keer je om, Orpheus
Proloog
Boven zijn hoofd vliegen ontelbare vogels. De vissen springen hoog in de lucht wanneer ze vanuit het donkere water zijn zuivere lied horen. Maar niet alleen de wilde dieren betovert hij. Ook de bomen en de rotsen volgen hem bij de klanken van zijn muziek. Orpheus is een profeet die met zijn lier vreugde en vrede brengt. Wie zijn muziek hoort wordt een beter mens. Hij bedaart ruzies tussen dronken zeelui en overstemt met zijn snarenspel de melodieën van de sirenen, zodat de roeiers veilig voorbijvaren.
Geen wonder dat nimfen hem volgen. Een van hen is Eurydice. Ze bekoort hem met haar verrukkelijke dans. Orpheus wordt verliefd en ze inspireert hem tot steeds mooiere liederen. Zijn klanken en haar dansen worden één. Hun bruiloft is een lofzang op het leven. Een werveling van vreugde. Ook Hymen, de god van het huwelijk is aanwezig maar hij deelt niet in de vreugde. Hij komt er niet toe het paar te zegenen. Zijn fakkel wil niet branden, geeft zwarte rook af en er komen tranen uit. Maar het wordt nog erger dan dit voorteken voorspelt. Terwijl Eurydice samen met een groep nimfen door het gras wandelt, wordt ze door een slang gebeten en valt dood neer. (Naar Ovidius’ metamorfosen)
De Bureaulamp gaat uit.
September 1970 Als je wil, blijf ik de hele nacht samen met jou wakker, liefste, had ze in het begin van de avond gezegd. Ze had zijn hoofd in haar handen genomen en had hem diep in de ogen gekeken terwijl ze het zei. Neen, liefke dat wil ik niet. Je hebt je rust ook nodig. Ik haal het wel, had hij zijn Marleentje gerust gesteld. Een fles water, een thermos koffie, een tas, zijn sigaretten en een asbak staan tussen de vele samenvattingen en nota’s van de cursus die hij moet blokken. Een eenvoudige bureaulamp met een groene blikken kap op een plooibare stang maakt het stilleven compleet. Op een schema heeft hij de uren en de bladzijden genoteerd die hij per uur moet doen. Een trainingsschema voor een atleet.
Een klein jaar voordien. Het moet een klein jaar voordien geweest zijn dat hij een brief van zijn moeder ontving. Je moet er met je vader over praten, jongen, ik hou dit niet meer vol. Ik krijg altijd de schuld. Zij kan ook niet tegen hem op, fluisterde hij, terwijl hij verder las. Op zaterdagavond is het zo ver. Va, ik heb verkering met Marleen. Je kent haar vader. Hij zat ook in Lokeren. Er hing altijd een sfeer van verbondenheid tussen hen die zich na de oorlog slachtoffer van de repressie voelden. Hij dacht dat dit een goede introductie was, een captatio benevolentiae, zoals hij dat in de lessen Latijn had geleerd. Ja, natuurlijk ken ik hem, veel meer woorden wilde zijn vader er deze keer niet aan wijden, aan de Vlaamse idealisten. Maar ik ben daar niet mee akkoord, gaat het kort afgemeten verder. Er is weinig plaats voor voorspel in zijn theater. Gij moet nog veel te lang studeren en het is mijn plicht ervoor te zorgen dat ge daar in slaagt. Zijn hart bonsde in zijn borst. Zijn benen werden slap, zo slap als toen vader hem sloeg. Slap als een marionet waarvan zijn vader aan de draden trok. Deze marionet probeerde nu uit zichzelf tot leven te komen. Er zijn toch veel studenten die een lief hebben en goede punten behalen. Guido heeft ook een lief. Aai. Terwijl hij het uitsprak, besefte hij al dat dit een slechte zet was. En zijn vader was een goede schaker. Uw vriend is het beste bewijs. Hij is vroeger altijd de eerste in uw klas en is twee jaar geleden gebuisd. Neem het van uw vader aan jongen, ik heb veel meer levenswijsheid dan uw vrienden. Er zijn drie grote gevaren voor een jongeman: de sigaretten, de drank en de vrouwen. En als ge een goed diploma hebt, hangt er aan elke vinger een vrouw die u wil. De vader besefte niet dat de tijd voorbij was dat er slechts een paar draden waren om aan te trekken. De tijd dat hij met een speelkruis zijn zoon kon bewegen of doen knikken, was voorbij. Er zijn meer draden en latten gekomen die de marionet tot leven brengen. Ik geef u twee keuzes: of ge maakt het uit of ge trouwt zo snel mogelijk. Een krachtige ruk aan het kruis. Want dan ben ik van mijn verantwoordelijkheid over u ontheven. Zijn tanden klemden en knarsten. De gespannen spieren rolden op zijn kaken. Zelfs een marionet moest van zo een slag bekomen. Ze krabbelde recht. Dat begrijp ik niet goed dat we mogen trouwen, va. Ge hebt gehoord wat ik heb gezegd en als ge daar niet mee akkoord gaat, onttrekt ge u aan mijn gezag en sta ik niet langer voor u in. Dan kunt ge uw studies zelf betalen. Op dat moment verandert er iets in de marionet. De opstand van de zonen tegen hun vader wordt weer opgevoerd. Kronos, een titaan castreert zijn vader Uranus en wordt zelf door zijn zoon Zeus vermoord. Maar Hendrik wilde zijn vader geen kwaad doen. Hij was geen reus en geen oppergod.
September 2017 Hij loopt door de straten van zijn studententijd. Waar is hij naar op zoek? Het was vijftig jaar geleden een tijd van breken, uitbreken, gebroken worden en weer samenrapen. De charme van oeroude, gelijmde vazen. Ze winnen aan waarde omdat men iets oud heeft gered. Maar oeroude breuken in een familie worden gelijmd herontdekt en moeten soms weer worden gebroken voor een betere restauratie. There is a crack in everything, that’s how the light gets in, zingt Leonard Cohen. Hij wil ontdekken hoe God tot hem spreekt door de breuken in zijn leven.
Hij loopt langs zijn vroegere kot aan de vismarkt. Daar ontving hij voor het eerst zijn liefste op zijn kamer. De eerste heel voorzichtige verkenningen van elkaars lichaam. Hij glimlacht. Waar vroeger het café The Pipe was, op een regenachtige dag. Ze liepen onder één paraplu, singing in the rain. Door te dicht contact verloor ze een contactlens. Even paniek. Wat zou ze moeten verzinnen om dit verlies te verklaren. Niemand wist dat ze hier was. Hij ziet hen nog op de knieën zitten. Tussen de vele glinsterende druppels op zoek naar een glinsterend kleinood. Tot die triomfantelijke kreet ik heb ze! en haar zucht van opluchting. Hij wandelt verder naar de Diestsestraat waar hij onderdak vond op het kot van een vriend nadat het in het kot boven het zijne had gebrand.
In die bewuste confrontatie met zijn vader repliceerde hij met een duidelijke stem: Ik kan daar niet mee akkoord gaan va, ik hoop dat er nog iets anders mogelijk is. Hij nam het speelkruis van de marionet in eigen handen, hij viel niet langer slap in een rechtstreekse confrontatie. Het was niet langer zijn vader die aan de touwtjes trok en het bracht tot zijn verrassing enige rust van binnen. Was hier een spreken van God te horen? Iets van binnen dat hem een eigen weg beloofde?
Via bemiddeling van een priester kwam er een derde oplossing: hij mocht zijn lief één keer per maand zien op zondagmorgen na de hoogmis van de Bond van het Heilig Hart. Alle bemiddelaars waren tevreden met iets dat voor hem onaanvaardbaar was. Eens de mens het vuur had ontdekt, bewaakte hij het met de meeste zorg, zodat het nooit nog doofde. Sprak God nu via die priester of via zijn gevoel? Die priester zal beslist wel hebben gedacht van iets goed te doen. Maar is dat denken een garantie dat het goed is? Het was in elk geval het begin van het einde van de relatie met die man.
Een maand na de bemiddeling. Vader riep hem bij zich. Hij kon vermoeden waarover het zou gaan. Ge hebt u niet aan onze afspraken gehouden. Omdat gij ongehoorzaam zijt aan uw ouders, zondigt ge tegen het vierde gebod. Als oudste zoudt gij het voorbeeld moeten zijn voor uw broers en zusters. Daarom is het mijn plicht om op te treden. Ik wil u hier niet meer zien in mijn huis als ik morgen na de mis thuiskom. Hij stond op en ging naar bed. De woorden sloegen in als een donderpreek van een pater die dreigt met hel en verdoemenis. Zo een radicale actie, waarbij vader er hem als zoon gewoon uitgooide, had hij niet verwacht. Een echte ontworteling, een plant die wordt uitgetrokken. Onkruid. In de keuken stonden moeder en zijn oudste twee zussen te wenen. Ook bij hem brak de dam door met een stroom van tranen.
