de dokter. Ze vertrouwen zich aan haar toe. Ze neemt een verlostang en brengt ze deskundig om het hoofdje om wat extra te kunnen trekken. Hij concentreert zich op Lieve. Hij is niet de assistent van de dokter, maar van Lieve. Ze knijpen in elkaars hand. Ze duwt als een wee de arbeid probeert af te werken. En de dokter trekt en stuurt zodat de schouders zich in de beste houding draaien. En dan weer even alles loslaten. Lichaam en geest vrij laten in het niets doen, niets dat hoeft. Een kusje en een glimlach. Samen zweven op de vleugels van hun dromen op het strand. Ik denk dat hij er bij de volgende wee zal zijn, knikt de dokter. Zijn schouders liggen goed en floep daar is hij. DAAR IS HIJ. BRAM. De dokter legt hem op de borst van Lieve. Ze streelt hem. Hij streelt haar. Tranen. Kusjes. Te veel voor woorden. And we dance to a whispered voice overheard by the soul undertook by the heart and you may know it if you may know it. Bram weent niet. Hij kreeg geen slag op zijn billen. De dokter kietelt hem over zijn buik en daar komt een eerste kreet als teken van zijn zelfstandigheid. Wat later zijn eerste glimlach. Oh God. Wat een wonder. De dokter geeft hen alle tijd. Bram knippert met zijn oogjes. Je zou van minder knipperen na zo een doortocht. Hij mag nog wat aan de navelstreng hangen langs waar hij gedurende vele maanden alles heeft gekregen op zijn reis doorheen miljoenen jaren. Van eitje tot kikkervisje. Van reptiel tot zoogdier. Van primaat tot premature mens. Een mens met een eigen roepnaam: Bram. Waarheen? While the sand would become the stone which begat the spark turned to living bone Holy Holy Sanctus Sanctus De navelstreng wordt afgebonden. Bram wordt nu gewassen, gewogen en gemeten. 4,250 kg. 51 cm. Proficiat, Lieve. Proficiat, Hendrik. Het is een stevige, gezonde kerel, jullie zoon. Dat hij is afgekoppeld lijkt hem niet te deren. Be as a page that aches for a word Gloria dear father. We dream.                                                                                  ++++++ Een uur later. Lieve rust uit van al de inspanningen. Hij rijdt naar huis en gaat de familie verwittigen. Zijn vader en moeder, de ouders van Lieve, de ouders van Marleen. In de veilige ruimte van zijn R4 breken alle emotionele dammen. Elk van de ouders roept een nieuwe golf van emoties op. Golven die elkaar versterken. Hij houdt ze niet langer tegen. Ze krijgen de vrije loop. Hij kijkt op en door de mist ziet hij zijn Marleen, zijn Eurydice. Je wilde zo graag een kind van mij. Mijn kind is ook een beetje van jou.                                                                                   ++++++     Ga nu! Op 4 april 1971 werd hij in Arcis- sur- Aube (Frankrijk) als door een katapult in de lucht geslingerd. Met een smak kwam hij op de aarde terecht. Zijn rechterhand en kin gebroken. Een vogel met gebroken vleugel. Als weduwnaar keerde hij vervroegd van zijn huwelijksreis terug. In een ambulance. Onderweg stopt hij. De ouders van Marleen staan langs de kant. Ze omhelzen elkaar en beloven om altijd familie te zullen blijven. Zijn hand krijgt een spil. Zijn kin gefixeerd via metalen draadjes rond de tanden. Zijn vader komt hem halen. Ge moet zo snel mogelijk uw adres weer thuis zetten. De huwelijkscadeaus die bij haar ouders staan, zijn van u en moet ge bij ons zetten. Ge woont nu weer thuis en zijt weer één van de negen. Zijn tante non had hem aangeboden om een paar weken te bekomen in het klooster en de velden van Bassevelde. Hij leert er de veldleeuwerik kennen. Hoe hoog die klimt. En voor hij valt hangt hij stil en zingt. Wat kan hij van hem leren? Hij weet het nog niet, maar voelt dat er een boodschap in verborgen zit. Elke dag gaat hij naar hem luisteren. Hij spreekt er met haar over. Ook over de boodschappen van zijn vader. Va wil precies de klok terugdraaien. Hij behandelt me als een klein kind. Misschien is het zijn manier om voor u te zorgen. Ik denk dat. Hij wil tonen dat ge nog altijd zijn zoon zijt en dat hij u wil helpen. Hij wil een punt zetten achter de jaren van conflict, denk ik. De spil mag uit zijn hand. Hij gaat naar zijn nieuwe familie. Hij krijgt de lege plaats van hun dochter. Dag vake, dag moeke. Dat zei ze altijd zo vertederend. Een dikke knuffel. Een tas koffie met een koekje. En haar auto is nu van u. Hij krijgt de sleutels van vake. Er staan nog veel cadeaus van uw trouw, die mogen blijven staan zolang als ge wilt. Hij slaat zijn vleugels weer open en rijdt in het groene NSU-tje naar zijn ouders huis. Hij lacht naar de plaats naast zich. Ze zit er weer. In Nederland zat ze steeds naast hem, want daar paste het niet dat een vrouw achter stuur zat met haar man ernaast Bij zijn vader. Zijn de cadeaus er al weg? Ge moet daar niet zo veel naartoe gaan. Ge woont nu weer hier. Hij vliegt weg. Naar Leuven waar hij terecht kan in het huis van een vriend. Hij is er alleen. Eindelijk kan hij de ruïne van zijn leven inspecteren. De heropbouw? Hij weet niet hoe en waar. Hij heeft alleen zijn tranen. Hij stort ze in een diepe put, de inslag van een bom die alles heeft vernietigd. De krater in zijn ziel stroomt vol. Nu zijn rechterhand weer vrij is, begint hij te schrijven. Dagenlang. Wekenlang. De wanden van de put die eerst nog overeind stonden, stortten in. Zie je niet hoe de dood kwam en mijn liefste nam. De dood kwam in volle dag. Waar ben jij nu mijn liefste? De foto van Marleen verliest haar levendigheid. Schenk mij het licht in je ogen dat jouw foto meer mag betekenen dan een matte afdruk Is onze droom dan echt naïef geweest? van kinderen die geloofden in eeuwige liefde? Mijn ziel verzet zich: neen! Maar hoe zal onze liefde verder gaan. Wat is de kern, het wezen van de liefde, dat deel dat blijft over de dood heen? We waren overtuigd dat elke beproeving ons enkel dichter bij elkaar kon brengen. Het verscheurt hem. Het is een kwelling voor mij. Ik wil je niet ontrouw zijn, liefke, dat weet je wel. En toch verlang ik ernaar om niet alleen mijn leven te moeten gaan. En toch weet ik dat jij er nog bent voor mij. Zie je lieveke, ik geraak er niet uit. Liefste, geef me de taal die mijn hart ontsluiten kan, geef mij de taal van het hart die een hart beroeren kan zodat dat hart van mij niet als een steen gesloten zal zijn niet in zichzelf verrot van knagende pijn en smart In het reactievat van zijn emoties komen bovenop de gitzwarte kool van rouw en verdriet, de rode stenen van woede en onmacht, komt het vergif van schuldgevoelens. Glasscherven van gebroken dromen en idealen van trouw en ontrouw. Wekenlang vermengen zich alle elementen. Een cocktail. Het borrelt en stoomt. Hij begrijpt zichzelf niet maar in het chemisch proces ontstaan kleine goudgele korrels. Hij zal levenslang naar de geheime formule ervan zoeken. Een droom Hij ligt te rusten op een grasveld vlakbij een bos populieren. Van tussen de bomen zweeft een witte gestalte naar hem toe. Hij zet zich recht en knijpt zijn ogen. Marleen, in haar huwelijksjurk? Schitterend wit. Ze glimlacht maar in haar ogen trillen tranen. Ze komt langzaam dichterbij. Ik vind geen rust, liefste. Ik vind het zo erg dat ik jou op deze vreselijke manier heb moeten achterlaten. De tranen rollen over haar wangen. Hij wil naar haar toe, maar geraakt niet recht. Ik zou moeten vertrekken, maar kan niet zolang jij niet weer gelukkig bent. Hij wil haar in zijn armen nemen en haar troosten, haar zeggen dat ze naar de hemel moet, dat het met hem wel in orde komt. Ze wijkt achteruit en hij valt op zijn rug in het gras. Tussen de bloemen. Hij kan niet bewegen en Marleen komt dichterbij. Ze heeft bloemen geplukt. Hij valt in een diepe slaap terwijl ze rond zijn hoofd van de bloemen een krans weeft. Je bent mooi, lieve man van mij. Ga nu. Je zal de aandacht trekken van vele vrouwen. Volg je hart en neem haar voor wie je hart het hardste klopt. Dan zal ik rust vinden en jou nabij kunnen zijn vanuit het Koninkrijk dat niet van deze wereld is. Daar zal ik op je wachten. Ga nu! 4 juli 1971. Naar de IJzerbedevaart Twee jaar geleden waren zowel Marleen en hij in Diksmuide en moesten ze hun liefde voor zijn ouders nog verbergen. Hij rijdt nu mee met zijn broer en diens vriendin. Ik ga een vrouw zoeken. Hij schudt een juk af. Ik wil een vrouw hebben. Het klinkt hem cru in de oren. Hij moet een taboe doorbreken. Ik zeg u, jongeling sta op! Ga nu! Zei Jezus tegen een jongeman die dood leek. In het koninkrijk van God gelden andere waarden dan de wetten en taboes op aarde. Hij wil zijn bevrijding vieren. Niet in het verborgene. Die tijd is voorbij. In de alchemistische kolf is goud ontstaan. De bedevaart staat in het teken van de Vlaamse vrouw en haar aandeel in de bewustwording van het Vlaamse volk. Bernadette Devlin, een jonge linkse activiste uit Noord-Ierland staat centraal. De strijd van het kleine Ierland tegen het grote Engeland wordt vergeleken met de strijd van het onderdrukte Vlaamse volk. Dat treft. Hij wil vrij zijn van alle onderdrukking. Hij wil een Vlaamse vrouw zoals zijn Marleen. Hij sluit zich aan bij het Vlaams Kruis. Een jong meisje trekt zijn aandacht. Ze is speels en lacht veel. Ze lijkt wel te dansen als ze beweegt. Wat een vreugde gaat van haar uit. Hij kent haar broers. Ze heet Lieve. En of ze graag speelt! Ze legt zich op een draagberrie en ze dragen haar door de massa. Ga nu! Ze spreken af om elkaar nog te zien. Enkele dagen later zijn haar ouders op reis. Hij blijft slapen. Ze doen ’s morgens een dauwtrip. De broers blijven in bed en met zijn tweeën gaan ze het frisse pad op. Daar bekent hij haar zijn liefde. Er begint een nieuw avontuur. Enkele weken later. Ze kopen een tuil witte rozen en gaan naar het graf van Marleen. Hand in hand langs de lange dreef in het midden van het kerkhof. Hij draagt de bloemen in zijn linkerhand en houdt met zijn rechter die van zijn Lieve stevig vast. Ze zijn stil. Ze kijken voor zich uit. Alsof ze naar een altaar stappen. Ze gaan langzaam. Een zacht zonnetje en een licht briesje strelen hun prille liefde. In het midden van hun pad staat een groot monument. Ze lopen erlangs. Het graf ligt links van het pad, nogal vooraan in de rij rechts. De foto van Marleen, haar broer Frits en zijn vrouw Veerle staan op de zerk. Hier is het. Hij bukt zich en legt de witte rozen naast haar foto. Hij kijkt zijn Marleentje recht in de ogen. Een gewijde stilte. Ik beloof je trouw te blijven in goede en in kwade dagen. Het klinkt als een echo vanuit de diepte van zijn ziel. Hij schraapt zijn keel. Liefste Marleentje, Lieve en ik komen hier om onze verbondenheid met jou en met God te bezegelen. We zijn nu met vier. Hij laat de woorden komen vanuit het pas ontstane goud. Onze nieuwe liefde is een deel van de Grote Liefde. God bracht ons samen om Zijn Liefde uit te dragen. Jij werkt eraan mee van aan de overkant. Lieve en ik beginnen samen om de weg voort te zetten die wij zijn begonnen. Hij kijkt even naar Lieve. Deze witte rozen moeten onze verbondenheid symboliseren. Jij was niet alleen de bloemenfee van Aalst, maar ook mijn bloemenfeetje. Hij slikt en ademt diep in. Lieve knijpt in zijn hand. Hij kijkt haar door zijn vochtige ogen heen even aan en glimlacht. Hij richt zich weer tot Marleen. Liefste, ik beloof dat ik mijn best zal doen om Lieve even gelukkig te maken als wij waren. Ook al was dat niet altijd gemakkelijk. Maar ik heb jou nu als extra helper. Nu keert hij zich tot Lieve. Hij kijkt haar een hele tijd aan. Hij neemt haar beide handen vast. Lieveke, ook jou beloof ik hier in aanwezigheid van Marleen en God, om mijn best te zullen doen om jou gelukkig te maken. Om samen iets moois van ons leven te maken in dienst van Gods Koninkrijk, in dienst van de mensen die op ons beroep zullen doen. Hij neemt haar hoofd in zijn handen en kust haar op het voorhoofd. Het zegel op het pas geschreven perkament. De directe omgeving erkende het goud niet. Ze zaten nog vast aan de gitzwarte kool. Voor hen was het nog maar drie maand geleden… Maar op het feest van hun zilveren bruiloft, zal zijn zus getuigen over de vele gelijkenissen die ze zag tussen Marleen en Lieve.                                                                                    ++++++ Bij de tweede dood van zijn vrouw was Orpheus volledig verdoofd. De veerman bracht Orpheus terug naar de bovenwereld, ondanks zijn smeken om bij de doden te mogen blijven. Hij bleef zeven dagen op een bank zitten ongekamd en zonder eten. Angst, diepe rouw en tranen waren zijn voeding terwijl hij weende over zoveel wreedheid van de goden. Hij trok zich terug in de bergen. Drie keer ging de zon een jaar rond. Orpheus vluchtte weg voor de liefde van alle vrouwen omdat hij zich te ellendig voelde of omdat hij aan zijn geliefde Eurydice een plechtige gelofte had gedaan. En terwijl Orpheus met zijn treurig lied de wouden, rotsen en wilde dieren verleidde om hem te volgen, werd hij bespied door vele vrouwen die hun dolle borsten in dierenhuid hadden gehuld. Kijk hoe hij ons veracht, riepen ze. Hun vijandigheid werd steeds heftiger tot ze helemaal gek werden. De klanken van zijn lier overstemden echter al hun wapens. Maar dan met bebloede handen wierpen ze zich op hem en samen hebben ze hem vermoord.(naar Ovidius’ Metamorfosen)                                                                                  ++++++ Zijn tante vertelt Hij wil zijn vader beter begrijpen en gaat bij diens oudste zuster, die kloosterzuster is. Laten we in de tuin gaan wandelen om daarover te spreken, Hendrik. De andere zusters moeten dat niet horen. Ze zijn vaak zo nieuwsgierig. Wat is de tuin klein geworden, tante. We speelden verstoppertje achter die bomen daar. Ja, waar is de tijd. Ge waart nog klein. En nu zo een grote man, zoa

Hendrik Van Moorter
28 0

opdracht 7 Hendrik

Verslag van mijn aandachtspunten Wat ik leerde door “fout” te doen. -Naast het gebruik van een beeld het nog gaan uitleggen, waardoor lezer niets meer te doen heeft. Ook een thema te expliciet verwoorden heeft dat effect. -Te veel beelden op en door elkaar. Het onderbreekt de stroom, de dynamiek van een bepaald beeld en het werkt verwarrend; ze kunnen een gebrek aan coherentie hebben. -Een beeld en een motief voldoende uitwerken, anders is het te vluchtig -Een beeld moet geloofwaardig passen bij een personage. Dat kan je uittesten door het in ik- perspectief te zetten. -Schrappen van woorden met een waardeoordeel. Soms zijn zinnen te lang. -Handelingen moeten voldoende betekenis hebben om ze te beschrijven 2. Geleerd vanuit positieve feedback -Religieuze en mythologische beelden dragen bij tot het universele. Ze kunnen helpen bij het verbeelden van onverwoordbare dieptes. -Terugkerende woorden of beelden bvb bij begin en einde van een tekst zijn een structurerend element. Ze kunnen ook tussen de verschillende verhalen verbinding leggen. 3. Ik herken de feedback en heb veel geleerd over de stroom die geblokkeerd raakt door steeds weer nieuwe metaforen, door woorden met een waardeoordeel. Er moet meer gesuggereerd dan uitgelegd worden. Iets laten voelen vanuit beschrijving en beeldspraak, dialoog en interne monologen. Ook het gevaar van ongepaste metaforen, die niet bij een personage aansluiten, vind ik een zeer belangrijk inzicht. Twee vragen Wat wil ik eigenlijk zeggen met mijn tekst. Dat zoeken naar beelden en woorden, naar expressie in het algemeen uiterst belangrijk is voor het verwerken van trauma’s. Dat het leven een groeiproces is, van loslaten van wat men heeft en weet om steeds nieuwe zaken te ontdekken. Een zwaar verlies drukt er je met de neus in. Dat het zoeken naar God daar een archetypisch voorbeeld van is: loslaten van godsbeelden, die altijd dreigen afgodsbeelden te worden. Dat dit zelfde proces zich voordoet in de relatie tussen mensen en in de relatie met zichzelf. De beelden die we van elkaar en van onszelf hebben kunnen loslaten. Wil ik dat de lezer expliciet snapt wat ik wil of eerder aanvoelt? Ik zou graag willen dat hij dit in het beschreven proces a.h.w. meemaakt, voelt. Wil ik lagen, symbolen of duidelijke beelden in mijn tekst? Ik wil dat allemaal omdat het leven veel lagen heeft, ontsnapt aan te duidelijke woorden waar tegelijk ook nood aan is, en toch altijd ontsnapt. Er is geen definitief begrijpen.   Structuurplan Een circulair verhaal, terugblikkend vanuit het heden. Progressief narratief van groei en herstel uit een onderdrukte kindertijd en na een traumatisch verlies van mijn eerste vrouw. De plot: samenvatting van het veranderingsproces, geheel van oorzaken, gevolgen, motieven, redenen en gezette stappen 1. Vastzitten in de oude autoritaire cultuur: vader en God. 2. De dynamiek van het trauma, groei en verhoogd zelfbewustzijn De vijf elementen -Antagonist: vader en God -obstakels: verlies van Marleen, de strakke idealen, onderdrukte gevoelens -Hulpmiddelen, instrumenten: de liefde van Marleen,van Lieve,van God. Reflectie, lectuur, ervaringen, schrijven, professionele ontwikkeling en opleidingen, gesprekken -Handelingen, stappen die HP zet: naar de pastoor, doorgaan met Marleen, een nieuwe vrouw, stamboomonderzoek, doorbreken van taboes wat emoties, gevoelens betreft vnl kwaadheid, schrijven, vorming oa NVR en religieuze lectuur en ontdekken van het denken over God in de mystiek. einde verhaal de tocht naar Scherpenheuvel? De vele lagen -Loskomen van vader: eerste stap door de liefde. Tweede stap: kwaadheid uiten. Derde stap begrip via stamboom, inzicht in het verleden van de familie. Vierde stap verzoening. -Godsbeeld verandert. Oorspronkelijk beeld: straffer, eiser, roeper maar ook trooster. Kwaadheid uiten op God. Experimenteren in het seksuele. God is niet de veroorzaker maar de nabije die op ons wacht als het leven tegenslaat (procestheologie, als het kwaad goede mensen treft). Elk beeld van God is een afgodsbeeld: kwaadheid op God (op de berg, Basset) rekent daarmee af. Eckhart: Godheid en godsbeelden: God de onbekende via mediteren een plaats geven, als het Niets, enkel openheid, loskomen van eigen ideeën en open komen voor de ander, de Ander. -De relatie met Marleen: willen vasthouden (parapsychologie, sjamanisme, communiceren met geesten); de rouw, oorspronkelijke ideeën loslaten (nooit nog een andere vrouw). Werken aan professionele vorming, aan de relatie met Lieve; en Marleen vooral op moeilijke momenten dichterbij halen. -Professioneel: groei van toepassen van technieken naar beleving. Crises als leermomenten (hypnotherapie voor tandartsen); debacle van Huis van Hod en ontstaan van de gezinnengroep. De onmacht van de zwaksten tegenover gevestigde machten. Geweldloos verzet. De tocht naar Scherpenheuvel. -Persoonlijk: omgaan met de neiging tot depressiviteit; te grootse doelstellingen; aanvaarden van niet alles onder controle te hebben, van niet altijd te kunnen voorzien wat het effect is van je optreden, nederigheid en aanvaarden dat dingen een verkeerd effect kunnen hebben, dat je niet iedereen kunt helpen. Mediteren. Heden van het schrijven van dit verhaal. Waar starten Een proloog over Orpheus en Eurydice bestaande openingsscène. Perspectief: hij/zij of ik of meervoudig, wisselend Context Werkplan: wat nog bij te schrijven? Proloog kwaadheid naar vader en hoe dat evolueerde Kwaadheid op God en de tocht naar Scherpenheuvel (?) Hoe ik vrij werd voor de liefde met Lieve slothoofdstuk, aansluitend bij beginhoofdstuk. Met voldoende spanning, een nieuw inzicht, een verzoening… epiloog: nog kort iets over Orpheus en Eurydice Tussenstukjes, ik-vorm in tegenwoordige tijd: meditatie (in betekenisvolle context, aansluitend bij het vorige hoofdstuk), dagboekfragment, innerlijke monoloog bvb over wat ik niet gezegd heb.              

