Lucien Haentjens

Over Lucien Haentjens

Geboren uit een lieftallige en ietwat zonderlinge matriarchale familie die samen met een job in scheepvaart een paar merkwaardige verhalen oplevert.

Je zou deze pagina als een klein heidens altaar voor haar kunnen beschouwen, voor de teamgeest op de benedenvloer van een rederij en voor talloze mooie dingen op de wereld.

Opgedragen aan Clarisse. Vaag geïnspireerd door de Cthulhu Mythos en door Netflix-docu The Last Dance.

Teksten

Storm en liefde

Om verder te vertellen, zodat het opschiet voor Meeke, die graag wil weten hoe het afloopt, voordat Sturm der Liebe begint. "Haasten? Stolz der Liebe?" Dat was niet de afspraak. De jonge Laïs kijkt ons teleurgesteld aan. "Opschieten? Snelsisnel? Nee toch.." denkt ze. "Kan ik dan nooit rustig van de dingen mogen genieten? Tiktok moet al snelsnelsnel. Alles moet op een-twee-drie." Haar blik slaat naar de grond neer. Zij wil niet te snel gaan. Halt, jongens, wees kalmmm. Zij houdt van een mooi verhaal.. "Boeie die Streich der Liebe. VerdAmmt de Schmerz der Liebe. Wat een saaie soapsie.. Welk een saaie Duitsers." "Meeke heeft iets met die Duitsers," vermoedt ze. "In de middelste schuif van Mee, bovenop TeVe-BLAD, ligt een zwarte dolk met Germaanse runen. Staat volgekrast met îhaz en sôwilô's.." Tegen de dieven, zegt Mee. --- Laïs laat het hoofd zakken. Tegen Mee valt toch niks te beginnen. Het is wat het is, denkt ze. Que sera, sera. Het is haar dag al niet. Tranen wellen op. Ze denkt verslagen aan vanmorgen terug, aan het whatsappje dat ze had gekregen. Ze veegt een traan weg met de mouw. Meeke mag niks merken. Het liefst wil ze nu tegen haar grote zus aankruipen. Liefst wil ze opgaan in rook. Liefst wil ze verdwijnen in een van de verhalen die ze thuis met haar grote neef verzint, ook een beetje een dromer. Zij houdt van een mooi verhaal. Maar Meeke houdt van Sturm. Zucht. "Gaat er nu echt niemand voor mij opkomen? Gaat iedereen weer naar Mee luisteren?" --- Uit de Technics-platenspeler op de achtergrond klinkt ouderwetse elektrische blues. Muziek verzacht de zeden. "Tiens.." mijmert Laïs. Zoiets ouds en bijzonders heeft ze nog nooit gehoord.. De rauwe woorden raken haar. Nog iemand met smart. Een forse sterke man, aan de robuuste stem te horen. Hebben die ook zoveel verdriet, soms? Oh, I asked her for waterOh, she brought me gasolineThat's the troublingest womanThat I ever seen --- "Soaps zijn rommel," oordeelt Cato, het nichtje van Laïs. Ze knikken mekaar aan. Laïs is dankbaar wanneer ze steun krijgt van Cato, die vastberaden en wilskrachtig is. "Het is allemaal onzin," wuift Cato weg. "Schnickschnack. Propaganda van Nyarlat. Geklasseerd. Ziezo." Cato probeert alles in het hoofd netjes te organiseren. Zin hoort aan de rechterkant / onzin aan de linker. "Dat lukt maar half hoor," glimlacht ze geruststellend. Een mens zou van haar ratio een paar stappen terugdeinzen. Soms is dat net goed, vindt ze. Het geeft haar de ruimte om rijen en kolommen vol oplossingen te bedenken voor andermans problemen. --- Hannah fronst, controleert haar nagels, plukt de pluisjes van haar t-shirt af. "Straks praten ze weer allemaal door elkaar," vreest ze. Haar familie is druk, druk samen. Het zijn er, hier alleen al, een slordige 23. Het leven is vol prikkels en sensaties. Er is geen tijd om alles ordentelijk te verwerken, gewoon geen tijd. Och toch, Yog-Sothoth! "Tuurlijk heeft Zus gelijk," zegt ze tegen Celia, "Meeke en de tantes zouden beter naar een docu kijken over de voedingsindustrie, over alle seksisme en corruptie op de wereld, over de onwil van zoveel schijtleiders en f*cking boomers om er gezamenlijk nog iets moois van te maken voor ons, voor onze generatie." "Ssshh," sust Celia, "Je moet altijd een balans willen bewaren, Hannah, tussen de zienswijze van de ene en de zegswijzen van een ander. Ik probeer er dan steeds met een verenigende mening tussenin te gaan staan." Meeke fronst. "Courage, mijn engelke." --- Mee zet haar flegmatieke striplezertje Isaak weer veilig aan de grond. Hij is de allerjongste maar kijkt al prentjes in De Rode Ridder. Dat wordt een hoofse knaap, zodra hij op z'n eentje uit de maxicosi geraakt tenminste, een dwangbuis toch voor kleine avonturiers. Isaak maatje, leg uit protest maar gewoon een dikke kaka neer. Weg met dat weinig-maxi, weinig-cosy kraam. Een groot avonturenpark moeten ze rond Isaak bouwen, met overal draken en gevaarlijke attracties, om Willem en Cleo en Rémi uit te nodigen. Tot slot een mooie geluidsdichte stolp erbovenop, plop, en klaar. Meeke neemt de frêle Alix op schoot, een Mini-Me van d'r tante Helen, met helderblauwe ogen en engelenhaar. Alix stelt veel Waaromvragen. Ze stelt vragen bij zowat alles, die kleine. Waarom zitten er twee Twixen samen opgesloten in zo'n smal zakje, terwijl die vuile Bifiworst een verpakking voor zich alleen krijgt? Waarom de wolken niet groen zijn terwijl het gras mooi blauw was geweest, wel, het is voor Alix soms een domper op een vergezicht. "Tsjaka!" lacht Beyoncé. Bé probeert immer vrolijk te blijven, ze draagt al teveel mee om de moed nog te verliezen, maar ook zij kan zich enorm om de wereld lopen vermalen. "Mooi gesproken lieve Hannah. Waar houden die boomers zich in gOdsnaam mee bezig? Met heelder dagen soaps kijken. Met bodyshaming.." "Met voze anonieme commentaartjes op de socials," springt Marijke bij. "Terwijl ik," danst de guitige kleine Mila huppelend tussendoor: "Terwijl ik al direct zou zeggen: ik probeer iemand anders te behandelen zoals ikzelf gejespecteerd wil worden. Neh. Dansen dansen dansen!" --- Svens forse gestalte werpt een verkoelende schaduw over de spelende en duttende kleintjes neer. "Dank Svenneke," wrijft Kaartje hem dierbaar over de hand, "Ge zijn een schattenbeer." "Enfin.. meer een zilverruggorilla," denkt ze toegenegen. Van ver, mocht het donker zijn, lijkt hij op Mike Tyson. Buffelschouders, de brede kop, het korte zwarte haar. Een toeval. Het is Tyson met wie Sven langs de tv opgroeide. Ze delen een nietig teer hartje, de twee verschoppelingen, maar ook een temperament dat in beestachtige knokpartijen uitbreekt. Op café, op de voetbal, op café en laatst nog op de barbecue van de voetbal. (Daar liep hij een infectie aan de vuist op omdat zijn opponent, Benno Barnard, een pedante ploertige Noord-Hollander, alweer vijf weken de tanden niet had gepoetst. "Zelfs waar ik sta, kan ik uit zijn bek ruiken!" had ons Ilanootje geroepen, niet de beleefdste, vindt Mee.) Gelukkig voor de brute southpaw-bokser Sven gaat het er dikwijls aan toe zoals Tyson vs. Ratliff of smijt hij soms het meubilair door alle vensters om duidelijk te maken dat het stoeien beter stopt. Er wordt veel na Sven opgekuist maar ook door Sven, om schoorvoetend iets proberen goed te maken. "Wiedergutmachung," hoest Mee. "T.R.E.-oefeningen Sven," dringt Katy almaar aan, "Tension Release, ventje." Naar zijn familie toe is hij een lam, een zorgzame herder, een trouwe herdershond. --- Meeke knikt haar kloekende Sven weer goedkeurend aan. Zij beseft hoeveel waarde hij de familie toebrengt, hoeveel kolossale energie er in hem schuilgaat die hij meestal aanwendt om er goeds voor anderen mee te doen. Svens favoriete docu, enfin: het is niet echt een docu, maar hij beweert van wel, is de verfilming van Jesus Christ Superstar, een excentrieke maar prachtige evocatie -vindt zelfs Mee- van Christus' lastige Passiedagen. De muziek, in elk geval, is magnifiek. En de rest ook. Traantjes van beroering.. Jaarlijks met Pasen kijkt heel de familie samen rond Mee vergaard naar de documentaire. Listen Jesus I don't like what I see.All I ask is that you listen to me.And remember, I've been your right hand man all along.You have set them all on fire.They think they've found the new Messiah.And they'll hurt you when they find they're wrong. --- Vinnie draait het volume dan naar een vreedzaam niveau zodat ook de nieuwe gereformeerde buren kunnen meeluisteren die verstopt achter hun sobere, voorbeeldige gevel behoorlijk wat kabaal maken met huiselijk dronkemansgeweld. Meeke slaat een kruisje om Ted Neeley, gewoon een hele aardige vent. En om Maria Magdalena, "dat beschimpte arme schaap, dat allicht niks dan Goeds wou doen, maar onder de vroegste Christenen weer klof tegen een patriarchaat aanliep. Waarom halen ze dat niet als een boodschap uit de Bijbel, de Ouderlingen, die ouwe mannen? Het staat letterlijk in de Apocriefen." --- Maxime ondertussen sleutelt aan de tuintafel in een notaboekje aan de oplossing voor het torsieprobleem op de nokaskoppeling van zijn matzwarte Damon Hypersport HS Premier. Trekt 200pk, voor een moto! Een prachtmachine. Dat machtige geluid op kruissnelheid.. als van een McLaren. Max draagt soms visies uit zijn dromen mee de baan op waar de ingenieurs van motorfabrikanten nog niet in kunnen volgen -en dat frustreert hem. --- "Ik bezet en ik betoog!" Willem, schelms en guitig, is langs de regenpijp in de dakgoot geklauterd. Katy & Marie zijn gegêneerd. Elise keuvelt met Cleo en Odile over de Belgische stoet raspaarden. Ze kijkt op en giechelt om de klimmende belhamel Wimpie, de Jean Genet van de familie. "Ik lees De Standaard van mijn vier jaar. Maar er is al lang geen standaard meer. Ik verwerp de wereld die mij verworpen heeft!" roept de boef daarboven, "En ik bezet daarom het dak."  