In zijn dagboek schreef hij: Mijn God, ik wil niet dat mijn vader ongelukkig is door mij, maar ik kan daar niets aan doen. Heeft Uw Zoon niet gezegd dat wie zijn vader en moeder niet haat en niet met hen breekt, zijn volgeling niet kan zijn? Ik weet niet hoe letterlijk Hij dit heeft bedoeld, maar ik begrijp dat een jonge mens de plicht heeft om naar Uw stem te luisteren, om zijn eigen levensweg te vinden. Mijn God, help ook mijn vader en moeder in deze moeilijke tijd.
Hij schreef dit ook in een brief aan zijn vader. Een week later kreeg hij een brief terug. Als ge uw plaats in het gezin weer inneemt onder mijn vaderlijk gezag, zal ik u met open armen ontvangen, als een zoon die verloren was en is teruggekeerd, zoals in de parabel van de Verloren Zoon. Hij las de brief aan Marleen voor en hij concludeerde met die brief bewijst mijn vader dat hij er niets van heeft begrepen. Misschien heeft uw vader het ervaren dat ge hem de les wou lezen en pikt hij dat niet, nuanceerde ze. Hij perste zijn lippen op elkaar en knikte. Ik heb hem met de bijbel om de oren geslagen. Stom van mij.
Maar deze nacht, daar in de Diestsestraat moest hij het bewijzen. Hij probeert zich volledig in die tijd in te leven. Wat moest die jongen van bijna 22 eigenlijk bewijzen?
Het begin van dit alles lag twee jaar eerder, in oktober 1967. Onder invloed van een tante in het klooster was zijn vader akkoord gegaan dat zijn oudste drie kinderen een danscursus volgden. Er ging voor Hendrik een heel nieuwe wereld open. Hij vergelijkt het nu met Prins Siddartha die lang was opgesloten in het paleis van zijn ouders. Ze wilden hem weghouden van de ellende buiten, die als een bedreiging voor zijn toekomst werd gezien. Hijzelf was niet in een paleis opgesloten, maar eerder in een bunker van dikke muren. Zijn vader bouwde die bunker met strenge verboden en onderhield die met harde hand. Als vader hem sloeg, zakte hij door de benen en viel op de grond. Alle spieren verslapten, ook de sluitspieren. Als de hond slaag kreeg, plaste die ook. Pijn, verdriet en schaamte. Hij verstopte zich dan in bed en kroop weg met zijn hoofd onder de dekens. Daar vond hij steun bij God die hij leerde kennen als een trooster, die er altijd voor hem was en viel in slaap. Later werd zijn god naast trooster, ook iemand die hem riep om priester te worden. Op die manier werkte die god samen met zijn vader om hem van de meisjes weg te houden. Uiteindelijk was de zonde tegen het zesde gebod zijn redding. Hij kon toch geen priester worden als hij de seksualiteit niet volledig onder controle had.
Op de danscursus ging de tot dan toe verboden wereld open. De meisjes, die bloeiende bloemen, die dansende libellen, die zingende sirenen… Hij glimlacht bij de woorden die deze herinnering wakker schudden.
Maar hij bond zich niet vast aan de mast van zijn schip zoals Odysseus maar maakte zich los van de mast waaraan zijn vader hem had gebonden. Hij stopte zijn oren niet dicht en luisterde naar wat zijn vader had verboden. Zijn ogen en zijn hart gingen open en hij ontdekte iets mooiers dan de mythe, die zijn vader scheen gelijk te geven: als je toegeeft aan het verlokkende lied van de sirenen, is dat je ondergang. Hij ontdekte de liefde. Hij danste en zong ze uit.
Ik zal het hem bewijzen, klonk het stoer. Hij keek naar zijn liefste en glimlachte. Ze stuurde hem van in bed nog een kusje en sloot haar ogen, de lieve schat. En nu, vooruit! Hij drukte op de knop van zijn bureaulamp en deed de verlichting van de kamer uit, zodat ze haar niet stoorde. Met zijn vinger gleed hij over de regels op zijn blad. Als een rups verslond hij de woorden en zinnen. Hij beet zich een weg tot op de nerven. Actief onderstreepte hij en krabbelde neer wat hij begrepen had. Zijn lippen bewogen terwijl hij zacht de inzichten verwoordde.
Twee uur later. Zo kom ik er nooit, dreigde een stem die hem moest aanvuren. Wanhoop stak als een sluipwesp in de rups. Er moest nog zoveel gebeuren. Hij trok zich aan de haren en sloeg zich in het gezicht. Hij trok nu zelf aan de touwen van de marionet. Vooruit. Doe voort.
Hij speelde hetzelfde marionettenspel als zijn vader. Komt hij hier niet op één van de gelijmde familiebreuken? Zijn ambitieuze vader was tweemaal in zijn studies mislukt en de derde had hij omwille van de oorlog niet kunnen afwerken. Hij laat de film verder rollen.
De marionet vloog heen en weer en geraakte helemaal verstrikt. Het werkte niet meer. De touwen en draden werden een knoop, niet te ontwarren. Helemaal verward, ging hij languit op de grond liggen, op zijn buik, de armen wijd uitgespreid. Mijn God, mijn God waarom hebt Gij mij verlaten, zuchtte hij.
Hoopte hij dat God het speelkruis in handen zou nemen en de marionet weer in beweging zou brengen?
Hij krabbelde recht en zette zich met de rug tegen het bed en omarmde zijn opgetrokken knieën en legde er zijn hoofd op. Het is genoeg geweest. De rups had haar plek gevonden en begon te spinnen. Mijn God, Mijn God, sta me bij. De rups spon zich helemaal in een cocon. Er kwam enige rust. Nam God het nu echt over? Zelf wist hij niet hoe het nu verder moest? Op dat moment werd zijn liefste wakker en streelde hem. Een kleine lichtstraal door de crack. Ik kan niet meer liefste, ik stop ermee. Hij begon te snikken. Ze kwam naast hem zitten en nam hem in haar armen. Hij vleide zich tegen haar aan en zocht haar borstjes. Laten we in bed kruipen, liefste, ik krijg kou. Hij deed de bureaulamp uit.
++++++
The birds they sang at the break of day start again I heard them say don’t dwell on what has passed away
Ring the bells that still can ring forget your perfect offering There is a crack in everything that’s how the light gets in. (Leonard Cohen)
++++++
Op weg naar het volleybalveld
Het grind knirpt onder de banden van zijn fiets terwijl hij het domein van jeugdheem Berg en Dal oprijdt. Zijn hart bonst in zijn keel. Hij wist nog gauw zijn zweet af met een zakdoek voor hij naar de Kleine Club gaat. Hij ademt even diep in voor hij de klink naar beneden duwt. Na 22 jaren in het leven, maak ik het testament op van mijn jeugd, het is Boudewijn de Groot die hem verwelkomt. Hij kijkt rond om te zien wie er nog in de club zitten. Dat valt mee, zo heeft ze niet veel werk. In de zeteltjes zitten twee koppeltjes en aan een tafel zitten enkele jongeren van K.S.A. voor wie hij zijn hand opsteekt. Hey mannen! Hij gaat nu naar de toog. Haar grote bruine ogen stralen. Marleen doet als PV, de Permanent Verantwoordelijke van het jeugdheem elke zaterdagavond de bar in de Kleine Club. Hier heeft hij bij de liederen van Boudewijn de Groot, Liesbeth List en Miel Cools vele uren met haar gediscussieerd. Over derdewereldproblematiek, het communisme, maar ook over religie en de relatie tussen man en vrouw. Over penisnijd bij de vrouw. In Alles over vrouwen, een boekje van een zekere Peck, las hij hoe vrouwen de domme man manipuleren. Marleen moest er erg om lachen. Je bent een toffe kerel, maar ik beklaag de vrouw die ooit met jou trouwt.
Naast de affiches die de heemfeesten aankondigen, hangt een poster voor een betoging in Aalst voor Leuven Vlaams. Heb jij die poster gemaakt? Ik herken van ver dat creatieve van jou. Ze draait zich om en kijkt mee naar de poster: Ze gaat uit van de scholieren in Aalst. En terwijl ze zich weer naar hem toewendt: Hoe was de betoging in Leuven? Haar interesse blaast in het zachte vuurtje in zijn hart, dat gloeit in zijn borst. Geef me eerst een pint en pak er zelf ook één voor mij. Het ontsnapt hem voor hij het beseft. Het is niet zijn gewoonte om te trakteren want zijn vader geeft hem nauwelijks zakgeld. Dat weet zij.