Hendrik Van Moorter
24 0

opdracht zes. Hendrik

  Het lied van Oem. Hendrik loopt langs zijn boekenkast. Of liever zijn boekenkasten. De boeken trekken een spoor door zijn leven. Op sommige ligt stof. Alleen op de wereld. Bijbelatlas voor kinderen. Sprookjes van Grimm. Hij slentert langs die lang vervlogen kinderlijke paden. Op zoek naar…ja, naar wat? Een schab met enkele boeken van Marleen. Een glimlach. Maar hij loopt verder en komt op het pad van de sjamaan. Dik bezaaid met boeken, vol beelden van de sjamaan. Wat bezielt de sjamaan? Het blijft een goede vraag. Maar plots struikelt hij over essai sur la transe. Dit is wel het eerste, denkt hij luidop. Tijdens zijn opleiding psychiatrie heeft hij hierin een andere kijk ontdekt op wat we hier in de moderne geneeskunde psychiatrische ziektebeelden noemen. Je ontdekt nieuwe dingen door verloren te lopen en te struikelen. Wat hier als psychisch ziek wordt bestempeld, wordt in Afrika en in andere traditionele gemeenschappen als de roeping van een nieuwe sjamaan gezien. Och. Carlos Castaneda. Een hele reeks. Wat heeft hij die verslonden. Zijn hart slaat een paar slagen sneller. Hij kan de verleiding niet weerstaan om enkele titels te lezen. Tales of power. De blik van de adelaar. The fire from within. En die psychedelische beelden op de omslagen! Onder een grote regenboog, één oog in het gerimpeld gelaat van een man dat door je lijkt heen te zien, omgeven door wolken en bloemen. Echt Salvador Dalí waardig. Hij maakt zich los. Hij voelt opnieuw in de opwinding van zijn lijf hoe aantrekkelijk deze weg is geweest en nog lijkt te zijn. Het verast hem. Maar hij is definitief andere wegen ingeslagen. Hij steekt Castaneda terug op zijn plaats en schuift verder in de geschiedenis. De tijd van rondvliegen in de parapsychologie. Jammer dat ik niet in elk boek de datum heb geschreven wanneer ik het heb gekocht, denkt de autobiograaf anno 2017. Tenhaeff. Hendrik Van Praag. Professoren parapsychologie aan de universiteit van Utrecht. Hans Bender prof in Duitsland. Hij zocht een wetenschappelijk verantwoorde manier om hiermee bezig te zijn om te voorkomen van te gaan zweven in het luchtledige. Hij schudt het grijze hoofd. Sommige mensen leken over uitzonderlijke gaven te beschikken. Ene Croiset hielp door zijn helderziendheid onopgehelderde moordzaken oplossen. Hij kon voorspellen op welke stoel iemand zou gaan zitten. Alles onder strikt wetenschappelijk toezicht van een professor. Later bleek het enorme manipulatie. Was de prof verblind door zijn wetenschappelijke ambities? Maar zijn we dat niet allemaal? Poltergeisten. Nog zo iets. Hij doet het boek toe. Hier voelt hij niet langer de aantrekkingskracht van. Na het overgaan van Marleen was dat anders. Er leefde een onuitroeibaar geloof in hem dat als het mogelijk was om met geesten van overledenen te communiceren, hij dat zeker met Marleen zou kunnen. Daar stond hun liefde garant voor. Dat was zijn ambitie. Hij draait zich om en ziet zijn sjamanentrom staan. Hij glimlacht. Als hij op zijn kussen zit en begint te trommen en te zingen, vliegt hij door ruimte en tijd naar de voordeur van zijn leermeester. Hij belt aan. Het is een onopvallend huis in de rij. De deur gaat open en een vriendelijke vrouw heet hem welkom. Hij is verwacht. Achter haar verschijnt de man die hij een paar maand geleden heeft ontmoet. Een jonge zestiger. Lange grijze haren en een lange baard. Een paars, loshangend hemd en een wijde linnen pofbroek, gebroken wit. Een gezicht dat hij niet goed kan lezen. “Volg me maar en kom mee naar boven, naar de tempel.” Het klinkt als de kerkklok van zijn dorp. Een gewijde stilte in het kraken van de trap. Hij volgt hem op de smalle, steile trap. Door duisternis naar schemering. De tempel. Overal beelden en muziekinstrumenten. Trommen, rammelaars, sitars, triangels, gongs. De sjamaan wijst hem een kussentje waar hij mag gaan zitten. De leermeester zet zich tegenover hem, in kleermakerszit, achter een reeks klankschalen waar hij op begint te tokkelen. Wat ik kom doen? Vraagt hij. De trillingen van de schalen zegenen de ruimte zoals vroeger de rondvliegende stralen wijwater van de kwast van de pastoor de kerk zuiverden. “Tijdens een studiereis in Malawi was ik te gast in het genezersdorp van Mluala. Daar ben ik als psychiater geïnteresseerd geraakt in de helende kracht van de trom.” Hij bromt goedkeurend:” Dat heb ik hier nog niet in mijn tempel gehad, ne psychiater.” Hij neemt zijn trom. Een grote, platte trom met langs één kant een dierenvel beschilderd met allerlei symbolen. In het centrum van de trom staat een bruin rood hart. Het is tegelijk de kop en het lijf van een vogel wiens kleurrijke vleugels de hoogte ingaan. Op de rug van die hartvogel, een witte vredesduif, een blauwe maansikkel en een grote gele zon. De hartvogel staat met stevige poten in groene grond en op een hertenkop met een enorm gewei waarvan de vingers hoog de lucht ingaan. Hij klopt een vrij snel, eentonig ritme en zingt met een lang gerekte éé-klank. Het gaat op en neer, trager en sneller. Éééé. Soms klinkt iets van het gregoriaanse kyrie mee. Op zijn kussen laat hij alles over zich komen en wacht af. Zijn ogen gaan dicht. Hij is terug in Malawi. Een jaar geleden. Hij zit op een stoel samen met zijn collega in de grootste hut van het dorp. Ze zijn de enige blanken. De enige mensen die een stoel krijgen. In de hoek links van hen staan de drummers die er lustig op los trommen. Mluala gaat langs de zieken die in de half duistere hut verspreid op de grond zitten. Vlakbij de trommelaars is een soort dansvloer. Een paar vrouwen dansen. Op blote voeten. Verrukkelijk hoe Afrikaanse vrouwen wiegen met de heupen. Hun kleurige kleren draaien rond. Ze dragen belletjes rond hun middel en rond de enkels en polsen. Ze genieten er duidelijk van om die te doen rinkelen. Ze schudden met hun billen, stampen met hun voeten en draaien met hun armen door de lucht. Er wordt een man binnengebracht. Hij is ontmaskerd als heks in een conflict tussen buren en zal nu worden bevrijd. Hij draagt een bruine broek waarvan de pijpen tot op de knieën zijn opgestroopt. Een wit hemd. De vrouwen binden gewichten rond zijn middel. Hij krijgt ook belletjes om. Zijn gezicht is gespannen. Zware groeven in zijn zwarte huid. Zweetdruppels. Is er angst in zijn ogen te zien? Zijn dans begint erg houterig. De drummers versnellen hun ritme. Hij danst steeds sneller. De vrouwen wisselen elkaar af maar hij moet voort dansen. Plots wordt er geroepen. “Trek zijn broek af.” Een schok door mijn lijf. Na een kwartier, zet hij zijn trom naast zich neer en begint terug op de klankschalen te tokkelen. “Ik ben een scha maan en mijn artiestennaam is Shiva-Dji,” zegt hij met enige zelfspot. “En welke vragen hebt ge voor mij als psychiater?” Een lichte twinkeling in zijn ogen. “In de psychiatrie zegt men dat emoties moeten verwoord worden, is het niet? Wel in het sjamanisme zegt men dat emoties moeten verklankt worden, dat is veel ouder dan het gebruik van woorden. Daarom werkt het veel sterker.” “Kwam ik in een soort trance en wat is het verschil met hypnose?” vraagt Hendrik. “Hypnose dringt zich op aan de patiënt. Hier gebeurt het vanzelf. In de ruimte tussen de klanken klinkt de waarheid.” Dan stopt Shiva-Dji hem een trom in de hand en hij zingt met hem mee. Een jaar later wijdt hij hem in. Hij stopt een rituele schedel in zijn handen en vraagt wat hij voelt. Hij betast het ding maar er komt geen leven in. Tot de sjamaan begint te trommen en te zingen. Hij komt in het oude Egypte terecht. In een boom zit een gebochelde man die de voorbijgangers gadeslaat. “Dat is uw beschermgeest. Hij zal u begeleiden op uw sjamanistische reizen. Door veel te zingen zult ge een eigen lied ontwikkelen, helemaal anders dan het mijne.” “Ge kunt ook zielen van overledenen helpen om los te komen van hun aardse banden.” “Wat moet ik me daar bij voorstellen?” “Het zal zich op uw weg voordoen, en ge zult weten wat ge moet doen.” Een laatste waarschuwing.“Als een sjamaan wordt ingewijd, grijpen er in zijn leven soms grote veranderingen plaats. Ik zeg u dat zodat ge niet verrast zult zijn.” Dat zou hij twee weken later ondervinden. Tien jaar later. Maar laat we nu eerst tien jaar verder reizen. De vader van Hendrik is net gestorven. Hij is de voorbije nacht in zijn ouderlijk huis blijven slapen, zodat moeder niet alleen is. Vader ligt opgebaard in de voorste kamer. “Mag ik wat trommen en zingen bij va?” vraagt hij voorzichtig. “Natuurlijk, jongen, doe maar, het is je vader.” Hij zet zich aan de linker kant van het bed. De stilte is volkomen wit. Hij neemt zijn trom. Hij is door Shiva-Dji beschilderd met dezelfde motieven als de zijne. Met zijn linkerhand houdt hij de trom vast en met zijn rechter beroert hij zacht het strak gespannen vel. Trage, ritmische cirkels imiteren het ruisen van de zee. Een meeuw die meedrijft op de golven van het water. Tot hij zijn trommelstok neemt. Met een matige kracht, beaufort vier laat hij het hertenvel trillen. De meeuw vliegt op en duikt in de diepte. De witte stilte wordt doorbroken. De golven volgen elkaar op. Ze kleuren de hele ruimte. Zijn lied wordt het lied van OEM, een lang gerekt OE oe OE oe MMM. OE oe OE M M M. De beaufort gaat op en neer. Moeder komt erbij zitten. Rechts van haar man. Het verhaal van oem duikt verder de geschiedenis in, dieper in de emotionele zee. “Het is mooi, zing maar verder als je wil.” De broers en zussen komen binnen en zetten zich rond het bed. Over een half uur komt de begrafenisondernemer. Het hele gezin is volledig. Samen met hun moeder zijn de negen kinderen verzameld rond het dode lichaam. De lucht ademt hun geschiedenis. De ruimte tussen de klanken zuigt de emoties uit hun ingewanden. Gesnotter. Gebalde vuisten. Ontspannen. OE oe OE oe M M M. OE oe Oe oe M M M. Een beeld duikt op en vader verschijnt. Hij gaat zwijgend een berg op. Het is een zonnige dag. Er is weinig begroeiing in het dorre landschap. De weg wordt rotsachtig en kronkelt omhoog. Hij nadert de top en draait zich om. Hij wuift. Hij komt op de kim. Een laatste keer keert hij zich om. ”Ga maar verder vader, ga maar.” Hij daalt af naar waar we hem niet meer kunnen volgen. Het lied van oem gaat verder. De begrafenisondernemer belt aan. Het zingen en trommen gaat door. Tot op de straat. De begrafenisauto rijdt weg. Buren komen kijken. De trom gaat naar binnen. Hij klinkt zachter. Bij het lege bed wordt de trommelstok vervangen door de hand die ritmisch over het hertenvel glijdt. Het geluid van de aanrollende golven van de zee, het geluid van de wind. De wind gaat liggen. De stilte neemt nu alle ruimte. De leegte. Het Niets. Niemand die iets zegt. In   de   leegte   tussen   de   klanken,   weerklinkt   de     waarheid. “Heeft iemand zin in een tas koffie?” brengt hen allen terug van de lege bergtop. Ze omhelzen elkaar. Zonder woorden worden spanningen vergeten. Ze waren altijd een gezin waar veel gezongen werd.   Dear Father 12 maart 2017 Een berichtje uit van Bram, hun zoon uit Trondheim. “Dochter geboren. Alles OK 4,300 kg Skype straks.” Ze kussen elkaar. “Proficiat, Lieveke.” Ze hadden zelf graag nog een dochter gehad. Nu hebben ze een kleindochter. Zaterdag 7 mei 1977 Comme un enfant aux yeux de lumière qui voit passer au loin les oiseaux…vois comme le monde est beau... “ ‘t Is precies of het over ons ging hé.” Ze lagen lui lekker te luisteren naar het eurovisie songfestival. Elke dag kon hun kind geboren worden. Zijn ziel cirkelt nog als een vogel rond hun huis, en zoekt naar het gepaste moment om in te dalen. Twee dagen later. “Ik verlies een beetje bloed, liefke,” roept ze van op het toilet. “Oké, ik bel eerst de dokter en dan zijn we weg.” De valies staat klaar. Als een vooruitziende zorgzame vrouw heeft ze alles netjes voorbereid, voor zichzelf en voor de baby. “Al twee cm opening.” De huisarts heeft haar vingers diep in de vagina van Lieve en tast de voortgang van de arbeid af. Ze hebben haar gekozen omdat ze op een kind- en moedervriendelijke manier een bevalling begeleidt. Lieve mag zo lang als het kan in een gewoon bed liggen in plaats van in de ongemakkelijke gynaecologische stoel. Het licht is gedempt, zoals in het zeewater van de baarmoeder. De muziek is van Neil Diamond uit de film Jonathan Livingston Seagull. Lonely looking sky laten ze zich zachtjes zweven als een meeuw, die haar eigen eenzame weg zoekt. Ze willen hun zoon welkom heten in een lieflijke wereld. Lieve en hij hebben geoefend om te ontspannen. Om de arbeid te laten gebeuren door de wijsheid van haar natuur. Lieve moet op de eerste plaats zo weinig mogelijk doen. Gewoon ontspannen en de baarmoeder doet al het voorbereidende werk. Negen maand zweefde hun baby in een onderwaterwereld met gedempte geluiden en schemerlicht. In een eindeloze tijd. Ze hebben geleerd om naar de weeën op een positieve manier te kijken. Bondgenoten. Korte krachtige golven die door de baarmoeder trekken. Ze moeten door de beschermende dijk van de baarmoederhals breken en de baarmoedermond open maken. De monding van een stroom die de weg naar zee opent. Het gebeurt vanzelf. Lieve hoeft niets te doen, enkel de neiging om mee te persen moet ze tegengaan om pas op het einde tijdens de echte uitdrijving mee te duwen. En zich nu over te leveren aan de krachtige stoten en ze welkom te heten. Tussendoor ontspannen om voorbereid te zijn op de volgende golf. En ze hebben alle tijd. Ze wandelen in die tussentijden op het strand langs de zee. Ze is een kind van de zee. “Hoor de meeuwen schreeuwen tussen het bruisen van de zee, liefke. Zie de schittering van de zon op de weidse zee. Voel het warme zand onder je voeten schuiven. Zie de golfjes wit aanspoelen op het strand. ” Zijn woorden ondersteunen samen met de muziek haar verbeelding. Lost on a painted sky where the clouds are hung for the poet’s eye you may find him if you may find him. Nog even en ze vinden hem in hun armen. En daar is een volgende wee. Een windstoot die de golven opjaagt, die de boot van de geboorte voortdrijven. Straks brengt die hun zoon mee, die zijn eerste grote reis maakt. Ze zullen hem Bram heten naar Abraham, de aartsvader die zijn vader en familie verliet om zijn eigen weg te gaan, de weg die diep in hemzelf lag verborgen, de weg die zijn God hem zou tonen. Is het omwille van zijn eigen losmaken van zijn dominante vader dat hij Abraham als model voor de menswording van hun zoon heeft gekozen? Jonathan de zeemeeuw vindt zijn roeping buiten de groep. Als in het zenverhaal van “De os en zijn hoeder”, keert de man nadat hij zichzelf gevonden heeft terug in de gemeenschap waar hij zijn rol opneemt. Sing as a song in search of a voice that is silent and the one God will make for your way. “Ik kan het hoofdje al voelen,” zegt de dokter. Lieve straalt. Wat doet ze het goed. Ze knijpt in zijn hand. Het helpt. Het leidt de neiging om zich op te spannen af naar hun handen. Hoe het hen verbindt! En rustig ademen. De luchtstroom laten gaan, in en uit. En dan weer laten drijven op de lucht, in de vrijheid van de zeemeeuw. De dokter duikt weer bij Lieve naar binnen. “Hij zit klaar. Hij wil naar buiten. Je mag naar de gynaecologische stoel.” Een stoot van vreugde. there on a distant shore by the wings of dreams through an open door you may know him if you may. “Nu mag je mee persen bij de volgende wee.” De weeën komen sneller. Hand in hand werken ze met hen mee. Hand in hand lopen we weer op het strand. De tijd van de wee is een heel andere dan de tijd van de zee. “Het is een grote kerel. Zijn schouders zitten wat dwars.” “Wat wil je met onze familie,” fluistert hij. Ze glimlacht terwijl een volgende wee zich opdringt. “Ik zal wat extra moeten helpen,” besluit de dokter. Ze vertrouwen zich aan haar toe. Ze neemt een verlostang en brengt ze deskundig om zijn hoofd om wat extra te kunnen trekken. Hij concentreert zich op Lieve. Hij is niet de assistent van de dokter, maar van Lieve. Ze knijpen in elkaars hand. Ze duwt als een wee de arbeid probeert af te werken. En de dokter trekt en stuurt zodat de schouders zich in de beste houding draaien. En dan weer even alles loslaten. Lichaam en geest vrij laten in het niets doen, niets dat hoeft. Een kusje en een glimlach. Samen zweven op de vleugels van hun dromen op het strand. “Ik denk dat hij er bij de volgende wee zal zijn,” moedigt de dokter hen aan. “Zijn schouders liggen goed” en floep daar is hij. DAAR IS HIJ. BRAM. De dokter legt hem op de borst van Lieve. Ze streelt hem. Hij streelt haar. Tranen. Kusjes. Te veel voor woorden. And we dance to a whispered voice overheard by the soul undertook by the heart and you may know it if you may know it. Bram weent niet. Hij kreeg geen slag op zijn billen. De dokter kietelt hem over zijn buik en daar komt een eerste kreet als teken van zijn zelfstandigheid. Wat later zijn eerste glimlach. Oh God. Wat een wonder. De dokter geeft hen alle tijd. Bram knippert met zijn oogjes. Je zou van minder knipperen na zo een doortocht. Hij mag nog wat aan de navelstreng hangen langs waar hij gedurende vele maanden alles heeft gekregen op zijn reis doorheen miljoenen jaren. Van eitje tot kikkervisje. Van reptiel tot zoogdier. Van primaat tot premature mens. Een mens met een eigen roepnaam: Bram. Waarheen? While the sand would become the stone which begat the spark turned to living bone Holy Holy Sanctus Sanctus De navelstreng wordt afgebonden. Bram wordt nu gewassen, gewogen en gemeten. 4,250 kg. 51 cm. “Proficiat, Lieve. Proficiat, Hendrik. Het is een stevige, gezonde kerel, jullie zoon.” Dat hij is afgekoppeld lijkt hem niet te deren. Be as a page that aches for a word Gloria dear father. We dream. Een uur later. Lieve rust uit van al de inspanningen. Hij rijdt naar huis en gaat de familie verwittigen. Zijn vader en moeder, de ouders van Lieve, de ouders van Marleen. In de veilige ruimte van zijn R4 breken alle emotionele dammen. Elk van de ouders roept een nieuwe golf van emoties op. Golven die elkaar versterken. Hij houdt ze niet langer tegen. Ze krijgen de vrije loop. Hij kijkt op en door de mist ziet hij zijn Marleen, zijn Eurydice. “Je wilde zo graag een kind van mij. Mijn kind is ook een beetje van jouw.”