Kleine Cleo wijst kirrend omhoog en port Odile aan, die weinig interesse toont. Er bestaan blinkender dingen dan muurklimmers en bezettingspolitiek, denkt ze. --- Als zij om jongens lacht, Odile, dan is het op ondoorgrondelijke wijze. Het is nooit duidelijk of ze met of jegens jongens lacht. De gulden Mona Lisa noemen ze haar op school in Latem, op de Latemse school. Jongens langs de schoolpoort staan voor haar soms gevaarlijk onnozel te doen. Maar Odile glimlacht pas om zoveel dwaasheid nadat ze hen geruisloos in een wolk van wasverzachter is voorbijgeschreden. "Aanstellers," denkt ze keer op keer. "Hoe kan een meisje nu onder de indruk geraken van apenstreken?" Ze doet soms denken aan De Roos uit dat prachtige jeugdboek van Anne Provoost. De Roos en Het Zwijn, geloof ik, is de titel. "Odile kan dan een roos zijn," zegt Simon, "Maar zwijnen zijn er genoeg." --- Ook om Odiles dolle moeder Vinnie worden er door dolverliefde Vlaamse zangers sibillijnse liedjes als Domino gecomponeerd. Zij houdt van verre landen, Vinnie, van godverlaten stranden. Wachten op Godot, daar heeft ze geen geduld voor, Koen. Ze heeft soms in haar ogen het rood van regenbogen na een nachtje Cava Mirgin met haar klinkende vriendinnen. Giechelend, snaterend en schaterend galmen de prettige dames tot een holst in de nacht over de Leie. Er wordt soms over venten gesproken. Dan klimt het schateren omhoog. --- Willem verliest bijna het evenwicht, daarboven in de goot, maar wil er nog geen kwaad in zien. "Zulke fratsen gebeuren toch voornamelijk met de jongens," sakkert Katy, roodgeworden als een klaproos. "Elaba!" zegt Mee eindelijk, "Geen drukke bedoeningen hé, daarboven. Willem! Doe maar kalm gij kleine boef. D'r valt hier nietnie te bezetten dan een plekske tussen ons op mijne schoot. Klim naar beneden, kom hier bij mij, manneke, waar ge veiligstaat." "Och Mee," bromt Sven, "Laat Wimpie daarboven toch smurfen. Otis & Ilano klimmen d'r ook maar bij. Hupatee. Ze kunnen thans straks minimaal wat lappen krijgen, de drie musketiers. Een goeie stevige peutering, hoort ge mij daarboven!" "Jamaar manneke," wuift Meeke meteen weg, "Ons kindjes moeten altijd veilig met de voeten op de grond weerkeren, verstaan?" "Dikken beuzak!" roept Ilano zwierend rond de parasol. "Ge geeft uw familie natuurlijk geen rammeling," denkt Helen, een ware Ondine Bosmans. "Maar de rest soms van de mensen?" Er zijn dingen die Helen door de vingers wil zien. --- Simon, de trouwhartige jonge kickboxer, hoort alles lijdzaam aan. Legt de telefoon neer waarop hij net de kranten overliep. Onrecht, hij kan er moeilijk mee om, met de ellende uit onrecht. Nu en dan betrekt zijn gemoed. Denkt geregeld aan later. Hij vreest soms om later op grotere schaal in mensen ontgoocheld te zullen geraken. Maar, soit, "we zullen wel zien." Hij schudt de bedenkingen af en gaat sporten -dat helpt. Hij probeert in de vakanties met het hoofd in de natuur te leven, waar er ook wreedheid bestaat, jazeker, maar dan als offer, als een dienst aan het algemeen belang. "Bijna alle dieren doden uit noodzaak," weet Simon. "Ze martelen en folteren niet. Alleen de dieren die het meest op de mens lijken vertonen soms nijdige, sadistische neigingen." Waar in de evolutie is dat uitgesplitst? Waarom? Waarom is dat laakbare gedrag niet uitgeroeid maar dominant geworden? Waarom laten wij zo vaak de wreedste regeren in plaats van 'm samen gewoon plat te leggen? "Ik moet Yuval Harari herlezen," besluit Simon. Zijn favoriete docu is die over een grote getergde wolvenfamilie uit het park van Yellowstone. De edele dieren huilen vaak, zoeken 's nachts contact. Mostly wolves depend on getting along. --- Kwinten staat uit de sofa op met Rémi onder de arm en de kleine smiecht Otis als een tasmanian devil rond de benen. Karen probeert Otis' teugeltjes te grijpen. Ze lokt met appelsiensap. Van dat truttige woord 'fruitsap' wenst Otis niet te weten, het boeit hem niet, dat flauwe fruitsap. Nee. Hij heeft zelf een woord bedacht. "Zuipsap," vordert hij, "Grote fles. Zuipsap." Kwinten wacht -zoals altijd- geduldig zijn moment af. "Een student," begint Kwinten aan enkele verwarden te doceren, "Een clevere student onderbrak mij in de nabespreking van een college. We waren afgedwaald, ons thema reikte al bijna tot de kwantumfysica, toen de student plots onderbrak met een wel zeer boude stelling omtrent de paradoxen van het tijdreizen. Ik wou graag weten hoe jullie erover denken -mocht het iemand interesseren, tenminste." Rémi bijt papa plots keihard in het oor. Hij lacht, onze Rémi. Gilt soms met plezier een trommelvlies aan flarden. Het is Maarten die inspringt: "Er bestaat nochtans met onze kennis nog geen logica van het tijdreizen. Ze loopt spaak. Zelfs op de eenvoudigste gedachte-experimenten vinden we voorlopig geen uitkomst. Een voorbeeld: Stel: je koopt hier bij het Paard van Troje een kopie van MacBeth, je reist in de tijd terug naar het jaar 1600, overhandigt het boek aan een verbaasde Shakespeare en flitst terug naar vandaag. Je stapt weer de boekhandel binnen en koopt een Macbeth. De vraag is dan: wie heeft het stuk eigenlijk geschreven? --- "Dinges.." beweert Mee. --- "Kak die Duitse liefde," licht Laïs aan de besnaarde Laure toe, een elf, een fee, die met een hoofd vol biotech en dansballet aandachtig naar haar jongere nicht probeert te luisteren. "Goethe is wel wijs met zijn Werther. Ik wist niet dat jongens zo zielig konden doen, Laure. Maar de Kabale van Schiller ben ik niet doorheen geraakt hoor. Precies een roddelblad! Lijkt wel een soap. Een dwaze soap enfin. Een beetje zoals Sturm." Laure lacht en vertelt haar nichtje dat er vele klassieke soapverhalen bestaan die op een prachtige manier herwerkt zijn tot balletstukken. Anna Karenina. Lady Chatterley. Coppélia. Don Quichot. "Gaan we samen naar Quichot kijken, Laïs?" Laïs aanvaardt in dank. Ook zij houdt veel van dans. Maar haar gedachten dwalen weer af naar de rare boeken die ze het voorbije jaar doorbladerde en waarvan ze gokt dat ook Laure er een paar heeft gelezen. "Een ander slag schrijver is Kafka, Laure, die schijnbaar nooit over de liefde rept. Schreef alleen maar over de zotste dagelijkse Zazieaanse toestanden. Dat was precies nogal een leutigaard." "Misschien, Laïs, lag zijn missie hoger dan het persoonlijke leed uit liefde," spreekt Laure zacht en vast. "Misschien vond hij dat anderen dat beter konden beschrijven en voelde hij meer affiniteit met mensen die verdwalen in hun geest of in de gangen en de kelders van de maatschappij." "Mmmm.. Da's mooi, Laure. Dat zou veel verklaren, ja." --- "Okee. Maar wie doet er zich nu ombouwen tot een kever?" zegt Beyoncé. "Zonder op voorhand een plan klaar te hebben," zucht Cato. "Tssss. Kafka toch. Ik had graag een handje toegestoken." "Maar dat kan toch gebeuren, zonder plan vallen?" vecht Hannah tegen, "Er kan zoveel gebeuren. Dat wou K. bedoelen." Vinnie knikt. Herkenbaar. Er kan veel gebeuren. Zeer veel. "Niet moeilijk," bedenkt Maarten, "Het universum draait op chaos en entropie. Althans, het schijnt dat te doen. We kunnen de Simulatiehypothese eigenlijk nooit diskwalificeren." "Ja-a dat kan zeker," beaamt Katy, "Het overkomt mij elke keer: proberen om een situatie vooruit te plannen en ommekeer, hups, de situatie verandert. Merde! Dan vloek ik de pannen van het dak. Ik heb al hele daken kaalgevloekt." --- "Excuseer, m'n lieve dames, die kritisch zijn op Kafka," probeert Marie op het gebeuren vat te krijgen, "Maar wij moeten zijn proces niet maken, want ons verhaaltje is toch ook volledig uit het slot gerukt?" "Hoezo?" kapt Laïs af, "Ge kan Kafka niet met ons verhaal vergelijken. De Plattelandsdokter is peanuts." Oei. Ze voelt schuld zodra ze dat zegt en herneemt: "De dokter, bedoel ik, staat ver ver van ons bed vandaan. Dit verhaal hier is van ons, Marijke, ons allemaal. Het is ons sprookje, maar ook horror." Cato denkt er het hare van maar zwijgt als een kluis. "Mijn meningen dienen niet om er mensen mee tegen te werken," is haar principe. "Kinders," tikt Mee op haar versleten koper horloge, "Over een halfuur begint Storm. Zet teevee maar al gereed. Oh! Ich freue mich.." --- Laïs kijkt rond. Niemand anders freut sich momenteel aan televisie, ziet ze. Simon schenkt een glas Chablis voor Helen en voor Vinnie. "Tchin-tchin," lacht H'tje stralend en werpt haar neven kusjes toe. Stefano, in het hart getroffen, valt kermend uit de stoel. Mila schaterlacht. Hij acteert als een artiest. Cleo, kleine Alix, Elise, Bé, Helen, Hannah, hij brengt ze allemaal aan het lachen. De grote Alix zet een verse kan koffie op tafel. Dim brengt thee. Ilano tracht vuur te stichten met een vergrootglas op een gordijn. Oei, denkt Celia. Laat maar doen, denkt Vinnie. Het is jammer om te moeten zeggen, denkt Dim, maar die jongen hoort eigenlijk achter de tralies. Iemand, in het dak gezeten, steekt je-m'en-fous een joint op. Sven trekt uit de vuist een Duvel open. "Ons verhaal," opent Laïs, "Is zwart als het leven, maar ook vol van kleur en licht. Het zijn verschillende sferen dooreen. Er gaat veel liefde in verscholen. Maar ook pijn. En wanhoop. En verraad. O, en zeemansliedjes! Die ken ik uit de zeescouts. Dus Maarten, Laure, Dim, wat moet een verhaal feitelijk nog meer hebben? Leg mij dat eens uit, dan, slimpies?" Kaartje, een hartveroverende Zorgzaamheid, met voelsensoren overal, capteert zeer goed hoeveel de kaduuke familievertelling voor