Een paar maand geleden bij hem thuis. Om naar de film te gaan, zijt ge niet in Leuven, dat betaal ik niet, en intussen trok zijn vader een streep op het briefje van de uitgaven van die week die zijn zoon hem had overhandigd. De zoon probeerde nog: maar va alle studenten gaan naar de film en ik heb al zo weinig zakgeld. Als ge uw oudste niet heel kort houdt, dan hebt ge aan uw jongste niets meer te zeggen, en ge zult me daar later nog dankbaar voor zijn. Een van zichzelf vervulde profeet. Daar moest hij het dan mee doen als oudste van negen.
Ik Ben nat gespoten door een waterkanon, zegt hij net luid genoeg zodat de anderen het ook kunnen horen. Hij werpt een snelle blik over zijn schouders de club in. Doet dat zeer? Ze fronst haar gezicht en knijpt de ogen tot spleetjes. Ze houdt even op met het vullen van de glazen. Zeer doet dat niet maar het is moeilijk om recht te blijven. Arm in arm lukte het wel. Ze houdt het glas schuin in de juiste hoek, met het oog van een meester bierschenker en giet langzaam zijn glas vol met een witte schuimkraag van twee cm. Ze schenkt ook het hare in, terwijl hij in stilte toekijkt. Hij heft zijn glas en tikt het tegen het hare. Gezondheid! Op Leuven Vlaams! zegt ze plechtig. Ze komt ook uit een zogenaamd zwart nest. Hij steekt zich een sigaret op, trekt de rook krachtig binnen om ze even krachtig uit te blazen. ’t Is goed dat de strijd op alle fronten gevoerd wordt. Jong en oud, studenten en arbeiders, arm en rijk. Het stroomt eruit met de kracht van een waterval, met veel nadruk op alle en op de woordjes en. Hij klopt de as van zijn sigaret. Langer dan nodig blijft hij er met zijn wijsvinger op kloppen. Zo alleen is het kapitalistische systeem van de franskiljonse bourgeoisie klein te krijgen. Het is niet meer met de kracht van daarnet. Hij zoekt rustiger water op. Dient het als veilige plek om zich schuil te houden alvorens een moeilijker te bevaren water in te gaan? Is het de angst voor de volle zee? Gaan de studenten niet te veel mee met de communisten en hun revolutie? Hier raakt ze hem in een zwaar dilemma. Het is een moment stil. Ze kijkt hem aan. Hij kijkt naar zijn pint. Hier heb ik geen zin in, zucht een stem in zijn hoofd, zeker vanavond niet. Misschien wel, prevelt hij tussen zijn tanden. Ik ga naar het volleybal kijken. Hij blaast de laatste rook van zijn sigaret uit en dooft ze in de asbak. Hij buigt zich wat dichter naar haar toe en fluistert: anders zeggen ze weer dat ik me daar te goed voor voel. Dat studentje uit Leuven. Ze lacht haar witte tanden bloot. Terwijl hij naar de deur gaat, roept ze: ik ga mee. Met een sprongetje, dat typische sprongetje van haar, komt ze achter hem aan.
Ze komen voorbij de Grote Club. De deur gaat net open, blauwe en rode lichten draaien in het rond. Dansmuziek rolt in langzame golven naar buiten: voor jou Natasha, speel ik op het klavier van mijn hart… Het neuriet onbewust in hem verder. Voor jou Marleentje, speel ik op het klavier van mijn hart. Hij wordt er helemaal warm van. Plots zegt ze: over een kwartier komt Gerard. Het valt op hem als een koude douche. Zijn adem stokt. Nu herinnert hij zich dat ze had verteld dat ze een nieuwe vriend heeft nadat ze het met haar lief had uitgemaakt. Hij vertraagt zijn pas. Ze zijn halverwege het grasveld dat de clubs scheidt van het volleybalveld. Ik wil je nog eens bedanken voor de hulp die je me gegeven hebt in mijn verliefdheid op Liva. Ik durfde het haar niet zelf zeggen. Hij stapt wat verder. Zou jij als je op iemand verliefd bent, dat zelf durven bekennen? Hij zoekt hoe hij zijn boot in de goede richting moet sturen en is niet van plan om zich uit koers te laten slaan door Gerard. Als ik mij bij die jongen heel veilig zou voelen wel, bij Frans bijvoorbeeld en misschien… ze aarzelt een moment, kijkt rond alsof ze iets zoekt, en misschien ook bij u. Zeg het nu! klinkt het van binnen. Is het de stem van zijn vriend Guido? Ze staan nu stil. Hij kijkt haar recht in de ogen. De wind zit goed, hij moet slechts zijn zeilen juist richten. En als het antwoord negatief is, is dat dan het einde van de vriendschap? Een ultieme controle van de richting. Guido zegt dat vriendschap tussen een jongen en een meisje altijd eindigt in verliefdheid en als de verliefdheid niets wordt dat de vriendschap dan stopt. Ze luistert en schudt haar hoofd. Dat vind ik niet. De vaarroute ligt open. Het stroomt van zijn hart naar zijn mond: Marleen, ik wil graag met u verkeren. Haar grote bruine ogen worden nog groter en haar mond valt bijna open. Een paar seconden duren een eeuwigheid. Het overvalt haar, loeit het scheepsalarm. Helemaal uit koers geslagen. Ze weet niet wat ze moet zeggen. Hij komt haar snel tegemoet om haar te helpen. Dat gaat hem beter af. Ik maak het u misschien erg moeilijk, denk er gerust over na. Het moet niet het einde van onze vriendschap zijn, als je het niet ziet zitten. Ze gaan langzaam verder. Er hoeft niets meer gezegd. Hij heeft zijn bootje aangemeerd. Het is aan haar om te zien of ze er mee instapt. Mag ik gaan, vraagt ze vertwijfeld, hij zal gaan toekomen. Haar vertwijfeling ontgaat hem niet en opgelucht toont hij zijn meest begripvolle kant: ja natuurlijk, zeg. Ga maar vlug. Hij steekt zich een sigaret op en trekt de rook heel langzaam naar binnen. En blaast hem heel langzaam naar buiten.
++++++
Is die Gerard geen vlucht, Marleen? Om het verlies van uw lief te verwerken? Is ze dan zo zwak dat ze niet zonder lief kan? Ik moet wat zeggen, natuurlijk. Eerst op Dette, dan op Liva verliefd. Wat moet Marleen dan niet van mij denken! Hij trekt aan zijn sigaret en blaast met de rook die onfrisse gedachten weg.
++++++
Ze wist zijn zweet
April 1968
Ik voel me rot vandaag, Hendrik, heel rot. Het komt er uit met veel nadruk op rot. Haar gezicht is gespannen. In haar ogen hangen donkere wolken die elk moment kunnen breken. Zijn gezicht is een frons vol vraagtekens. Wat is het dat haar zo belast? Hij had er zo naar uit gekeken om haar terug te zien, sinds hij haar enkele weken geleden zijn liefde bekende. De voorbije weken komen als een sneltrein voorbij.
4 april. De moord op Maarten Luther King? Allebei, schreven ze elkaar onmiddellijk hun woede uit. Dat iemand die zo opkomt tegen onrecht, wordt vermoord, godverdomme! Hij had Kings verhaal over de Rijke Dwaas nog gebruikt in een misviering voor zijn jonghernieuwers van KSA. Een oproep om het materiële niet tot levensdoel te maken
Gerolf of Gerard? Mijn liefdesverklaring? Ligt het aan mij? Zijn maag knijpt samen.
Wilt ge erover spreken, Marleen? De toon verraadt niets van de laatste gedachte. Met wie anders kan ik daarover spreken, Hendrik? Oef! Gerolf, heeft me gedwongen om het weer aan te maken. Ik heb volgens hem het recht niet om hem te dumpen. Ik ben bang van hem.
Het raakt hem. Hij ziet gelijkenis tussen Gerolf en zijn vader. De vrouw moet haar man volgen. Er is zo weinig genegenheid. Enkele weken geleden liep hij Gerolf onverwachts tegen het lijf. Ge kunt van geluk spreken dat gij haar niet van mij probeert af te pakken, zei hij nors, langs zijn neus weg.
“Ik begrijp dat ge bang zijt van hem, maar liefde kan toch niet gedwongen worden, Marleen. God heeft de mens vrij geschapen en het is de liefde die een mens vrijmaakt.”