Hendrik Van Moorter
0 0

Legt hij zijn koning neer. Opdracht vijf. Hendrik

Opdracht vijf meervoudig personaal perspectief voor “de bureaulamp gaat uit” Legt hij zijn koning neer? September 1970 De kinderen zijn weer naar de school. Vanuit zijn zetel, ziet hij door het venster de laatste weg fietsen. Zijn vrouw ruimt de tafel af. De stilte in huis geeft ruimte aan het rumoer van binnen. Hij legt zijn krant neer. “Weet gij al iets van onze Hendrik, Annie. De eerste zittijd is al lang voorbij en we hebben nog niets gehoord. Hij zal dus wel gebuisd zijn. Ik heb het altijd gezegd. Door met die Marleen te verkeren, verprutst hij zijn studies. En gij als moeder hebt daar niets aan gedaan.” “Ja, geef mij maar de schuld. Gij hebt hem buiten gezet.” Een alpha mannetje verwacht onderdanigheid, maar ze bijt van zich af. Het gaat om haar kind. Een klein jaar voordien Frans ligt te woelen in bed. Zijn oudste zoon was tot nu toe min of meer een voorbeeld voor het gezin. Hij was vroeger altijd fier op hem geweest, tenminste tegenover anderen. Hij vermeed om dit rechtstreeks aan zijn zoon te tonen. Hij heeft hem altijd kort gehouden door heel weinig zakgeld te geven. Een goed gareel en een goede breidel laten het paard in de pas lopen. Maar hij ontsnapt hem de laatste tijd. De oorzaak is duidelijk. Hij draait zich weer om. “Ik had het nooit mogen toestaan dat hij naar die danscursus ging. Toen heb ik de teugels gevierd en dit is het resultaat. We moeten de moed hebben om onze plicht te doen.” De gedachten klieven door zijn brein. Ze ploegen de grond om waarop een plan zal groeien. “Ik moet dringend ingrijpen.” Op het einde van elke voor wordt de ploeg omgedraaid en keert terug voor een nieuwe voor. Bij elke voor groeit zijn plan. Hij draait hij zich om en trekt aan de dekens. Zijn zuster was hem komen opzoeken. Waar bemoeit ze zich mee. “Frans ge moet uw oudere kinderen wat meer vrijheid geven. Ze zitten al aan de universiteit. Dat zijn geen kinderen meer.” Zijn vrouw was natuurlijk mee op die kar gesprongen. Vrijheid. Vrijheid. Het is besmettelijk in deze tijd. Hij heeft zijn zuster nochtans goed op haar plaats gezet. “De jeugd van tegenwoordig wordt veel te los opgevoed. Wacht maar hoe het met uw kinderen afloopt, ze zijn nog jong.” Hij grijnst als hij haar reactie ziet “ja, ge hebt gelijk, ze zijn nog jonger en ik weet ook niet hoe ze zich zullen ontwikkelen.” Hij voelt zich alleen staan. Alsof niemand nog durft streng te zijn in deze tijd. “Morgen spreek ik er haar over aan. We moeten optreden voor zijn goed. En als ze niet mee doet, doe ik het alleen.” Hij schopt de dekens los. Ze hinderen hem. Hij draait zich een zoveelste keer om. Zijn vrouw ligt bloot en probeert stilletjes wat deken terug te winnen. ’s Anderendaags. “Wilt ge meewerken om onze Hendrik terug op het goede spoor te brengen? Zijt ge akkoord om op te treden in het belang van ons hele gezin? Ge weet toch dat uw vader niets meer te zeggen had aan zijn jongste kinderen? Dat weet ge toch nog? Dat moeten we voorkomen.” “Weet ge, ik zal hem schrijven en vragen dat hij met u spreekt en zeggen dat hij niet zo koppig moet zijn. Maar gij moet dan ook wat inschikkelijk zijn, Frans.” “Ja, neem hem maar weer in bescherming. Ouders moeten aan één zeel trekken en dat doet ge niet.” Hij ziet haar de brief schrijven. “Ge moet niet te veel rond de pot draaien, hé.” Ze schrijft:“ Je moet er met je vader over spreken, jongen, ik hou dit niet meer vol. Ik krijg altijd de schuld. Ik moet met je vader verder leven en ik heb altijd geprobeerd om de kerk in het midden te houden.” “Schrijf er maar in dat hij naar zijn ouders moet luisteren, dat is het vierde gebod van God.” Ze nam haar blad en ging in de voorste plaats zitten. “En wees niet te koppig, je vader is al koppig genoeg en twee koppen tegeneen…” Ze scheurt haar blad en begint opnieuw. De zaterdag erop. Hij zit als naar gewoonte in zijn zetel en rust met zijn voeten op de kachel. Zijn zoon komt binnen en zijn vrouw verlaat de woonkamer. Waarom gaat ze nu buiten? Hendrik zet zich op een stoel achter de tafel en begint:” Va, ik heb verkering met Marleen. Ge kent haar vader. Hij zat ook in Lokeren.” Hij zet zich recht in zijn zetel. Goed geprobeerd zoon, maar denkt gij nu echt dat ik een onnozelaar ben. Daar trap ik niet in. “Natuurlijk ken ik hem. Maar ik ben daar niet mee akkoord.” Kort en krachtig weert hij die bal af. “Gij moet nog veel te lang studeren en het is mijn plicht ervoor te zorgen dat ge daar in slaagt.” Geen afleidingsmanoeuvres, recht op doel af. Het is geen theater waar veel tralala wordt verkocht. Maar zijn zoon is niet meer die gewillige marionet. Hij probeert zelf aan de touwen te trekken. Hij probeert zichzelf op te richten tegenover zijn vader. “Er zijn toch veel studenten die een lief hebben en goede punten behalen. Guy heeft ook een lief.” Wat een blunder. Als schaker heeft hij een goed strategisch inzicht en hij beseft dadelijk de zwakte van de zet die zijn zoon net deed. Hij schaatst zo door zijn verdediging. “Uw vriend is het beste bewijs. Hij was vroeger altijd de eerste van uw klas en was twee jaar geleden gebuisd. Neem het van uw vader aan jongen, ik heb meer levenswijsheid dan uw vrienden. Er zijn drie grote gevaren voor een jongeman: de sigaretten, de drank en de vrouwen. En als ge een goed diploma hebt hangt er aan elke vinger een vrouw die u wil.” Hij heeft de regie goed in handen en hoopt met deze zet het eindspel in te zetten. “Ik geef u twee keuzes: of ge maakt het uit of ge trouwt zo snel mogelijk.” De druk op de koning wordt groot. “Want dan ben ik van mijn verantwoordelijkheid over u ontheven.” Zijn tanden knarsen over elkaar. Klaar om toe te bijten. Hij merkt dat zijn zoon wankelt. Legt hij zijn koning neer? Als teken van overgave? Daar moest ik hem krijgen. Hij ziet echter zijn mond weer open gaan. Welke zet komt er nog? “Dat begrijp ik niet goed dat we mogen trouwen, va.” Is dit terugplooien of zit er een nieuw aanvalsplan achter? Hij werkt zijn eigen plan verder af en laat zich er niet door afleiden. “Ge hebt gehoord wat ik heb gezegd en als ge daar niet mee akkoord gaat, onttrekt ge u aan mijn gezag en sta ik niet langer voor u in. Dan kunt ge uw studies zelf betalen.” Hoe sterk zijn positie ook is, hij voelt tegelijk dat hier het einde van zijn vaderschap sluimert. Zal hij vroeg of laat de partij verliezen? Is het te vermijden dat zonen in opstand komen tegen hun vaders? Wordt het drama uit de Griekse mythologie hier weer opgevoerd? Kronos heeft zijn vader Uranus ontmand en werd zelf door zijn zoon Zeus gedood. Vaders die machteloos worden gemaakt door hun zonen. Hij schudt zijn hoofd. En terwijl hij opstaat, komt zijn zoon met nog een laatste zet. “Ik kan daar niet mee akkoord gaan, va, ik hoop dat er nog iets anders mogelijk is.” Waar haalt hij dat lef? Hij heeft hem zelf leren schaken natuurlijk. En Zeus kon zijn vader maar onttronen omdat zijn moeder hem in bescherming nam. Hij voelt de dreiging van een remise, van gelijkspel en legt het spel stil. Zijn zoon weet wat erop het spel staat. Op een dag belt er een priester:”meneer,ik ben een vroegere leraar van Hendrik, mag ik eens komen spreken over de situatie?” Het wordt een schaakpartij met een reeks klassieke openingszetten over de hedendaagse jeugd. Het geeft veel kansen in de verdere ontwikkeling van het spel, voor beide partijen. Na een uur of twee schudden ze elkaar met een brede glimlach de hand. Zijn zoon mag zijn lief één keer per maand zien, na de mis van de bond van het Heilig Hart. Een eervol gelijkspel. Hij ligt ontspannen in zijn zetel en leest met volle aandacht zijn krant. Hij heeft de touwtjes weer strak in handen, en dit keer met de steun van een priester. Hij staat niet meer alleen. Hij glundert als hij het aan zijn vrouw meedeelt. Iedereen is opgelucht. Ook zijn zoon. Een maand later Al enkele weken stijgt de koorts. De vader voelt dat zijn zoon ontsnapt. Hij vertrekt op zondagavond steeds vroeger naar Leuven. Zijn broer voert hem dan naar het station. Hij vermoedt dat ze een dubbel spel spelen. Op een zekere dag besluit hij om hem zelf naar het station te voeren. Hij parkeert de auto en wacht tot Hendrik het station is binnengegaan. Dan stapt hij ook uit en verbergt zich tussen de uurtabellen. Vanuit zijn ooghoeken ziet hij plots zijn zoon verschijnen en zich snel terugtrekken. Hij weet genoeg. Hij gaat er korte metten mee maken. Hem verbannen. De rotte appel uit de mand verwijderen. Het zieke orgaan wegsnijden om de rest van het gezin te redden. De zaterdag erop. “Ge hebt u niet aan onze afspraken gehouden. Ge zijt ongehoorzaam en zondigt tegen het vierde gebod. Als oudste zoudt gij het voorbeeld moeten zijn voor uw broers en zusters. Daarom is het mijn plicht om op te treden. Ik wil u hier niet meer in mijn huis zien als ik morgen na de mis thuis kom.” Hij staat op en gaat naar bed. Het was een amputatie met één krachtige houw. Zachte heelmeesters maken immers stinkende wonden. Toch geraakt hij niet in slaap. Zijn vrouw zit nog beneden met hun zoon en enkele van zijn zussen. Hij voelt zich weer alleen staan. Maar joeg God de ongehoorzame Adam en Eva ook niet uit het paradijs? Met een vlammend zwaard? Enkele dagen later komt er een brief van zijn verbannen zoon. Jezus zou gezegd hebben: “wie zijn vader en moeder niet haat, kan mijn volgeling niet zijn.” Wat een onzin. Waar heeft hij dat weer gehaald. Vader, moeder zult gij eren. Het vierde gebod kent hij niet meer. Als hij denkt dat ik hier van onder de indruk ben. Allemaal om zichzelf goed te praten. Hij grijpt zelf naar de pen. “Als ge uw plaats in het gezin weer inneemt onder mijn vaderlijk gezag, zal ik u met open armen ontvangen, als een zoon die verloren was en is teruggekeerd, zoals in de parabel van de Verloren Zoon.”