haar nichtje betekent. Ook Karen vindt het gezellig om als familie rond het flikkerende vuur van een verhaaltje te verzamelen. De lijm in een kleine gemeenschap bestaat tenslotte uit verhalen, weet ze, uit een mengsel van deernis, roddels en verhalen. Karen gaat achter Laïs staan, strijkt haar door de haren en kust haar op het hoofd. Vinnie fluistert Laïs iets aan het oor. --- Ze beslaat een beetje rood, de mooisie Laïs, en aarzelt. Kijkt licht bevreesd naar Helen om, die schijnbaar op elk ogenblik in een kille wraakengel kan veranderen. Ze durft veel, zeer veel, een moedige jonge vrouw is ze, Laïs. (Heleen Debruyne, met een sierlijke wondermooie pen, vlijmscherp als het moet, is een van haar favoriete columnisten.) Maar ze durft niet te herhalen wat de plichtvergeten Vinnie daarzo zegt. Niet tegen Meeke.. En zeker niet met een statige Helen op de wacht. Ai.. Haar jonge innige ogen zoeken schroomvallig naar die van haar peter, haar eenzelvige neef, haar beschermengel, die gemesmeriseerd op afstand toekijkt, tegen de muur aangeleund, met naast hem zijn broer, een gelaten geleerde reus. Hij glimlacht het meisje vertederd terug en spoort haar met een knikje aan om het toch maar te proberen. "Wat is het ergste dat nu zou kunnen gebeuren liefje," stelt hij haar dikwijls gerust. "En zou het dan onvermaakbaar zijn?" --- Ze haalt diep adem. "Ge moogt ons niet afyakken, m-Meetje," zegt Laïs, "Wij gaan hem rustig laten vertellen. Hij doet zijn best." Er valt een stilte. Het geroezemoes valt stil. De neef gebaart naar Helen dat het niet nodig is, nee, om tussen te komen alvorens Meeke heeft gesproken. Laat die kleine maar moedigzijn, gebaart hij. Ze knipoogt en knikt hem begrijpend toe. Meeke ondertussen kijkt op. Haar strenge staalblauwe ogen zoeken naar het tegenlaweit. Ze pint de blik op Laïs vast en fronst. "Mmm," denkt ze, de wakkere krokodil, "Wa mee die kleine te doen.." Vroeger zou ze die kleine onmiddellijk de mantel hebben uitgeveegd. Tegenspreken? Sebiet een kakesmete. Maar diep vanbinnen peist ze in haar eigen, minzamer geworden, doodvermoeid van lastig te hebben geleefd, van negen kinders op haar eigen te hebben grootgebracht, van met de riem te zijn geslaan en van venten bespuwd en vernederd geweest (maar luctor et emergo), wel, na een hele Eeuw te hebben moeten overleven, na al die vele worsteling, denkt ze tegenwoordig diep vanbinnen, de oermoeder: "Mmmm.. Ik heb misschiens al genoeg van mijn gelijk gekregen. Het grote gelijk moet nu van langsom aan de kindjes toe gaan komen." Ze ziet, op die kleine Laïs, een vlindertje landen. "Moh! Tuurlijk," denkt Mee magisch, "het moest een vlinderke wezen of een dunne gulden zonnedraad. 't Kan pertan ook een bloemblaadje zijn, als ik die kleine goed bezie.." Ze smelt, Meeke, een heel klein beetje wegens het lef van haar dappere achterkleindochter. Ze plooit, om al haar kinderen ter wereld, en zegt: "Akkoord, mijn kind, speciaal voor U, me schuun wijveke", en knipoogt Laïs met een warme glimlach toe, die onmiddellijk komt te stralen, in liefde weer ontsteekt. --- Laïs' mama, Zazie, ontsteekt tevreden mee. Ze draagt haar dochter op een wolk. Zij, die dolgraag Franse literatuurles geeft, ze mijmert: "On est toujours trop bon avec les femmes" en glimlacht om de deugniet Queneau. Het was absoluut Le dimanche de la vie -wat anders- dat haar de ogen opende rond de oersimpele ingeving om het zondagse genotsgevoel ook langs dinsdag zo naar vrijdag door te trekken. Sindsdien is ze een stuk gelukkiger. --- Meeke verstaat amper Engels maar komt in gedachten gaarne bij Ted Neeley terecht. Who are you to criticise her?Who are you to despise her? Leave her, leave her, let her be now.Leave her, leave her, she's with me now. --- "Dat is gesproken." Meeke draait het hoofd, de glimlach verdwijnt. "Celia? Sieleke? Zeg eens rap tegen uw tante Juul, lieveke, dat ze voor Sturm en Liebe de videorecorder programmeert. En dat hij van deze keer moet marcheren. Zeg het maar twee-drie keren. Zeg maar dat het rechtstreeks van mij afkomt. En géén reclames wil ik zien. Neh." Odile, een Amazone, altijd fier op Mee, ze lacht om zoveel lef. Ook Vinnie doet dat steeds, al krijgt ze soms nog van grootmoeder op haar donder. Maarten, dromerig, tikt Laïs op de schouder en reikt haar een kop verse chocomelk met een scheef torentje slagroom. Ze bedankt hem en knipoogt. Hij bloost en denkt: "Ik heb toch weer iemand gelukkig gemaakt." Kwinten, met een plakker op het oor, schuift geamuseerd bij en fezelt Laïs een nieuw vers raadsel toe. "Pss-psss.. Een vrouw werd 's ochtends wakker, keek naar buiten, en benam zich van het leven. Raad eens? Wat zou er gebeurd kunnen zijn, Laïs?" "Wow," denkt ze gelijk, "Waanzinnig wijs raadsel! En macaber. Dat moet in ons verhaal." "Danku Kwinten," zegt ze, "Danku iedereen.." Blozend werpt ze een kusje in de lucht. Meeke, zij glimlacht alweer om zoveel mooie oprechte beleefdheid. "Een dankbaar kind," kijkt ze vervuld naar de vogeltjes in de lucht. Dankbaarheid de schoonste deugd --- Alix peilt de gemoederen. Zij adviseert de verteller. Zijn hoofd is te klein, denkt ze, om onze vertelling ook maar in de buurt van een goed einde te brengen. Hij is impulsief, meent ze, en veel te gevoelig. Voer voor spychologen. De hele Mythos, vreest ze, is hem te machtig. Ze staat op wacht, Alix, om te helpen mocht het nodig zijn. Tenslotte wordt ook zij door hem geholpen en, met hem naast haar, versterkt. Het schijnt een eeuwige beurtrol. Maar het is fair, rechtvaardig. Ze kan erin berusten. Om hem geeft ze wel ergens, ja. (Toen ze klein was en niet slapen wou kwam hij traag en dramatisch de krakende houten trap opgekropen -zij giechelde- om voor te lezen uit Het herdersleven van James Rebanks. Hij liet overal veelzeggende stiltes. Het werden haar eerste verre reizen. Later kregen zij en Laïs voorgelezen uit de boeken van Daniel Wallace en uit de raadselachtige avonturen van Hercule Poirot. "Zodat ge mettertijd een beetje voor uzelf leert denken," zei hij tot slot, en knipte met die boodschap het licht uit, waarna ze slaapwekkend wat lag na te tobben.) Hij probeert nog altijd om regelmatig attent te zijn en mooie dingen in haar te sommeren. Het lukt soms (maar nooit op een maandag: een van haar bijnaams is Garfield). Dan gaat ze op in de schoonheid van de verhalen die ze uit de vingers tovert en tot werkelijkheid brengt. Anderzijds kan ze zeer aandachtig luisteren, Alix. Om de zoveel tijd, bijvoorbeeld, vergezeld van haar neef, luistert ze gekluisterd naar Isis van Bob Dylan, een parel van een avonturenlied. De platenspeler gaat aan, de terrasdeuren zwaaien open, een spliffke wordt er gedraaid, ze gaan betoverd zitten luisteren, die twee, en houden de wereld een ogenblik voor bekeken. --- "Seg vriend," segt ze, "Om uw verhaalke spannender en sappiger te maken: kunnen we hier en daar een dooie mus uit de dakgoot laten vallen? Een lijk dat van het dak afdondert?" Ze wijst omhoog. Ik kijk haar gepuzzeld aan, de gewiekste Alix, en speur onwillekeurig naar onraad omdat ze weer een grijns onderdrukt. "Oh my God!" acteert ze slecht (maar echt heel slecht), "Oei! Dat dooi vogeltje hier. Wiene, o wien heeft dien vogel vermoord?" "Ik start een afleidingsmaneuver," verklaart ze, "Om de wankele structuur van uw verhaal met een extra steunbeer te ontlasten. Moord. Een whodunit. Waarom ook niet? Ook onze vertelling mag in de hoekjes versierd en verlucht worden, toch, zoals een miniatuur?" We gaan zien, Alix. We gaan zien of dat met mussen lukt. --- Piano piano. Geen zorgen importeren. Sachte bitte, Jungs. Niet teveel hooi op onze riek nemen. Meeke, in de eiken schommelstoel bij het haardvuur, met omzwachtelde benen en geruite pantoffeltjes, een geruit dekentje over de schoot, klapt blijmoedig in de handen. Ze is verzot op roodborstjes en mussen. Zot van dooie ratten. "Meikevers en rodododenrons, dr"..oomt ze even naar heel vroeger weg, toen zijzelf geducht was om vanalles, Meeke, en de Klereberg in Kerelbeke nog veels en veel steiler om met haar roze fietske tegenop te piepen. "Maar vroeger is van tel niet meer. En ook het nu is zo zo wreed belangrijk niet. Later.. Binnenkort kom ik bij Jezuske terecht," glimlacht ze verzaligd. "En quasi al mijn kiendjes schijnen gelukkig. Ze zorgen voor mekander. Gelijk ik het wens. Ze gaan ook goed veur mij zorgen.." A cruce salus "Ik hoop wel, aan de hemelpoort gekomen, dat Sinte-Pieter geen difficiele vragen meer stelt," heeft ze altijd gepeinsd, "Of ik zou het aan de meet nog zelf durven om zeep helpen." --- Meetje, nog steeds op Aarde, roept genegen om de engel Helen, de liefste onder al haar Wienes, althans vanuit Meekes perspectief, en om een tasje muntthee met honing, of rietsuiker is ook goed. "Merci me wijveke," fezelt Meeke enige momenten later al en streelt Helentje langs de arm, wrijft haar warm over de hand, en langs de lachende kaakjes van de kleine keizerin Maxine, Meekes fierste Moederschat. Een traantje rolt van haar kaak af. Een traantje van geluk. Meeke warmt zich liever aan Helen of aan Celia dan aan de open haard. Mijn gewassen engelkes, zegt ze. Helen smelt weg. Some people are worth melting for Daarom. We vertellen maar gewoon verder, lieve Laïs, zodat ons verhaal kan verderkachelen, opdat de warmte niet uit Mee vertrekt.   --- I guess it's the chain that binds me.I can't shake it loose, these chains and things.