Ze hebben vaak over God gesproken. Voor hem is het leven een leven in dienst van God om bij te dragen tot een betere wereld. Ieder met zijn talenten. Gij hebt mij geholpen om God opnieuw te ontdekken, zei ze eens.
Een liefdesrelatie is geen boksmatch waar de sterkste de andere dwingt tot overgave door de nodige klappen. Ze knikt en het moedigt hem aan om nog even in dat beeld te blijven. Ge klinkt alsof ge in de touwen hangt. Liefde moet gedragen zijn door wederzijds respect, Marleen.
Gerard, is nog een groter probleem. Hij heeft me een brief geschreven dat hij zelfmoord pleegt als ik hem afwijs. Ze trekt haar schouders omhoog en steekt haar open en lege handen voor zich uit. Maar ik ben niet verliefd op hem. Ze laat de handen zakken en krijgt vochtige ogen. Ik kan er niet tegen dat iemand door mij ongelukkig is. Wat moet ik doen? Het is uw goed hart dat spreekt, Marleen, maar in de liefde moet een mens in een zekere zin...hoe moet ik het zeggen…wat egoïstisch zijn. Het is misschien raar om dat te zeggen. Emoties, woorden en beelden schieten als bliksems in de oersoep van zijn diepste zijn. Die Gerard plakt op haar. Een parasiet die haar leegzuigt. Ze moet hem van zich aftrekken. Of iemand anders moet het doen. Kent ge niemand die hem zou kunnen helpen? Het springt zomaar uit de oersoep. Dat is het. Ik ga Miel en Marie-Rose inschakelen. Dat is een pracht koppel, Hendrik. Ge zoudt ze moeten leren kennen. En zij kennen Gerard goed. Het is de sleutel voor de deur die volledig op slot leek. Er daalt een rust over de wereld. De bliksems hebben hun werk gedaan. De zon schittert weer in haar ogen. Het land vruchtbaarder dan voordien.
Een week later. Het is dansavond. Er wordt wat afgedanst. Hij staat helemaal in het zweet. Zijn hemd is doordrenkt. Mijn winterroosje, verlaat me niet meer. De wals die hij met Marleen draait, mag blijven duren. Van waar het komt weet hij niet, maar hij heeft er zelf plezier in als hij zingt mijn wilde roosje, verlaat me niet meer. Het zingt en swingt doorheen zijn hele lijf. De hele wereld draait rond hun. Er is geen plaats voor andere gedachten of gevoelens dan euforie. Een kwartier geleden fluisterde ze in zijn oor: het is definitief gedaan met Gerolf en Miel zal Gerard aanspreken. Bedankt voor uw hulp, Hendrik. Ze rusten niet. De ene dans volgt op de andere. Ze laten elkaar niet meer los. Een korte pauze om iets te drinken. Tijd om met een zakdoek zijn zweet weg te nemen. Een rustige slow lokt hen weer op de dansvloer. Ik droom voor jou in groen en blauw een eiland in de zon. Tot nu toe dansten ze met een zijwaarts gestrekte arm en met de nodige afstand. Maar nu legt ze dadelijk haar handen rond zijn nek. Het voelt even onwennig. Een heel kort moment. Hij legt zijn handen om haar middel en beseft dat er iets is veranderd. Ze neemt een zakdoekje en wist zijn zweet. Hun lichamen vleien zich tegen elkaar aan en ze legt haar hoofd tegen zijn borst. Ze zingen zacht mee: waar iedereen nog weet waarom de liefde liefde heet. En waar ik jou in groen en blauw steeds in mijn armen hou.
++++++ In zijn dagboek schrijft hij: Mijn lieve God, ik weet niet hoe het met Marleen zal verder gaan. Het lijkt alsof ze voor mij kiest. Ze heeft het wel nog niet gezegd. Misschien moest ze zich eerst van Gerolf en Gerard bevrijden. Heb ik ook niet een omweg gemaakt voor ik ontdekte dat ik in het diepst van mezelf op haar verliefd ben. Kan het zijn dat zij ontdekt dat ze op mij verliefd is, nadat ik haar hielp met die twee? Worden we niet vaak van ons diepste zijn afgesneden door oppervlakkige zaken. Waren die snelle verliefdheden niet heel oppervlakkig als ik ze vergelijk met de diepe vriendschap die er tussen Marleen en mij bestaat? Ik denk mijn God dat het bij haar ook is doorgedrongen dat ze op mij verliefd is. En als het niet zo is, dan is het voor mij ook oké. Ze blijft mijn beste vriendin.
++++++
Naar de pastoor
Het is een zonnige zaterdag. Een jongen in zijn korte ribfluwelen broek. Zijn vader heeft een hele rol van zwart ribfluweel in stock. Onverslijtbaar noemt hij ze. Hij laat er alle broeken voor zijn zonen van maken, door een kleermaker die een klant is. Hij kocht de stof tijdens de Suez crisis, de schaarste van de wereldoorlog nog vers in het geheugen. Zo staan er in de kelder nog een hele voorraad cornedbeef in blik en dozen van grote blokken Sunlight zeep. Hij springt op zijn fiets. Het is zijn eerste herenfiets met een baar die hij voor zijn twaalfde verjaardag heeft gekregen. Hij rijdt in de richting van de kerk. Hij doet dit geregeld want zijn grootouders wonen vlakbij de kerk. Elke eerste vrijdag van de maand gaat hij naar de mis van 6u30. Hij zet dan zijn velo in de poort van zijn metj en gaat samen met haar naar de kerk. De eerste vier jaar woonde hij samen met zijn ouders in een twee kamer huisje, een vroegere stal aangebouwd aan het woonhuis van zijn grootouders. Er lagen nog geen tegels op de vloer.
Elk jaar kwam er een broer of zus bij. En toen zijn moeder zwanger was van het vierde, zei ze geregeld: Ga jij maar bij metj spelen. Dat deed hij met plezier want hij kreeg er altijd wel een snoepje en zijn jongste tante knuffelde hem. Hij bleef er vaak ook slapen.
Metj leerde hem zijn eerste schietgebedje: Heer Jezus, kom in mijn hart, doe erin al wat u behaagt en doe eruit al wat u mishaagt.” Het leek alsof ze hem een geheim verklapte, een gebed voor ingewijden. Er ontsnapte geen enkele beweging van haar lippen. En na twee keer kon hij het zelf opzeggen. Hij glunderde.
Ik ben blij dat ik drie dochters in het klooster heb, vertrouwde ze hem eens toe, maar ik vind het spijtig ik geen priester heb. Uw vader als oudste moest het normaal worden, maar hij was daar niet voor geschikt. Als een honingbij werd hij opgezogen in het hart van een bloem. Gelokt door de zoete nectar van haar liefde, kijkt hij haar met grote, open ogen aan. Metj, als ik groot ben, wil ik priester worden.
Vandaag is het om een heel andere reden dat hij die richting uitrijdt. Schichtig kijkt hij op zij naar het huis van Godfried, om zich dan snel weer over zijn stuur te buigen. Hij hoopt dat niemand hem ziet. Er komt iemand uit het postkantoor, maar hij kijkt strak voor zich uit. Hij wil niet zien of iemand hem opmerkt en hem herkent. Hij komt voorbij het klooster met daar tegenover de jongensschool waar hij tot voor een paar jaar naar de school ging. Hier begint de dorpstraat met haar kasseien. Zijn fiets rammelt. Wat een lawaai, dreunt het van binnen. Met de blik op de weg gefixeerd, probeert hij de meest hobbelige stenen te vermijden.
Op een trektocht met KSA bleven Godfried en hij in een pas gemaaid korenveld achter. Het was een warme, zonnige dag. Het rook naar het verse stro. Ze lagen naast elkaar en met hun blote benen stootten ze elkaar aan. Ze speelden met het stro en met een strootje zochten ze een weg in elkaars broek. Later ook met hun handen.
Hij rijdt net voorbij één van de dorpscafés. Hij hoort het liedje Brigitte Bardot, Bardot. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes en bijt op zijn tanden in een grimas om zijn oren en ogen af te sluiten. Zijn lichaam reageert zo gevoelig op dit soort zaken.
Op school zinspeelt de leraar geregeld op dit soort dingen. Ze lachen dan allemaal. Zouden andere kinderen van de klas ook vuile manieren doen? vraagt hij zich dan af. Er wordt altijd wat lacherig over gedaan. In de godsdienstles heeft hij geleerd dat het de zonde van onkuisheid is, een doodzonde. En wie in doodzonde sterft, gaat naar de hel. Hij leerde ook dat in doodzonde te communie gaan heiligschennis is en op zijn beurt een doodzonde. Te biechten gaan zonder uw doodzonden te biechten ook. Het wordt een karrenvracht die niet meer te overzien is.