Hendrik Van Moorter
7 1

Paasmaandag. Opdracht vier. Hendrik Van Moorter

Opdracht vier. Hendrik Van Moorter Paasmaandag De Bureaulamp gaat uit. September 1970 Als je wil, blijf ik de hele nacht samen met jou wakker, liefste,” had ze in het begin van de avond gezegd. Ze had zijn hoofd in haar handen genomen en had hem diep in de ogen gekeken terwijl ze het zei. “Neen, liefke dat wil ik niet. Je hebt je rust ook nodig. Ik haal het wel,” had hij zijn Marleentje gerust gesteld. Een fles water, een thermos koffie, een tas, zijn sigaretten en een asbak staan tussen de vele samenvattingen en nota’s van de cursus die hij moet blokken. Een eenvoudige bureaulamp met een groene blikken kap op een plooibare stang maakt het stilleven compleet. Op een schema heeft hij de uren en de bladzijden genoteerd die hij per uur moet doen. Een trainingsschema voor een atleet. Een klein jaar voordien. Het moet een klein jaar voordien geweest zijn dat hij een brief van zijn moeder ontving. “Je moet er met je vader over praten, jongen, ik hou dit niet meer vol. Ik krijg altijd de schuld.” “Zij kan ook niet tegen hem op,” fluisterde hij, terwijl hij verder las. Op zaterdagavond is het zo ver. “Va, ik heb verkering met Marleen. Je kent haar vader. Hij zat ook in Lokeren.” Er hing altijd een sfeer van verbondenheid tussen zij die zich slachtoffer van de repressie voelden na de oorlog. Hij dacht dat dit een goede introductie was, een captatio benevolentiae, zoals hij dat in de lessen Latijn had geleerd. “Ja, natuurlijk ken ik hem,” veel meer woorden wilde zijn vader er deze keer niet aan wijden. In andere omstandigheden zou hij met veel enthousiasme vertellen over wat hij de Vlaamse idealisten noemde. “Maar ik ben daar niet mee akkoord,” gaat het kort afgemeten verder. Er is weinig plaats voor voorspel in zijn theater. “Gij moet nog veel te lang studeren en het is mijn plicht ervoor te zorgen dat ge daar in slaagt.” Zijn hart bonsde in zijn borst. Zijn benen werden slap, zo slap als toen vader hem sloeg. Slap als een marionet waarvan zijn vader aan de draden trok. Deze marionet probeerde nu uit zichzelf tot leven te komen. “Er zijn toch veel studenten die een lief hebben en goede punten behalen. Guy heeft ook een lief.” Aai. Terwijl hij het uitsprak, besefte hij al dat dit een slechte zet was. En zijn vader was een goede schaker. “Uw vriend is het beste bewijs. Hij was vroeger altijd de eerste in uw klas en was twee jaar geleden gebuisd. Neem het van uw vader aan jongen, ik heb veel meer levenswijsheid dan uw vrienden. Er zijn drie grote gevaren voor een jongeman: de sigaretten, de drank en de vrouwen. En als ge een goed diploma hebt, hangt er aan elke vinger een vrouw die u wil.” De vader besefte niet dat de tijd voorbij was dat er slechts een paar draden waren om aan te trekken. De tijd dat hij enkel met het speelkruis moest bewegen om zijn zoon te doen bewegen of te doen knikken, was voorbij. Er zijn meer draden en latten gekomen die de marionet tot leven brengen. “Ik geef u twee keuzes: of ge maakt het uit of ge trouwt zo snel mogelijk.” Een krachtige ruk aan het kruis. “Want dan ben ik van mijn verantwoordelijkheid over u ontheven.” Zijn tanden klemden en knarsten. De gespannen spieren rolden op zijn kaken. Zelfs een marionet moest van zo een slag bekomen. Ze krabbelde recht. “Dat begrijp ik niet goed dat we mogen trouwen, va.” “Ge hebt gehoord wat ik heb gezegd en als ge daar niet mee akkoord gaat, onttrekt ge u aan mijn gezag en sta ik niet langer voor u in. Dan kunt ge uw studies zelf betalen.” Op dat moment verandert er iets in de marionet. De opstand van de zonen tegen hun vader wordt weer opgevoerd. Kronos, een titaan castreert zijn vader Uranus en wordt zelf door zijn zoon Zeus vermoord. Maar hij wilde zijn vader geen kwaad doen. Hij was geen reus en geen oppergod. September 2017 Hij loopt door de straten van zijn studententijd. Waar is hij naar op zoek? Het was vijftig jaar geleden een tijd van breken, uitbreken, gebroken worden en weer samenrapen. De charme van oeroude, gelijmde vazen. Ze winnen aan waarde omdat men iets oud heeft gered. Maar oeroude breuken in een familie worden gelijmd herontdekt en moeten soms weer worden gebroken voor een betere restauratie. There is a crack in everything, that’s how the light gets in, zingt Leonard Cohen. Is date en variante van God die spreekt als licht in de duisternis. Hij wil ontdekken hoe God tot hem heeft gesproken door de breuken in zijn leven. Hij loopt langs zijn kot aan de vismarkt. Daar ontving hij voor het eerst zijn liefste op zijn kamer. In die bewuste confrontatie met zijn vader repliceerde hij met een duidelijke stem: “Ik kan daar niet mee akkoord gaan va, ik hoop dat er nog iets anders mogelijk is.” Hij nam het speelkruis van de marionet in eigen handen, ze viel niet langer slap in een rechtstreekse confrontatie. Het was niet langer zijn vader die aan de touwtjes trok en het bracht tot zijn verrassing enige rust van binnen. Was hier een spreken van God te horen? Iets van binnen dat hem een eigen weg beloofde? Via bemiddeling van een priester kwam er een derde oplossing: hij mocht zijn lief één keer per maand zien op zondagmorgen na de hoogmis van de Bond van het Heilig Hart. Alle bemiddelaars waren tevreden met iets dat voor hem onaanvaardbaar was. Eens de mens het vuur had ontdekt, bewaakte hij het met de meeste zorg, zodat het nooit nog doofde. Sprak God nu via die priester of via zijn gevoel? Die priester zal beslist wel hebben gedacht van iets goed te doen. Maar is dat denken een garantie dat het goed is? Het was in elk geval het begin van het einde van de relatie met die man. Een maand na de bemiddeling. Vader riep hem bij zich. Hij kon vermoeden waarover het zou gaan. ”Ge hebt u niet aan onze afspraken gehouden. Ge zijt ongehoorzaam en zondigt tegen het vierde gebod. Als oudste zoudt gij het voorbeeld moeten zijn voor uw broers en zusters. Daarom is het mijn plicht om op te treden. Ik wil u hier niet meer zien in mijn huis als ik morgen na de mis thuis kom.” Hij stond op en ging naar bed. In zijn dagboek schreef hij: “Mijn God, ik wil niet dat mijn vader ongelukkig is door mij, maar ik kan daar niets aan doen.” En wat verder ”Heeft Uw Zoon niet gezegd dat wie zijn vader en moeder niet haat en niet met hen breekt, zijn volgeling niet kan zijn? Ik weet niet hoe letterlijk hij dit heeft bedoeld, maar ik begrijp dat een jonge mens de plicht heeft om naar Uw stem te luisteren, om zijn eigen levensweg te vinden. Mijn God, help ook mijn vader en moeder in deze moeilijke tijd.” Een beetje later schreef hij een brief aan zijn vader waarin hij naar deze evangelietekst verwijst. Een week later reeds, kreeg hij een brief terug. “Als ge uw plaats in het gezin weer inneemt onder mijn vaderlijk gezag, zal ik u met open armen ontvangen, als een zoon die verloren was en is teruggekeerd, zoals in de parabel van de Verloren Zoon.” Hij las de brief aan Marleen voor en hij concludeerde:“met die brief bewijst mijn vader dat hij er niets van heeft begrepen.” “Misschien heeft uw vader het ervaren dat ge hem de les wou lezen en pikt hij dat niet,” nuanceerde ze. Hij perste zijn lippen op elkaar en knikt. “Ik heb hem met de bijbel om de oren geslagen. Stom van mij.” Het begin van dit alles lag twee jaar eerder, in oktober 1967. Onder invloed van een tante in het klooster was zijn vader akkoord gegaan dat zijn oudste drie kinderen een danscursus volgden. Er ging een nieuwe wereld voor hem open. Hij vergelijkt het nu met Prins Siddartha die lang was opgesloten in het paleis van zijn ouders. Ze wilden hem weghouden van de ellende buiten, die als een bedreiging voor zijn toekomst werd gezien. Op de danscursus ging de tot dan toe verboden wereld open. De meisjes, die bloeiende bloemen, die dansende libellen, die zingende sirenen… Hij glimlacht bij de woorden die deze herinnering wakker schudden. Maar hij bond zich niet vast aan de mast van zijn schip zoals Odysseus maar maakte zich los van de mast waaraan zijn vader hem had gebonden. Hij stopte zijn oren niet dicht en luisterde naar wat zijn vader had verboden. Zijn ogen en zijn hart gingen open en hij ontdekte iets mooiers dan de mythe, die zijn vader scheen gelijk te geven: als je toegeeft aan het verlokkende lied van de sirenen, is dat je ondergang. Hij ontdekte de liefde. Hij danste en zong ze uit. “Ik zal het hem bewijzen,” klonk het stoer. Hij keek naar zijn liefste en glimlachte. Ze stuurde hem van in bed nog een kusje en sloot haar ogen, de lieve schat. “En nu, vooruit!” Hij drukte op de knop van zijn bureaulamp en deed de verlichting van de kamer uit, zodat ze haar niet stoorde. Met zijn vinger gleed hij over de regels op zijn blad. Als een rups verslond hij de woorden en zinnen. Hij beet zich een weg tot op de nerven. Een uurlang onderstreepte hij en krabbelde neer wat hij begrepen had. Zijn lippen bewogen terwijl hij zacht de inzichten verwoordde. Twee uur later. “Zo kom ik er nooit,” dreigde een stem die hem moet aanvuren. Wanhoop stak als een sluipwesp in de rups. Er moest nog zoveel gebeuren. Hij trok zich aan de haren en sloeg zich in het gezicht. Hij trok nu zelf aan de touwen van de marionet: “Vooruit. Doe voort.” Hij speelde hetzelfde marionettenspel als zijn vader. Komt hij hier niet op één van de gelijmde familiebreuken? Zijn ambitieuze vader was tweemaal in zijn studies mislukt en de derde had hij omwille van de oorlog niet kunnen afwerken. Hij laat de film verder rollen. De marionet vloog heen en weer en geraakte helemaal verstrikt. Het werkte niet meer. De touwen en draden werden een knoop, niet te ontwarren. Helemaal verward, ging hij languit op de grond liggen, op zijn buik, de armen wijd uitgespreid. “Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten,” zuchtte hij. Hoopte hij dat God het speelkruis in handen zou nemen en de marionet weer in beweging zou brengen? Hij krabbelde recht en zette zich met de rug tegen het bed en omarmde zijn opgetrokken knieën en legde er zijn hoofd op. Het is genoeg geweest. De rups had haar plek gevonden en begon te spinnen. “Mijn God, Mijn God, sta me bij.” De rups spon zich helemaal in een cocon. Er kwam enige rust. Nam God het nu echt over? Zelf wist hij niet hoe het nu verder moest? Op dat moment werd zijn liefste wakker en streelde hem. Een kleine lichtstraal door de crack. Hij deed de bureaulamp uit.   Naar de pastoor Het is een zonnige zaterdag. Een jongen in zijn korte ribfluwelen broek. Zijn vader heeft een hele rol van zwart ribfluweel in stock. “Onverslijtbaar” noemt hij ze. Hij laat er alle broeken voor zijn zonen van maken, door een kleermaker die een klant is. Hij kocht de stof tijdens de Suez crisis, de schaarste van de wereldoorlog nog vers in het geheugen. Zo staan er in de kelder nog een hele voorraad cornedbeef in blik en dozen van grote blokken Sunlight zeep. Hij springt op zijn fiets. Het is zijn eerste herenfiets met een baar die hij voor zijn twaalfde verjaardag heeft gekregen. Hij rijdt in de richting van de kerk. Hij doet dit geregeld want zijn grootouders wonen vlakbij de kerk. Elke eerste vrijdag van de maand gaat hij naar de mis van 6u30. Hij zet dan zijn velo in de poort van zijn metje en gaat samen met haar naar de kerk. De eerste vier jaar woonde hij samen met zijn ouders in een twee kamer huisje, een vroegere stal aangebouwd aan het woonhuis van zijn grootouders. Er lagen nog geen tegels op de vloer. Elk jaar kwam er een broer of zus bij. En toen zijn moeder zwanger was van het vierde, zei ze geregeld: “Ga jij maar bij metj spelen.” Dat deed hij met plezier want hij kreeg er altijd wel een snoepje en zijn jongste tante knuffelde hem. Hij bleef er vaak ook slapen. Metj leerde hem zijn eerste schietgebedje: Heer Jezus, kom in mijn hart, doe erin al wat u behaagt en doe eruit al wat u mishaagt.” Het leek alsof ze hem een geheim verklapte, een gebed voor ingewijden. Er ontsnapte geen enkele beweging van haar lippen. En na twee keer kon hij het zelf opzeggen. Hij glunderde. “Ik ben blij dat ik drie dochters in het klooster heb,” vertrouwde ze hem toe, “maar ik vind het spijtig ik geen priester heb. Uw vader als oudste moest het normaal worden, maar hij was daar niet voor geschikt.” Als een honingbij wordt hij opgenomen in het hart van een bloem. Aangezogen door de zoete nectar van haar liefde, kijkt hij haar met grote, open ogen aan. “Metj, als ik groot ben, wil ik wel priester worden.” Vandaag is het om een heel andere reden dat hij die richting uitrijdt. Schichtig kijkt hij op zij naar het huis van Godfried, om zich dan snel weer over zijn stuur te buigen. Hij hoopt dat niemand hem ziet. Er komt iemand uit het postkantoor, maar hij kijkt strak voor zich uit. Hij wil niet zien of iemand hem opmerkt en hem herkent. Hij komt voorbij het klooster met daar tegenover de jongensschool waar hij tot voor een paar jaar naar de school ging. Hier begint de dorpstraat met haar kasseien. Zijn fiets rammelt. “Wat een lawaai,” dreunt het van binnen. Met de blik op de weg gefixeerd, probeert hij de meest hobbelige stenen te vermijden. Op een trektocht met KSA bleven Godfried en hij in een pas gemaaid korenveld achter. Het is een warme, zonnige dag. Het ruikt naar het verse stro. Ze liggen naast elkaar en met hun blote benen stoten ze elkaar aan. Ze spelen met het stro en met een strootje zoeken ze een weg in elkaars broek. Later ook met hun handen. Hij rijdt net voorbij één van de dorpscafés. Hij hoort het liedje “Brigitte Bardot, Bardot”. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes en bijt op zijn tanden in een grimas om zijn oren en ogen af te sluiten. Zijn lichaam reageert zo gevoelig op dit soort zaken. Op school zinspeelt de leraar geregeld op dit soort dingen. Ze lachen dan allemaal. “Zouden andere kinderen van de klas ook vuile manieren doen?” vraagt hij zich dan af. Er wordt altijd wat lacherig over gedaan. In de godsdienstles heeft hij geleerd dat het de zonde van onkuisheid is, een doodzonde. En wie in doodzonde sterft, gaat naar de hel. Hij leerde ook dat in doodzonde te communie gaan heiligschennis is en op zijn beurt een doodzonde. Te biechten gaan zonder uw doodzonden te biechten ook. Het wordt een karrenvracht die niet meer te overzien is. In het begin voelde hij zich onnozel dat hij nog niet wist wie Sint Maarten was, toen vader het hem vertelde. Nadien glunderde hij omdat hij het niet aan de kleinere kinderen mocht verklappen. Een geheim onder grote mensen. Maar zijn nieuwe kennis is een vat vol gevaar. Beschaamd houdt hij het verborgen en hij sprak er nog met niemand over. In bed ligt hij al een tijd te woelen. Het beeld van het hellevuur verontrust hem. Het sublieme idee is gekomen toen hij tijdens de communie Gods hulp vroeg. Het was in een mis die de pastoor opdroeg en waarin hij preekte over Jezus die samen met zondaars ging eten. “Jezus is gekomen om de zondaars te redden.” Bij die woorden besluit hij ineens om naar de pastoor te gaan en alles gewoon op te biechten. Alles ineens. Daar is de pastorij. Hij zet zijn velo tegen de hoge bakstenen muur die het domein omgeeft. Hij kijkt niet meer rond en stapt naar het hoge wit geschilderde metalen hek. De spijlen eindigen bovenaan in puntige uitsteeksels. Voorzichtig duwt hij de klink naar beneden. Hij ademt diep in, werpt een vluchtige blik op de straat en sluit voorzichtig het hek om geen lawaai te maken. Hij struikelt bijna over zijn voeten. Met trillende benen begeeft hij zich op het geplaveide pad naar de imposante pastorij. Hij trekt aan de hendel van de bel. Een klokje klingelt. Het is een vrouw die opendoet. Hij deinst achteruit. De woorden in zijn hoofd waren naar de pastoor gericht. “Het is wel voor meneer pastoor, mevrouw.” Ze knikt vriendelijk. “Ja, die woont hier ook. Ik zal hem eens roepen,” zegt ze lachend. Hij wordt rood. Hij staart naar beneden. “Kom toch binnen,” maant de vrouw hem aan. In de hoge gang, met grote witte en zwarte tegels staat hij te wachten, vlakbij een groot kruisbeeld. Er hangt een geur die hij niet kent. “Dag beste vriend.” Een zware mannenstem. De oude pastoor lijkt van dichtbij nog ouder dan in de kerk. Hij loopt gekromd, met wit grijs haar en een klein brilletje op zijn gerimpeld gezicht. Dat lange zwarte kleed en die witte boord. Het maakt de jongen heel klein. De pastoor schuift een stoel wat van de tafel. “Ga maar zitten en vertel het eens.” Hij duwt dadelijk op de pijnlijke plek, een rood gezwollen puist. “Meneer pastoor, ik ben…” De woorden blijven steken in zijn droge keel en hij slikt. “Ik ben in doodzonde.” Het floept er ineens uit, als de etter die er wordt uitgeduwd. De zweer was rijp. Nu nog de zalf om te genezen. “En ik wil alles biechten.” Het grijze hoofd kijkt ernstig. “Dan gaan we naar de biechtstoel.” De jongen heeft nog geen biechtstoel gezien. Een beeld met de pastoor, met hun twee te voet op weg naar de kerk, dringt zich op. Mensen die naar hun kijken. Hij verkrampt en zijn hoofd trilt “neen, dat niet.” “Kom maar naar hier,” de pastoor wijst hem een speciale stoel. Een diepe zucht. De pastoor zet zich op een stoel voor de bidstoel. “Ik luister.” “Eerwaarde vader, zegen mij, want ik heb gezondigd.” Het rolt er zo uit als het refrein van een lied, een somber lied. Nu begint het moeilijkste deel. Hij weet bij benadering niet hoe vaak hij al die doodzonden heeft bedreven, en dat moet je er normaal bij zeggen. Hij had zijn kar vol zonden tot hier getrokken en hij zou ze leeg maken. Hij haalt diep adem, de ogen gefixeerd op het plankje waar zijn handen op rusten. “Ik heb de zonde van onkuisheid bedreven, ik weet niet meer hoeveel keer,” hij gaat nu door, het moet er allemaal uit, “en ik heb dat nooit gebiecht als ik te biechten ging en ging zonder te biechten te communie en ik weet niet hoeveel keer dat allemaal is gebeurd.” In één ruk braakt hij alles uit. Een zieke die overgeeft en zijn zieke maag ontlast. “Heb je die zonde tegen het zesde gebod alleen of met anderen gedaan?” Daar was hij niet op voorbereid, om details te moeten vertellen. “Allebei, meneer pastoor. Soms doe ik het alleen, soms met een kameraad.” Hij aarzelt. Kan hij de naam van Godfried wel verklappen? De pastoor kent Godfried goed, want hij is misdienaar. “En wie is die kameraad? Die moet ook geholpen worden, nietwaar.” Zo had hij het nog niet bekeken. Dat is waar. Godfried moest ook worden geholpen. Daar had hij nu de kans voor. Misschien kan de pastoor een steun zijn om Godfried van het lijf te houden. Die dringt altijd aan en hij kan zijn handen niet afweren. Nog niet. “Het is Godfried, meneer pastoor.” “Het is goed dat ge alles hebt gebiecht. Ik ga u nu een goede raad geven. Als de drang om te zondigen opkomt, dan moet ge u geselen. Dan zal dat overgaan. Op het einde maakt de pastoor het verlossende gebaar en zegent hem ”in naam van God vergeef ik u uw zonden. Ego te absolvo….”. De priester staat op en wenst hem proficiat. Hij glundert. “Bedankt, meneer pastoor.” Hij springt op zijn fiets. Hij vliegt vooruit, zoveel lichter. Recht naar het huis van zijn grootouders. Ze wist zijn zweet April 1968 “Ik voel me rot vandaag, Hendrik, heel rot,” het komt er uit met veel nadruk op rot. Haar gezicht is gespannen. In haar ogen hangen donkere wolken die elk moment kunnen breken. Ze draait zich om en wast enkele glazen uit.   Hij kijkt op haar rug, zijn gezicht in een frons vol vraagtekens. Wat is het dat haar zo belast? Hij had er zo naar uit gekeken om haar terug te zien, sinds hij haar enkele weken geleden zijn liefde bekende. De voorbije weken komen als een sneltrein voorbij. “4 april. De moord op Maarten Luther King? Allebei, schreven ze elkaar onmiddellijk hun woede uit. . “Dat iemand die zo opkomt tegen onrecht, wordt vermoord, godverdomme!” Hij had Kings verhaal over de Rijke Dwaas nog gebruikt in een misviering voor zijn jonghernieuwers van KSA. Een oproep om het materiële niet tot levensdoel te maken Gerolf of Gerard? Mijn liefdesverklaring? Ligt het aan mij?” Zijn maag knijpt samen. “Wilt ge erover spreken, Marleen?” De toon verraadt niets van de laatste gedachte. “Met wie anders kan ik daarover spreken, Hendrik?” “Oef!” Nu staat zijn hart helemaal open. Hier mag ze haar ellende in woorden uitstorten. “Gerolf, heeft me gedwongen om het weer aan te maken. Ik heb volgens hem het recht niet om hem te dumpen. Ik ben bang van hem.” Het raakt hem. Hij ziet gelijkenis tussen Gerolf en zijn vader. De vrouw moet haar man volgen. Er is zo weinig genegenheid. Enkele weken geleden liep hij Gerolf onverwachts tegen het lijf. “Ge kunt van geluk spreken dat gij haar niet van mij probeert af te pakken,” had hij nors gezegd, langs zijn neus weg. “Ik begrijp dat ge bang zijt van hem, maar liefde kan toch niet gedwongen worden, Marleen. God heeft de mens vrij geschapen en het is de liefde die een mens vrijmaakt.” Ze hebben vaak over God gesproken. Voor hem is het leven een leven in dienst van God om bij te dragen tot een betere wereld. Ieder met zijn talenten. “Gij hebt mij geholpen om God opnieuw te ontdekken,” zei ze eens. “Een liefdesrelatie is geen boksmatch waar de sterkste de andere dwingt tot overgave door de nodige klappen.” Ze knikt en het moedigt hem aan om nog even in dat beeld te blijven. “Ge klinkt alsof ge in de touwen hangt.” “Liefde moet gedragen zijn door wederzijds respect, Marleen.” Een tijd geleden beklaagde hij zich nog dat hij in zijn ontwikkeling achterop liep omdat hij nog nooit een lief had gehad. Misschien helpt het hem nu om vol liefdesvuur woorden uit boeken tot de zijne te maken. “Gerard, is nog een groter probleem. Hij heeft me een brief geschreven dat hij zelfmoord pleegt als ik hem afwijs.” Ze trekt haar schouders omhoog en steekt haar open en lege handen voor zich uit. “Maar ik ben niet verliefd op hem.” Ze laat de handen zakken en krijgt vochtige ogen. “Ik kan er niet tegen dat iemand door mij ongelukkig is. Wat moet ik doen?” “Het is uw goed hart dat spreekt, Marleen, maar in de liefde moet een mens in een zekere zin...hoe moet ik het zeggen…wat egoïstisch zijn. Het is misschien raar om dat te zeggen. Enfin, ge hebt medelijden met hem maar dat is geen liefde. En wat hij doet dat is volgens mij, sorry hé, emotionele chantage, en ook geen liefde.” Emoties, woorden en beelden schieten als bliksems in de oersoep van zijn diepste zijn. “Hij plakt op haar. Een parasiet die haar leegzuigt. Ze moet hem van zich aftrekken. Of iemand anders moet het doen.” “Kent ge niemand die hem zou kunnen helpen?” Ineens komt het eruit. “Dat is het. Ik ga Miel en Marie-Rose inschakelen. Dat is een pracht koppel, Hendrik. Ge zoudt ze moeten leren kennen. En zij kennen Gerard goed.” Het is de sleutel voor de deur die volledig op slot leek. Er daalt een rust over de wereld. De bliksems hebben hun werk gedaan. De zon schittert weer in haar ogen. Het land vruchtbaarder dan voordien. In zijn dagboek. Mijn lieve God, ik weet niet hoe het met Marleen zal verder gaan. Misschien moet ze zich eerst van Gerolf en Gerard bevrijden. Heb ik ook niet een omweg gemaakt voor ik ontdekte dat ik in het diepst van mezelf op haar verliefd ben. Kan het zijn dat zij ontdekt dat ze op mij verliefd is, nadat ik haar hielp met die twee? Worden we niet vaak van ons diepste zijn afgesneden door oppervlakkige zaken. Waren die snelle verliefdheden niet heel oppervlakkig als ik ze vergelijk met de diepe vriendschap die er tussen Marleen en mij bestaat? Een week later. Het is dansavond. Er wordt wat afgedanst. Hij staat helemaal in het zweet. Zijn hemd is doordrenkt. “Mijn winterroosje, verlaat me niet meer.” De wals die hij met Marleen draait, mag blijven duren. Van waar het komt weet hij niet, maar hij heeft er zelf plezier in als hij zingt “mijn wilde roosje, verlaat me niet meer.” Het zingt en swingt doorheen zijn hele lijf. De hele wereld draait rond hun. Er is geen plaats voor andere gedachten of gevoelens dan euforie. Een kwartier geleden fluisterde ze in zijn oor “het is definitief gedaan met Gerolf en Miel zal Gerard aanspreken. Bedankt voor uw hulp, Hendrik.” Ze rusten niet. De ene dans volgt op de andere. Ze laten elkaar niet meer los. Een korte pauze om iets te drinken. Tijd om met een zakdoek zijn zweet weg te nemen. Een rustige slow lokt hen weer op de dansvloer. “Ik droom voor jou in groen en blauw een eiland in de zon.” Tot nu toe dansten ze met een zijwaarts gestrekte arm en met de nodige afstand. Maar nu legt ze dadelijk haar handen rond zijn nek. Het voelt even onwennig. Een heel kort moment. Hij legt zijn handen om haar middel en beseft dat er iets is veranderd. Ze neemt een zakdoekje en wist zijn zweet. Hun lichamen vleien zich tegen elkaar aan en ze legt haar hoofd tegen zijn borst. Ze zingen zacht mee:“ waar iedereen nog weet waarom de liefde liefde heet. En waar ik jou in groen en blauw steeds in mijn armen hou.” En de fluite gaat 4 april 1971 “Klein soldaatje, groot soldaatje, laat ons flink marcheren en de trommel slaat en de fluite gaat…”Als een onvoltooid lied verspreidt zich de melodie door de hemelsferen. Hun gebaren verstijven. Marleen en Hendrik zijn op huwelijksreis vertrokken met haar broer en zijn vrouw en hun kleine Pietje. Het gaat richting Spanje, waar Hendriks vader een appartement heeft. Ze zingen heel hun Vlaamse liederen repertorium. Pietje zingt mee. ” In een bosje staat een huisje, keek eens door het vensterraam.” Het kind zet zijn handen als een verrekijker voor zijn ogen en kijkt door het raam naar buiten. En als het gedaan, stelt hij zich recht achter de zetel van zijn mama en zegt ferm:” nog een liedje.” Het wordt klein soldaatje, groot soldaatje. Wat er toen gebeurd is, weet hij niet. Als hij de ogen opent, komt hij uit een rondtuimelende droom en herkent niets van de omgeving waarin hij ontwaakt. Hij is opgesloten in een kooi en zoekt hoe hij er kan uit klauteren. Iemand van buiten helpt om de kooi te openen. En als een dier kruipt hij op handen en voeten naar buiten. “Waar ben ik?” stamelt hij. De mensen verstaan hem niet. Ze spreken Frans. Iemand brengt hem een stoel. Steeds meer wijkt de droom en herkent hij hun auto die op zijn dak ligt. “Ma femme,” fluistert hij en smeekt dat ze haar uit het wrak halen. “We zijn pas getrouwd.” In de ambulance zit hij naast de chauffeur en achterin ligt nog iemand. Hij draait zich om en herkent zijn Marleen aan haar groene pull. “Dag liefke.” Ze kreunt iets terug. “We mogen van geluk spreken, liefste dat we nog leven. Het had veel erger kunnen zijn. We hebben elkaar nog.” Toen ze haar in het ziekenhuis onderzochten, herkende hij haar aan het litteken op haar buik. 3 april Ze slapen bij haar ouders gaan slapen, in haar vroegere kinderkamer. De eerste keer sinds ze getrouwd zijn. Er wordt nog nagekaart over de vreugde waarmee die hele dag is verlopen. “Uw vader was ook in een goeie bui, Hendrik,” zegt vake, zijn schoonvader. “Vanaf nu mag je ons vake en moeke noemen net als onze dochter,” zegden ze hem de dag na de bruiloft. “De hele familie is gelukkig dat alles is bijgelegd tussen ons. Mijn twee tante nonnen zijn er mij voor komen bedanken.” Er is gezongen en gedanst. De openingsdans hebben ze gewalst op hun eerste lijflied “oh winterroosje verlaat me niet meer.” Ze zwierden over de dansvloer. Ze genoten van de vele blikken. Ze wilden iedereen laten genieten van hun liefde. “O wilde roosje…” Iedereen kon hen bewonderen. In haar witte bruidsjurk was ze de mooiste van alle Griekse nimfen. Het begin van een sprookjeshuwelijk. De verloren gewaande zoon die terugkomt in het land van zijn vader. Als een prins in een gouden koets, getrokken door vier witte paarden en naast hem de mooiste prinses. Het bed waarin ze haar hele jeugd heeft geslapen, is nu hun bed. Morgen is het Palmzondag en begint hun huwelijksreis naar Spanje. In de sterkst mogelijke woorden spreken ze hun liefde en hun geluk uit. Hij neemt haar hand in de zijne. “Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit nog een andere vrouw kan lief hebben. Als ik alleen val, moet ik nooit nog een andere vrouw hebben. Ik zou ze altijd met u vergelijken en dat zou haar te veel pijn doen.” “Ik bid God dat ik voor jou mag sterven, lieveke. Ik zou niet verder kunnen leven zonder jou. Willen we samen God danken dat Hij ons aan elkaar heeft gegeven?” “Lieve God en lieve Marleentje, ik dank jullie allebei voor het geluk dat ik mag ervaren. God, ik vraag u om ons te helpen dat we onze liefde, die ook Uw liefde is, kunnen uitdragen naar alle mensen waarmee we in contact zullen komen.” “Lieve God en lieve Hendrik, mijn man. Ik heb er geen woorden voor om jullie te danken voor wat jullie voor mij betekenen. Ook ik wil mij levenslang inspannen om andere mensen de liefde te leren kennen die mij te beurt valt.” 4 april 1971. Pamlzondag. Ze zijn al heel vroeg op. Ze maken hun picknick klaar. Ze gaat hem voor door de donkere gang naar de winkel en doet het licht aan. Zij snijdt als volleerde winkeljuf de plakken kaas. Hoe vaak heeft ze haar Hendrik hier kaas en salami meegegeven in de periode van de problemen met zijn vader. Buiten lopen enkele mensen naar de kerk. Twee aan twee. In hun beste pak, een hoedje op, met in hun handen palmtakjes. “Hé, liefke, ’t Is Palmzondag. Groot feest voor Jezus.” En op zijn typisch kritische toon:” maar over enkele dagen zal hij sterven.” “Laten we het vandaag bij het feest houden, Hendrik.” Eurydice, de schoonste van de waternimfen was verliefd op het mooie gezang van Orpheus. Kort na hun huwelijk sterft ze. De zanger die nog maar pas de bruiloft had opgeluisterd door zijn muziek, zingt nu zijn onnoemelijk verdriet uit. De hele wereld wordt er door geroerd. Alle andere kwellingen en obsessies vallen weg en ruimen plaats voor het oeverloze verdriet. De bomen komen in een kring rond hem staan en buigen zich naar hem toe. Zelfs de onderwereld opent zich. Hij vangt een glimp van zijn geliefde op en hij smeekt de goden “geef me mijn geliefde terug.” Hij is overtuigd dat ze dit niet kunnen weigeren als ze zien en horen hoe groot hun liefde is. Hij zingt en roept de god van de onderwereld toe: “heeft niet de god van de liefde ook macht over het dodenrijk?” 12 april 1071. Paasmaandag. Hij ziet haar liggen op een draagbaar. In een wit kleed, haar bruidskleed. Ze ligt op een bed van bloemen. Vier engelen dragen haar naar het midden van de hemel. Er wordt gezongen en muziek gemaakt. De hemel is in feest. Ze komen vlakbij God. Hij reikt haar de hand en ze staat recht. “ God, Gij hebt mij deze vrouw geschonken als een geschenk van uw liefde. Ik geef ze U nu terug. Er zal veel vreugde in de hemel zijn, want ze is een fantastische mens. Bedankt dat ik haar drie jaar heb mogen hebben.” Hij straalt terwijl de film zich ontrolt. Naast hem zit zijn oudste tante non. Volkomen stil. Orpheus zingt zo mooi dat hij zijn geliefde te zien krijgt en haar mag meenemen naar de aarde. De god verwittigt hem dat hij haar moet voorgaan doorheen de donkere weg en pas naar haar mag omkijken als zij volledig in het daglicht is aangekomen. Dan volgt een lange weg, door stille duisternis. Eurydice volgt geruisloos haar geliefde. Hij vraagt zich geregeld af of ze er nog is. Als hijzelf het zonlicht bereikt, kan hij het niet langer houden en kijkt om. Hij ziet ze nog even, om haar dan onherroepelijk te zien wegzweven, met een onherkenbaar geruis. De eeuwige duisternis in. Als het uitstervend geluid van het lied van een fluit verliest hij zijn geliefde een tweede keer.      