Lucien Haentjens
1099 2

De horror in klei

Hoe hem het boek in handen kwam? Hij herinnert zich niks. Het heeft een naam, het boek, een naam en een huiveringwekkende reputatie. Het heet, in een vereenvoudigde oude mensentaal, Ūxarnåt Qhu Sīnistræ. Het boek dat een wereld kan wegvagen. Het zijn mensen geweest die er een naam aan gaven, mensen die gehoord werden toen ze de vreemde woorden uitschreeuwden terwijl het boek hen doodde. Onthutste getuigen konden enkel verklaren, zonder het te durven beschrijven, zonder het boek bij naam te noemen, dat hun broeders in complete razernij hadden verkeerd toen ze de akelige afgrond instortten. Ze getuigden hoe de getormenteerden uitzinnig bleven krijsen, steeds dezelfde klanken, tot ze diep in de afgrondelijke duisternis op puntige zwarte rotsen uiteenscheurden. --- Mensen sidderen voor het boek. Het kent geen genade. Tallozen daagden het uit, verraadden het of bevochten het. Mannen, vrouwen, krijgers, priesters. Allen dachten ze sterker te zijn. Allen zagen ze hun vergissing in. Te laat. Het boek slacht door elk vlees. Het klieft door elke schedel. Toch is het moeilijk te beschrijven. Het bevat geen letters, geen cijfers, niks van de normale aard. Er gaan geruchten die het omschrijven als een voorbode van waanzin, een metafysische openbaring van krankzinnige, bezwerende beelden die de lezer daaropvolgend de dood indrijven. Beelden die de lezer de dood doen belusten. De dood is de verlossing. --- Hoe het boek hervonden werd is een sinister en verderfelijk verhaal. Het was na de dood van Claire. Het was een raadselachtige dood. Na de dood van Claire werd er onder de vloer van een zwarte kleien kelder, in een loodzware metalen kist, een boek aangetroffen. Het boek bleek later eeuwen al vermist. Dat was beter zo gebleven. Niemand, werkelijk niemand heeft er baat bij om de inhoud te zien. De horror. De Dread. Het boek zou vele kinderen tot waanzin drijven en volwassenen krankzinnig maken. Dat is telkens, op een paar keer na, gebeurd. Want hoe het boek gevonden werd? Een Egyptisch kind vond het boek lang geleden in een zwarte granieten kamer diep verborgen onder de imposante kalkstenen klauwen van de grote Sfinx van Gizeh, die vele malen ouder is dan tot hiertoe door wetenschappers kon worden ontsluierd. Het eigenaardige boek lag in een uithoek van de kille kamer en leek restant te zijn van een plundering die lange tijd geleden had plaatsgevonden. De welhaast lege griezelkamer scheen in het bleke vuur van de dovende fakkel onder een dikke laag zandstof te berusten, maar langs het koolzwarte geblakerde plafond hingen talloze bloedsmeren, als met razende handen aangebracht in een afgrijselijk gebaar van verweer. De verdwaalde jongen, op de vloer in het kille zand gezeten, opende het zware stoffige boek, aanschouwde een paar ogenblikken, ontstak kort daarna in waanzin en sloeg zijn hoofdje tegen een granieten muur te pletter.  