In het begin voelde hij zich onnozel dat hij nog niet wist wie Sint Maarten was, toen vader het hem vertelde. Nadien glunderde hij omdat hij het niet aan de kleinere kinderen mocht verklappen. Een geheim onder grote mensen. Maar zijn nieuwe kennis is een vat vol gevaar. Beschaamd houdt hij het verborgen en hij sprak er nog met niemand over.
In bed ligt hij al een tijd te woelen. Het beeld van het hellevuur verontrust hem. Het sublieme idee is gekomen toen hij tijdens de communie Gods hulp vroeg. Het was in een mis die de pastoor opdroeg en waarin hij preekte over Jezus die samen met zondaars ging eten. Jezus is gekomen om de zondaars te redden. Bij die woorden besluit hij ineens om naar de pastoor te gaan en alles gewoon op te biechten. Alles ineens.
Daar is de pastorij. Hij zet zijn velo tegen de hoge bakstenen muur die het domein omgeeft. Hij kijkt niet meer rond en stapt naar het hoge wit geschilderde metalen hek. De spijlen eindigen bovenaan in puntige uitsteeksels. Voorzichtig duwt hij de klink naar beneden. Hij ademt diep in, werpt een vluchtige blik op de straat en sluit voorzichtig het hek om geen lawaai te maken. Hij struikelt bijna over zijn voeten. Met trillende benen begeeft hij zich op het geplaveide pad naar de imposante pastorij. Hij trekt aan de hendel van de bel. Een klokje klingelt. Het is een vrouw die opendoet. Hij deinst achteruit. De woorden in zijn hoofd waren naar de pastoor gericht. Het is wel voor meneer pastoor, mevrouw. Ze knikt vriendelijk. Ja, die woont hier ook. Ik zal hem eens roepen, zegt ze lachend. Hij wordt rood. Hij staart naar beneden. Kom toch binnen, maant de vrouw hem aan. In de hoge gang, met grote witte en zwarte tegels staat hij te wachten, vlakbij een groot kruisbeeld. Er hangt een geur die hij niet kent. Dag beste vriend. Een zware mannenstem. De oude pastoor lijkt van dichtbij nog ouder dan in de kerk. Hij loopt gekromd, met wit grijs haar en een klein brilletje op zijn gerimpeld gezicht. Dat lange zwarte kleed en die witte boord. Het maakt de jongen heel klein.
De pastoor schuift een stoel wat van de tafel. Ga maar zitten en vertel het eens. Hij duwt dadelijk op de pijnlijke plek, een rood gezwollen puist. Meneer pastoor, ik ben… De woorden blijven steken in zijn droge keel en hij slikt. Ik ben in doodzonde. Het floept er ineens uit, als de etter die er wordt uitgeduwd. De zweer was rijp. Nu nog de zalf om te genezen. En ik wil alles biechten. Het grijze hoofd kijkt ernstig. Dan gaan we naar de biechtstoel. De jongen heeft nog geen biechtstoel gezien. Met de pastoor, met hun twee te voet op weg naar de kerk. Mensen die naar hun kijken. Hij verkrampt en zijn hoofd trilt. Neen, dat niet. Kom maar naar hier, de pastoor wijst hem een speciale stoel. Een diepe zucht.
De pastoor zet zich op een stoel voor de bidstoel. Ik luister. Eerwaarde vader, zegen mij, want ik heb gezondigd. Het rolt er zo uit als het refrein van een lied, een somber lied. Nu begint het moeilijkste deel. Hij weet bij benadering niet hoe vaak hij al die doodzonden heeft bedreven, en dat moet je er normaal bij zeggen. Hij had zijn kar vol zonden tot hier getrokken en hij zou ze leeg maken. Hij haalt diep adem, de ogen gefixeerd op het plankje waar zijn handen op rusten. Ik heb de zonde van onkuisheid bedreven, ik weet niet meer hoeveel keer, hij gaat nu door, het moet er allemaal uit, en ik heb dat nooit gebiecht als ik te biechten ging en ging zonder te biechten te communie en ik weet niet hoeveel keer dat allemaal is gebeurd. In één ruk braakt hij alles uit. Een zieke die overgeeft en zijn zieke maag ontlast. Heb je die zonde tegen het zesde gebod alleen of met anderen gedaan? Daar was hij niet op voorbereid, om details te moeten vertellen. Allebei, meneer pastoor. Soms doe ik het alleen, soms met een kameraad. Hij aarzelt. Kan hij de naam van Godfried wel verklappen? De pastoor kent Godfried goed, want hij is misdienaar. En wie is die kameraad? Die moet ook geholpen worden, nietwaar. Zo had hij het nog niet bekeken. Dat is waar. Godfried moest ook worden geholpen. Daar had hij nu de kans voor. Misschien kan de pastoor een steun zijn om Godfried van het lijf te houden. Die dringt altijd aan en hij kan zijn handen niet afweren. Nog niet. Het is Godfried, meneer pastoor. Het is goed dat ge alles hebt gebiecht. Ik ga u nu een goede raad geven. Als de drang om te zondigen opkomt, dan moet ge u geselen. Dan zal dat overgaan. Op het einde maakt de pastoor het verlossende gebaar en zegent hem: in naam van God vergeef ik u uw zonden. Ego te absolvo….. De priester staat op en wenst hem proficiat. Hij glundert. Bedankt, meneer pastoor. Hij springt op zijn fiets. Hij vliegt vooruit, zoveel lichter. Recht naar het huis van zijn grootouders.
++++++
Vele jaren later. Ik heb net vernomen dat ik ben geslaagd in mijn examens van de eerste zittijd. Marleen en ik liggen in elkaars armen op de achterbank van de auto van Guido, mijn beste vriend. Onze lippen zoeken elkaar. ‘Onze mond’ gaat open. Voor het eerst zingt in mij het Hooglied van de Bijbel: je adem is zo zoet als een appel, je tong smaakt naar zoete wijn. Het is het begin van de bevrijding van mijn seksualiteit. Jarenlang was die het monster dat moest worden vernietigd. Later gaat het lied verder: je beide borsten zijn twee welpen, de tweeling van een gazel, weidend tussen de lelies.
++++++
En de fluite gaat
4 april 1971
Klein soldaatje, groot soldaatje, laat ons flink marcheren en de trommel slaat en de fluite gaat…Als een onvoltooid lied verspreidt zich de melodie door de hemelsferen. Hun gebaren verstijven.
Marleen en Hendrik zijn op huwelijksreis vertrokken met haar broer en zijn vrouw en hun kleine Pieter. Het gaat richting Spanje, waar Hendriks vader een appartement heeft. Ze zingen heel hun Vlaamse liederen repertorium. Pieterke zingt mee. In een bosje staat een huisje, keek eens door het vensterraam. Het kind zet zijn handen als een verrekijker voor zijn ogen en kijkt door het raam naar buiten. En als het gedaan is, stelt hij zich recht achter de zetel van zijn mama en zegt ferm: nog een liedje. Het wordt klein soldaatje, groot soldaatje.
Wat er toen gebeurd is, weet hij niet. Als hij de ogen opent, komt hij uit een rondtuimelende droom en herkent niets van de omgeving waarin hij ontwaakt. Hij is opgesloten in een kooi en zoekt hoe hij er kan uit klauteren. Iemand van buiten helpt om de kooi te openen. En als een dier kruipt hij op handen en voeten naar buiten. Waar ben ik? stamelt hij. De mensen verstaan hem niet. Ze spreken Frans.
Iemand brengt hem een stoel. Steeds meer wijkt de droom en herkent hij hun auto die op zijn dak ligt. Ma femme, fluistert hij en smeekt dat ze haar uit het wrak halen. We zijn pas getrouwd.
In de ambulance zit hij naast de chauffeur en achterin ligt nog iemand. Hij draait zich om en herkent zijn Marleen aan haar groene pull. Dag liefke. Ze kreunt iets terug. We mogen van geluk spreken, liefste dat we nog leven. Het had veel erger kunnen zijn. We hebben elkaar nog. Toen ze haar in het ziekenhuis onderzochten, herkende hij haar aan het litteken op haar buik.