Hendrik Van Moorter
41 0

De bureaulamp gaat uit

Opdracht drie De Bureaulamp gaat uit. “Als je wil, blijf ik de hele nacht samen met jou wakker, liefste,” had ze in het begin van de avond gezegd. Ze meende het. Hij stond voor een belangrijk examen in zijn eerste doctoraat en zou de hele nacht door blokken. “Neen, liefke dat wil ik niet. Je hebt je rust ook nodig. Ik haal het wel,” had hij zijn Marleentje gerust gesteld. “Maak me wakker als het niet meer gaat, hé jongen,” had ze hem nog teder toegefluisterd als ze hem een nachtzoen gaf. Hij zet zich met moed aan zijn bureau. Een fles water, een thermos koffie, een tas, zijn sigaretten en een asbak staan tussen de vele samenvattingen van de cursus die hij moet blokken. Een eenvoudige bureaulamp met een groene blikken kap op een plooibare stang maakt het stilleven compleet. Op een schema heeft hij de uren en de bladzijden genoteerd die hij per uur moet doen. Een trainingsschema voor een atleet. Een klein jaar geleden. “Je moet er met je vader over praten, jongen” schrijft zijn moeder. “En ik krijg altijd de schuld. Ik hou dit niet meer vol.” Hij houdt veel van zijn moeder in wie hij zijn eigen onmacht herkent. “Ik moet met je vader verder leven, en ik heb altijd geprobeerd om de kerk in het midden te houden.” Haar brief boort in zijn hart. Doorheen de mist in zijn ogen leest hij de brief nog eens. Hij wil niet dat zij het slachtoffer is van zijn liefde en beslist om dit weekend zijn vader officieel te vertellen, wat die al lang weet, dat hij verkering heeft. Het toneel begint pas echt als het doek opengaat. Op zaterdagavond is het zo ver. “Vader, ik heb verkering met Marleen. Je kent haar vader. Hij zat ook in Lokeren.” Er hing altijd een sfeer van verbondenheid tussen zij die zich slachtoffer van de repressie voelden na de oorlog. Hij dacht dat dit een goede introductie was, een captatio benevolentiae, zoals hij dat in de lessen Latijn had geleerd. “Ja, natuurlijk ken ik hem,” veel meer woorden wilde hij daar deze keer niet aan wijden. In andere omstandigheden zou hij met veel enthousiasme vertellen over wat hij de Vlaamse idealisten noemde. “Maar ik ben daar niet mee akkoord,” gaat het kort afgemeten verder. Er is weinig plaats voor voorspel in zijn theater. “Gij moet nog veel te lang studeren en het is mijn plicht ervoor te zorgen dat ge daar in slaagt.” Zijn hart bonst in zijn borst. Zijn benen worden slap, zo slap als toen vader hem sloeg. Slap als een marionet waarvan zijn vader aan de draden trok. Deze marionet probeert nu uit zichzelf tot leven te komen. “Er zijn toch veel studenten die een lief hebben en goede punten behalen. Guy heeft ook een lief.” Aai. Terwijl hij het uitspreekt, beseft hij al dat dit een slechte zet is. En zijn vader is een goede schaker. “Uw vriend is het beste bewijs. Hij was vroeger altijd de eerste in uw klas en was twee jaar geleden gebuisd. Neem het van uw vader aan jongen, ik heb veel meer levenswijsheid dan uw vrienden. Er zijn drie grote gevaren voor een jongeman: de sigaretten, de drank en de vrouwen. En als ge een goed diploma hebt, hangt er aan elke vinger een vrouw die u wil.” Daar staat een onwrikbare pilaar van het hardste marmer. Als je ertegen schopt, doe je alleen je eigen tenen pijn. “Ik geef u twee keuzes: of ge maakt het uit of ge trouwt zo snel mogelijk,” een mokerslag van een hamer uit hetzelfde marmer, “want dan ben ik van mijn verantwoordelijkheid over u ontheven.” Zijn tanden klemmen en knarsen. De gespannen spieren rollen op zijn kaken. Zelfs een marionet moet van zo een slag bekomen. “Dat begrijp ik niet goed dat we mogen trouwen, va.” “Ge hebt gehoord wat ik heb gezegd en als ge daar niet mee akkoord gaat, onttrekt ge u aan mijn gezag en sta ik niet langer voor u in. Dan kunt ge uw studies zelf betalen.” Op dat moment verandert er iets in de marionet. De opstand van de zonen tegen hun vader wordt weer opgevoerd. Kronos, een titaan castreert zijn vader Uranus en wordt zelf door zijn zoon Zeus vermoord. Maar hij wil zijn vader geen kwaad doen. Hij is geen reus en geen oppergod, maar zegt wel met overtuiging: “Ik kan daar niet mee akkoord gaan va, ik hoop dat er nog iets anders mogelijk is.” Voor het eerst in een rechtstreekse confrontatie, neemt hij een eigen standpunt in. Het brengt tot zijn verrassing enige rust van binnen. Begin van bevrijding? Er komt uiteindelijk via bemiddeling van een priester een derde oplossing: hij mag zijn lief één keer per maand zien op zondagmorgen na de hoogmis van de Bond van het Heilig Hart. Alle bemiddelaars zijn tevreden met iets dat voor hem onaanvaardbaar is. Eens de mens het vuur had ontdekt, bewaakte hij het met de meeste zorg, zodat het nooit nog doofde. Zijn liefste steunt hem. “Liefste, als je denkt dat het voor iedereen het beste is, dan wil ik wel op je wachten, maar ik wil je niet kwijt,” zei ze voor hij naar dit gesprek met zijn vader ging. Een maand later. Vader roept hem bij zich. Hij kan vermoeden waarover het zal gaan. ”Ge hebt u niet aan onze afspraken gehouden. Ge zijt ongehoorzaam en zondigt tegen het vierde gebod. Als oudste zoudt gij het voorbeeld moeten zijn voor uw broers en zusters. Daarom is het mijn plicht om op te treden. Ik wil u hier niet meer zien in mijn huis als ik morgen na de mis thuis kom.” Hij staat op en gaat naar bed. De woorden donderen als een donderpreek van een pater die dreigt met hel en verdoemenis. Zo een radicale actie, waarbij vader er hem als zoon gewoon uitgooide, had hij niet verwacht. Een echte ontworteling, zoals een plant die wordt uitgetrokken. Onkruid. In de keuken staan moeder en zijn oudste twee zussen te wenen. Ook bij hem breekt de dam door met een stroom van tranen. Sindsdien betaalt zijn Marleentje zijn studies, is zij en haar liefde de nieuwe grond waar hij in wortelt. Deze nacht moet hij het bewijzen. Wat moet hij eigenlijk bewijzen? Twee jaar geleden is tijdens een danscursus een nieuwe wereld voor hem open gegaan. Prins Siddartha was lang opgesloten in het paleis van zijn ouders om hem weg te houden van de ellende buiten, die als een bedreiging voor zijn toekomst werd gezien. Hij was niet in een paleis opgesloten, eerder in een bunker van dikke muren. Zijn vader bouwde die bunker met strenge verboden en onderhield die met harde hand. Als vader hem sloeg, zakte hij door de benen en viel op de grond. Complete onderwerping van de zwakkere wolf aan de sterkere. Alle spieren verslapten, ook de sluitspieren. Pijn, verdriet en schaamte. Hij verstopte zich in bed, kroop weg met zijn hoofd onder de dekens. Daar vond hij steun bij God die hij leerde kennen als een trooster, die er altijd voor hem was en viel in slaap. Lang was zijn god naast trooster, ook iemand die hem riep om priester te worden. Op die manier werkte zijn god samen met zijn vader om hem van de meisjes weg te houden. Uiteindelijk was de zonde tegen het zesde gebod zijn redding. Alles stond mooi in geboden geformuleerd. Hij kon toch geen priester worden als hij de seksualiteit niet volledig onder controle had. Ondanks alle goede wil, was de wilskracht te klein. Hij deed er alles aan dat ze daar thuis niets merkten, van die zwakke wil en bleef hun voorbeeldige zoon. Op de danscursus ging de verboden wereld open. De meisjes, die bloeiende bloemen, die dansende libellen, die zingende sirenen…Hij bond zich echter niet vast aan de mast van mijn schip zoals Odysseus maar maakte zich los van de mast waaraan zijn vader hem had gebonden. Hij stopte zijn oren niet dicht en luisterde naar wat zijn vader had verboden. Zijn ogen en zijn hart gingen open en hij ontdekte iets mooiers dan de mythe, die zijn vader scheen gelijk te geven: als je toegeeft aan het verlokkende lied van de sirenen, is dat je ondergang. Hij ontdekte de liefde. Hij danste en zong ze uit. Deze nacht wil hij in de krachtmeting met zijn vader triomferen. Hun liefde heeft hem bevrijd of althans de deur geopend van de gesloten bunker. “Ik zal het hem bewijzen,” klinkt het stoer. Hij kijkt ze aan en glimlacht. Ze stuurt hem van in bed nog een kusje en sluit haar ogen, de lieve schat. “En nu, vooruit!” Hij drukt op de knop van zijn bureaulamp en doet de verlichting van de kamer uit, zodat ze haar niet stoort. Met zijn vinger glijdt hij over de regels op zijn blad. Als een rups verslindt hij de woorden en zinnen. Hij bijt zich een weg tot op de nerven. Een uurlang onderstreept hij en krabbelt neer wat hij begrepen heeft. Zijn lippen bewegen terwijl hij zacht de inzichten verwoordt. Korte knikjes tonen de vooruitgang van de rups. Hij glimlacht en schenkt zich een glas water in. Hij rekt zich en loopt rond de tafel en zwaait even met de armen. Hij kijkt vertederd naar zijn liefste. Twee uur later. Hij botst op een stuk dat hij niet begrijpt. Hij ligt achterop op zijn schema en moet tijd inhalen. Hij steekt zich een sigaret op om zich moed in te trekken en gaat opnieuw over het blad van daarnet. “Zo kom ik er nooit,” dreigt een stem die hem moet aanvuren. “Als ik het niet begrijp, moet ik het gewoon van buiten leren,” klinkt het als remedie. Hij staat op en loopt rond de tafel en schopt tegen een tafelpoot. “Godverdomme.” Hij schrikt en kijkt of zijn liefste het toch niet heeft gehoord. De kracht waarmee hij vloekt, is als de zweep op een oververmoeid paard. “Godverdomme,” hij slaat een tweede keer met de zweep. Hij kijkt naar zijn horloge. Het is twee uur en hij moet nog zeker vijf uur goed kunnen voort blokken. “Misschien moet ik even gaan liggen, een kwartiertje en al soezend de leerstof herhalen. Dat is nooit tijdsverlies.” Hij kruipt voorzichtig naast haar. Het is er lekker warm. Plots schrikt hij wakker en dwingt zich uit bed. “Oef, het was bijna verloren,” klinkt het opgelucht. De bergbeklimmer is gelukkig niet te diep gevallen. De opluchting over het wakker worden duurt niet lang want de berg ligt er nog en die is hoog. Wanhoop steekt als een sluipwesp in de rups. Er moet nog zoveel gebeuren. Hij neemt de cursus i.p.v. de samenvattingen om dat moeilijke stuk beter te begrijpen. De berg wordt steeds groter en de nacht langer. Hij legt zijn hoofd op de tafel en voelt de wilskracht wegstromen. Uit de diepte van de ravijn klimt zacht een klaagzang omhoog: “Ik kan niet meer.” Bij elke herhaling, als een echo die van alle kanten wordt versterkt:” ik ik  kan kan   niet niet meer meer.” Kan hij nog vechten of wil hij het niet meer? Van op de berg komt tromgeroffel aan gerold:“ Vooruit. Niet opgeven. Kan niet, kan niet. Die ligt op het kerkhof.” Het was één van de spreekwoorden van zijn vader. Hij trekt zich aan de haren en slaat zich in het gezicht. Hij trekt nu zelf aan de touwen van de marionet: “Vooruit. Doe voort.” De marionet vliegt heen en weer en geraakt helemaal verstrikt. Het werkt niet meer. Helemaal verward, gaat hij languit op de grond liggen, op zijn buik, de armen wijd uitgespreid. “Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten,” zucht hij en begint te snikken. “Ik kan niet meer, mijn God.” De marionet ligt slap. De rups zoekt een geschikte plek om stil te vallen. Hij krabbelt recht en zet zich met de rug tegen het bed en omarmt zijn opgetrokken knieën en legt er zijn hoofd op. Het is genoeg geweest. De rups heeft haar plek gevonden en begint te spinnen. “Mijn God, Mijn God, sta me bij.” De rups spint zich helemaal in een cocon. Er komt enige rust ook al weet hij niet hoe het nu verder moet. Op dat moment wordt zijn liefste wakker en streelt hem over zijn hoofd. “Gaat het niet liefste?” “Ik kan niet meer, liefke en ik stop ermee.” Hij begint weer te snikken. Ze komt naast hem zitten en neemt hem in haar armen. “Ben ik geen slappeling? Ben je niet ontgoocheld4?” Hij weet wel dat het niet zo is, maar heeft het nodig om het nog eens te horen. “Ach, neen lieveke, je hebt je uiterste best gedaan. En wat is een jaar overdoen. We hebben toch elkaar. We slaan er ons wel door. Het was toch een heel zwaar jaar.” Hij begint weer te snikken. “Voor mij blijf je mijn liefste man, zelfs als je geen dokter zou worden. Je hebt me iets veel mooiers gegeven, je hebt me jezelf gegeven en je liefde.” Ze streelt hem. Hij vleit zich tegen haar aan en zoekt haar borstjes. “Laat ons in bed kruipen, lieveke, ik krijg kou.” Hij doet de bureaulamp uit. Ze zullen in een andere wereld wakker worden. Hoe zal die wereld eruit zien?

Hendrik Van Moorter
0 0

op weg naar het volleybalveld

Het grind knirpt onder de banden van zijn fiets terwijl hij het domein van jeugdheem Berg en Dal oprijdt. Zijn hart bonst in zijn keel. Hij wist nog gauw zijn zweet af met een zakdoek voor hij naar de Kleine Club gaat. Hij ademt even diep in voor hij de klink naar beneden duwt. “Na 22 jaren in het leven, maak ik het testament op van mijn jeugd,” het is Boudewijn de Groot die hem verwelkomt. Hij kijkt deze keer beter rond dan gewoonlijk om te zien wie er nog in de club zitten. Het is nog rustig. In de zeteltjes zitten twee koppeltjes en aan een tafel zitten enkele jongeren van K.S.A. voor wie hij zijn hand opsteekt. Hij gaat nu naar de toog. Haar grote bruine ogen stralen. Marleen doet als PV, de Permanent Verantwoordelijke van het jeugdheem elke zaterdagavond de bar in de Kleine Club. Hier heeft hij bij de liederen van Boudewijn de Groot, Liesbeth List en Miel Cools vele uren met haar gediscussieerd. Over derdewereldproblematiek, het communisme, maar ook over religie en de relatie tussen man en vrouw. Naast de affiches die de heemfeesten aankondigen, hangt een poster voor een betoging in Aalst voor Leuven Vlaams. “Heb jij die poster gemaakt?” vraagt hij terwijl hij het antwoord al kent. Haar creatieve stijl is zo typisch dat je er niet kunt naast kijken. “Ze gaat uit van de scholieren in Aalst. Hoe was de betoging in Leuven?” gaat ze op het thema verder. “Geef me eerst een pint, en pak er zelf ook één voor mij.” Het ontsnapt hem voor hij het beseft. Het is niet zijn gewoonte om te trakteren want zijn vader geeft hem nauwelijks zakgeld. Dat weet zij. Hij heeft daar met zijn vader al discussies over gehad. Die man is vreselijk autoritair. “Als ge uw oudste niet heel kort houdt, dan hebt ge aan uw jongste niets meer te zeggen, en ge zult me daar later nog dankbaar voor zijn,” klonk het toen. Daar moest hij het dan mee doen als oudste van negen. “’k Ben nat gespoten door een waterkanon,” zegt hij met de nodige fierheid in zijn stem en luid genoeg dat de anderen het ook kunnen horen. “Doet dat zeer?” vraagt ze bezorgd, terwijl ze kundig de glazen vult met een kraag schuim wit als de kraag van een edelman. “Zeer doet dat niet maar het is moeilijk om recht te blijven. Arm in arm lukte het wel.” Hij heft zijn glas en tikt het tegen het hare. “Gezondheid!” “Op Leuven Vlaams!” zegt ze plechtig. Ze komt ook uit een zogenaamd zwart nest. Hij steekt zich een sigaret op, trekt de rook krachtig binnen om ze even krachtg uit te blazen. “’t Is goed dat de strijd op alle fronten gevoerd wordt. Jong en oud, studenten en arbeiders, arm en rijk.” Hij komt op dreef. “Zo alleen is het kapitalistische systeem van de fanskiljonse bourgeoisie klein te krijgen.” Zijn gedrevenheid is geforceerd. Hij is er niet met zijn volle aandacht bij. Ze dient als veilige plek om zich schuil te houden alvorens een moeilijker te bevaren water in te gaan. Is het de angst voor de volle zee? “Gaan de studenten niet te veel mee met de communisten en hun revolutie?” Hier raakt ze hem in een zwaar dilemma. Hij voelt zich in het nauw gedreven en hij wil haar niet tegen zich opzetten. Vanavond zeker niet. “Misschien wel,” komt er wat afwezig uit. “Ik ga naar het volleybal kijken.” Hij blaast de laatste rook van zijn sigarret uit en dooft ze in de asbak. Hij buigt zich wat dichter naar haar toe en fluistert:” anders zeggen ze weer dat ik me daar te goed voor voel. Dat studentje uit Leuven.” Ze lacht haar witte tanden bloot. Terwijl hij naar de deur gaat, roept ze: “ik ga mee.” Met een sprongetje, dat typische sprongetje van haar, komt ze achter hem aan. Ze komen voorbij de Grote Club. De deur gaat net open, blauwe en rode lichten draaien in het rond. Dansmuziek rolt in langzame golven naar buiten: voor jou Natasha, speel ik op het klavier van mijn hart… Het neuriet onbewust in hem verder “voor jou Marleentje, speel ik op het klavier van mijn hart.” Hij wordt er helemaal warm van en schrikt als ze zegt: “over een kwartier komt Bernard.” Het is haar nieuwe vriend die ze pas kent nadat ze het met haar lief heeft uitgemaakt. Hij vertraagt zijn pas. Ze zijn halverwege het grasveld dat de clubs scheidt van het volleybalveld. “Ik wil je nog eens bedanken voor de hulp die je me gegeven hebt in mijn verliefdheid op Lieve. Ik durfde het haar niet zelf zeggen.” Hij stapt wat verder. “Zou jij als je op iemand verliefd bent, dat zelf durven bekennen?” Hij zoekt hoe hij zijn boot in de goede richting moet sturen. “Als ik mij bij die jongen heel veilig zou voelen wel, bij Frans bijvoorbeeld en misschien…” ze aarzelt een moment, kijkt rond alsof ze iets zoekt, “en misschien ook bij u.” De warmte en het volume in zijn gistende deeg stijgt. “Zeg het nu!” klinkt het van binnen. Is het de stem van zijn vriend Guy? Ze staan nu stil. Hij kijkt haar recht in de ogen. “En als het antwoord negatief is, is dat dan het einde van de vriendschap?” Een ultieme controle van de temperatuur. “Guy zegt dat vriendschap tussen een jongen en een meisje altijd eindigt in verliefdheid en als de verliefdheid niets wordt dat de vriendschap dan stopt.” Ze luistert en schudt haar hoofd. “Dat vind ik niet.” Nu heeft ze een deur geopend in zijn hart. De vaarroute ligt open. Het stroomt van zijn hart naar zijn mond: “Marleen, ik wil graag met u verkeren.” Ze schrikt. Haar grote bruine ogen worden nog groter en haar mond valt net niet open. De woorden waar ze anders niet gauw moet naar zoeken, komen niet. Nog voor ze iets kan zeggen, komt hij haar tegemoet en wil hij haar helpen. Dat gaat hem beter af. “Ik maak het u misschien erg moeilijk, denk er gerust over na. Het moet niet het einde van onze vriendschap zijn, als je het niet ziet zitten.” Ze gaan langzaam verder. Er hoeft niets meer gezegd. Zijn broodje is gebakken. Nu is het aan haar om te zien of ze erin bijt. “Mag ik gaan,” vraagt ze vertwijfeld, “hij zal gaan toekomen.” Haar vertwijfeling ontgaat hem niet en opgelucht toont hij zijn meest begripvolle kant:”ja natuurlijk, zeg. Ga maar vlug.” Hij streekt zich een sigarret op en trekt de rook heel langzaam naar binnen. En blaast hem heel langzaam naar buiten.    