Lucien Haentjens
301 4

De tovenaar van Matadi

Verdergaan met de vertelling? Jazeker. Doe ik met gemengd plezier. Het is mijn taak. Neemt U gerust plaats buiten tussen de planten op het terras. De Blauwe Regen blijft de mooiste. Ze heet Elvire. Die U daarnaast ziet met het zonnehaar is Hannah, misschien wel onze gevoeligste zus, de meest poëtische, die met haar wanordelijke en turbulente hoofd maar half bij ons op Aarde wenst te wonen. Ze luistert zelden als wij iets van waarde willen zeggen maar komt een paar dagen later exact dat vragen. Soms, want ze kan sluw zijn, is ze ons een paar dagen voor. Taske koffie? Een latte? Een Granita? Thee, Hannah? Momenteel doe ik de kopjes gebruiken die met Kerst aan onze familie worden toegestuurd uit Syracuse, nabij de commanderie der Tempeliers vandaan, waar de vloot van de Ruyter verging, en Diederik een pied-à-terre heeft. Snob, merkt Laïs op, snobsi en blaheur. Doet U mee, een toepke, met mezelf en zus Alix? Biogerief is het, een zachte sativa. Akkoord ja? Gezellig zo. --- Paf-paf.. Waar ergens in de vertelling zijn we ondertussen gebleven? Ik was bij Diederik gebleven. Bij de beulingen die hij soms uitvoert. "Soms in de opdracht van Wiene," fluistert Laïs het toehoordersgezelschap toe. Eén feit dat zeker is: de Dierik waarover wij vertellen kan hard uithalen en hangt pestertjes soms bloedend en huilend aan een lage boom te verdrogen. Down with the sickness, zingt hij terwijl, delibererend of er aan de hachelijke situatie een boksbeugel te pas moet komen. Zelf gekweld als kind besloot hij op een dag om weerstand tegen tuig te leren bieden en de geleden schade voortaan meteen op de dader te verhalen. Hij vond advies bij een clubje hardvochtige Israëli's, nukkige personages, die ervaring schenen te hebben met een hele collectie belagers, een verzameling waar ze vele eeuwen aan spaarden. 's Nachts, pochten ze, droomden ze ervan belaagd te worden. Bezigzijn met belaging nam al hun kostbare tijd in beslag. Ik weet niet of het gezond is. Diederik heeft er evenwel altijd aan vastgehouden, tegen de Israëlische richtlijnen in, om met vervelende mensen eerst gewoon proberen te praten alvorens zelf in de beul te veranderen. Nu, tegenwoordig, almaar geduldiger geworden, draagt hij onder de zwarte hoed een minzame paterskruin met prachtig grijze haren, de uiteinden van zijn stalen zenuwen, zegt hij. Het lijkt misschien wat vreemd, vreemd te combineren in één man, maar alvoor hij trouwde en meteen de zee optrok ging hij door het leven als broeder Franciscaan. Ergens is hij altijd Franciscaan gebleven. Tegenwoordig echter doet hij geen van beide nog: hij vaart niet meer en franciscaant niet meer. Hij is, om zo te zeggen, een varende broeder op rust. En toch is het nog nooit zo druk geweest in dat groteske, Azathothiaanse brein van hem. --- Binnen de Orde werd hij geïnterneerd onder de naam van broeder Amedee, cryptograaf en kraakvers piepjong studiewonder inzake de alleroudste snippers van de Schrift uit Qumran. Dezelfde Amedee ook die lang aarzelend op het punt heeft gestaan om een geheim te ontsluieren over de Maagd Maria en de Vlekkeloze Geboring, een thema waar hij alreeds aan de universiteit van Léopoldville een aanheffend en doorwrocht boek rond publiceerde: La Confession aux Laïques-en-nog-etwa, opgesteld in code die Türing niet gekraakt kreeg omdat ze van de tekst eenvoudig niet te onderscheiden was. Diederik besloot uiteindelijk om de gedachtenis aan Maria onaangeroerd te laten. Op het beslissende moment dacht hij genadevol aan grootmoeder Marraine. Hij kon niets in de weg leggen van het spoor dat ze door zijn leven trok. Maar na een tijd, ontnuchterd, ontwend van de Mariabegeestering begon hij zich tussen de muren van de Orde stierlijk te vervelen. Uit die verveling kwamen de eerste schuchtere vervalsingen voort van oude codexen en handschriften, waar hij almaar meer plezier uit haalde. Het Voynichmanuscript? Heeft Diederik bijeengekriebeld. Het is gewoon prietpraat en scabreus, volledig op trappisten en op wiet gepend, een zachte, zelfgekweekte soort die hij gebruikte om 's avonds op zijn kamertje, in zijn cel, boven het zware beladen gevoel van de orde en de tucht uit te stijgen. Het sobere leven viel bij momenten bijzonder zwaar. Het vlees soms was zwak. Hij heeft bij de Franciscanen nog steeds het record staan van de langste biechtsessie uit de annalen: acht uur en drie minuten. Hij schrijft ook voortdurend, al eeuwen lijkt het wel, aan een schelmenroman. Een Reynaertroman. Een dikke pil. Hij ís Vos Reynaert, Diederik, gereïnkakarneerd. Het spreekt vanzelf dat hij bij de broeders niet bleek op zijn plek te zijn. --- Hij knoopte zijn pij los op de dorpel van de abdij, huppelde naakt opnieuw de wereld in -"wonderschoon!"- en trouwde er vrij snel met een wellustige, engelachtige verschijning. "Het is echt een snelle," verspreidde hij overal op café. Het huwelijk stond nog maar net in de steigers of het werd geconsumeerd. Ze dreef hem diep in de kussens en peigerde hem genadeloos af. Maar langs de andere kant, een kwartier later, omslaand als een blad, liet ze hem plechtig beloven dat hij niet te vaak thuis zou verblijven. Hij zou haar maar voor de voeten lopen, liet ze verstaan. Wellicht had ze gelijk. Dankbaar trok hij de zee op, een beetje geschrokken van die heftige eerste gezinsmomenten, toch wel. Op de zee geen meesteressen, loodzware stiltes of abdijmuren rond zijn kop meer, geen gezeur en kleuterij, nee, gewoon doen wat voldoening schenkt: grote motoren overhalen, logische problemen oplossen en tussendoor bourgondisch tekeergaan. "Contempleren kunt ge altijd," vette hij later zijn assistenten in, "Ook terwijl ge een Engelse sleutel in uw poten neemt. Het moet hier miljaarde vooruitgaan. Bloed, Zweet en Tranen wil ik zien, jongens!" De meezinger van André Hazes voenkte vaak bij ontij door de boxen van machinekamers waar Diederik de plak zwaaide tussen het dreunende geluid van de ABC-motoren door. Hij had de chaos nodig om orde te kunnen scheppen. --- Het enige nummer dat hem nadien weer tot bedaren bracht was Brother Louie van Hot Chocolate. Zeker, had hij een broeder Louie gekend, een knappe Jezuïet die zijn pij in Zaïre achterliet, een chille vent. Na de opkuis, wanneer de chaos in de machinekamer was weggepoetst, liep Diederik soms verloren. Af en toe kwam hij boven bij de kapitein en stuurlui hoogte nemen. Kon zeer intelligente vragen stellen, Diederik, maar het was duidelijk dat hij voornamelijk bovenkwam om schuine moppen te tappen of om iemand een loer te draaien. Tussendoor stond hij graag sterren te observeren en commentaar te leveren op de belabberde staat van de zee. Er bereiken hem vandaag van overal ter zee nog kleine complimenten die hij in dank bewaart. Hij kan er soms niet aan weerstaan om in het rijke verleden te duiken. Met een glimlach strijkt hij door de grijze woeste baard en mijmert mmm.. "Ik hoor over onze vriend Prince Rakeem en zijn ploeg vertellen dat ze nog altijd gedichten schrijven. Vroeger deden die jongens dikwijls helpen, laden en lossen, op de dokken bij Port Johnson. Daar boksten ze Protect Ya Neck in mekaar, een actie om de aandacht op werkveiligheid te testen. Ha! Dat liedje brak potten. Enorm te pruimen bij de binnenpret van een stevige Cohiba en een fles Ron Santiago. Hehe" --- Na alle stoffige diepzinnige boeken en hartstochtelijke dichtbundels doorheen zijn leven ergens in een kist of op een plank te rusten te hebben gelegd leerde hij de kracht van taal pas herontdekken toen een immense matroos uit Bayou La