3 april 1971
Ze slapen bij haar ouders, in haar vroegere kinderkamer. De eerste keer sinds ze getrouwd zijn. Er wordt nog nagekaart over de vreugde waarmee die hele dag is verlopen. Uw vader was ook in een goeie bui, Hendrik, zegt vake, zijn schoonvader. Vanaf nu mag je ons vake en moeke noemen net als onze dochter, zegden ze hem de dag na de bruiloft. De hele familie is gelukkig dat alles is bijgelegd tussen ons. Mijn twee tante nonnen zijn er mij voor komen bedanken. Er is gezongen en gedanst. De openingsdans hebben ze gewalst op hun eerste lijflied. Oh winterroosje verlaat me niet meer. Ze zwierden over de dansvloer. Ze wilden iedereen laten genieten van hun liefde. O wilde roosje… In haar witte bruidsjurk was ze de mooiste van alle Griekse nimfen. Het begin van een sprookjeshuwelijk. De verloren gewaande zoon die terugkomt in het land van zijn vader. Als een prins in een gouden koets, getrokken door vier witte paarden en naast hem de mooiste prinses.
Het bed waarin ze haar hele jeugd heeft geslapen, is nu hun bed. Morgen is het Palmzondag en begint hun huwelijksreis naar Spanje. In de sterkst mogelijke woorden spreken ze hun liefde en hun geluk uit. Hij neemt haar hand in de zijne. Ik kan me niet voorstellen dat ik ooit nog een andere vrouw kan lief hebben. Als ik alleen val, moet ik nooit nog een andere vrouw hebben. Ik zou ze altijd met u vergelijken en dat zou haar te veel pijn doen. Ik bid God dat ik voor jou mag sterven, lieveke. Ik zou niet verder kunnen leven zonder jou. Willen we samen God danken dat Hij ons aan elkaar heeft gegeven? Lieve God en lieve Marleentje, ik dank jullie allebei voor het geluk dat ik mag ervaren. God, ik vraag u om ons te helpen dat we onze liefde, die ook Uw liefde is, kunnen uitdragen naar alle mensen waarmee we in contact zullen komen. Lieve God en lieve Hendrik, mijn man. Ik heb er geen woorden voor om jullie te danken voor wat jullie voor mij betekenen. Ook ik wil mij levenslang inspannen om andere mensen de liefde te leren kennen die mij te beurt valt.
4 april 1971. Palmzondag. Ze zijn al heel vroeg op. Ze maken hun picknick klaar. Ze gaat hem voor door de donkere gang naar de winkel. Geruisloos loopt hij achter haar aan. Ze doet het licht aan. Zij snijdt als volleerde winkeljuf de plakken kaas. Hoe vaak heeft ze haar Hendrik hier kaas en salami meegegeven in de periode van de problemen met zijn vader. Buiten lopen enkele mensen naar de kerk. Twee aan twee. In hun beste pak, een hoedje op, met in hun handen palmtakjes. Hé, liefke, ’t Is Palmzondag. Groot feest voor Jezus. En op zijn typisch kritische toon: maar over enkele dagen zal Hij sterven. Laten we het vandaag bij het feest houden, Hendrik.
Eurydice, de schoonste van de waternimfen was verliefd op het mooie gezang van Orpheus. Kort na hun huwelijk sterft ze. De zanger die nog maar pas de bruiloft had opgeluisterd door zijn muziek, zingt nu zijn onnoemelijk verdriet uit. De hele wereld wordt er door geroerd. Alle andere kwellingen en obsessies vallen weg en ruimen plaats voor het oeverloze verdriet. De bomen komen in een kring rond hem staan en buigen zich naar hem toe. Zelfs de onderwereld opent zich. Hij vangt een glimp van zijn geliefde op en hij smeekt de god en de godin: geef me mijn geliefde terug. Hij is overtuigd dat ze dit niet kunnen weigeren als ze zien en horen hoe groot hun liefde is. Hij zingt en roept de goden van de onderwereld toe. Heeft niet de god van de liefde ook macht over het dodenrijk? Heeft hij ook jullie niet bij elkaar gebracht? Hij zingt zo mooi dat hij zijn geliefde mag meenemen naar de aarde. De god verwittigt hem dat hij haar moet voorgaan doorheen de donkere weg en pas naar haar mag omkijken als zij volledig in het daglicht is aangekomen. Dan volgt een lange weg, door stille duisternis. Eurydice volgt geruisloos haar geliefde. Hij vraagt zich geregeld af of ze er nog is. Als hijzelf het zonlicht bereikt, kan hij het niet langer houden en kijkt om. Hij ziet ze nog even, om haar dan onherroepelijk te zien wegzweven, met een onherkenbaar geruis. De eeuwige duisternis in. Als het uitstervend geluid van het lied van een fluit verliest hij zijn geliefde een tweede keer.
++++++
12 april 1071. Paasmaandag. Hij ziet haar liggen op een draagbaar. In een wit kleed, haar bruidskleed. Ze ligt op een bed van bloemen. Vier engelen dragen haar naar het midden van de hemel. Er wordt gezongen en muziek gemaakt. De hemel is in feest. Ze komen vlakbij God, die haar de hand reikt en ze staat recht. God, Gij hebt mij deze vrouw geschonken als een geschenk van uw liefde. Ik geef ze U nu terug. Er zal veel vreugde in de hemel zijn, want ze is een fantastische mens. Bedankt dat ik haar drie jaar heb mogen hebben. Hij straalt terwijl de film zich ontrolt. Naast hem zit zijn oudste tante non. Volkomen stil.
++++++
Dear Father
12 maart 2017 Een berichtje van Bram, hun zoon uit Trondheim. Dochter geboren. Alles OK 4,300 kg Skype straks. Ze kussen elkaar. Proficiat, Lieveke. Ze hadden zelf graag nog een dochter gehad. Nu hebben ze een kleindochter.
Zaterdag 7 mei 1977 Comme un enfant aux yeux de lumière qui voit passer au loin les oiseaux…vois comme le monde est beau... ‘t Is precies of het over ons ging hé. Ze lagen luilekker te luisteren naar het eurovisie songfestival. Elke dag kon hun kind geboren worden. Zijn ziel cirkelt nog als een vogel rond hun huis, en zoekt naar het gepaste moment om in te dalen.
Twee dagen later. Ik verlies een beetje bloed, liefke, roept ze van op het toilet. Oké, ik bel eerst de dokter en dan zijn we weg. De valies staat klaar. Als een vooruitziende zorgzame vrouw heeft ze alles netjes voorbereid, voor zichzelf en voor de baby.
Al twee cm opening. De huisarts heeft haar vingers diep in de vagina van Lieve en tast de voortgang van de arbeid af. Ze hebben haar gekozen omdat ze op een kind- en moedervriendelijke manier een bevalling begeleidt. Lieve mag zo lang als het kan in een gewoon bed liggen in plaats van in de ongemakkelijke gynaecologische stoel. Het licht is gedempt, zoals in het zeewater van de baarmoeder. De muziek is van Neil Diamond uit de film Jonathan Livingston Seagull. Lonely looking sky laten ze zich zachtjes zweven als een meeuw, die haar eigen eenzame weg zoekt. Ze willen hun zoon welkom heten in een lieflijke wereld. Lieve en Hendrik hebben geoefend om te ontspannen. Om de arbeid te laten gebeuren door de wijsheid van haar natuur. Lieve moet op de eerste plaats zo weinig mogelijk doen. Gewoon ontspannen en de baarmoeder doet al het voorbereidende werk. Negen maand zweefde hun baby in een onderwaterwereld met gedempte geluiden en schemerlicht. In een eindeloze tijd. Ze hebben geleerd om naar de weeën op een positieve manier te kijken. Bondgenoten. Korte krachtige golven die door de baarmoeder trekken. Ze moeten door de beschermende dijk van de baarmoederhals breken en de baarmoedermond open maken. De monding van een stroom die de weg naar zee opent. Het gebeurt vanzelf. Lieve hoeft niets te doen, enkel de neiging om mee te persen moet ze tegengaan om pas op het einde tijdens de echte uitdrijving mee te duwen. En zich nu over te leveren aan de krachtige stoten en ze welkom te heten. Tussendoor ontspannen om voorbereid te zijn op de volgende golf. En ze hebben alle tijd. Ze wandelen in die tussentijden op het strand langs de zee. Ze is een kind van de zee. Hoor de meeuwen schreeuwen tussen het bruisen van de zee, liefke. Zie de schittering van de zon op de weidse zee. Voel het warme zand onder jouw voeten schuiven. Zie de golfjes wit aanspoelen op het strand. Zijn woorden ondersteunen samen met de muziek haar verbeelding. Lost on a painted sky where the clouds are hung for the poet’s eye you may find him if you may find him. Nog even en ze vinden hem in hun armen. En daar is een volgende wee. Een windstoot die de golven opjaagt, die de boot van de geboorte voortdrijven. Straks brengt die hun zoon mee, die zijn eerste grote reis maakt. Ze zullen hem Bram heten naar Abraham, de aartsvader die zijn vader en familie verliet om zijn eigen weg te gaan, de weg die diep in hemzelf lag verborgen, de weg die zijn God hem zou tonen. Is het omwille van zijn eigen losmaken van zijn dominante vader dat hij Abraham als model voor de menswording van hun zoon heeft gekozen? Jonathan de zeemeeuw vindt zijn roeping buiten de groep. Nadat hij zichzelf gevonden heeft keert hij terug in de gemeenschap waar hij zijn rol opneemt. Sing as a song in search of a voice that is silent and the one God will make for your way.