Hendrik Van Moorter
20 0

Schaduwkind van Thomése; Zomertijd van Coetzee; Liefde van Knausgard

Bespreking van “Schaduwkind” van Thomése De ik-figuur vertelt vanuit een personaal perspectief. Vb. wat haat ik de mensen…ik heb de bloesem afgeknipt. Dit geeft een sterke identificatie met deze figuur. Soms gaat het over in we, die slaat op de ik-figuur/auteur en zijn vrouw. Vb elke dag drijven we verder van haar af. We zetten ons schrap. Hier is het proces van de ik-figuur verbonden met dat van zijn vrouw. Geregeld komt een verschil van beleving tussen die twee aan bod in de loop van het boek. Het gaat zelfs over in ze. Vb. Ons huis is het huis van vreemden. Hebben ze een kind? Het roept een gevoel van vervreemding op in de zelfbeleving van de ik-figuur. Er is een gebruik van je. Vb. Als je schrikt van een babymutsje, ben je niet goed bezig….Als je iets kwijt bent, betekent dat je niet meer weet waar je het hebt neergelegd…voor je het weet trekt het gore verdriet het jurkje aan…Het heeft iets veralgemenend dat de unieke beleving van de ik-figuur te boven gaat. Het is wat meer afstandelijk om de emotionele druk wat te verminderen. van ik naar jij: ik heb de clou proberen vast te houden…zo gaat het toch altijd? Als je iets overkomt, weet je nooit… van wij naar ik. Vb. haar geboorte ervoeren we als…De wereld, waarin ik zo lang richtingloos was.De ik-figuur schrijft over zichzelf als een hij die weet wat de jij van zijn vrouw in een droom beleeft. Vb. Hij weet wat in haar omgaat: je was bang dat het jullie schuld was. Afstandelijk neutraal er. Vb. er werd in mij gedacht. Dit is het ergste dat me kon overkomen…Ik wist het, maar ik voelde het niet. Het versterkt de beleving van niets meer te kunnen voelen. De eerste zinEr is een grote spanning met het gewone leven. Enkel een grauw boompje, een verstekeling mee gekomen met oude aarde, wordt verdragen. Het begrip verstekeling komt enkele keren nog terug als een nog verborgen gedachte, een bedrieglijke gedachte. De beelden: schutting, de benoeming van de stad als “Dal der Mieren” tekent zijn afkeer voor de stad. Het knippen van de bloesem zijn afwijzen van het nieuwe leven. In de zin “doorgaan alsof er niks is veranderd?” verraadt iets ergs dat zijn afkeer voor mensen en nieuw leven zal verklaren. De verteller zet een schutting en verdraagt de blik van de mensen niet. Hij knipt de bloesem en de knoppen af van de planten, als verzet tegen het gewone leven dat zich ontwikkelt. Ik kijk steeds door de ogen van de verteller. Ik identificeer me met hem. Soms komt zijn vrouw ter sprake, die zie ik door zijn ogen. Mijn sympathie ligt bij de verteller die worstelt met het leven, met het leed dat hem en zijn vrouw overkomt door het verlies van hun kind. Zijn worstelen is zo herkenbaar, wel heviger dan mijn eigen gevoelens in een vergelijkbare ervaring. Maar de openheid en eerlijkheid waarmee hij zijn binnenkant laat zien, zijn worstelen met woorden, met de onmogelijkheid om zijn kind levendig aanwezig te houden, is zo ontwapenend. We krijgen enig zicht op de manier waarop zijn vrouw handelt. Vb. Hij kijkt vol bewondering toe hoe ze het dode lichaampje waste, oliede…je voelt veel tederheid van de verteller naar zijn vrouw. De intimiteit van het drinken van haar afgekolfde moedermelk, van nog even samen, alleen met het lijkje te kunnen zijn “voor straks bezoek komt” en het zoeken naar de juiste manier waarop ze hem vraagt of hij hun kleine meisje nog even wil vasthouden…het toont de tedere omgang tussen beide ouders. Zij is de zorgende, hij de zoekende die met bewondering de moederlijke zorg beschrijft waartoe hij niet in staat is. Hij leeft mee met haar verdriet “plotseling waren je armen zo leeg en …zo wiegde je jezelf tot rust.” Het is zij die hem betrekt bij het kinderlijkje, om het nog eens vast te nemen, nadat hij eerder als observator haar zorgen gadesloeg. Het verschil tussen het leven zelf beleven en erover schrijven als observator komt hier sterk tot uiting. Personages waarvan ik niet weet wat zij zelf denken? De vrouw van de verteller. Welke rol ze vervult. Ze is deelgenoot in het verlies en tegelijk vertegenwoordigt ze een zeker contrast met de verteller, die enorm worstelt om in taal te vatten, in taal uit te drukken wat hem overkomt en daar nauwelijks in lukt. Zij wordt eerder voorgesteld als degene die lijdt en die haar liefde blijft uiten, het gewoon beleeft zonder dat geworstel met woorden. Het effect van door elkaar gooien van de ‘chronologische’ volgorde? In chronologische volgorde zou het zijn: de tijd voor de zwangerschap, de zwangerschap, de keuze van de naam, de geboorte, vaststelling van de medische problemen, de gang naar het ziekenhuis, de onderzoeken, de bespreking ervan en het overlijden, het zoeken naar woorden en de storende contacten met andere mensen die zoveel mogelijk worden vermeden; met de auto naar het zuiden in een jagershuis in het bos waar de angst voor mensen hem besprong; een schutting wordt gezet; de wereld is veranderd in een necropolis; het verliezen van de levendige herinnering (steeds minder is mijn huid nog aan haar gewend). Het heen en weer bewegen in de tijd geeft kansen om het zoekende proces naar woorden voor het afscheid daar telkens doorheen te weven. Het verhaal is niet systematisch naar volledigheid strevend, niet de exacte gebeurtenissen zijn belangrijk, maar de beleving, de vervreemding, de (on)mogelijkheid om woorden te vinden. Het voortdurend wisselen van tijdsmoment onderstreept het verwarrende, het ongrijpbare van de verlieservaring, die het hele leven overhoop gooit. Het verhaal beweegt heen en weer tussen pijnlijke momenten en reflectie. De tijd binnen het verhaal. Soms zijn er enorme sprongen die naar metaforen uit de oudheid verwijzen: Odysseus, Jezus, Etruskische tijd. Die sprongen verbinden de ervaring van de verteller met het universele van wat hem overkomt en geeft er een haast kosmische dimensie aan. “Als je genoeg kwijtgeraakt, wordt het verleden op den duur wat eerst de toekomst was…” “Soms vergeet ik dat de toekomst nieuw is. Dan heb ik het oude nog in mijn hoofd. Denk ik dat alles nog moet beginnen. We doen net alsof we van niks weten.” De schrijver leeft zich dan weer in de tijd in dat ze nog met tweeën waren. Veelal worden specifieke momenten in het hele proces beschreven en wordt daar veel tijd voor uitgetrokken in het verhaal. Maatschappelijk historische context. De moderne westers maatschappij met zijn sterk medisch technische ontwikkelingen, het ziekenhuis, de ambulance. Een tijdperk waarin kindersterfte sterk is verminderd in vergelijking met vroegere tijden. Hij beschrijft zijn ervaringen met de medici die op een technische manier omgaan met de baby en met hen als ouders en hoe hij zich voor hun benadering afsluit. Hij beschrijft de onmacht om met de rest van de omgeving een gepaste nabijheid en woorden te vinden voor de onnoembare pijn van het verlies van een kind. Wat minder doorklinkt is dat medici alles doen om een kind te redden. Hij laat dit na om het contrast tussen zijn emotionele beleving en die van de omgeving, de emotionele kloof met de omwereld sterker tot uiting te laten komen. Het toont de vaak voorkomende onmacht van gespecialiseerde artsen om in authentiek contact te komen met mensen die groot verlies lijden. Dat hij de ambulance kwijtspeelt in het drukke verkeer, is een beeld dat dit mooi uitdrukt Wat moest ik opzoeken? Tages, een kinderhoofd dat werd opgegraven en er oud uitzag, onbegrijpelijk wijs, een goddelijk kind dat zich de toekomst kon herinneren…uit een Etruskische mythe. Men kon de toekomst lezen in de nagelaten tekenen. “Want alles wat ging komen, was er al. Ook de dingen die niet zouden gebeuren,” aldus het kind dat oud geboren was en jong de dood in moest, “stonden reeds bij voorbaat vast.” Het laat de verteller toe om het verlies van zijn kind vanuit deze mythe te bekijken en haar invloed op de toekomst te duiden. Anamorfose: een vertekende afbeelding die er slechts onder bepaalde omstandigheden realistisch uitziet. Een waarheid die er altijd was en je nooit zag, die van de realiteit van het sterven. Eens ont-dekt, begrijp je niet dat je het al die tijd niet hebt gezien. Nostos: verwant met nostalgie, verwijst naar de Griekse held die na vele ontberingen overzee terug thuis komt. Hij vergelijkt de eigen situatie hiermee: doorheen grote ellende terug in de gewone wereld komen en niemand die beseft wat je hebt meegemaakt, dat je hier fundamenteel door veranderd bent. Waar ligt de focus? Het gaat om het verlies van zijn kind. Het centrale probleem is hoe met het verdriet om te gaan, hoe er vorm aan te geven, zowel in relatie met anderen als voor zichzelf. Het tekortschieten van de taal. De noodzaak om nieuwe taal te creëren, als middel om het kind telkens weer als een levende realiteit aanwezig te kunnen stellen en daardoor een toekomst te geven. Een universeel probleem waardoor het anekdotische wordt overschreden. Hierbij geven verhalen uit de mythologie, religie en literatuur betekeniskaders. Vb. Het dochtertje van Jaïrus in het evangelie, Emerson die over het verlies van zijn kind schreef. Elementen die steeds terugkomen, die elkaar versterken of een ander aspect laten zien. Motieven en thema’s. -de ontoereikendheid van de taal tegenover diep ingrijpende gebeurtenissen in het leven. Het zoeken naar nieuwe taal en beelden.Deze drie elementen versterken elkaar: wie het niet meemaakte kan niet begrijpen wat het betekent en er bestaat geen taal voor die men ter beschikking heeft om het te begrijpen en te kunnen delen met anderen. -hoe pas in het reële ervaren van de dood van je kind de diepe werkelijkheid ervan kan worden erkend -de breuk met het leven voordien, met de niet- begrijpende buitenstaanders Beelden en beeldspraak? Metaforen en symbolen? Hoe sturen ze mij, wat is hun functie?Beelden. Vb. We vinden alleen maar woorden die we niet willen zeggen, ze smaken naar andermans mond…verstikt door verkeerde woorden. We zwijgen ons een gat in de woordmuur, waardoor wij kunnen ademen. Vb. Het grove volkje heeft ons aangevallen toen we even zonder huid waren, zonder verdediging, weerloos als een baby. Vb. om buiten onder kalme bomen naar gedachten te gaan zoeken. De beelden laten ons op zintuiglijke manier de zin ervaren van wat de verteller wil zeggen, en daardoor op een verhevigde manier. Vele personifiëringen maken neutrale zaken tot actieve actoren waardoor ze veel directer inwerken. Vb. De dagen zien ons niet staan. Ze sleuren ons mee… Vb. Het zonlicht dat binnenvalt en haar nergens terugvindt. Vb. Het verdriet gaat vandaag gewapend door de straten. Vb. Vreemd kijken de nieuwgeboren straten mij aan, sommige onwetend, andere betrapt, onderdrukken bijtijds een giechel, enkel schuldig met neergeslagen ogen, laten mij passeren als een eenmans-lijkstoet. ‘Deze stad’ zeggen ze ‘is alleen voor jou gebouwd  Vele paradoxen: Vb. We zijn terechtgekomen in een wereld …die de onze nooit zal zijn Vb. Hoe krampachtiger wij haar proberen te kennen, des te vreemder ze wordt. Vb. Het is voor mij een plek gebleven waar men niet moet zijn, waar men in zekere zin ook niet is. Men zet zijn lichaam er beleefd in een stoel en gaat er zelf in gedachten meteen vandoor, het lichaam aan zijn lot overlatend. Vb. Het is vinden wat niet kon worden gezocht, omdat het pas bestond op het moment dat het gevonden werd. Vb. Waar ze gedacht is, daar moet ze dood. Waar ze gedacht zal worden, dan zal ze dood moeten zijn. Maar het is onmogelijk en zal onmogelijk zijn om haar niet te denken. Er zal daarom op het laatst geen plek meer over zijn waar zijn niet gestorven is. Het is maar net begonnen. Ze heeft nog minstens een leven te gaan. Vb. Wat kunnen zij anders dan de dochter van Jaïrus, die alleen kan gaan leven als niemand het van haar weet? Er zijn massa’s beelden en metaforen, uit de natuur, de muziek en de theaterwereld. Symbolisch is veel in het hoofdstuk over haar naam, die voorlopige, openstaande naam. Het is de lege stoel aan tafel. Het haakje aan de schoolkapstok waar geen winterjasje komt te hangen. De verjaardag die niet kan worden gevierd. …     Boek twee “Zomertijd” van J.M.Coetzee   Wie vertelt? Wisselt het vertelperspectief? Het vertelperspectief verandert . Er wordt in een eerste hoofdstuk geciteerd uit een dagboek en vervolgens gesproken over de auteur ervan in termen van “hij oppert…” Bij letterlijke citaten wordt die persoon als ik aanwezig gesteld. In de relatie met zijn vader, krijgt ook die een stem, als een hij. Later wordt duidelijk dat die hij ‘Coetzee’ is waarover een biografie wordt geschreven. Latere hoofdstukken hebben de structuur waarbij Vincent, een biograaf van ‘Coetzee’ bekenden uit het verleden van de schrijver opzoekt om een biografie te schrijven. Elke geïnterviewde brengt een ander perspectief mee. In de interviews, komen ook andere personen uit het leven en uit de familie van ‘Coetzee’ aan bod. De eerste zin. Hier wordt een bloedige aanslag verhaalt zoals dat verscheen in een krantenbericht. Het speelt zich af in 1972 in Botswana en mannen met bivakmitsen rijden in een Witte Amerikaanse auto een woonwijk in. Zeven verkoolde lijken, twee mannen, drie vrouwen en twee kinderen. Het gaat om een gewelddadige periode in Zuidelijk Afrika, die geen vrouwen en kinderen ontziet. Het roept afgrijzen op bij mij als lezer maar ook nieuwsgierigheid naar wie de moordenaars en de slachtoffers zijn, naar de motieven ook. Gezien het jaartal kan het om racistisch geïnspireerd geweld gaan. Dit wordt in de volgende paragraaf verder gesuggereerd en tegelijk betwijfeld: “De moordenaars leken zwart te zijn, maar een van de buren hoorde hen onder elkaar Afrikaans spreken, overtuigd dat het blanken waren die hun gezicht zwart hadden gemaakt. De doden waren Zuid- Afrikanen, vluchtelingen, pas enkele weken in het huis getrokken.” Het scherpt de nieuwsgierigheid aan: vanwaar kwamen de vluchtelingen en wie had hen zo snel gevonden en waarom gebeurde dit alles, wat hadden die vluchtelingen gedaan? Het suggereert een heel complexe zaak met onduidelijkheid over wie de daders zijn en hun motieven. Door wiens ogen kijk ik en hoe beïnvloedt me dat? Zijn het meerdere personen? Het is Vincent de biograaf van de schrijver ‘Coetzee’die inzage geeft in ‘Coetzee’ via citaten uit zijn dagboek en interviews. Hij laat geïnterviewden aan het woord, maar lijkt veel te weten waarover hij de gesprekspartners wil laten praten. Zo weet hij wat de ‘Coetzee’ en zijn vader denken over de gewelddadige gebeurtenissen zoals de moord in Botswana. De selectie van de commentaar over de gebeurtenissen in het dagboek laten ons door de ogen van de ‘Coetzee’ kijken. In de andere hoofdstukken komt telkens een belangrijke bekende aan het woord die een ander licht werpt op ‘Coetzee’: een vroegere vrouwelijke collega, wiens minnaar hij was; een nicht van ‘Coetzee’ die ook andere familieleden laat spreken; een Braziliaanse danslerares op wie hij verliefd is, maar wat niet wederkerig was; een collega sollicitant aan de universiteit en met wie hij samen colleges over poëzie gaf; een vrouwelijke collega aan de universiteit van Kaapstad. Tot slot komen ongedateerde dagboekfragmenten waarin de relatie met de vader aan bod komt en hoe die evolueerde wanneer die vader hulpbehoevend werd. Bij wie ligt mijn sympathie? In welke mate is dat gestuurd door de verteller? Mijn sympathie ligt bij ‘Coetzee’. Hij verschijnt als een mens van vlees en bloed met al zijn tegenstrijdigheden in aspiraties, emoties, handelend optreden. Zijn mislukkingen, zijn beperkingen en onhandigheden komen sterk op de voorgrond, naast zijn afkeuring van mistoestanden. Tegelijk ook zijn inconsequenties en twijfels en de vele vooroordelen die van anderen naar hem uitgaan waarvan hij het slachtoffer is. Ik kan mezelf in veel van die ‘Coetzee’ herkennen. Onderlinge relaties tussen de vertellers? Ieders rol en motivatie? Ze laten elk een ander aspect van zijn leven zien: zijn maatschappijkritische visie, zijn liefdesleven, zijn lichamelijk bewegen, zijn schrijverschap, zijn relatie en zorg voor vader, de spanning tussen carrière en die zorg voor vader. Personages van wie ik niet weet wat zij denken? Welke rol spelen ze? We weten niet wat de ‘John Coetzee’ in de verschillende relaties dacht en voelde, ook niet wat zijn vader denkt en voelt in de relatie met zijn zoon. Het verhaal in goede chronologische volgorde? Effect van door elkaar gooien? Zijn er gaten? Formeel gaat het over de periode van 1971 tot 1977. Maar de geïnterviewden geven soms inzicht in vroeger. Julia en Margot, de nicht geven zicht op de familiebanden, op enige voorgeschiedenis van de vader van ‘Coetzee’. We komen slechts in stukjes meer te weten over het leven van ‘Coetzee’. Het draagt bij tot verrast worden, nieuwsgierig blijven, tot in het laatste hoofdstuk waar enig licht wordt geworpen waarom de vader stopte als advocaat, uit zijn ambt werd gezet en boekhouder werd waar hij speciaal in het oog werd gehouden. Er zijn veel gaten, zo weten we weinig over de moeder van Coetzee, tenzij dat ze overleden is, tot ook hier in het laatste hoofdstuk meer over haar visie op opvoeding wordt verklaard en over haar afkomst. Subtiel wordt daar ook iets over de relatie van zijn vader en moeder gezegd: vader die in een quiz op de vraag of zijn relaties met het ander geslacht bron van tevredenheid waren, kort antwoordt met “nee”. Het einde van het boek is getiteld “ongedateerde fragmenten” en brengt ons de ongeneeslijke ziekte van vader en het dilemma van ‘Coetzee’ of hij voor hem zal zorgen of niet. Die vraag blijft onbeantwoord en dat doet mij als lezer des te meer over dit thema nadenken. De tijd binnen het verhaal en de tijd nodig om het te vertellen? Zijn er sprongen? Hun functie? Er zijn sprongen. Soms worden bepaalde scènes uitvoerig beschreven en krijgen korte tijdsmomenten veel plaats in het boek. Soms wordt een sprong gemaakt, zelfs in de opeenvolging van de hoofdstukken: in het vierde interview wordt verteld dat de vorige interviews nog moeten plaats grijpen. Het creëert een vorm van verwarring, van alertheid ook, van zich wat beet genomen voelen en het houdt de aandacht gaande. Maatschappelijk historische context? Periodes, locaties? Hoe resoneert die context mee in het verhaal? Dingen uit die tijd die niet meeklinken? Waarom?De toegenomen seksuele vrijheid komt aan bod in de relaties. De periode van toegenomen bewustzijn van en verzet tegen de klasse verschillen, waarbij ‘Coetzee’ bewust werk van de arbeider doet. Een periode van toegenomen mobiliteit op mondiaal vlak. Van de geïnterviewden wonen er verschillende (weer) in het buitenland of zijn van vreemde origine. De toegenomen spanning tussen de zorg voor ouders en de eigen carrière is een typisch fenomeen in deze periode. Gebeurtenissen die geen aandacht krijgen: de Rote Armee Fraction in Duitsland en de Rode Brigades in Italië, de staatsgreep van Pinochet en de moord op Allende in Chili, de eerste oliecrisis. Deze zaken hebben misschien weinig rol gespeeld in het leven van de schrijver. Het speelt zich af in de nadagen van mei 68, de periode van het Apartheidsregime in Zuid-Afrika, met gewelddadig protest ertegen vanwege de zwarte bevolking, een protest dat in de hele wereld wordt overgenomen. Het boek begint met dergelijk geweld. Het is de oorzaak van het ongemakkelijk gevoel om blanke Afrikaners te zijn, zoals ‘Coetzee’ zelf is. Het gevoel dat dit land hen niet toekwam. Het is ook de periode van de Vietnam oorlog en het verzet ertegen, dat de oorzaak wordt van het einde van het verblijf van ‘Coetzee’ in Amerika. De onafhankelijkheid van de Portugese kolonies heeft op het maatschappelijk leven in Zuid-Afrika een invloed gehad door de vele vluchtelingen. Er is een verwijzing naar: Portugese meisjes, uitzwermsels van het voormalige Portugese rijk. Dingen die ik moest opzoeken? Ballotage: stemming om een kandidaat lid toe te laten in een groepering Kaggen, de god van de bidsprinkhaan, waar het wijfje na de paring het mannetje opeet. Hij is de scheppersgod. Focus van het verhaal. Er is een min of meer afgebakende periode, maar in flashbacks komen ook andere tijden aan bod. Enkele thema’s komen centraal te staan: zijn relaties met vrouwen, de relatie met zijn vader, de relaties binnen gezin en familie; zijn politieke gezindheid. Afgebakend zijn de hoofdstukken die telkens iemand anders aan het woord laten. Er komen andere zaken aan bod of ze worden anders belicht. Het anekdotische wordt overschreden door de universaliteit van de thema’s, met de vele tegenstrijdigheden die elke keuze of houding met zich meebrengt. Elementen die steeds terugkomen, elkaar versterken of een ander aspect laten zien. Motieven en thema’s.-op politiek, links versus rechts, klasse verschillen en racisme -op familierelaties -literatuur De vele tegenstrijdige visies die mensen kunnen hebben op allerhande thema’s: -op ‘Coetzee’ -op relaties tussen mannen en vrouwen, de seksualiteit en de verhouding lichaam- geest -opvoedingsprincipes in het gezin en op school Beeldspraak. Metaforen en symbolen. Hoe sturen ze mijn denken en gevoelens. Hun functie? Symbolische daad als puber waarbij hij een kras aanbrengt op de LP waar zijn vader zo vaak naar luisterde, als afweer van de sensualiteit die ze opriep en die hij bij zichzelf pas veel later herkende. Later probeert hij die muziek te gebruiken om zijn vader tevergeefs te bereiken, in een poging om hem te lokken zoals een jager een vogel lokt met zijn gefluit. Veel prachtige beeldspraak die toont ipv te vertellen. Vader die antwoorden over zijn leven geeft in een quiz, waarvan de behaalde punten aangeven dat hij een weinig bevredigend leven en huwelijk heeft gekend. “Al zijn verkeer met de wereld lijkt langs een vlies te verlopen…daarom zal er geen bevruchting plaatsvinden. Het is een interessante metafoor…maar hij ziet niet in wat hij ermee opschiet.” Een voorbeeld van de vele tegenstrijdige standpunten. Julia die bedenkt dat alle avances tot nu toe van haar uitgingen. “Nu is het aan hem om het knoopje door het gaatje te duwen of het knoopje niet door het gaatje te duwen. Bij wijze van spreken.” De liefde bedrijven op de muziek van Schuberts Kwintet, is een fantastische manier om ‘Coetzee’ seksueel te typeren. Het komt twee maal aan bod in het boek. Ze spreken de eigen verbeelding van de lezer aan, met veel meer nuances dan je kan beschrijvend vertellen. Ze kunnen telkens weer andere facetten bij de lezer oproepen, ze zijn in zekere zin onuitputtelijk aan betekenis. En dat sluit aan bij heel het boek dat voortdurend de lezer andere manieren van kijken aanreikt. Boek drie: “Liefde” van Karl Ove Knausgard Er is een enkelvoudig personaal perspectief waarbij de ik-verteller, een schrijver terugblikt op zijn liefdesleven. Hij is rond de 40 en heeft drie kleine kinderen. Het verhaal wordt verteld in de ik- vorm. Het boek begint met een exacte datum: 29 juli 2008. Het zegt iets over de nauwgezetheid waarmee de auteur observeert. In de eerste zin is reeds het spanningsveld voelbaar tussen de professionele carrière van de schrijver, ik- figuur en de verantwoordelijkheid voor zijn gezin. Vakantie zegt hem niets maar het moet voor de kinderen: “altijd alleen het verlangen om door te blijven werken.” Je voelt de last van de kinderen: “al meer dan een maand zijn ze thuis van de crèche.” De daarop volgende zin werpt een eerste licht op de relatie met de moeder van de kinderen. Ze zijn op vakantie “en na drie dagen gaven we het op en vertrokken weer…de sfeer toch al niet zo harmonieus.” De gespannen gezinsrelaties, zullen een belangrijk inhoudelijk aspect van de roman worden. De schrijver laat dadelijk de tegenstrijdigheden in de verteller ervaren en tussen hem en de anderen. We kijken vooral door de ogen van de ik- figuur. Soms komt in dialogen de kijk van anderen tot uiting. De vrouw Linda: “wij komen altijd in dergelijke situaties terecht.” Als ze spreekt over de vele verwachtingen die in haar jeugd op haar wogen. De kijk van zijn vriend Geir Mijn sympathie ligt bij de ik- figuur. De enorme eerlijkheid waarmee die over zichzelf spreekt is ontwapenend. Hij geeft een diep inzicht in de vele tegenstrijdige gevoelens en ideeën in een mens, die erg herkenbaar zijn. Hij zet zichzelf vaak te kijk in zijn blootje, met al zijn zwakheden. Tegelijk verschijnt hij als degene die de problemen steeds probeert op te lossen, met wegcijferen van zichzelf. Als blijkt dat Linda een psychiatrische aandoening heeft, is zijn oorspronkelijke houding er één van ”we slaan er ons wel door.” Andere vertellers. Vb. De kijk van Geir, zijn vriend op het verhaal van de verkrachting van een dertienjarige leerlinge, dat de ik- figuur verdrongen heeft maar wel beschreven heeft: “dat vergt moed.” Waar tegenover de ik- figuur stelt: “ik heb schijt aan mezelf.” Het geeft twee tegenstrijdige perspectieven op hetzelfde verhaal. Dit is mogelijk door het via andere personages te laten zeggen. Geir verwoordt andere dimensies in het versieren van Linda, zaken die de ik-figuur verlangt maar vanuit onzekerheid ontkracht: “ze is verliefd op je, man. Bel haar op…je kunt niet zomaar niets meer van je laten horen allen maar omdat je dénkt dat zij niets mee van je wil weten.” Door verschillende schrijvers en dichters aan het woord te laten, worden andere, tegenstrijdige invalshoeken op literatuur aan bod gebracht. “Mysologie, wantrouwen ten opzichte van woorden,” staat tegenover “het gaat erom openingen te vinden naar waar de taal anders geen toegang toe heeft, maar wat we toch, ergens diep van binnen, kennen of herkennen, of… ontdekken. De woorden van Paul Celan kunnen niet met woordeen worden tegengesproken.” Personages van wie ik niet weet wat zij denken? Welke rol spelen ze. Tonje de eerste vrouw van Karl Ove. Misschien is haar rol de mislukking van een eerste huwelijk te vertegenwoordigen, wat de druk verhoogt om in een tweede wel te lukken. Het belicht ook de rol van de familie die met Tonje anders omgaat dan de ik-figuur en wat bron van spanning is in de relatie met Linda. De nieuwe relatie start reeds in een bestaand spanningsveld. Het verhaal wordt voortdurend door elkaar gegooid. Het houdt de aandacht gaande. Mensen die even worden vermeld zonder veel bijzonderheden om later uitgebreid aan bod komen; het doet uitkijken wie ze zijn. Er ontstaat vaak een structuur van binnen een verhaal komt een nieuw verhaal waarbinnen er weer een nieuw opkomt. De draad van waar het oorspronkelijk verhaal was blijven liggen, wordt dan later weer opgenomen. Het is niet makkelijk om te ontdekken of er gaten zijn. Er zijn geregeld sprongen in de tijd. Het verhaal begint in het recente verleden als de ik-figuur, zijn ex- vrouw en de drie kinderen op vakantie zijn. Het wordt volledig in de verleden tijd geschreven. Van daaruit wordt er in het verleden heen en weer gesprongen. Er zijn momenten waarbij de tijd van het verhaal langer duurt tegenover de tijd van het werkelijk gebeuren. Er is dan een uitgebreid zintuiglijk beschrijven van de scène. Ze onderstrepen de intensiteit van het moment vb. bij het beschrijven van de natuur waarin hij verwijlt. Of ze lassen een pauze in om de intensiteit onder controle te houden en de nieuwsgierigheid aan te scherpen voor wat er gaat komen. Vb na een ruzie met Linda, zijn vrouw. De context is die van het begin van de 21ste eeuw met flashbacks naar het einde van de 20ste eeuw en de jaren 70. Het speelt zich af in het schrijversmilieu van Zweden en Noorwegen. De verschillen tussen Zweden en Noorwegen komen geregeld aan bod. In maatschappelijk alternatieve milieus van anti- autoritaire opvoeding, alternatieve voeding, schrijvers en dichters… Mysologie en Pyrrho: wantrouwen tegenover woorden en van alles wat verwoord kan worden, kan het tegendeel worden gezegd. Pastiche: nabootsen van andere auteur, fragmenten van andere auteur gebruiken. De focus. Het gaat over de ontwikkeling van de liefde tussen de ik-figuur en zijn huidige ex- vrouw, vanaf het allereerste contact tot een moment dat ze een tijd gescheiden zijn maar nog samen met de kinderen op vakantie gaan. De psychologie van de verteller staat daarbij centraal. Wat denkt hij, voelt hij en hoe kijken anderen naar hem, zoals ze dat in dialogen tot uitdrukking brengen. De vele tegenstrijdigheden in de relatie, de specifieke psychologische en relationele problemen die te maken hebben met de psychiatrische ziekte van Linda, de ex- vrouw. Welk aandeel de psychologie van de hoofdpersoon heeft in de vele conflicten en in de uiteindelijke scheiding. De tegenstelling tussen het pure leven en het schrijven erover, tussen de carrière als schrijver en het gezinsleven. Het onvermogen om voldoende autonomie te ontwikkelen in verbondenheid met elkaar. Hoe dat tot overmatig drinken leidt en tot uitbarstingen van geweld. Elementen die terugkomen. werken en carrière versus leven en gezin schrijven versus leven; denken tegenover het leven zelf gedroomde leven versus reële leven en de midlifecrisis met radicale nieuwe keuzes de ambivalenties in een relatie en het onvermogen ze te overbruggen psychologische mechanismen als verdringen en ontkennen; sublimeren de spanning tussen streven naar autonomie en verbondenheid de tegenstrijdigheden in de eigen ideeën en gevoelens; het zichzelf afbreken en kleineren verschillen tussen Noren en Zweden De psychologische erfenis van de vorige generatie drank als bevrijder schrijven als manier van zin geven en nieuwe dimensies ontdekken tegenover schrijven als dode boel “letters beenderen op een begraafplaats.” de psychologie van een kind en de in aanleg aanwezige verschillen tussen kinderen. De onzekerheid als jonge ouders. Beelden en symbolen.Het boek staat vol van dit soort zaken, waardoor de gewoonste handelingen zoals eten van kreeft, bijzondere betekenis krijgen. Daardoor blijft het boek verrassen en boeien en geeft het diepgang aan dat alledaagse. Hij is een meester in het beschrijven van alledaagse gebeurtenissen en wat daarbij allemaal in een mens kan omgaan. Er staat veel beeldspraak in. Ze typeren een personage dat naar de kleine kinderen kijkt vb” hij keek naar ze zoals je naar mollen of egels kijkt.“ Het geeft me een eerder negatief gevoel, maar de auteur vervolgt met: “Ik begreep hem en ik mocht hem.” Daar kom ik in contact met zijn spanning tussen werk- carrière en zorg voor de kinderen. Die spanning vertaalt zich in zijn houding naar dat betreffende personage: afkeer en begrip. Een beschrijving van een situatie die tegelijk een symbolische uitbeelding is van een andere. Zo beschrijft hij “vertwijfelde vaders en moeder stonden uit alle macht aan de teugels te trekken zonder dat de beesten in beweging kwamen…Zie je, Vanja. De ezels weigeren te lopen.” Het speelt zich af tussen taferelen waarbij hij zijn dochters probeert te sturen en zij dat weigeren. Vb. “Het begon aarzelend, zoals bijna alle gesprekken tussen mensen die meer van elkaar weten dan dat ze elkaar kennen. Ik peuterde het gladde, dikke vlees uit de schaal, sneed het in stukjes, prikte mijn vork erin en haalde het door de mayonaise voordat het de tocht naar mijn mond begon.” Het eten van de kreeft, lijkt symbool voor de manier waarop de mensen met elkaar omgaan.        