Batre jaren een plaatje mee aan boord bracht, een cd'tje van Wu-Tang. Diederik aanhoorde hun sombere, dreunende poëzie in Cash Rules Everything Around Me. Ze trof hem dieper in zijn verloederde droeve jongensziel dan de gedichtjes van Peter Verhelst en Herman de Coninck die zijn vrouw Angèle al sinds de jaren negentig in verzamelde werken op de vloer naast de toiletpot bewaart. Hij startte een correspondentie, op de oude manier, met vulpen en een postzegel. Ook Louis Freese stuurt hem nu vaak postkaartjes toe, steeds de beleefdste, grelligste en grappigste kaartjes, ontzettend mooi met Bicdoedels versierd. Hij, Diederik, de luchtgitarist, was graag een Rock Superstar geworden in het ploegje van Freeses vernuftige en phuncky Cypress Hill. Het was een droom die hij na één try-out moest opgeven maar hij bleef de Hill steeds trouw supporteren. "Men moet vaker het mooie willen zien," bedenkt Diederik dikwijls, "Ook in crapuul als onze Louis of straatkatten als Wu." Diederik leunt daarmee graag in tegen de vele zeurende burgers die elke dag in de gordijnen hangen te bijten. Want ja. Dan is er weer een tak op hun gazon gewaaid, onkruid bij de buurvrouw, een spelend kind dat joelt, een bal die langs de ruiten vliegt, enfin, miserie miserie. --- Hij gidst regelmatig -geheel in het zwart gekleed, geschminkt, zoals gewoonlijk, alsof het tot zijn Geboring behoorde- de grootste groepen dwaallichtjes doorheen de halfmiddeleeuwse prachtsteden Afwerpen en Grent, waarover hij de geesten der toeristen de meest waarzinnige, schavuitige histories inprent. Zo geloven ze bijvoorbeeld, de meeste toeristen dan toch, dat Hendrik VIII een zodanig dikke drol in de grachten van Grent achterliet geplonsd dat de zwemvijver van het elfde-eeuwse Ravensteen gedurende drie nachten vooroverliep. Ook volgens Diederik: de Steenkeutel, het eeuwenoude fort in Afwerpen, met muren evenzo gewapend als de schedels van de landerige autochtonen, telgen van de onversaagde Oorspronkelingen, de Steenkeutel is boven Afwerpen gedropt persoonlijk nog door Ramses II. --- "De zwarte Farao," getuigt Diederik ernstig met gebaar, "Wenste namelijk graag een buitenverblijf ten westen van de heliocentrische Zonnegod, ergens aan diens stuurboordse kant, waar er naar verluidt mooie koele dames en veel streekbier te vinden waren. Vele vele - vele bierkes." Smeksmek.. Dorst weer, ja? Peist op uw Angèle, vent. Pafpaf.. "En hij zag daar plots liggen, Ramses, Ozymandias, het centrum van de westelijke Aarde: Afwerpen. Daarrond: bossen bossen bossen, sporen van protokeltische afgoderij en een zootje prenatale inboorlingen. Dus: veel parkeergelegenheid voor strijdwagens en huifkarren, en tevens een groenplaats voor al het jammere groenafval. Een grote beerput, uiteraard ook, rond het Falconplein." "Ruimte voor een haventje, misschien, te beginnen in de Saeftinghe? Stempel maar af. Bagger maar uit, spuit maar op." "Ze werden baggerboertjes genoemd, de geldbeluste wauwelende minions van Ramses, en voeren alles naar de vaantjes, schots en scheef, op drijvende slijkerige zandstofzuigers." --- "Een Alexandrische datsja moest het worden dat buitenverblijf van Ramses de Egyptenaar in de koele moerassen tussen de eerste Menapi, een verstild en bescheiden volkje, welsiwaar nogal bedrukt "eigen volk eerst"-ingesteld, maar niet altijd onterecht. Voorzichtigheid was geboden, de gemeenschap was frêle en op haar hoede. Het volk leefde overdags behoorlijk nuchter in een vruchtbare doch doornachtige en drassige uithoek van het machtige, melansicholisch bezielde Kolenwoud tussen Smurfen en de Boeboeks." Paf-paf.. "Het volk droeg scherpe dolken van bijzondere kwalsiteiten gesmeed. Sommige mannen verborgen onder hun gordel boksbeugels uit diezelfde smidse bekomen. Er stonden altijd prachtige Menapische Amazones in hun midden, die rondreden op damherten en dolle wilde everzwijnen. Zij verzaakten nooit aan de vele communetaken en porden de jongens van de ochtend tot de avond aan het werk. Hierover schreef later de Frankische snorrenman Brassens het tedere smartlied Pauvre Martin. Enfin. Om maar te zeggen: de stam was matriarchaal ingesteld, zeker inzake een bepaalde diepte in omgang met mekaar, al vlogen er ook soms grote plukken kapsel door de lucht van ergens een krijsende colère." --- Mijn pijp is uit. Diederik start staande op een stadsvuilbak met wel zestien versulferde lucifers de Pijp van Ulthar herop en tracht rust in het brein te brengen dat een chaos is. Paf paf paf.. Wat stak er ook weer in die pijp? Hmm. Ze is al lang niet meer uitgeklopt.. Het hoofd van Diederik keert met de wind weer naar de toeristen terug. De pijp rookt verder mee uit het zuidwesten. Blauwe en rode wolken verlaten sliertig doch onaangeroerd het straatbeeld van de fictieve kattenstad Kadath. Hij hervat schor en orakelend: "Dus, lieve bezoekers, er heerste daar veel inlevingsbereidheid, zowel naar de allerkleinste kinderen toe als naar de zwakkeren, de gewonden en de bedroefden. Naïef als ze soms waren liepen de Premenapen in tijden van spanning weinig alert op indringers gewapend. Niettemin stonden de vrouwen in hun midden tot de tanden gevaarlijk en hanteerden zij slagknuppels, slagwapens die op de tegenwoordige hurleys lijken, lichte en wendbare wapens die de Menapi ten geschenke mee de plas overgaven aan de Saksen en de Picten en alle Keltische hordes, in feite, en ander roemrijk gespuis, dat tot vandaag nog overleeft, dat door de eeuwen meevloeivloeit. Maar nu eerst een lange pauze, dames en heren: ik heb amechtig veel dorst gekregen." --- Een halfuur later is hij compleet vermist, Diederik. Verdwenen in het daglicht. Met een accordeonist schuimt hij zingend de terrassen en de kelders af, de hele rosse buurt. Bollekes Keuninck lust hij niet, hij moest er een keer regelrecht van spoegen tijdens een zeereis langs het Skagerrak. Chief Engineer was hij op roemrijke zeeslepers als de PRESIDENT HUBERT. Palletten De Koninck of, godbetert, Heineken liet hij onmiddellijk met de dekkraan optakelen om onverbiddelijk overboord te pleuren. "Zeer slecht voor de gezondheid. Zelfs de sludge tank spoegt dat weer uit." Maar nu, vandaag? Een trappistje of twee-drie zo, per ronde? .. Sla het vat maar aan. Er is genoeg voor iedereen. Zen we góed of slecht gezindover de zoute ziêwe wörre gedreve deur de windover de zoute pekelziêover de zoute ziê We frête boêne meh azijnover de zoute ziêet spek is vör de kapiteinover de zoute pekelziêover de zoute ziê En gon we zuipen on de walover de zoute ziêze tappe der bier zoe bitter as galover de zoute pekelziêover de zoute ziê --- De duivel hangt soms diep in de fles. Toch vergeet Diederik 's anderendaags bijvoorbeeld nooit, nooit over de geschiedenisverhalen die hij opdeed. Hij parafraseert dolgraag uit de middelnederlandse Diederic Van Assenede, "die tale sal mense te rime bringen / ende te redene die aventure", vanzulkse. En hij vereert de verdonkeremaande C.C. Krijgelmans, die volgens hem een rebelse nieuwe Nobelprijs mag krijgen: "Wat een geniale genieuze klaploper was dat" Men ziet hem soms op blote voeten voorbijslenteren in een bruine pij met eromheengebonden een rafelig manillakoord dat volhangt met rookwaren, een buideltje met wijngaardslakken, een flesopener en een paar mysterieuze, rinkelende bedeltjes. Charms die ook Wiene rond de pols of rond de enkel draagt. Ook haar neef draagt ze stiekem, onder zijn hemd of t-shirt verstopt: een zilver kruisje dat van Meeke is geweest. Het moet honderden jaren oud zijn, het kleinood. Misschien tweeduizend, droomt hij. †    