Ik kan het hoofdje al voelen, zegt de dokter. Lieve straalt. Wat doet ze het goed. Ze knijpt in zijn hand. Het helpt. Het leidt de neiging om zich op te spannen af naar hun handen. Hoe het hen verbindt! En rustig ademen. De luchtstroom laten gaan, in en uit. En dan weer laten drijven op de lucht, in de vrijheid van de zeemeeuw. De dokter duikt weer bij Lieve naar binnen. Hij zit klaar. Hij wil naar buiten. Je mag naar de gynaecologische stoel. Een stoot van vreugde. there on a distant shore by the wings of dreams through an open door you may know him if you may.
Nu mag je mee persen bij de volgende wee. De weeën komen sneller. Hand in hand werken ze met hen mee. Hand in hand lopen we weer op het strand. De tijd van de wee is een heel andere dan de tijd van de zee. Het is een grote kerel. Zijn schouders zitten wat dwars. Wat wil je met onze familie, fluistert hij. Ze glimlacht terwijl een volgende wee zich opdringt. Ik zal wat extra moeten helpen, besluit de dokter. Ze vertrouwen zich aan haar toe. Ze neemt een verlostang en brengt ze deskundig om het hoofdje om wat extra te kunnen trekken. Hij concentreert zich op Lieve. Hij is niet de assistent van de dokter, maar van Lieve. Ze knijpen in elkaars hand. Ze duwt als een wee de arbeid probeert af te werken. En de dokter trekt en stuurt zodat de schouders zich in de beste houding draaien. En dan weer even alles loslaten. Lichaam en geest vrij laten in het niets doen, niets dat hoeft. Een kusje en een glimlach. Samen zweven op de vleugels van hun dromen op het strand. Ik denk dat hij er bij de volgende wee zal zijn, knikt de dokter. Zijn schouders liggen goed en floep daar is hij. DAAR IS HIJ. BRAM. De dokter legt hem op de borst van Lieve. Ze streelt hem. Hij streelt haar. Tranen. Kusjes. Te veel voor woorden. And we dance to a whispered voice overheard by the soul undertook by the heart and you may know it if you may know it.
Bram weent niet. Hij kreeg geen slag op zijn billen. De dokter kietelt hem over zijn buik en daar komt een eerste kreet als teken van zijn zelfstandigheid. Wat later zijn eerste glimlach. Oh God. Wat een wonder. De dokter geeft hen alle tijd. Bram knippert met zijn oogjes. Je zou van minder knipperen na zo een doortocht. Hij mag nog wat aan de navelstreng hangen langs waar hij gedurende vele maanden alles heeft gekregen op zijn reis doorheen miljoenen jaren. Van eitje tot kikkervisje. Van reptiel tot zoogdier. Van primaat tot premature mens. Een mens met een eigen roepnaam: Bram. Waarheen? While the sand would become the stone which begat the spark turned to living bone Holy Holy Sanctus Sanctus
De navelstreng wordt afgebonden. Bram wordt nu gewassen, gewogen en gemeten. 4,250 kg. 51 cm. Proficiat, Lieve. Proficiat, Hendrik. Het is een stevige, gezonde kerel, jullie zoon. Dat hij is afgekoppeld lijkt hem niet te deren. Be as a page that aches for a word Gloria dear father. We dream.
++++++
Een uur later. Lieve rust uit van al de inspanningen. Hij rijdt naar huis en gaat de familie verwittigen. Zijn vader en moeder, de ouders van Lieve, de ouders van Marleen. In de veilige ruimte van zijn R4 breken alle emotionele dammen. Elk van de ouders roept een nieuwe golf van emoties op. Golven die elkaar versterken. Hij houdt ze niet langer tegen. Ze krijgen de vrije loop. Hij kijkt op en door de mist ziet hij zijn Marleen, zijn Eurydice. Je wilde zo graag een kind van mij. Mijn kind is ook een beetje van jou.
++++++
Ga nu!
Op 4 april 1971 werd hij in Arcis- sur- Aube (Frankrijk) als door een katapult in de lucht geslingerd. Met een smak kwam hij op de aarde terecht. Zijn rechterhand en kin gebroken. Een vogel met gebroken vleugel. Als weduwnaar keerde hij vervroegd van zijn huwelijksreis terug. In een ambulance. Onderweg stopt hij. De ouders van Marleen staan langs de kant. Ze omhelzen elkaar en beloven om altijd familie te zullen blijven. Zijn hand krijgt een spil. Zijn kin gefixeerd via metalen draadjes rond de tanden. Zijn vader komt hem halen. Ge moet zo snel mogelijk uw adres weer thuis zetten. De huwelijkscadeaus die bij haar ouders staan, zijn van u en moet ge bij ons zetten. Ge woont nu weer thuis en zijt weer één van de negen.
Zijn tante non had hem aangeboden om een paar weken te bekomen in het klooster en de velden van Bassevelde. Hij leert er de veldleeuwerik kennen. Hoe hoog die klimt. En voor hij valt hangt hij stil en zingt. Wat kan hij van hem leren? Hij weet het nog niet, maar voelt dat er een boodschap in verborgen zit. Elke dag gaat hij naar hem luisteren. Hij spreekt er met haar over. Ook over de boodschappen van zijn vader. Va wil precies de klok terugdraaien. Hij behandelt me als een klein kind. Misschien is het zijn manier om voor u te zorgen. Ik denk dat. Hij wil tonen dat ge nog altijd zijn zoon zijt en dat hij u wil helpen. Hij wil een punt zetten achter de jaren van conflict, denk ik.
De spil mag uit zijn hand. Hij gaat naar zijn nieuwe familie. Hij krijgt de lege plaats van hun dochter. Dag vake, dag moeke. Dat zei ze altijd zo vertederend. Een dikke knuffel. Een tas koffie met een koekje. En haar auto is nu van u. Hij krijgt de sleutels van vake. Er staan nog veel cadeaus van uw trouw, die mogen blijven staan zolang als ge wilt.
Hij slaat zijn vleugels weer open en rijdt in het groene NSU-tje naar zijn ouders huis. Hij lacht naar de plaats naast zich. Ze zit er weer. In Nederland zat ze steeds naast hem, want daar paste het niet dat een vrouw achter stuur zat met haar man ernaast
Bij zijn vader. Zijn de cadeaus er al weg? Ge moet daar niet zo veel naartoe gaan. Ge woont nu weer hier.
Hij vliegt weg. Naar Leuven waar hij terecht kan in het huis van een vriend. Hij is er alleen. Eindelijk kan hij de ruïne van zijn leven inspecteren. De heropbouw? Hij weet niet hoe en waar. Hij heeft alleen zijn tranen. Hij stort ze in een diepe put, de inslag van een bom die alles heeft vernietigd. De krater in zijn ziel stroomt vol. Nu zijn rechterhand weer vrij is, begint hij te schrijven. Dagenlang. Wekenlang. De wanden van de put die eerst nog overeind stonden, stortten in.
Zie je niet hoe de dood kwam en mijn liefste nam. De dood kwam in volle dag. Waar ben jij nu mijn liefste?
De foto van Marleen verliest haar levendigheid. Schenk mij het licht in je ogen dat jouw foto meer mag betekenen dan een matte afdruk Is onze droom dan echt naïef geweest? van kinderen die geloofden in eeuwige liefde? Mijn ziel verzet zich: neen! Maar hoe zal onze liefde verder gaan. Wat is de kern, het wezen van de liefde, dat deel dat blijft over de dood heen? We waren overtuigd dat elke beproeving ons enkel dichter bij elkaar kon brengen.
Het verscheurt hem. Het is een kwelling voor mij. Ik wil je niet ontrouw zijn, liefke, dat weet je wel. En toch verlang ik ernaar om niet alleen mijn leven te moeten gaan. En toch weet ik dat jij er nog bent voor mij. Zie je lieveke, ik geraak er niet uit.