Hendrik Van Moorter
32 0

een diepe put

Opdracht één, stap drie Thema van leven en dood Premisse: Voor wie de dood niet aanvaardt, zal ze geen nieuw leven voortbrengen. Is dat wel zo? Hoe kom je daartoe? inspiratiebron: Schaduwkind van Thomèse hoofdstuk Godheid Sinds die dag ben ik veel gevoeliger geworden voor het lijden van mensen. De woorden die ik toen hoorde sloegen in als een bom. De krater in mijn ziel werd een put die de komende weken zou vol stromen met mijn tranen. Ik weet niet wat mijn ziel is. Het diepste van een mens voorbij alle kennen.    De wanden van de put die eerst nog overeind bleven, stortten in. De tijd dat er stevige grond was, leek voorbij. Mijn ziel werd bodemloos. Een paar weken later werd een Duitse topindustrieel door de Rote Armee Fraction vermoord. Een bom onder zijn auto en een krater in de weg.    Met hun linkse ideeën had ik altijd enige sympathie gevoeld. Nu beukte het nieuws van de moord in op de afbrokkelende wanden van mijn put.      Er was iets veranderd in mij. Ik snikte het uit, alsof het mezelf overkwam. Het besef dat het om iemands geliefde ging, die nu achterbleef. Een huwelijk dat brutaal werd stuk gemaakt. De foto van de vermoorde man bleef hangen aan de wanden van mijn ziel. De bron van mijn tranen was lang geleden droog gelegd. Tranen waren als kind verboden en ik leerde om niet te voelen. Als mijn grootvader stierf, wist ik niet wat er werd verwacht dat ik zou voelen.    Wat me nu overkomen was, had wat toen dicht gesnikt was, weer open gebroken. Nu welden de tranen op bij alles dat wijst naar grote liefde, liefde in moeilijke omstandigheden, onmogelijke liefde, liefde die wordt getackeld. Welke waarde hebben die tranen? Wat dragen ze bij tot het leven? Zijn snelle emoties niet even snel weer vergeten? Wat moet er meer gebeuren als je geraakt wordt door het lijden van anderen? En door je eigen lijden? Ik las ergens dat het leven intenser wordt in tijden dat de dood dichtbij is. Mijn grootvader was 10 toen zijn vader stierf en toen zijn moeder stierf 17. Hij ging aan de drank. Hoe kan het leven intenser worden nadat de dood heeft toegeslagen? Is de dood niet altijd destructief? Kan de intensiteit te groot zijn? Een man die onder het kruis stond waarop zijn geliefde Meester werd terechtgesteld, schreef vele jaren later: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden…In Hem was leven, en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan.” De wereld van Johannes was ook ingestort. In wat hij schrijft is zijn geliefde een Woord van God, licht in de duisternis, maar een duisternis die het licht niet aanvaardt. Is dood gelijk aan duisternis? Beide hebben geen identiteit, net zoals de godheid. Dood en duisternis zijn de afwezigheid van iets. De afwezigheid van leven of van licht. Maar God wordt Licht genoemd. Duisternis kan niets met het licht doen. Maar zonder duisternis zouden we niet weten dat er licht is. Pas in de duisternis wordt het licht zichtbaar. God is ook duisternis. Heeft Johannes in dit Woord het antwoord gevonden op de dood die zijn wereld liet instorten? Thomese schrijft: “Ze is iemand geworden die steeds opnieuw geboren moet zien te worden: in de woorden die ik voor haar vind.” Zijn dochtertje, nog een baby is pas gestorven. Moeten de tranen woorden vormen? Moeten uit die put vol tranen woorden en beelden opwellen? Uit een onkenbare bron in het diepste van die bodemloze put, ingeslagen in de ziel? Woorden als een echo. Een echo van wat?      

Hendrik Van Moorter
24 1

een diepe put

Opdracht één, stap drie Thema van leven en dood Premisse: Voor wie de dood niet aanvaardt, zal ze geen nieuw leven voortbrengen. Is dat wel zo? Hoe kom je daartoe? Sinds die dag ben ik veel gevoeliger geworden voor het lijden van mensen. De woorden die ik toen hoorde sloegen in als een bom. De krater in mijn ziel werd een put die de komende weken zou vol stromen met mijn tranen. Ik weet niet wat mijn ziel is. Het diepste van een mens voorbij alle kennen.    De wanden van de put die eerst nog overeind bleven, stortten in. De tijd dat er stevige grond was, leek voorbij. Mijn ziel werd bodemloos. Een paar weken later werd een Duitse topindustrieel door de Rote Armee Fraction vermoord. Een bom onder zijn auto en een krater in de weg.    Met hun linkse ideeën had ik altijd enige sympathie gevoeld. Nu beukte het nieuws van de moord in op de afbrokkelende wanden van mijn put.      Er was iets veranderd in mij. Ik snikte het uit, alsof het mezelf overkwam. Het besef dat het om iemands geliefde ging, die nu achterbleef. Een huwelijk dat brutaal werd stuk gemaakt. De foto van de vermoorde man bleef hangen aan de wanden van mijn ziel. De bron van mijn tranen was lang geleden droog gelegd. Tranen waren als kind verboden en ik leerde om niet te voelen. Als mijn grootvader stierf, wist ik niet wat er werd verwacht dat ik zou voelen.    Wat me nu overkomen was, had wat toen dicht gesnikt was, weer open gebroken. Nu welden de tranen op bij alles dat wijst naar grote liefde, liefde in moeilijke omstandigheden, onmogelijke liefde, liefde die wordt getackeld. Welke waarde hebben die tranen? Wat dragen ze bij tot het leven? Zijn snelle emoties niet even snel weer vergeten? Wat moet er meer gebeuren als je geraakt wordt door het lijden van anderen? En door je eigen lijden? Ik las ergens dat het leven intenser wordt in tijden dat de dood dichtbij is. Mijn grootvader was 10 toen zijn vader stierf en toen zijn moeder stierf 17. Hij ging aan de drank. Hoe kan het leven intenser worden nadat de dood heeft toegeslagen? Is de dood niet altijd destructief? Kan de intensiteit te groot zijn? Een man die onder het kruis stond waarop zijn geliefde Meester werd terechtgesteld, schreef vele jaren later: “In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden…In Hem was leven, en dat leven was het licht der mensen. En het licht schijnt in de duisternis maar de duisternis nam het niet aan.” De wereld van Johannes was ook ingestort. In wat hij schrijft is zijn geliefde een Woord van God, licht in de duisternis, maar een duisternis die het licht niet aanvaardt. Is dood gelijk aan duisternis? Beide hebben geen identiteit, net zoals de godheid. Dood en duisternis zijn de afwezigheid van iets. De afwezigheid van leven of van licht. Maar God wordt Licht genoemd. Duisternis kan niets met het licht doen. Maar zonder duisternis zouden we niet weten dat er licht is. Pas in de duisternis wordt het licht zichtbaar. God is ook duisternis. Heeft Johannes in dit Woord het antwoord gevonden op de dood die zijn wereld liet instorten? Thomese schrijft: “Ze is iemand geworden die steeds opnieuw geboren moet zien te worden: in de woorden die ik voor haar vind.” Zijn dochtertje, nog een baby is pas gestorven. Moeten de tranen woorden vormen? Moeten uit die put vol tranen woorden en beelden opwellen? Uit een onkenbare bron in het diepste van die bodemloze put, ingeslagen in de ziel? Woorden als een echo. Een echo van wat?      

Hendrik Van Moorter
25 1