Lucien Haentjens
580 2

De nageling

“Veel jongens slabakken. Het zijn geen goeie onderdanen,” brak Wiene koddig bij haar neven aan, “Toch niet die jongens van school. Veel liever ben ik bij jullie dan op die dwaze school.” Ze was nog maar net het warme, vertroostende huis binnengewaaid. Ze woei met woorden thuis binnen en struikelde, op de deurmat, potverdomme, over twee-drie zeven-acht opgepoetste Airjordans. De neven, zoals vaak, glimlachten om haar. Wreven haar de handjes schoon met tere vaste handeling. Kusten haar het haar en zetten haar een kroon op, die klaarlag in de nevenkast. Allevier knielden ze voor haar en zoenden haar het handje. Het beroerde haar. Het ontroerde haar in de hoedanigheid van prinses, maar ook gewoon als mens, werd ze gewaar, om warmbloedig aanbeden te worden door vier woeste moedige krijgers, die er bij wijlen aan dachten om plechtig te herbevestigen de trouw die ze haar bij de Geboring hadden gezworen. En toch. Toch voelde ze hun overmacht, kreeg ze hen vaak niet om de vingers gewonden zoals ze dat gewild zou hebben. Hun trouw aan haar bestond maar omdat zij haar die schonken, deze vier jongens, niet uit slaafsheid of behekstheid, maar simpelweg uit liefde. Een wolk van schijnbaar onvoorwaardelijke liefde kwam van de Vier en Mama afgerold en vlij als een warme dekmantel over haar heen. Vier dravende ruiters, leken ze wel, die de ochtendgloed meebrachten. DAt zijn ridders, vond ze. De scharlaken brigade. De rode ridders van haar hart. --- Niet het ergerlijkst aan de schooljongens waren hun weke smoezen geweest, de nonchalante houding, het schenden van zowat alle etiquette, het buffelen van vetzakkerij, het scharten aan dat klerekruis of altijd maar dat triestige voetbal. Het ergste, het choquerendste, gebeurde voor het eerst toen ze nog steeds prinses was maar de lat terwijl naar boven toe verschoven had, de meetlat dan in jongenstaal. Jongens meten zich graag wekelijks, zag ze, met de rug tegen een bleekversleten deur, waarop ze met rode stift een streep trekken die toont hoe flink gegroeid ze zijn. Rond die tijd ongeveer, in een bevallige outfit die zorgvuldig was samengesteld, begon Wiene te lanterfanten in de buurt van vuile deuren. --- Belachelijk, vond ze, tellen met centimeters. Groeien moet je in je hoofd doen en per eenheid van grootheid. In sluwheid moet je groeien, tiens. Exile, silence & cunning zou ze later van hem leren, de ergerlijkste, de liefste, haar ondergang als ze niet oplet.  Het ergste, het choquerendste gebeurde toen de verse nieuwe jongens, die ze leerde kennen bij een deur, buiten om haar vochten. Uit de verte klonk een dof geronk, de jongens keken om. Ze vergaten Wiene even. Er naderde iets dat ze bOven haar verkozen om te bewonderen, om lief te hebben. Vanuit de struiken kraaide een haan. Alweer. Verduveld schijtebeest. En boomtakken wierpen een gekruiste schaduw over haar neer. Perplex stond ze, uit de lucht geplukt en in de aarde neergenageld. Elk geloof trok weg uit haar. "Hij heeft m-mij verlaten, de Heer, Azathoth, de Alvader.." stamelde ze. "Ik ben weer niet dan van de Aarde." Ze zou het nooit meer vergeten, dat moment, te meer daar er publiek aanwezig was: het verlepte ouderkoppel Olm dat langsliep met de hond, en gniffelde, ook de hond deed mee, dat meende ze duidelijk te zien, daar waar zij beschaamd te staan stond als een pruilende, ontkroonde wanhoopsprinses.  Sinds die dag verbood ze haar moeder nog voor te lezen uit de kinderbijbel van Andersen, bang om herinnerd te worden aan die ene episode, beducht voor de kille rilling die haar telkens bekroop wanneer ze hoorde vertellen over dat belachelijk ijdel keizertje, die kleine blaaskaak, die blootstond aan een honend gniffelend publiek met grijnzende rottige hondjes. Wienes moeder, Abanja, houdt van nederigheidsverhalen. Modest, heet haar hondje. --- Niet omdat er een bom op bakkerij Carolus viel, zag Wiene, staakten de riddertjes hun slaafse meelijwekkende vechtlustige aandacht voor haar. Nee. Ze verslapten, de jongens, omdat er een grote blinkende vrachtwagen passeerde. Een ordinaire strontvrachtwagen! Er stond DUVEL op in 't gRood. Witte camion, een bruine, een paarse. “Boeie,” dacht ze achteraf, wat er nu speciaal aan was: die camions zijn alle evenzo grijs, en voor de rest stinkende meurende schijtmachines. Niks gaf ze om voertuigen. Steek allemaal maar in brand! De Audi waar ze nu in rijdt krijgt best veel te verduren.    