Liefste, geef me de taal die mijn hart ontsluiten kan, geef mij de taal van het hart die een hart beroeren kan zodat dat hart van mij niet als een steen gesloten zal zijn niet in zichzelf verrot van knagende pijn en smart
In het reactievat van zijn emoties komen bovenop de gitzwarte kool van rouw en verdriet, de rode stenen van woede en onmacht, komt het vergif van schuldgevoelens. Glasscherven van gebroken dromen en idealen van trouw en ontrouw. Wekenlang vermengen zich alle elementen. Een cocktail. Het borrelt en stoomt. Hij begrijpt zichzelf niet maar in het chemisch proces ontstaan kleine goudgele korrels. Hij zal levenslang naar de geheime formule ervan zoeken.
Een droom Hij ligt te rusten op een grasveld vlakbij een bos populieren. Van tussen de bomen zweeft een witte gestalte naar hem toe. Hij zet zich recht en knijpt zijn ogen. Marleen, in haar huwelijksjurk? Schitterend wit. Ze glimlacht maar in haar ogen trillen tranen. Ze komt langzaam dichterbij. Ik vind geen rust, liefste. Ik vind het zo erg dat ik jou op deze vreselijke manier heb moeten achterlaten. De tranen rollen over haar wangen. Hij wil naar haar toe, maar geraakt niet recht. Ik zou moeten vertrekken, maar kan niet zolang jij niet weer gelukkig bent. Hij wil haar in zijn armen nemen en haar troosten, haar zeggen dat ze naar de hemel moet, dat het met hem wel in orde komt. Ze wijkt achteruit en hij valt op zijn rug in het gras. Tussen de bloemen. Hij kan niet bewegen en Marleen komt dichterbij. Ze heeft bloemen geplukt. Hij valt in een diepe slaap terwijl ze rond zijn hoofd van de bloemen een krans weeft. Je bent mooi, lieve man van mij. Ga nu. Je zal de aandacht trekken van vele vrouwen. Volg je hart en neem haar voor wie je hart het hardste klopt. Dan zal ik rust vinden en jou nabij kunnen zijn vanuit het Koninkrijk dat niet van deze wereld is. Daar zal ik op je wachten. Ga nu!
4 juli 1971. Naar de IJzerbedevaart Twee jaar geleden waren zowel Marleen en hij in Diksmuide en moesten ze hun liefde voor zijn ouders nog verbergen. Hij rijdt nu mee met zijn broer en diens vriendin. Ik ga een vrouw zoeken. Hij schudt een juk af. Ik wil een vrouw hebben. Het klinkt hem cru in de oren. Hij moet een taboe doorbreken. Ik zeg u, jongeling sta op! Ga nu! Zei Jezus tegen een jongeman die dood leek. In het koninkrijk van God gelden andere waarden dan de wetten en taboes op aarde. Hij wil zijn bevrijding vieren. Niet in het verborgene. Die tijd is voorbij. In de alchemistische kolf is goud ontstaan.
De bedevaart staat in het teken van de Vlaamse vrouw en haar aandeel in de bewustwording van het Vlaamse volk. Bernadette Devlin, een jonge linkse activiste uit Noord-Ierland staat centraal. De strijd van het kleine Ierland tegen het grote Engeland wordt vergeleken met de strijd van het onderdrukte Vlaamse volk. Dat treft. Hij wil vrij zijn van alle onderdrukking. Hij wil een Vlaamse vrouw zoals zijn Marleen. Hij sluit zich aan bij het Vlaams Kruis. Een jong meisje trekt zijn aandacht. Ze is speels en lacht veel. Ze lijkt wel te dansen als ze beweegt. Wat een vreugde gaat van haar uit. Hij kent haar broers. Ze heet Lieve. En of ze graag speelt! Ze legt zich op een draagberrie en ze dragen haar door de massa. Ga nu! Ze spreken af om elkaar nog te zien. Enkele dagen later zijn haar ouders op reis. Hij blijft slapen. Ze doen ’s morgens een dauwtrip. De broers blijven in bed en met zijn tweeën gaan ze het frisse pad op. Daar bekent hij haar zijn liefde. Er begint een nieuw avontuur.
Enkele weken later. Ze kopen een tuil witte rozen en gaan naar het graf van Marleen. Hand in hand langs de lange dreef in het midden van het kerkhof. Hij draagt de bloemen in zijn linkerhand en houdt met zijn rechter die van zijn Lieve stevig vast. Ze zijn stil. Ze kijken voor zich uit. Alsof ze naar een altaar stappen. Ze gaan langzaam. Een zacht zonnetje en een licht briesje strelen hun prille liefde. In het midden van hun pad staat een groot monument. Ze lopen erlangs. Het graf ligt links van het pad, nogal vooraan in de rij rechts. De foto van Marleen, haar broer Frits en zijn vrouw Veerle staan op de zerk. Hier is het. Hij bukt zich en legt de witte rozen naast haar foto. Hij kijkt zijn Marleentje recht in de ogen. Een gewijde stilte. Ik beloof je trouw te blijven in goede en in kwade dagen. Het klinkt als een echo vanuit de diepte van zijn ziel. Hij schraapt zijn keel. Liefste Marleentje, Lieve en ik komen hier om onze verbondenheid met jou en met God te bezegelen. We zijn nu met vier. Hij laat de woorden komen vanuit het pas ontstane goud. Onze nieuwe liefde is een deel van de Grote Liefde. God bracht ons samen om Zijn Liefde uit te dragen. Jij werkt eraan mee van aan de overkant. Lieve en ik beginnen samen om de weg voort te zetten die wij zijn begonnen. Hij kijkt even naar Lieve. Deze witte rozen moeten onze verbondenheid symboliseren. Jij was niet alleen de bloemenfee van Aalst, maar ook mijn bloemenfeetje. Hij slikt en ademt diep in. Lieve knijpt in zijn hand. Hij kijkt haar door zijn vochtige ogen heen even aan en glimlacht. Hij richt zich weer tot Marleen. Liefste, ik beloof dat ik mijn best zal doen om Lieve even gelukkig te maken als wij waren. Ook al was dat niet altijd gemakkelijk. Maar ik heb jou nu als extra helper. Nu keert hij zich tot Lieve. Hij kijkt haar een hele tijd aan. Hij neemt haar beide handen vast. Lieveke, ook jou beloof ik hier in aanwezigheid van Marleen en God, om mijn best te zullen doen om jou gelukkig te maken. Om samen iets moois van ons leven te maken in dienst van Gods Koninkrijk, in dienst van de mensen die op ons beroep zullen doen. Hij neemt haar hoofd in zijn handen en kust haar op het voorhoofd. Het zegel op het pas geschreven perkament.
De directe omgeving erkende het goud niet. Ze zaten nog vast aan de gitzwarte kool. Voor hen was het nog maar drie maand geleden… Maar op het feest van hun zilveren bruiloft, zal zijn zus getuigen over de vele gelijkenissen die ze zag tussen Marleen en Lieve.
++++++
Bij de tweede dood van zijn vrouw was Orpheus volledig verdoofd. De veerman bracht Orpheus terug naar de bovenwereld, ondanks zijn smeken om bij de doden te mogen blijven. Hij bleef zeven dagen op een bank zitten ongekamd en zonder eten. Angst, diepe rouw en tranen waren zijn voeding terwijl hij weende over zoveel wreedheid van de goden. Hij trok zich terug in de bergen. Drie keer ging de zon een jaar rond. Orpheus vluchtte weg voor de liefde van alle vrouwen omdat hij zich te ellendig voelde of omdat hij aan zijn geliefde Eurydice een plechtige gelofte had gedaan. En terwijl Orpheus met zijn treurig lied de wouden, rotsen en wilde dieren verleidde om hem te volgen, werd hij bespied door vele vrouwen die hun dolle borsten in dierenhuid hadden gehuld. Kijk hoe hij ons veracht, riepen ze. Hun vijandigheid werd steeds heftiger tot ze helemaal gek werden. De klanken van zijn lier overstemden echter al hun wapens. Maar dan met bebloede handen wierpen ze zich op hem en samen hebben ze hem vermoord.(naar Ovidius’ Metamorfosen)
++++++
Zijn tante vertelt
Hij wil zijn vader beter begrijpen en gaat bij diens oudste zuster, die kloosterzuster is. Laten we in de tuin gaan wandelen om daarover te spreken, Hendrik. De andere zusters moeten dat niet horen. Ze zijn vaak zo nieuwsgierig. Wat is de tuin klein geworden, tante. We speelden verstoppertje achter die bomen daar. Ja, waar is de tijd. Ge waart nog klein. En nu zo een grote man, zoa