Lucien Haentjens
480 4

Suisse

Het was een toverkracht die zij niet wou, en die ze niet bedwingen kon, want telkens het gebeurde deed ze helemaal niks bijzonders. Handenwassen met een koersbidon vol wijwater, weggeschoept uit de Onzelievevrouwenkerk, het volstond kennelijk niet om toverkrachten af te spoelen, en haar blonde kopje stiekem in de doopfontein douwen bleek evenzeer iets vruchteloos. Die slappe wakke jongens raakten helemaal rond haar verstrengeld en aan haar verknoopt, nog voor zij enige echte moeite op hen maar kon oefenen! De kans niet, kreeg ze. Kon zo niet langer, wou ze. “Ik wil meer meemaken,” dacht ze. Ze was altijd al een willer, zij, dat zeker. Een willige, zegt men rond Kerelbeke. Het werd als jonge vrouw een van Wienes wensdromen dat er later een feliciterend adjectief naar haar gestijld zou worden: “een wienige dag vandaag” bijvoorbeeld, wat zou willen zeggen: een prachtige frisse dag, of “wow welk wienig kleedje!”, een jurkje wil dat zeggen waar alle vrouwen jaloers van zijn, of nog: “een wienige zin”, een zin namelijk die zo uitstekend in mekaar steekt van de leugens en galanterie dat je er alles mee bereikt en iedereen bedondert. --- Dromen lukt Wiene als de betere, liegen gaat haar zeer goed af, maar een doel te stellen is wel haar grootste talent. Haar eerste echte doel in ’t leven is geweest om goeie punten te behalen op school, daarmee Meeke fier te stellen en maandelijks 20 frank op te strijken. Het tweede doel is geweest om jongens bij de les te krijgen. Manieren leren er vanzelf maar weinig, had ze afgeleid van televisie. De etiquetteprogramma’s waar Meeke soms naar keek, zelfs de Heilige Eucharistie, de sacrale toneelzaal waar toch enigszins vergelijkbare ingetogen voorschriften golden, er werd door jongens op de speelplaats nooit eens over nagepraat. Wiene wou ’t graag anders. Ze had zin om zich door jongens hoffelijk te laten bejegenen, galant zoals men zegt. “Tutut,” zei ze tegen de vriendjes op school, “Zal ik vandaag misschien eerst de klas betreden, terwijl gij de deur wijd openhoudt? Gaan we dat twee-drie keer oefenen? Dan krijgt ge misschien een zoentje -misschien.” De pummeltjes, ze deden het allemaal. Toch vergaten ze het soms of kleurden elders uit de lijnen. ‘t Begon haar bovendien op te vallen dat veel van die snotterige etters lastig tot de vervulling van hun beloftes kwamen. De belofte om de volgende week een gouden oorbelletje voor haar mee te brengen, bijvoorbeeld, of een speld met fonkelende steentjes, ter decoratie van de strooien engelenhaartooi. Maar het kon nog erger. Op een dag vroeg ze een jongen om voor haar bij de bakker een Lange Suisse te halen. Twee boterkoeken later kwam hij terug, de kruimels nog op zijn trui. Suisse vergeten! "Lomperik!" ontplofte ze, "Boertigaard! Kloefkapper! Een teleurstelling zijn jongens. Trouweloos." Hoe fatsoenloos en beschamend vond ze, gebrek toch aan respect, zo voelde het sterk aan, om een prinses iets te beloven onder de schone schijn van ridderschap, en het een boterkoek later lompweg te vergeten zijn.    

Lucien Haentjens
256 4

Het morsende melkwoud

Opgedragen aan Katleen, Helen en Laïs ֎   Onder het melkwegwoud van haar Hubble-beeldprojector kan de slaapkamer van Wiene in vreedzame nachten een ruimteschip worden, een vehikel van verbeelding, een ruimterups, een reisbus richting nergens. Reizen richting nergens, daar scheept ze vaak op in, de melkwegastronaute. Speeskroezen, ze heeft er zelfs een woord voor bedacht, voor het vele reizen ’s nachts. Spacecruisen in feite. “Het gigantische universum,” giechelt ze soms, “Is een gigagiga-uitvergroting van mijn eigen kop! Rotkop. Pukkelkop. Blondekop. Boemmm.” Kola had Wiene geholpen de sterrenprojector uit het doosje halen en aan te sluiten, het ging maar om een kabeltje. Niks om het geduld bij te verliezen. Toch had ze de driftige Wiene moeten gebieden om het jachtmes neer te leggen waarmee de verpakking kapotmoest. “Dat kakplastiek altijd!” had Wiene gekeft. Maar Kola heeft wel vaker een kalmerend, temperend effect op haar nicht. Ko’tje vindt van Wiene dat de zenuwen dikwijls veel te strak staan aangespannen. “Nergens voor nodig,” sust Kola dan, “We lopen hier toch maar niks te doen. We lopen gewoon ons leven uit te zitten. Het enige wat gebeurt is dat we 'n paar keer moeten wisselen van krakkemikkige vorte kruk.” "Troon," verbetert Wiene. --- De glorieuze Hubble-hemeltaferelen zijn projecties van een kinderlijke rêverie die ze koestert in het donker. Thuis laat ze de sterrensluiers elke nacht verschijnen op de vlakte van een kraaknet wit plafond, schuinboven het hemelbed, een gezegend erfstuk van haar grootmoeder -het enige. Verscheidene heelalplaatjes kwamen bijgeleverd met het dia-apparaatje op de nachttafel, wel een stuk of twintig plaatjes, alle nogal flou. Maar ze heeft, Wiene, zoals in alles, maar twee-drie favorieten gevonden. “Mijn neef,” denkt ze voorvoelend, ze denkt hem zelden bij de voornaam, “Mijn kozijn is nog niet ver gegaan, te weten van dat Boek. Hij weet nog bijna niets. Dat boek kan veel kapotslaan. Wil hij het wel weten? Hij heeft het mij beloofd. Moet dat willen weten. Hij zal mij toch alleen niet laten?" Ze strijkt met de vingers over het onsterfelijke hart dat tussen twee bleke pronte borstjes rust. Het geneest. Ze herneemt: "Wacht maar: ’t zal verrevan een goeie worden, die verse dag van hem. Daar zal ik voor zorgen, voor de zoveelste keer. Maar hij vergeeft het wel. Hij moet gewoon.” De knop gaat om. In de chique dure stadswinkel, herinnert ze zich, lag er granola voorbereid met appeltjes. Geroosterde nootjes, had ze verder gezien, droge bessen, Medjouldadels, gedroogde vruchten, Goji-bessen, amandelbrokjes, en al van die gezonde kleine pitten.. "die samenverzameld Pitten heten." "Zaden en pulp en pitten die apert bekendstaan tegenwoordig," gniffelt Wiene, "Bij al die aardse hippe moestuinvrouwtjes die mij per bakfiets proberen de baan afsnijden. Schijthipsters alom." Aan camionfietsbakken, naftebrommerkes en reisvaliezen heeft ze evenzo de hekel als aan hipsters. Poseurs, vindt ze. Geef haar nu eens ongelijk? --- Wiene joepert fluks uit bed, schikt haar peignoir, tippelt naar de keuken, prutst haar broekje vantussen de billen. “Grrr.. kakstof,” kat ze luidop tegen zichzelf. En vervolgt: “Tijd toch voor een nieuwke, ze. ‘t Begint op uw systeem te werken van almaar tussen uw gat te friemelen, hé Wickie? Ja dat is gewoon. Maar wie verkoopt er zulk een kakstof toch? We zullen vandeweek bij Hunkemöller kijken voor zo’n broekske. Ge kunt zien dat ge ’t eerst aanpast. Of misschien keer een deftige pyjama kopen, Wiene? We zal mama vragen mee te gaan. Zij weet veel van stof af.” Geen granola in huis, weet ze. Ze graait naar een selder, breekt een stronkje af, flikkert de rest terug de koelkast in. Stukje selder, mosterd bij en zilveruitjes, ook soms een augurk of acht. “Snoepkes van de natuur,” smekt ze, lost een boertje, laat een bokske los. Slikt een slordige twintig druiven weg. Ze heeft altijd honger maar weet niet goed naar wat. “Zou hij nu ook nog eten?” denkt ze. Maar Wiene ziet de melkmaan vol verschijnen. Ze kijkt weifelend om zich heen, wetende dat weerwolven hier niet werkelijk bestaan, dat wel, maar je weet nooit in deze uithoek.. Er bestaan tenslotte al die onverklaarde gruwelgetuigenissen uit de verlaten streken van Amerika, die ook vandaag nog aanzwellen. Men weet nooit op deze wereld. Hij is er niet alleen.  

Lucien Haentjens
336 5